Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Onder hypnose
Onder hypnose
Onder hypnose
Ebook560 pages8 hours

Onder hypnose

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Het gaat Martin Davies voor de wind. Hij is een succesvol schrijver, bewoont een villa in een ideale wijk en heeft juist de liefde van zijn leven getrouwd. Zijn vriendenkring is klein, maar dat is zoals hij het wil: alleen mensen om zich heen die hij vertrouwt. Alice is zijn innemende vrouw, een geslaagd kunstenares die Martins wantrouwige aard voor lief neemt. Hun leven kent tegenslag noch conflict. De onvrede die er ooit was over Martins oom, die zeven jaar eerder werd vermoord, is lang vergeten.

Aan het volmaakte plaatje komt een abrupt einde wanneer ze terugkeren van hun huwelijksreis. Het lijkt alsof ze in een nieuwe wereld zijn gestapt. De villa, een week eerder nog vol met bruiloftsgasten, is verdwenen. Ook het zwembad, tuinhuis, de oprit - weg, alsof er nooit iets heeft gestaan! Ze achterhalen dat ze nu in een middenstandswijk wonen tussen onbekende buren die hen al jarenlang kennen. Hun beste vriend Frank gedraagt zich afstandelijker dan voorheen en weet niets van hun successen. Martin blijkt nooit een letter te hebben gepubliceerd en Alice - haar dagelijkse bezigheden zijn onduidelijk, maar zonder succes lijkt ze een heel ander bestaan te leiden.

Terwijl ze gefrustreerd en vol onbegrip op zoek gaan naar hun rol in deze alarmerende realiteit, worden ze beiden geconfronteerd met de verantwoordelijkheden die de Martin en Alice in deze werkelijkheid hebben. Intussen proberen ze wanhopig uit te vinden hoe en wanneer ze dit alternatieve pad zijn ingeslagen, en hoe ze kunnen terugkeren naar hun eigen realiteit. Niemand kan hen helpen, want niemand weet iets. Behalve misschien Martins oom, die in hun realiteit al zeven jaar dood is maar in deze wereld springlevend is. Of Henry Walker, de man die onverwachts in hun leven verschijnt en beweert al jarenlang op hen te wachten. Maar lang voordat Martin zijn wantrouwen opzij kan zetten in deze alternatieve aarde, beweegt hun leven al in een neerwaartse spiraal.

"Onder hypnose" is een bovennatuurlijke thriller vol vaart, wendingen, mysterie - en humor. Maar geeft ook een kijkje in hoe het menselijk karakter kan ontaarden wanneer buitengewone omstandigheden je hele bestaan bedreigen.

LanguageNederlands
Release dateJun 10, 2023
ISBN9798215040126
Onder hypnose
Author

Hubert Landmeter

Hubert Landmeter (1971) woont in ’s-Hertogenbosch en schrijft vooral thrillers en bovennatuurlijke fictie. Inspiratie om te schrijven begon ooit bij Stephen King en Dean Koontz. Later werd daar Douglas Kennedy aan toegevoegd, en Carlos Ruiz Zafón. Hubert beschouwt perspectief, toon en ritme als de belangrijkste aspecten in het vertelproces: een verhaal is zo goed als het verteld is.Hij jureerde de Unleash Award in 2010 en Fantastels in 2009 en 2010. In 2011 won hij de eerste editie van de Pure Thrillers Award, een wedstrijd voor korte verhalen tot 7.000 woorden, met “De ogen van de afgrond”.Tussen 2009 en 2012 was Hubert redactielid van Pure Fantasy. Hij snapt niet, net zo min als veel indie-auteurs, waarom zijn magnum opus zo lang op zich laat wachten. Hij voelt dat hij pas geslaagd is als de lezer vergeet dat het allemaal maar een verhaal is.

Read more from Hubert Landmeter

Related to Onder hypnose

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Onder hypnose

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Onder hypnose - Hubert Landmeter

    Onder hypnose

    © 2023 Hubert Landmeter

    cover © Gerd Altmann from Pixabay

    Alle rechten voorbehouden

    Smashwords Edition Licence Notes

    This ebook is licensed for your personal enjoyment only. This ebook may not be re–sold or given away to other people. If you would like to share this book with another person, please purchase an additional copy for each recipient. If you’re reading this book and did not purchase it, or it was not purchased for your enjoyment only, then please return to Smashwords.com or your favorite retailer and purchase your own copy. Thank you for respecting the hard work of this author.

    Realiteit is een keuze

    INHOUD

    Auteursrechten

    Proloog

    Deel 1

    Deel 2

    Deel 3

    Epiloog: Joe’s

    Nawoord

    Over de auteur

    Meer van de auteur

    PROLOOG

    Hij herinnerde zich het bescheiden familiehotel toen rijen huizen het nog van vier kanten insloten. Een kantoorpark, met daarachter ongezellige industrie. Hij herinnerde zich het hotel gemoderniseerd met praktische renovaties. Elektrische buitenverlichting; tegels die de kiezels hadden vervangen en gelegd waren in een motief om als parkeerplaats te dienen. Binnen waren de sloten van de kamers vervangen met degelijk sluitwerk zodat de deuren niet meer zomaar opengebroken konden worden. En de lounge met zijn artistieke flair, die menigeen de adem benam.

    Hij voorspelde dat het hotel binnen tien jaar zou worden opgedoekt. De familie was uitgedund sinds de oorlog; geen van hen vond het aantrekkelijk het hotel te besturen. Het pand zou in verval raken. Er zou een hoge afzetting komen om het bouwval dat het onvermijdelijk zou worden onzichtbaar te maken. Om mensen weg te houden. Want geen familielid zou erover denken het te slopen. Of erger, de grond te verkopen. Nooit mocht iemand daar iets gaan bouwen.

    Hij zou straks terugkeren naar die tijd waarin het hotel nog open was maar nauwelijks omzet binnenbracht. Of hij zou verrast worden omdat het ineens een succes bleek te zijn. Hij zou het gauw zien, wanneer hij hier klaar was.

    Hier was dezelfde plek, maar hier en nu stond het hotel nog afgelegen in wat hij veel weg vond hebben van een woestijnsteppe. Een onverhard pad wendde zich kronkelend af van het twee verdiepingen tellende logement. Het zandpad was duidelijk nooit bewust aangelegd maar was de creatie van wandelaars en schaarse voertuigen die een willekeurige koers hadden gevolgd en het losse zand tot een landweg hadden geplet.

    Al een kwartier tuurde hij door het halfduister naar het slapende hotel. In de hele omgeving zag hij niets om zich achter te verschuilen. Maar hij had andere dingen aan zijn hoofd dan zich zorgen te maken over voorbijgangers. Het hotel herbergde momenteel weinig gasten en in de meeste huizen in de verte was het licht gedoofd. Hij zou geen getuigen tegenkomen. Wat niet betekende dat zijn missie zonder gevaar was.

    We hadden rijk kunnen zijn. De hele familie had rijk kunnen zijn. Jouw vader had het hele plan uitgewerkt. Hij wist wat hij deed toen hij dat stuk grond opkocht.’

    Heb je het nou alweer over je denkbeeldige hotelketen? En wie had het moeten leiden – jij? Je bent een nietsnut. Jullie allemaal – een familie van nietsnutten. Pa was niet geïnteresseerd in hotels, dat was een dekmantel. Waarom denk je dat er daar nooit is gebouwd – maar pas toen hij zelf dood was? Ach, wat maakt het nu nog uit? Als jullie eens wisten. Als jullie toch eens wisten.’

    De laatste dagen kon hij aan weinig anders denken dan aan het gesprek dat tussen hem en de matriarch had plaatsgevonden. De woorden lieten zich niet wegjagen.

    En dat geheim moet zeker met jou het graf in gaan? Is dat waarom mijn vader dood moest?’

    Walter, de eeuwige goedzak… Zou ik mijn leven niet in de gevangenis hebben doorgebracht als ik destijds schuldig was bevonden?’

    Onschuldig zijn en onschuldig bevonden zijn, zijn twee verschillende dingen. Jij hebt onze familie geruïneerd. Jij bent onze vloek.’

    Sylvia lachte haar bejaarde lach. ‘Misschien wel. Ik heb lang geleden gezegd dat ik de hele familie zou overleven. En hier zit ik. Nog een handvol te gaan.’

    Haar raadselachtige woorden bleven maar in zijn hoofd suizen. Hij wist het fijne niet van de familiegeschiedenis en weinig van de taferelen die hadden plaatsgehad. Pas onlangs was hij erin geslaagd uit haar beperkte verklaring betekenis te distilleren. De zelfgenoegzame Sylvia had zichzelf altijd als onaantastbaar beschouwd. En ze had gelijk gekregen. Als hij haar toen had gedood, op haar oude dag, zou het geen verschil hebben gemaakt. Maar nu…

    Dit was het moment, deze nacht – deze nacht moest het gebeuren. Maar ondanks dat hij wist dat wat hij ging doen gerechtvaardigd was, de twijfels gierden door zijn lijf. Nog nooit had hij een moord gepleegd. Hij wilde haar niet vermoorden. Hij moest haar vermoorden. Snel, efficiënt en geruisloos. Zodat anderen konden leven.

    Hij keek naar zijn kleding. Jeans, T-shirt en een overhemd. Misschien had hij iets minder modern voor de dag moeten komen. Als hij iemand in het oog viel, zou hij herinnerd worden. Hij sloot zijn ogen. Kalm. Kalm! Hij kende het hotelregister van buiten, niemand zou hem betrappen. En betrapt worden betekende nog niet het einde. Al wist hij niet wat er dan wel zou gebeuren. Denken aan de mogelijkheden als er iets mis zou gaan maakte hem alleen maar meer aan het twijfelen. Wat onnodig was. Dat hotel zou morgen niet ineens verdwenen zijn. En overmorgen evenmin. Het zou er altijd zijn.

    Ruim na middernacht zette hij de aarzelingen van zich af. Hij kon zijn plan niet blijven overwegen, hij moest zijn besluit uitvoeren. Natuurlijk zou hij slagen. Hij begon op het hotel af te lopen en met elke stap voelde hij zich zelfverzekerder. Eenmaal door de ingang van het hotel volgde hij de spiraaltrap omhoog naar de tweede verdieping, waar hij vanachter de balustrade enkele momenten neerkeek op de zacht verlichte, vierkante lounge. Eindelijk voelde hij die nodige kalmte door zijn lichaam stromen.

    Hoe zou het zijn geweest om hier grootgebracht te worden? Om dit kleine hotelletje te zien uitgroeien tot een keten?

    Misschien zou hij daar na vannacht achter komen.

    Hij draaide het mes om in zijn hand en liep verder naar kamer 207. Hij wist dat Sylvia zich die hotelkamer in haar jeugd had toegeëigend. Ze was opgegroeid met het idee dat ze alles kon krijgen wat ze wilde.

    Hij haalde de sleutel uit zijn broekzak, maakte de deur open en stapte de kamer in. Op het bed zag hij een slank silhouet afgetekend tegen het maanlicht dat neerdaalde via de ruiten van de balkondeuren. De sereniteit die in de woestijnachtige omgeving van het hotel heerste, had een tweede woning gevonden in de kamers van het hotel.

    Hij stapte terug naar de deur en knipte het licht aan. Daarna ging hij op de rand van het bed zitten, met herwonnen geduld, wachtend tot het licht Sylvia uit haar slaap haalde. Een deken lag in een hoop aan het voeteneind gewikkeld alsof ze die eerder die nacht in een woelige droom van zich af had geschopt. Haar slanke benen, eerder nog roerloos onder het laken, gleden als slangen over elkaar naar een nieuwe positie. Zijn aandacht keerde terug naar haar gezicht toen ze zich voorzichtig tot over de rand van de zoom van het laken strekte, slaperige verbazing in haar ogen. Drieëntwintig jaar jong; nog een meisje eigenlijk. Maar niet zomaar een meisje. Een meisje met zijn lot in haar handen. Als hij haar toeliet.

    Ze hield een hand boven haar hoofd om het licht uit haar ogen te weren. Dat amuseerde hem. Hij had al eerder kunnen toeslaan; haar vermoorden in haar slaap was het eenvoudigst geweest. Maar er was iets veranderd, binnen in hem. Ineens was snel, efficiënt en geruisloos geen hoofdzaak meer. Al zou ze nooit werkelijk de situatie en haar betrokkenheid begrijpen, hij vond het belangrijk dat Sylvia zich bewust werd van haar omgeving en zich bewust werd van hem. Nog even bleef hij onwillekeurig het mes omdraaien tussen zijn vingers, zeker van zijn zaak, van zijn toewijding, maar minder zeker van de koelbloedigheid die hij zich had ingeprent met kracht te demonstreren. Hij wilde die ook voelen, anders zou zijn slachtoffer een manier vinden erdoorheen te prikken en aan haar lot ontkomen.

    Ze kwam half overeind. Het laken rolde zonder verzet langs haar lijf omlaag, zoals daarna zijn blik spontaan langs haar luchtige nachthemd afdaalde. Dat hemd was het enige wat haar lichaam verhulde, net genoeg om haar jonge vormen te verbergen maar niet genoeg om de prikkel door zijn onderbuik te verhinderen die zijn fantasie bij het zicht op de kier tussen haar borsten had losgemaakt.

    Even snel was de begeerte weg. Ze draaide haar hoofd in zijn richting en haar ogen sprongen open met een levendigheid die zijn aandacht wegnam van haar borsten. Ze krabbelde over de matras, wegglijdend als een poedel op glad ijs. Met vlakke hand gaf hij haar een klap in het gezicht en haar lichaam sloeg languit op bed. Hij hield het mes zo in het licht dat ze het lemmet kon zien glinsteren. Haar hoofd maakte schokkende bewegingen terwijl ze ruggelings naar het hoge hoofdeinde van het bed bewoog. Hij dook op haar af en trok haar aan haar nachthemd naar zich toe. Ze worstelde een moment, en toen hapte ze onverwacht in zijn vuist, knagend met de kracht van een roofdier. Pijn trok door zijn pols naar zijn elleboog. Hij beet op zijn kiezen en rukte zich los. Ze grijnsde hem uitdagend toe. Bloed glansde op haar grote voortanden. Zijn bloed. Woedend gaf hij haar een ram in het gezicht. Dat bracht haar aan het lachen. Ze dacht dat ze won! Onwillekeurig haalde hij uit met zijn andere hand. Hij herinnerde zich pas dat hij daarin het mes vasthield toen de scherpe zijkant van het blad contact maakte met haar gezicht. De perfecte huid van haar wang en voorhoofd scheurde open.

    Even leek de wereld stil te staan. Sylvia en de muren van de hotelkamer gaapten hem aan. Haar hersenen leken de pijn nog niet te registreren. Hij staarde naar het bloed dat uit de diagonale jaap over haar gezicht goot. Toen drong het gevoel om zijn nachtelijke doel te heroverwegen zich aan hem op. Onthutst als hij was door het tafereel voor zijn ogen drukte hij zijn twijfel weg. Hij greep haar bij haar nachthemd, sleurde haar van het bed, wilde haar tegen de muur smijten, maar overschatte zijn kracht. De pijn van haar beet schoot opnieuw door zijn arm en in de zwaai liet hij haar nachthemd noodgedwongen los. Sylvia landde met haar rug op de rand van het nachtkastje. Het nachtkastje wiebelde even en kantelde toen boven op haar. Het schemerlampje kegelde over de tegelvloer.

    Hij hurkte neer bij het gekerm aan zijn voeten, trok Sylvia met één hand onder het nachtkastje vandaan en slingerde haar tegen de muur die de afscheiding was van de naastliggende hotelkamer. Hij dacht dat hij iets hoorde kraken. Misschien was het de muur. Hij ving haar op toen ze voorover duikelde en sleurde haar terug naar het bed. Hij greep haar bij haar nachthemd, maakte een draai als een discuswerper en ramde haar tegen de kastdeur. Ze hoestte in ademnood. Slijm spatte in zijn ogen. Met één hand op haar keel hield hij haar in bedwang, met de andere hand legde hij het mes op haar gezicht, dwars over de lange snee, een X vormend. Ze probeerde het bloed dat in haar linkeroog druppelde weg te knipperen. Dit was het moment waarop hij had gewacht.

    ‘Kijk me aan,’ fluisterde hij. Haar gehijg ruiste ononderbroken en hij dacht dat ze hem niet had gehoord. Tot ze bloed spuugde en hij een rochel rakelings langs zijn wang voelde gaan. ‘Kijk me aan!’

    Haar kin kwam langzaam omhoog. Een spoor van verbazing kroop in haar ogen.

    ‘Ja,’ zei hij. ‘Kijk. Me. Aan.’

    ‘Je oog,’ fluisterde ze. Maar waar ze naar keek zat geen oog; hij had zijn oog verloren in Korea. Ze wisselde een blik af met het oog dat hij wel had en uit de verwarring op haar gelaat maakte hij op dat ze probeerde te begrijpen wat ze zag. ‘Walter? Nee, dat kan niet. Je bent –’

    ‘Oud?’ zei hij, en hij genoot in stilte. Ze herkende hem, zoals hij had gehoopt.

    ‘Ik begrijp niet –’

    ‘Waarom ik je wil vermoorden?’

    Ze keek naar het mes alsof ze het was vergeten.

    ‘Ik ben Walter niet,’ zei hij.

    De gejaagde blik keerde terug in haar ogen. Ze begreep het. Ze wist alles. De dekmantel waarover ze het had, waarover zij het ooit zou hebben. Ze worstelde in zijn greep. Op zijn beurt drukte hij de zijkant van het mes in de huid van haar gezicht en haar verzet stopte prompt. Toen ze sprak kon hij haar nauwelijks verstaan.

    ‘Wat heb ik – misdaan?’

    ‘Wat heb je…!’

    De gemaakte onschuld die hij in haar ogen constateerde, ontketende een geweldige woede die ongecontroleerd door zijn lichaam stormde. Hij haalde het mes van haar gezicht en stak tweemaal diep onder haar navel voordat hij werkelijk had besloten haar neer te steken. Snel drukte hij een hand op haar mond, want ze leek op het punt te staan het op een schreeuwen te zetten. Door de kracht beukte ze met haar achterhoofd tegen de kastdeur. Haar neus piepte. Ze probeerde in zijn hand te bijten maar haar mond ging niet ver genoeg open; hij stootte zich niet tweemaal aan dezelfde steen. Hij stak haar nog een keer om haar te laten boeten voor haar arrogantie, deze keer in haar borst. Het ergerde hem dat haar ribben zijn mes in de weg zaten. Het leidde hem ook af, waardoor ze erin slaagde haar hoofd los te rukken. Haar blik schoot opzij naar de muur die haar kamer met kamer 208 verbond en ze probeerde opnieuw te schreeuwen. Er kwam niets uit haar keel. Niet dat hij zich zorgen maakte om buren die alarm konden slaan. Hij had het register nagekeken en kamer 208 was onbezet vannacht. Het hotel had gehorige kamers, maar het was het begin van het seizoen, het hotel lag nog afgelegen en was vrij onbekend en er verbleven meer familieleden dan gasten. En die sliepen beneden. Alleen Sylvia, de tegenvoeter van de familie, had een bovenkamer geëist. Haar pech.

    Uit wanhoop, of door uitputting, zakte Sylvia in elkaar. Hij schrok van het idee dat het al voorbij was. Ze had nauwelijks geboet. Hij pakte haar vast, draaide opzij en slingerde haar over het bed. Haar lichaam kwam aan de andere kant met een doffe klap op de tegelvloer terecht. Hij verwachtte een typisch meisjesgeluid, gekreun, gejank, maar ze was stil. Hij maakte een trampolinesprong op het bed en kwam vervolgens gehurkt neer aan haar voeten, klaar om met haar af te rekenen. Een ademhaling lang pareerde de gekwetste blik in haar ogen zijn genadeslag. Toen herinnerde hij zich de Sylvia die zich niets in de weg liet leggen wanneer ze iets in haar hoofd had. Ze zou met ijzeren hand regeren en iemand die haar bevel niet opvolgde of anderszins haar ongenoegen opriep, kon het hotel verlaten en werd onterfd. Haar manier of haar manier. Ze zou het hotel ruïneren en daarmee wat had kunnen zijn. Hij kneep in het heft van het mes en verplaatste zich op handen en knieën over haar lichaam.

    ‘Ik laat het niet toe,’ zei hij. ‘Hoor je me? Ik laat het niet toe!’

    Ze vouwde haar handen over haar buik alsof ze haar lot begreep en aanvaardde. Onder haar handen breidde de donkerrode cirkel zich gelijkmatig uit. Haar dappere gezicht vertrok van de pijn. Ze keek alsof ze had gewonnen. Het maakte hem alleen maar woedender.

    ‘Hou op!’ riep hij. ‘Je bent niet onschuldig! Je hebt alles en verdient niets!’ Hij liet zich met gespreide benen op haar vallen, waarbij de lucht uit haar longen werd geperst en haar bovenlichaam half omhoog schoot. Haar ogen puilden zo ver uit dat hij dacht dat ze uit de kassen zouden ploppen. Hij hield het mes met twee handen boven zijn hoofd. ‘Ik laat het niet toe!’ Hij beet zijn kiezen op elkaar en hij zwaaide het mes als een hakbijl op haar in tussen haar borst en schouder, keer op keer. Sylvia maakte krampachtige bewegingen met haar hoofd, maar dat was het enige verzet dat ze bood.

    De trekken in haar gezicht ontspanden al voor hij zijn messteken staakte. Bloed pruttelde langs haar mondhoek. Toen gleed haar hoofd opzij.

    Hij stond op en stapte weg van het lichaam. Vier muren keken hem boosaardig aan. Maar hij liet zich niet intimideren. Die muren wisten niets van rechtvaardigheid. Sylvia’s vader zelf had hem de middelen gegeven.

    Koel blijven. Je moet het hotel nog uit. Een moord plegen is één, twee is de plaats van de misdaad ongemerkt verlaten. Nee, geen misdaad, je hebt geen misdaad gepleegd. Je hebt gedaan wat je moest doen. Alles zal anders worden. Alles komt goed.

    Hij deed zijn ooglap weer voor en toen hij even later de gang op stapte, wachtte hem een onaangename verrassing. Hij kwam oog in oog te staan met een halfnaakte kerel in de deuropening van kamer 208. De gangverlichting achter hem zorgde ervoor dat de gestalte half in de schaduw verbleef. Hij kon de hotelgast niet identificeren. Het verontrustte hem niet dat er een getuige was; het verontrustte hem dat hij had moeten weten dat er een getuige zou zijn.

    Hij draaide zich om, liep de gang uit naar de trap die bij zijn afdaling kreunde onder zijn voeten en probeerde zijn vergissing te verdringen. Dat lukte niet, hij wist zeker dat het register meldde dat niemand in kamer 208 had overnacht. Er waren sowieso weinig gasten in het hotel. Dit was de begintijd van wat een groot hotelketen had moeten worden.

    Hij besefte dat hij veel lawaai had gemaakt.

    Tegen de tijd dat hij het hotel verliet was hij vergeten hoe vaak hij Sylvia had gestoken – hij dacht alleen nog aan de man in de gang – en hij was verbaasd toen hij achtenvijftig jaar later in The Boston Globe las dat de lijkschouwer slechts zes messteken had geteld. Hij was niet verbaasd dat de recherche nooit een spoor van de dader had gevonden.

    1992

    DEEL 1

    1

    Martin Davies hield niet van bruiloften. Vaak beperkte hij zich tot het bijwonen van de ceremonie, het feliciteren van het echtpaar en het nemen van een drankje, om daarna een excuus te bedenken om zowel aan het feest als aan het diner te ontsnappen. Vrienden en kennissen maakten er al lang geen opmerkingen meer over; ze waren bekend met zijn verzet tegen feestvreugde. Maar vandaag, terwijl hij in de groengrijze ogen van de vrouw voor hem keek en tachtig gasten op het verlossende antwoord wachtten, veronderstelde hij dat iedereen raar zou opkijken als hij er na de plechtigheid weer tussenuit kneep. Hij was de bruidegom.

    ‘Voor de eerste en enige keer… ja,’ zei hij.

    Zijn verloofde lachte een rij parelwitte tanden bloot. Alice wist als geen ander dat hij niet zoals elk normaal mens gewoon ja kon zeggen en het daarbij laten. Niet hij.

    ‘En Alice Jane Carpenter, neemt u Martin Cornelius Davies tot uw wettige echtgenoot, in –’

    ‘Ja.’ Meteen kromp haar gezicht en ze zwaaide een hand voor de ogen van de trouwambtenaar. ‘Sorry, u was nog niet klaar. Ga verder.’

    ‘In-voor-en-tegenspoed-tot-de-dood-u-scheidt-wat-is-daarop-uw-antwoord?’

    Ze grinnikte. De gasten die in acht rijen in de tuin onder een meedogenloze zon zaten te puffen grinnikten mee, en toen het meeste geluid weer was weggestorven, zei ze: ‘Na lang zelfberaad is mijn antwoord: ja.’

    Martin slaagde er niet in een glimlach te onderdrukken. Hij vermoedde dat zijn ogen glinsterden, zoals die van haar. Ze keken op naar de ambtenaar, in de verwachting dat de man de ceremonie zou vervolgen met de uitspraak die dit allemaal officieel en wat Martin betrof overbodige circus waard zou maken, toen een stem vlak achter hem de sfeer bekoelde.

    ‘Hé, wacht ‘ns!’ Het was Frank Greenberg, zijn getuige. ‘Vergeet je niet iets, vriend? Dit is het moment waarop je vraagt of er iemand bezwaar heeft tegen dit huwelijk. Wie weet is er hier wel iemand die helemaal niet wil wachten tot de dood die twee scheidt.’

    Martin keek naar Alice. Haar ogen vernauwden.

    ‘Wilt u bezwaar maken, meneer?’ vroeg de ambtenaar.

    ‘Ik niet,’ zei Frank, ‘maar kijk eens hoeveel mensen hier zitten. Er zal toch wel iemand zijn...’

    Alice ving zijn knipoog naar Martin op en even bleef haar blik op Martins gelaatstrekken rusten als om te keuren waar zijn loyaliteit lag. ‘Dat zul je nou altijd zien,’ zei ze toen, ‘heb ik net ja gezegd...’

    Hier en daar klonk gelach. En een zucht van opluchting, want even daarvoor hadden verschillende gasten aarzelende blikken om zich heen geworpen alsof ze de aanwezigheid van een verborgen camera vermoedden. Frank, die het allemaal met een geamuseerd gezicht aankeek, nam plaats op de voorste rij en strekte een arm over de rugleuning van de stoel waar zijn vriendin op zat.

    De trouwambtenaar hield zijn borst vooruit en zijn kin omhoog in een poging zijn publiek terug te winnen. ‘En nu verklaar ik u echt tot man en vrouw. Niemand die er nog iets aan kan doen,’ besloot hij richting de menigte.

    U mag nu… de... brui…

    Martin had niet verwacht, toen hij zijn echtgenote kuste, dat hij zou worden teruggeslingerd in het lichaam van die onbeholpen, verliefde jongeman die zichzelf verbaasde door in het bijzijn van Alice’s medestudenten in de aula de lippen van de roodharige schoonheid te gijzelen voor een, achteraf, net iets te vochtige eerste kus. Maar dat was precies wat er gebeurde. Hij had het niet verwacht want Alice en hij hadden al negen jaar een relatie en in die negen jaar was er geen dag voorbijgegaan waarin hij een kus had overgeslagen.

    Even later werd hij zich weer bewust van de aanwezigheid van de gasten die, zoals de universiteitsstudenten destijds, in stilte waren vervallen.

    Het volgende kwartier namen hij en zijn vrouw gelukwensen in ontvangst, handschuddingen (kusje voor Alice) die niet steeds overtuigden van de oprechtheid die je zou verwachten bij felicitaties. Dat verbaasde Martin niets, hij liep al een tijdje mee. Binnen en buiten zijn beroep, binnen zijn kennissenkring en erbuiten, stonden ze op de loer, hun lachende gezichten een masker van genegenheid, terwijl ze een denkbeeldig mes achter hun rug ronddraaiden in hun afgunstige vingers, klaar om het in zijn rug te steken. Succes inspireert en provoceert. De mensen die hij vertrouwde kon hij op één hand tellen.

    Verderop in de tuin, tegen een achtergrond van geurige meidoorn, begon de band, die zich The Soundwaves noemde, te spelen. Alice had het mannenkwartet uitgezocht. Hij ging af op haar instincten, want als hij het wat de muziek betreft voor het zeggen had gehad, zou hij op de naam van de band zijn afgegaan en aangenomen hebben dat de groep geen ervaring had voorbij een aantal optredens op een cruiseschip. Alice interesseerde zoiets niet. Ze liet zich nooit door de mening van anderen beïnvloeden. Ook nu wist ze het beter. De rustige muziek van de instrumenten ontvoerde Martin uit zijn gedachten en bracht hem terug in de stemming. Links en rechts werden praatgroepjes gevormd. Twee jonge specialisten, die hij had ingehuurd om zijn huwelijksdag op video vast te leggen, zag hij handig tussen de gasten door sluipen om iedereen in de lens te krijgen. Een zorgde voor een voortdurende opname, de ander regisseerde. Toen de rij gasten was geslonken en opgelost, waren zij de laatsten die hem en Alice hun gelukwensen overbrachten.

    Vanuit zijn ooghoeken zag hij dat er naar Alice gewenkt werd.

    ‘Mr D,’ zei de regisseur toen zij zich uit de voeten had gemaakt, ‘is het goed als we straks wat T-shirts uitdelen?’ De jongen greep in zijn schoudertas en haalde een exemplaar met het bedrijfslogo tevoorschijn. Videotape This! stond met eenvoudige letters boven een Fido Dido-achtig tekeningetje van twee jongens achter een camera.

    ‘Goed. Maar wacht dan wel tot de gasten beginnen te vertrekken. Over een uur of zo.’ De cameraman keek verbaasd over de rand van zijn apparaat. Martin grijnsde. ‘Grapje. Laten jullie straks nog wat mensen aan het woord?’

    ‘Uithoren, bedoelt u? Ik dacht dat dat de hele bedoeling was.’

    ‘Hé, Martin!’

    Hij draaide zich om en glimlachte zich een weg door een groepje vrienden en collega-schrijvers. Voor de plechtigheid had niet meer dan een handvol gasten van Frank Greenberg gehoord. Zijn jeugdvriend was hard bezig daar verandering in te brengen en dreigde zich voor het eind van de dag onsterfelijk te maken. Hij vond Frank plus vriendin-van-de-week naast Alice terug achter een brede tafel.

    ‘Tijd om de taart aan te snijden,’ zei Frank. ‘Nu Alice officieel van de markt is, hoeft ze niet meer op haar lijn te letten.’

    ‘Snij jij maar, liefste,’ zei Martin.

    Alice pakte een groot mes van tafel. ‘Frank, jij mag uitdelen.’

    ‘Wow, er zijn tachtig man hier. Waar hebben jullie anders catering voor?’

    ‘De andere taarten zijn al voorgesneden, luiwammes. Zie je die dozen daar?’ Ze liet het blad van het mes glinsteren in het zonlicht.

    ‘Ja, ga vooral met een mes lopen zwaaien. Ik moet m’n speech nog geven, wie weet wat er straks allemaal uit komt rollen.’ Maar het volgende moment begon hij de taartstukken op bordjes te scheppen.

    ‘Je hebt hem toch gewaarschuwd, hè?’ fluisterde Alice in Martins oor.

    ‘Maak je geen zorgen. Ik weet al wat hij gaat zeggen. Dat jij altijd met hem naar bed wilde, maar dat hij niet van die vuiligheid houdt.’ Vanuit zijn ooghoeken zag hij tot zijn genoegen dat ze even aarzelde voordat ze glimlachte.

    ‘Weet je, ik heb je alleen maar getrouwd zodat hij stopt met proberen.’

    Hij kuste haar wang. ‘Ik wist wel dat het zou werken.’

    Na een tijdje sloop een korte gezette man naar de voorste rij, pakte een van de laatste bordjes van de tafel en draaide zich om naar de gasten. ‘Speech!’ riep hij onverhoeds. Martin was verbaasd dat het zijn agent was. Eric Strauss zocht zelden de belangstelling op, tenzij het hem veelbelovende klanten kon opleveren. Nu dirigeerde hij de aandacht van de genodigden heel handig naar Frank, naar wie hij zijn glas ophief. Het geanimeerde gezelschap schuifelde spontaan naar elkaar toe als concertgangers naar een podium, stilgevallen monden en reikhalzende blikken gericht op de getuige. The Soundwaves nam een adempauze. Martin keek het allemaal lijdzaam aan. Het had niet vlotter kunnen verlopen als het allemaal was afgesproken.

    ‘Nou, kom op. Speech!’

    ‘Ja, moedig hem vooral aan,’ zei Alice. ‘Straks zitten we hier een uur lang naar allerlei verzinsels te luisteren.’

    Intussen zocht Martin tussen een dozijn mensen naar de nieuwe stem, die hij niet kon plaatsen. De volgende overstemde de vorige en die herkende hij evenmin. Er waren veel vriendinnen, collega’s en pseudovriendinnen van Alice aanwezig die hij nooit had ontmoet.

    ‘Speech!’ ‘Speech!’

    Hij streek zijn lippen langs Alice’ oor en fluisterde: ‘1-0 voor Frank, nou jij weer.’ Zijn grapje was goed voor een elleboog in zijn maag.

    ‘Ik kan m’n fans niet teleurstellen, Alice,’ zei Frank enthousiast en sprong op de tafel tussen het gebak. Alice schudde geërgerd haar hoofd. Martin ging achter haar staan en sloot zijn armen om haar middel. Hij wist dat Franks pretentieuze gedrag haar niet echt stoorde. Ze kenden elkaar te lang en te goed. De meeste van zijn lolletjes gingen langs haar heen.

    Als Mozes die de Rode Zee opent liet Frank met opgeheven armen zijn blik over de hoofden gaan. Zo werden de gasten gauw tot stilte gemaand. Franks fortuinlijke uitstraling hielp daarbij: zijn ogen keken van nature scherp, de asymmetrische vorm van zijn lippen had een expressie die maakte dat je wilde wachten tot ze woorden doorlieten, en hij was gezegend met een zwarte haardos die in een flauwe middenscheiding viel ongeacht of hij in een plensregen liep of net uit bed kwam. Hij was een imponerende gestalte van bovengemiddelde lengte, die Martin persoonlijk niet stimuleerde, maar wel de verscheidene vrouwen in Franks leven, en een hele reeks die niets in zijn leven te zoeken had. Martin voelde geen jaloezie, al zou niemand hem dat kwalijk nemen. Welke man wilde niet slagen in alles waar hij zich toe zette, elke vrouw kunnen bezitten die hij in zijn vizier toeliet, elke mode kunnen dragen, of elke niet-mode en daarmee trendsetter worden, en wegkomen met beledigingen, cynische grapjes en onethisch gedrag? Misschien omdat Frank daar elegantie, complimentjes uit het niets en ongeveinsde hoffelijkheid tegenover stelde. En oprechtheid. Iemand op wie je kon rekenen dat hij zijn beloftes nakwam. Zoiets viel altijd in goede aarde.

    Nu, met een speech die spontaan overkwam maar die hij tot in de puntjes had gerepeteerd, veinsde Frank een onbeholpen kant van zichzelf. Zelfs dat straalde charme uit.

    ‘Hebben jullie dat daarnet gezien,’ zei hij, langzaam zodat elk woord als een aparte zin klonk. ‘Hebben jullie allemaal gezien hoe die maniak mij met een mes bedreigde?’ Hij pauzeerde voor het effect, maar de toon van zijn stem was te ernstig en niemand behalve Martin en vermoedelijk Alice begreep zijn sarcasme. ‘Doet me denken aan een paar jaar terug. We waren in een café in Boston – ik, Martin en Alice. Alice droeg zo’n suède jasje. Het was een beetje druk en naast ons stond een kleine groep jonge meiden die hun ontsnapping uit de puberteit aan het vieren waren. Ik geef toe, er werd wat gedrongen. Alice dacht dat een van die meisjes iets van haar drankje op haar suède jasje had gemorst. Maar natuurlijk zag niemand een druppel, behalve Alice. Dat meisje, waarschijnlijk met valse legitimatie om haar leeftijd wat op te schroeven, was in elk geval onschuldig. Hoe dan ook, Alice sprong uit haar vel alsof er een halve fles wijn over haar heen was gestort. Stoelen en tafels kantelden om, ineens moest iedereen uit de weg; want Alice moest en zou dat compleet hulpeloze meisje eens laten zien wat er gebeurt met iemand die haar zomaar per ongeluk aanstoot. Want dát kan onze Alice natuurlijk niet laten gebeuren.’ Frank maakte gedurende enkele ogenblikken heftige gebaren om de scène uit te beelden. Toen schudde hij zijn hoofd en vervolgens ging zijn verwarde blik naar Alice. ‘Natuurlijk had Martin dat verhaal willen vertellen. We hadden erom getost. Alice, ik zie diezelfde blik in je ogen als destijds in dat café, dus ik zal de rest van deze tragedie verder maar aan ieders verbeelding overlaten.’ Waarmee hij het veel erger maakte dan het in werkelijkheid was geweest. ‘Hier dan een verhaal dat je beter zal liggen. Beloofd.’

    ‘Er komt nog meer?’ zei Alice.

    ‘Dit verhaal ken je nog niet.’

    Martin voelde een rilling van ongenoegen door haar lichaam trekken. Alice hield er niet van als er om haar persoon iets gebeurde waar ze geen invloed op had. Intussen wendde Frank zich weer tot de gasten.

    ‘Martin en ik maakten kennis met Alice op mijn eindexamenfeest tien jaar geleden. We konden het goed met elkaar vinden. In het begin, althans, want al heel gauw kregen Martin en ik ruzie. Ja, serieus.’ Hij zweeg een tel. Fronste. ‘Die trammelant kwam door Alice. Jullie waren al zover?’

    ‘Waar ging de ruzie over?’ riep iemand, waarop Franks blik over de eerste rij vloog.

    ‘Hé, dank je wel, vriend. Het meningsverschil was dat Martin mij probeerde te overtuigen dat Alice alleen oog had voor mij.’ Hier en daar klonk gelach. Frank zwaaide wat dramatisch met zijn hand en trok een ernstig gezicht. ‘Natuurlijk was ik het daar niet mee eens. Ik zeg: "Martin, sukkel, ben je zo blind dat je niet ziet dat jij het helemaal bent voor haar?"’

    Martin moest zijn lach inhouden. Inmiddels geloofde niemand meer één woord dat uit Franks mond kwam – en niet dat die daar ook maar een minuut wakker van zou liggen – maar hij herinnerde zich het gebeurde nog alsof het gisteren had plaatsgevonden. Geen woord was gelogen.

    Frank wierp hem en Alice plotseling een zeldzaam zachte blik toe en wachtte tot de gasten zijn voorbeeld volgden. Toen hief hij zijn glas en zei: ‘Dit zijn de momenten waarvoor ik leef, wanneer ik gelijk heb. Alice en Martin, twee prachtige mensen, Alice in de mooiste bruidsjurk die ik ooit heb gezien, Martin… nooit eerder aangetroffen in een kostuum maar gelijk de laatste dag dat hij de broek in huis aan heeft. Hij wil straks vast zelf nog een speech geven, en geniet ervan, Martin, want nu je getrouwd bent, wordt dat de laatste keer dat je nog drie minuten ongestoord kunt praten.’ Frank knipoogde hem toe terwijl de mensen lachten – althans het mannelijk deel lachte, de meeste vrouwen zagen er de humor niet van in. Martin voelde dat Alice zijn hand drukte. ‘Nu dat moment ook voorbij is, laten we toosten op alle momenten die komen gaan.’ Hij keek rond en schokte met zijn schouders. ‘Waarom heeft nog niet iedereen zijn glas in de lucht? Kom op. Op Martin en Alice.’

    ‘Op Martin en Alice!’

    De band pakte de instrumenten weer op. Romantische deuntjes verspreidden zich door de enorme tuin. Gasten schuifelden uit elkaar, en daarna weer naar elkaar toe om nieuwe praatgroepjes te vormen. Frank sprong van de tafel en kwam lachend en trots aanlopen.

    ‘Eigenlijk heel praktisch van jullie om negen jaar te wachten,’ zei hij. ‘Normaal zijn mensen na die tijd al weer twee keer getrouwd en gescheiden. Dit scheelt een hoop geld.’ Hij schudde Martin de hand, waarna hij zich tot Alice wendde. Hij pakte haar met beide handen bij haar schouders zoals Frank altijd deed wanneer hij haar begroette, en plantte een kus op beide wangen. Ze keek gemaakt lusteloos naar hem op, maar hij liet haar niet los.

    ‘Trouwen en scheiden?’ zei ze. ‘Dat is wat je ziet binnen negen jaar?’

    ‘Nee, je luistert niet. Bij Martin duurt alles veel langer. Je hebt nog een goeie negen jaar voor hij zelfs maar naar andere vrouwen kijkt.’

    Ze zuchtte, schudde haar schouders los en wrong zich een weg tussen de gasten door naar haar beste vriendin. Verderop vielen zij en Sandra in elkaars armen.

    ‘Blijft prikkelbaar, hè?’ zei Frank.

    ‘Misschien vond ze je speech te kort.’

    ‘Dan is ze niet de enige. Maar als ik was doorgegaan, denkt ze nog dat deze dag om haar draait.’

    Martin grijnsde. ‘Valt mee dat er geen rij staat voor je handtekening.’

    Frank grinnikte en toen ineens niet meer. ‘Zeg, Martin, ik moet weg.’

    ‘Wa-nou? Hoezo, weg?’

    ‘Het is die verdomde krant, een afspraak die ik niet kon verzetten. Sorry.’

    Frank werkte al twaalf jaar op de financiële afdeling van The Boston Globe, toen de krant nog met tegenzin de naam Eastern Standard droeg, hiertoe omgedoopt door Martins oom Luke Cartlidge, die de krant precies honderd jaar na de oprichting in 1872 had overgenomen. Martin was er direct na de middelbare school op de financiële afdeling gaan werken en met een goed woordje had hij er twee jaar later voor gezorgd dat Luke ook Frank in dienst nam. Hoewel Martin een jaar daarna ontslag nam, bleef Frank na zijn afstuderen verrassend loyaal. Martin zou vanaf 1981 vier jaar voor Luke persoonlijk werken tot aan de dood van zijn oom, waarna hij terugkeerde naar de krant voor eenzelfde periode van drie jaar en Frank gezelschap hield. Met ingrijpen van het bestuur van The New York Times heroverde de prestigieuze krant onlangs zijn doopnaam. Martin had de naamsverandering niet meegemaakt, hij had opnieuw ontslag genomen in 1988, toen het succes van zijn romans een hoge vlucht nam.

    ‘Uur, anderhalf uur, dan ben ik weer terug,’ zei Frank nu, een dozijn jaar later en nog altijd zo enthousiast als toen Luke Cartlidge hem persoonlijk welkom heette, hoewel Luke geen directeursfunctie of enige andere actieve functie bekleedde binnen het bedrijf behalve die van eigenaar. Hij had zijn eigen bedrijf te beheren, de verzekeringsmaatschappij Icon. Martin zette de gedachten uit zijn hoofd. Die tijd was lang voorbij. Gelukkig.

    ‘Da’s balen,’ zei hij tegen Frank. ‘En eh… nou ja, je vriendin noem ik haar maar, laat je haar alleen?’

    Frank keek hem ernstig aan terwijl hij een hand op zijn schouder legde. ‘Ik vertrouw je,’ zei hij.

    ‘Geestig. Waarom bel je niet af? Je bent de ziel van het feest. Straks verwachten de gasten nog dat ik met ze ga praten.’

    ‘En m’n baan kwijtraken?’

    ‘Nooit, je moet het heft zelf in handen houden. Neem ontslag.’

    ‘Ha, als ik jouw lef toch eens had.’ Frank zou zijn baan niet opgeven als zijn leven ervan afhing. Hij begon weg te lopen, maar na twee stappen stopte hij en draaide zich om. ‘Wie weet was ik dan wel degene die vandaag met Alice trouwde.’

    ‘Ja, wie weet in een ander leven,’ zei Martin. Ze lachten, alsof de situatie verlangde dat er even om gelachen werd. Maar er werd niet even om gelachen; het lachen duurde net een moment te lang. ‘Zorg er nou maar voor dat je voor het diner terug bent.’

    Frank knikte bedachtzaam, waarna weer gauw de fonkeling in zijn ogen terugkeerde. Hij salueerde theatraal, maakte rechtsomkeert en marcheerde over het korte gras naar zijn cabriolet.

    Martin zocht Alice op en vond haar in gesprek met Sandra, haar vriendin en vertrouwenspersoon. Zo noemde Alice haar. Daarmee wilde ze niet suggereren dat ze andere vrouwen, of mannen, niet in vertrouwen nam. Martin wist wel beter. Alice was vaak maar al te goed van vertrouwen. Te midden van tachtig min of meer bekenden bleef hij haar enkele ogenblikken observeren. Hij glimlachte bij de herinnering aan het gesprek die ene dag dat zijn verloofde ging winkelen voor een bruidsjurk. Ze was resoluut om niet voor het altaar te verschijnen in een stralend witte jurk, zo een waar je ogen pijn van deden. Een witte jurk vond ze zelfs een beetje huichelachtig. Hij wist niet waar dat precies aan lag, misschien meende ze dat ze daar met haar zevenentwintig lentes te oud voor was, of omdat ze veel vriendjes had gehad voor ze hem had leren kennen; hij zou er wel nooit achter komen. Ze had zich ook aan haar woord gehouden, al droeg ze vandaag toch een ivoorkleurige jurk met een beduidend witte tint. Sandra ging gekleed in een loshangende blouse boven een pantalon die te strak om haar dijen spande. Hij liep langzaam naar het duo toe en bleef achter hen staan.

    ‘Dus je hebt dit allemaal zelf georganiseerd?’ zei Sandra half vragend terwijl ze door een tuin tuurde vol babbelende mensen met klinkende glazen en ingewikkelde vingerhapjes.

    ‘Nauwelijks,’ zei Alice. ‘Ik heb alleen wat tekeningen gemaakt.’

    ‘En de cateraar, heeft die ook nog wat uitgevoerd?’

    ‘Het is mijn bruiloft, ik wou het zelf doen. Per slot is het mijn werk.’

    Sandra keek teleurgesteld. ‘Het is niet je werk. Je gaat je talent niet verspillen aan een paar onbenullige tuinontwerpen voor een bruiloft.’ Alice fronste. Sandra grijnsde. ‘Behalve natuurlijk voor je eigen bruiloft.’

    Alice wendde haar blik af op zoek naar de medewerkers van de cateringservice. ‘Gelukkig heeft Joe het allemaal perfect voor elkaar.’

    ‘Joe? Joe van die kroeg in Boston?’

    ‘Het is geen kroeg. Het is een heel degelijk etablissement.’

    ‘Dalijk ga je het nog een restaurant noemen. Ik zie dat hij maar gelijk zijn hele familie heeft meegenomen.’

    ‘Zijn dochters. Die werken in de zaak. We kennen Joe al sinds de eerste keer dat Martin en ik uitgingen. We gaan nog steeds naar Joe’s als we in Boston zijn. Toen we in Beacon Hill woonden kwamen we er heel vaak. Als ik eerlijk moet zijn, ik voel me meer op mijn gemak bij Joe’s dan op die evenementen waar Martin me af en toe mee naartoe zeult.’

    ‘De laatste tijd ben jij volgens mij degene die hem meezeult.’

    Alice grinnikte triomfantelijk en ze klonken hun glas als om het succes van haar laatste expositie te vieren. Dat was het moment dat Martin tussen hen in stapte.

    ‘Dames,’ zei hij.

    Sandra keek langs haar schouder. ‘Zeg, sta je daar nou ons privégesprek af te luisteren? Je moet je schamen.’

    ‘Dat doe ik ook,’ zei hij ernstig. Alice perste haar lippen op elkaar in een poging haar lach te onderdrukken.

    ‘En dan ook nog eens pas na negen jaar mijn meisje ten huwelijk vragen.’

    Niet langer jouw meisje, weerhield hij zich te zeggen. Want ze zou terugzeggen wat ze altijd als antwoord gaf: ik zag haar het eerst. Om kippenvel van te krijgen.

    De twee vrouwen waren kamergenoten geweest op de campus van de Universiteit van Boston, waar Alice er na twee jaar de brui aan had gegeven de academische graad in architectuur te halen.

    ‘Ik ben haar heldin,’ zei Sandra. Vervolgens die o zo vertrouwde armbeweging waarmee ze het glas champagne achteroversloeg. Ze nam de zichzelf opgelegde rol als Alice’ beschermeling heel serieus, niet zelden op het irritante af. Uit haar mond klonk humor niet als iets waar je om moest lachen. Woorden ter vergelding schoten hem nooit tekort, maar ervaring had hem meegegeven om die inspiratie aan te wenden voor zijn schrijverij.

    ‘Martin!’

    Waarom bleef iedereen toch zijn naam schreeuwen? Hij keek maar weer om naar waar deze joviale stem vandaan kwam. Een forse man, vergezeld door zijn nog forsere echtgenote, stapte met uitgestoken hand op hem af. In elk geval een oprecht vriendelijk gezicht. Het kostte Martin deze keer geen moeite om een glimlach op te zetten.

    ‘Terry, fijn dat je kon komen. Je hebt Alice al eens ontmoet, toch?’

    ‘Eén keertje eerder, maar dat is al weer een hele tijd terug.’

    ‘Vier jaar,’ zei Alice en schudde Terry’s hand. ‘Net na de publicatie van Martins vierde roman.’ Tevens de eerste waaraan Terry essentieel had bijgedragen en waarna niet zozeer een vriendschap was ontstaan, maar wel een zeker wederzijds vertrouwen.

    ‘Zo, uw geheugen is beter dan het mijne, schone vrouwe.’

    ‘Dat hoop ik toch niet,’ zei Martin, ‘ik heb je geheugen nog heel hard nodig. Sandra, dit is Terry Brandt. Terry is politieagent hier in Concord. Ik val hem soms lastig als ik informatie nodig heb voor mijn verhalen. Je vindt hem vast aardig, hij is heel tolerant.’

    Terry gaf zijn echtgenote een duwtje in haar rug. Zijn borstelige snor bewoog alle kanten op en maakte zijn bovenlip onzichtbaar terwijl hij sprak. ‘En dit is mijn vrouw, Mary-Anne. Ik geloof niet dat jullie al kennis hebben gemaakt.’

    ‘Ik heb inderdaad nooit het genoegen gehad,’ zei Martin. Hij had tijden geleden een mentaal beeld van Mary-Anne geschetst en het deed hem genoegen dat elke lichaamsuitdrukking, alle contouren en elk vetrolletje daar keurig aan beantwoordden. Mary-Anne stond model voor zorgzaam, gezellig mollig en allround schatje.

    Terry boog opzij naar Alice. ‘Je man is voor een groot deel verantwoordelijk voor Mary-Annes geluk.’

    Alice trok haar wenkbrauwen naar Martin op. ‘Dus nu komen de geheimen ineens naar buiten?’

    ‘Ik ben een groot fan,’ zei Mary-Anne. ‘Elke roman heb ik minstens drie keer gelezen.’

    ‘Rustig,’ fluisterde Terry. ‘Straks denkt hij nog dat je een groupie bent. Martin, kan ik je even spreken?’ Meteen sloeg hij familiair een arm over zijn schouder en ze liepen weg om de meidengroep voor zichzelf te laten weren.

    ‘Wat is er, Terry?’

    ‘Je weet dat ik me nooit met privézaken bemoei, maar ik las gisteren in The Globe dat de hele gastenlijst uit vrienden, collega’s en oud-collega’s bestaat.’

    ‘Dat klopt.’

    ‘Jij en Alice hebben helemaal geen familie?’

    ‘We zijn allebei enig kind. Ik heb mijn grootmoeder nog, maar het mens is zesentachtig, ze zit in een verzorgingstehuis en dit is allemaal te veel voor haar. Je weet dat mijn ouders lang geleden gestorven zijn. En de ouders van Alice, voor zover ik weet leven die nog wel, maar ze zijn gescheiden toen Alice zestien was en ze heeft al lang geen contact meer met ze.’

    Hij veegde een zweetdruppel weg die langs zijn slaap rolde. Zelfs na hun jarenlange vriendschap, Terry’s openhartigheid over zijn werk, soms gefluisterde beroepsgeheimen, kon Martin niet reciproceren. Over de ouders van Alice werd niet gesproken. Hij adviseerde Terry hen niet aan te kaarten.

    ‘En dan was er natuurlijk nog mijn oom.’

    Terry knikte. ‘Ja, Luke Cartlidge. En nou met die biografie die je van hem geschreven hebt, vergeten we hem helemaal niet meer. Als ik terugdenk aan die aanslag… En je vader, die had hier ook willen zijn.’

    Ongetwijfeld, dacht Martin. Maar Jack Davies was al zeventien jaar dood en had Alice nooit gekend. En dat zou nu ook niet meer gebeuren. Dankzij Luke… Hij keek

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1