Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Ruzies en romantiek
Ruzies en romantiek
Ruzies en romantiek
Ebook278 pages3 hours

Ruzies en romantiek

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Acht buurkinderen – die vroeger elkaars beste vrienden waren maar tegenwoordig niet meer tegen elkaar praten – gaan met zijn allen op zomerkamp. Het kamp verloopt niet zoals ze hadden verwacht als de leiding al op de eerste avond verdwijnt en ze de rest van het kamp met zijn achten in de onbewoonde wereld moeten doorbrengen… Zullen ze opnieuw vrienden worden?

LanguageNederlands
Release dateJun 18, 2019
ISBN9781393084464
Ruzies en romantiek

Related to Ruzies en romantiek

Related ebooks

Related articles

Reviews for Ruzies en romantiek

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Ruzies en romantiek - Nora van Elschot

    Ruzies en romantiek

    Nora van Elschot

    Hoofdstuk 1

    Manon liep in de richting van ’t Pleintje, zoals de hangplek voor de jongeren meestal werd genoemd.

    ‘Ik had vandaag niet verwacht iemand uit onze straat te zien.’ zei Morris zodra hij Manon ’t Pleintje op zag komen.

    ‘Hoi Morris.’ zei Manon. ‘Je dacht zeker dat ik ook aan het inpakken was. Wat doe jij eigenlijk hier?’

    ‘M’n moeder pakt m’n spullen in.’ Morris grijnsde.

    ‘Goh, jij hebt zeker ook zo’n zin het kamp?’ Manon keek Morris aan.

    ‘Ja, helemaal.’ zei Morris.

    ‘Ik kan niet geloven dat onze ouders ons dit aandoen.’ zei Manon zuchtend.

    ‘Nee, als ik nu bevriend zou zijn met jullie...' Morris keek Manon aan. 'Met jou trek ik nog wel veel op en Tijmen spreek ik ook nog wel eens, maar die andere vijf... Het is zeker een paar jaar geleden dat ik voor het laatst met ze gesproken heb.’

    ‘Bij mij is het hetzelfde.’ zei Manon. ‘Ik snap ook niet dat onze ouders ons met z’n achten op kamp sturen. We vinden elkaar niet eens aardig, we zijn echt geen vrienden meer van elkaar.’

    ‘Misschien willen onze ouders dat het weer net zoals vroeger was.’ dacht Morris.

    ‘Toen we met z’n allen in de speeltuin met de poppen en auto’s speelden?’ Manon lachte. ‘Dat gaat echt nooit meer gebeuren.’

    Morris lachte ook. ‘Dat geloof ik ook niet. Maar we blijven buurkinderen, en eigenlijk snap ik best dat onze ouders willen dat we weer meer met elkaar gaan optrekken.’

    ‘Dat betekent niet dat ze ons met z’n achten op kamp moeten sturen.’ vond Manon.

    ‘Nee, dat vind ik ook. En zelf gaan ze ook met z’n allen weg.’

    ‘Hebben ze jou ook verteld dat je kon kiezen?’

    ‘Ja. Tussen dit kamp of een kamp waar je twee weken lang gewoon school krijgt.’

    ‘Bij mij ook. En toen vond ik dit kamp toch beter.’

    ‘Ja, ik ook. Weet jij waar we precies naar toe gaan? Dat heb ik helemaal nergens kunnen vinden.’ Morris keek Manon aan.

    ‘Ik weet alleen dat we naar het buitenland gaan. Maar ik weet niet naar welk land.’

    ‘We zien morgen wel waar we terecht komen.’

    ‘Ja, dat vind ik ook.’

    ‘Denk je dat de anderen het leuk vinden om mee op kamp te gaan?’

    ‘Ik denk het niet.’ zei Manon. ‘Dat weet ik eigenlijk wel zeker. Misschien vinden Judith en Merel het leuk, maar die trekken alleen maar met z’n tweeën op, niet met anderen.’

    ‘Zouden Stella en Tijmen het leuk vinden?’

    ‘Nee, ze zijn wel een tweeling, maar ik geloof niet dat ze elkaar aardig vinden.’

    ‘Ze zijn ook zo verschillend.’

    ‘Behoorlijk.’ zei Manon.

    ‘Wat vind jij van de anderen?’

    ‘Of ik ze aardig vind?’ Manon keek Morris aan.

    ‘Ja.’

    ‘Nou, sommigen wel.’

    ‘Sommigen?’

    ‘Ja. Maar Gitte kan ik echt niet uitstaan, net als Ivo. Die vinden zichzelf allebei geweldig.’

    ‘Dat klopt. En ze zijn echt niet geweldig.’

    ‘Zeker niet. En Judith en Merel zijn vast wel aardig, maar die doen alles met z’n tweeën. Andere vrienden hebben ze niet en ze groeten me niet eens als ik ze tegenkom.’

    ‘Dat doen ze bij mij ook nooit.’ zei Morris. ‘En Stella en Tijmen, wat vind je van hen?’

    ‘Stella is verlegen. Heel erg, maar ze is best wel aardig. En Tijmen... Ik vind hem wel een beetje machoachtig.’

    ‘Leuk woord.’ lachte Morris. ‘Machoachtig.’

    ‘Het is toch zo?’ vond Manon. ‘Hij is eigenlijk net zoals Ivo, maar dan een stuk aardiger.’

    ‘Dat is zeker waar.’ zei Morris.

    ‘Hoi jongens.’ Tijmen liep naar Manon en Morris toe en z’n tweelingzus Stella kwam er ook aan.

    ‘Hoi Tijmen, zin in het kamp?’ Morris keek Tijmen aan.

    ‘Nou, zin...? Het is in ieder geval beter dan twee weken les.’

    ‘Daar ben ik het helemaal mee eens.’ zei Manon. Ze keek Stella aan. ‘Heb jij er zin in?’

    ‘Ik blijf liever twee weken thuis.’ zei Stella. ‘En ik heb het gevoel dat er heel veel fout gaat in de vakantie.’

    ‘Nou, dat begint al lekker dan.’ zei Morris.

    ‘Stella heeft wel vaker van die leuke voorgevoelens.’ zei Tijmen. ‘Maar er klopt nooit iets van.’

    ‘Ik hoop het.’ zei Manon.

    ‘Hoi allemaal.’ Ivo kwam er bij staan.

    ‘Hoi Ivo.’ zei Manon. ‘Heb jij er zin in?’

    ‘Nee, echt niet.’ zei Ivo. ‘Ik zit twee weken met jullie opgescheept en ik weet zeker dat ik het niet leuk ga vinden.’

    ‘Ief, volgens mij denkt iedereen daar zo over.’ zei Tijmen.

    ‘Ja, dat weet ik wel zeker.’ zei Morris.

    ‘Dag jongens, hoi Ivo.’ groette Gitte.

    ‘Hoi Gitte.’ antwoordden er een paar.

    ‘Heb je zin in de vakantie?’ Manon keek Gitte aan.

    ‘Nee.’ zei Gitte meteen. ‘Ik mag van m’n ouders niet eens een mobieltje meenemen. Ik moet zelfs m’n föhn thuis laten.’

    ‘Je mag de mijne wel lenen.’ bood Manon aan.

    ‘Mag jij ‘m wel meenemen dan?’

    ‘Gitte, kom op. Waar heb je een föhn voor nodig op kamp? Zijn er eigenlijk wel douches?’

    ‘Wat? Geen douches?’ Gitte keek Manon aan.

    ‘Ik weet niet wat er allemaal is, hoor.’ zei Manon. ‘Er is vast wel een meertje in de buurt waar je je kunt wassen.’

    ‘Meen je dit serieus?’ Tijmen keek Manon aan.

    ‘Wat denk je zelf?’ vroeg Manon. ‘Tuurlijk niet. Ik zit Gitte een beetje op te jutten, en ze gelooft alles nog ook.’

    ‘Het is dus gelukkig niet zo.’ zei Gitte opgelucht.

    ‘Maar het is ook niet zo dat je mijn föhn mag lenen.’ zei Manon.

    ‘Ik leen alles wel van iemand anders.’ zei Gitte.

    ‘Kijk, daar staan Judith en Merel.’ Morris keek in de richting van de speeltuin.

    ‘Die zullen niet bij ons komen staan.’ zei Tijmen.

    ‘Nee, en die zijn waarschijnlijk de enigen die het leuk vinden dat we met z’n achten op vakantie gaan.’ zei Ivo. ‘En dan niet eens omdat wij meegaan.’

    ‘Ik vind het maar rare meiden.’ zei Tijmen.

    ‘Nou, vroeger vond je ze anders leuk.’ Morris keek Tijmen aan.

    ‘Toen was ik vier jaar. Toen speelden we nog met z’n achten in de speeltuin.’

    ‘Dat is ook pas zo'n tien jaar geleden.’ vond Manon.

    ‘Pas?’ vroeg Ivo. ‘Er is anders heel erg veel veranderd in die tijd.’

    ‘Tijmen!’ werd er geroepen. ‘Stella! We gaan eten!’

    ‘Hoe laat moeten we morgenvroeg vertrekken?’ Tijmen keek de anderen aan.

    ‘Om half acht staat hier een bus om ons op te halen.’ zei Manon. ‘Dat hebben onze ouders geregeld.’

    ‘Half acht?’ vroeg Gitte.

    ‘Ja. Om kwart voor acht vertrekken we.’ zei Manon.

    ‘Nou, ik zie jullie morgen allemaal wel.’ zei Tijmen.

    ‘Tot morgen.’ zei de rest.

    Tijmen en Stella vertrokken.

    ‘Ik moet ook gaan.’ zei Ivo. ‘Het is al half zes geweest.’

    ‘Dat geldt ook voor mij.’ zei Gitte.

    ‘Oké, tot morgen.’ zeiden Manon en Morris.

    Ivo en Gitte liepen allebei naar huis.

    ‘En toen waren we weer met z’n tweeën.’ zei Morris.

    ‘Nou, ik sta hier liever met jou dan met alle anderen.’ zei Manon.

    ‘Daar ben ik het helemaal mee eens.’ zei Morris. ‘Maar ik denk dat ik nu ook maar eens naar huis moet gaan. M’n moeder zal m’n spullen al wel hebben ingepakt.’

    Manon lachte. ‘Ik zou m’n moeder echt iets doen als ze mijn spullen in zou pakken.’

    Morris en Manon liepen samen in de richting van hun huizen.

    ‘Volgens mij kan het nog best wel leuk worden op kamp.’ zei Morris.

    Manon keek hem verbaasd aan. ‘Meen je dat serieus?’

    ‘Als iedereen aardig doet tegen elkaar, dan zou het echt nog gezellig kunnen worden.’

    ‘Dan moet wel eerst iedereen aardig tegen elkaar gaan doen.’

    Morris keek naar Manon. ‘Als je verder niemand meer hebt, dan moet je wel gaan optrekken met elkaar.’

    ‘Dat is waar. Maar kun jij je voorstellen dat je weer bevriend bent met Gitte?’

    ‘Nee, echt niet.’ zei Morris. ‘Maar ik had het eigenlijk over iedereen, behalve Gitte.’

    ‘En Ivo, ja. Ik weet dat je een grote hekel aan hem hebt. En ik geloof dat je niet de enige bent.’

    Morris glimlachte. ‘Eigenlijk is er helemaal niet zo veel veranderd de afgelopen tien jaar.’

    ‘Niet?’ Manon keek Morris verbaasd aan.

    ‘Nee. Ivo is nog steeds de baas, als je het zo kunt noemen. Toen we in de speeltuin speelden, bepaalde hij ook bijna altijd wat we gingen doen. Gitte is nog steeds het meisje dat het meest met uiterlijk bezig was.’

    Manon moest lachen. ‘Ze ging altijd onze poppen opmaken.’

    Morris glimlachte. ‘En jullie werden altijd boos op haar.’

    ‘En Ivo hielp Gitte altijd, omdat hij haar toen leuk vond.’

    Morris keek Manon aan. ‘Die goeie ouwe tijd.’

    Manon glimlachte. ‘Het lijkt echt al lang geleden.’

    Morris dacht even na. ‘Eigenlijk mis ik het best, dat we met z’n allen in de speeltuin speelden.’

    ‘O ja?’ Manon keek Morris aan. ‘Jij vond het anders nooit leuk. Jij wilde altijd op de schommel als wij er op zaten.’

    ‘Ja, en dan hadden we weer ruzie.’ Morris glimlachte. ‘En ik maakte altijd jullie zandkastelen kapot.’

    ‘Raar eigenlijk, dat we het dan toch zo goed met elkaar konden vinden.’

    ‘We zijn allemaal even oud.’ zei Morris. ‘Misschien komt het daardoor.’

    ‘Zou kunnen.’ zei Manon.

    ‘Jij bent de jongste, Ivo is de oudste. Hoeveel maanden schelen jullie?’

    ‘Een maand of zeven geloof ik.’ zei Manon.

    Morris en Manon stonden inmiddels beiden bij hun voordeur.

    ‘Veel succes verder met inpakken.’ zei Morris.

    ‘Ik hoop voor jou dat je moeder alles heeft ingepakt.’ lachte Manon.

    ‘Dat hoop ik ook.’ zei Morris. ‘En vanavond toch maar een keer op tijd naar bed...’

    ‘Ja, morgen om half zeven er uit, dus...’

    ‘Ik zie je morgen wel.’

    ‘Ja, en eet smakelijk.’

    ‘Hetzelfde.’

    ‘Tot morgen.’

    Hoofdstuk 2

    ‘Tijmen, schiet op!’ riep Stella onderaan de trap.

    ‘Ja, ik kom er aan.’ antwoordde Tijmen vanaf zijn slaapkamer.

    ‘De bus staat er al!’

    ‘Waar?’ Tijmen liep de trap af.

    ‘Daar, voor het huis van Judith.’

    ‘Heb je alles bij?’ Tijmen keek z’n zusje aan.

    ‘Ja, ik denk het wel.’ zei Stella.

    ‘Veel plezier, jongens.’ Hun vader liep de gang in.

    ‘Ja, jullie ook.’ Tijmen deed net of hij het leuk vond om met de buurkinderen op kamp te gaan.

    ‘We zien jullie over twee weken weer.’ zei hun vader. ‘En als er iets is, dan belt de leiding ons op.’

    ‘Kunnen we niet zelf bellen?’ vroeg Tijmen.

    ‘Nee, je mag geen mobieltje meenemen.’

    ‘Wat?’ vroeg Tijmen.

    ‘Dat hebben we je al zo vaak verteld. Geef je mobieltje maar hier.’

    ‘En als er iets gebeurt en er is geen leiding in de buurt?’ vroeg Stella.

    ‘Er is altijd leiding in de buurt.’ zei haar vader. ‘En ga nu maar weg, anders vertrekt de bus zonder jullie.’

    ‘Ja, en dat vinden we erg.’ zei Tijmen sarcastisch. Hij gaf z’n mobieltje aan z’n vader.

    ‘Schiet nou maar op.’ zei z’n vader.

    Tijmen en Stella pakten hun tassen en liepen richting de bus. Daar waren de meeste andere kinderen uit de buurt al. De chauffeur zette hun tassen in de bus en toen iedereen in de bus zat, vertrokken ze.

    ‘Iedereen ziet er lekker wakker uit.’ Morris was naast Manon gaan zitten.

    ‘Vind je ’t gek? Het is net acht uur.’

    ‘Als je naar school moet, dan kom je er ook om zeven uur uit.’

    ‘Ja, als ik naar school moet, maar nu heb ik zomervakantie.’

    ‘Morgen kunnen we vast wel uitslapen.’

    ‘Ja, ik hoop het. Waar gaan we nu eigenlijk naar toe?’

    ‘Geen idee. We gaan eerst met de bus, dan met de trein en dan weer met de bus.’

    ‘Goh, daar hebben we veel aan.’

    ‘Dat vond ik ook al, maar dat heb ik van m’n ouders gehoord.’

    Gitte had de chauffeur gevraagd of ze een film op mocht zetten en iedereen besloot om mee te kijken naar de film, omdat niemand echt zin had om te gaan kletsen of iets anders met wat anderen te gaan doen.

    Toen de film na anderhalf uur was afgelopen, waren ze bij een treinstation. Met de trein reden ze nog een paar uur. Daarna moesten ze nog voor een lange tijd met de bus mee en toen waren ze er.

    Twee leiders stonden al op hen te wachten. De kinderen haalden hun bagage uit de bus en de bus vertrok weer.

    ‘Welkom allemaal.’ zei één van de leiders. ‘Ik ben Pieter, ik ben jullie leider. Naast me staat Emily, jullie leidster. Als we bij het kamp zijn, gaan we beter met elkaar kennismaken, maar we moeten eerst bij het kamp komen.’

    ‘We hebben hier twee karretjes.’ zei Emily. ‘Daar kunnen we zo een paar tassen op zetten, de rest moeten we zelf dragen. Let erop dat het wel een stuk lopen is naar het kamp. Ik denk wel een uur of drie, vier. We zullen dan ook vaak stoppen, want jullie zijn het niet gewend om zo lang te lopen.’

    Ze zetten zo veel mogelijk tassen op de karretjes en daarna vertrokken ze.

    ‘Waarom lopen we niet gewoon over het pad?’ vroeg Gitte aan Emily.

    ‘Omdat er geen pad is naar het kamp.’ zei Emily. ‘We kunnen alleen zo door de bossen lopen. Het bos is zo dichtbegroeid dat het een doolhof zonder uitgang is als je de weg niet kent.’

    ‘Leuk.’ Morris keek Manon aan.

    ‘Ja, ik had me wel iets anders voorgesteld bij een kamp.’ zei Manon.

    ‘Ik ook.’

    ‘Wat dan?’ Tijmen keek hen aan.

    ‘Nou, dat we in de bossen gingen kamperen.’ zei Manon. ‘Maar niet dat we eerst vier uur moeten lopen door de bossen.’

    ‘Bij een kamp denk ik aan een schoolkamp.’ zei Morris. ‘Lekker in een groot clubhuis, ’s nachts keten.’

    ‘Morris, dat lukt niet als je ons met z’n achten bij elkaar zet.’ zei Ivo.

    ‘Nou, ik herinner me anders iets anders van onze logeerpartijen.’

    ‘Ja, daar waren onze ouders wel heel blij mee.’ lachte Ivo. ‘Vooral toen ik een keer iedereen had gevraagd om te komen logeren.’

    ‘Hoe oud waren we toen?’ vroeg Manon. ‘Een jaar of zes? Zeven?’

    ‘Ja, zoiets.’ zei Ivo. ‘Maar het was wel heel leuk.’

    Morris glimlachte. ‘Dat was toch die keer dat we hadden besloten om jouw kamer opnieuw te verven?’

    Manon lachte. ‘Je ouders waren er heel erg blij mee.’

    ‘Ja, en ze hebben me daarna nooit meer met verf laten spelen.’ zei Ivo.

    ‘Dat geloof ik best.’ zei Morris.

    ––––––––

    Na een wandeling van zo’n zeven uur met een heleboel pauzes dachten Pieter en Emily dat ze eindelijk op de juiste plek waren.

    ‘Jongens, als jullie nu alvast alle spullen van de karren af halen.’ zei Pieter. ‘Dan gaan Emily en ik even kijken waar dat meertje ook al weer was.’

    ‘Laten jullie ons hier dan met z’n achten achter?’ vroeg Judith.

    ‘Ja.’ zei Emily.

    ‘Niet weggaan.’ zei Stella.

    ‘Wat?’ De rest keek haar verbaasd aan.

    ‘Jullie mogen niet weggaan.’ zei Stella.

    ‘Stel, kom op. Je bent toch geen klein kind meer?’ vond Tijmen. ‘Je hebt echt niet altijd een oppas nodig.’

    ‘Ze mogen niet weggaan.’ zei Stella. ‘Echt niet.’

    ‘We zijn binnen een half uur terug.’ zei Emily. ‘Het duurt ongeveer tien minuten om naar het meertje te lopen.’

    Stella zei niets.

    ‘Jullie kunnen ook alvast een tent op gaan zetten.’ stelde Pieter voor. ‘De tenten liggen daar op dat karretje.’

    ‘Ja, we zijn zo terug.’ Emily en Pieter vertrokken.

    ‘En toen zaten we hier met z’n achten.’ Ivo keek de anderen aan.

    ‘Hoe lang is het geleden dat we iets met z’n achten hebben gedaan?’ vroeg Tijmen. ‘Vijf jaar?’

    ‘Ja, zoiets.’ zei Manon.

    ‘Nou, wie helpt er mee met een tent?’ Ivo keek om zich heen.

    ‘Dat doe ik wel.’ zei Morris toen er verder niemand antwoord gaf.

    Een paar kinderen begon met de spullen van de karren af te halen.

    Stella was op een boomstronk gaan zitten en Manon liep naar haar toe.

    ‘Wat is er, Stella?’ Manon keek Stella aan.

    ‘Niets.’ zei Stella.

    ‘Waarom mochten Pieter en Emily niet weg van jou?’

    ‘Je gelooft me toch niet.’

    ‘Dat kan ook niet als jij niets vertelt.’

    Stella zuchtte. ‘Oké. Weet je nog dat ik gisteren zei dat ik een slecht gevoel had over de vakantie?’

    ‘Ja. En toen zei Tijmen dat die voorspellingen van jou nooit klopten.’

    ‘Dat zei hij, ja. Maar dat is niet zo. Hij wil dat ze niet kloppen, dus daarom zegt hij dat. Maar die voorspellingen kloppen altijd. Altijd. Tijmen wil het alleen niet geloven.’

    ‘Maar waarom mochten Pieter en Emily niet weg van jou?’ Manon keek Stella aan.

    ‘Ik voel dat er zo meteen iets misgaat.’ zei Stella.

    ‘Wat dan?’

    ‘Dat weet ik niet. Ik weet alleen dat ze niet weg hadden moeten gaan.’

    ‘Dus zo meteen gaat er iets fout?’ vroeg Manon.

    ‘Ja.’ Stella knikte.

    ‘Maar je weet niet wat het is?’

    ‘Nee.’

    ‘Wat denk je dat er gaat gebeuren?’

    ‘Geen idee. Maar ik geloof niet dat ze terugkomen, eigenlijk.’

    ‘Komen ze niet terug?’ Manon keek Stella aan.

    ‘Nee, ik denk het niet.’ zei Stella.

    ‘Waarom zeg je dat niet meteen?’

    ‘Omdat niemand me gelooft.’ zei Stella.

    ‘Ik geloof je.’ zei Manon. ‘En ik ga al je voorspellingen geloven als het waar is wat je nu zegt.’

    ‘Zouden jullie ook niet eens komen helpen?’ Tijmen kwam bij Manon en Stella staan.

    ‘Hoe lang zijn Pieter en Emily al weg?’ vroeg Manon.

    ‘Ik denk een half uurtje.’ zei Tijmen. ‘Ik heb de tijd niet bijgehouden.’

    ‘Dus ze komen zo terug?’ vroeg Manon.

    ‘Ja, dat hadden ze gezegd.’

    ‘Manon! Kom eens!’ riep Morris.

    Manon liep naar Morris toe en Tijmen keek Stella aan.

    ‘Wat is er, Stel?’

    ‘Jij gelooft me toch nooit, dus ik ben niet van plan om jou iets te vertellen.’

    ‘Wat?’ Tijmen keek z’n zusje verbaasd aan.

    ‘Je weet best waar ik het over heb.’ zei Stella. ‘Als ik een voorgevoel heb, zeg jij altijd meteen dat er niets van klopt. Je wilt gewoon niet dat ik gelijk heb, Tijm. Als je wel eens hebt opgelet, weet je dat mijn voorgevoelens altijd kloppen.’

    ‘Stella, waar heb je het over?’

    ‘Ik zei net dat Pieter en Emily niet weg mochten gaan.’

    ‘Waarom niet?’

    ‘Omdat ik voelde dat er iets fout zou gaan.’

    ‘Dus...?’

    ‘Volgens mij komen ze niet terug.’

    ‘Denk je nu echt dat ik je geloof?’

    ‘Dat moet je helemaal zelf weten.’

    ‘Ik geloof je niet. M’n zusje de waarzegster. Echt niet.’

    ‘Ik zou haar maar geloven, Tijmen.’ Morris kwam bij hen staan. ‘Ik heb het net van Manon gehoord, en Pieter en Emily zijn nu al drie kwartier weg.’

    ‘Wat?’ Tijmen keek van Stella naar Morris en weer terug.

    ‘Wat zullen we nu doen?’ Morris keek Tijmen aan.

    ‘We kunnen ze gaan zoeken.’ stelde Tijmen voor.

    ‘En dan?’ Manon kwam er bij staan. ‘Weet je nog wat ze hebben gezegd? Het bos is een doolhof zonder uitgang als je

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1