Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

De voerman
De voerman
De voerman
Ebook142 pages2 hours

De voerman

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

De voerman (1912) is tegelijkertijd een grimmig, gotisch spookverhaal en een christelijk verhaal over schuld, zonde en liefde voor God. De hoofdpersoon is David Holm, een boosaardige dronkaard, die zijn hele leven de mensen die van hem houden slecht heeft behandeld. Een aantal seconden voor middernacht op een oudejaarsavond valt hij dood neer als gevolg van een gevecht met een paar andere dronkaards. Volgens de christelijke legende is de zondaar die op oudjaarsnacht sterft veroordeeld om het rijtuig van de dood het komende jaar te besturen. Een jaar lang rijdt Holm rond, zielen van stervenden ophalen.-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateMay 12, 2023
ISBN9788726132489
De voerman
Author

Selma Lagerlöf

Selma Ottilia Lovisa Lagerlöf; 20 November 1858 – 16 March 1940) was a Swedish writer. She published her first novel, Gösta Berling's Saga, at the age of 33. She was the first woman to win the Nobel Prize in Literature, which she was awarded in 1909. Additionally, she was the first woman to be granted a membership in the Swedish Academy in 1914.

Related to De voerman

Titles in the series (100)

View More

Related ebooks

Reviews for De voerman

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    De voerman - Selma Lagerlöf

    I.

    Er was eens een arme zuster van ’t Leger des Heils, voor wie het uur van sterven geslagen was.

    Ze had een longziekte, met een hevig snel verloop, en ze had die niet langer dan een jaar kunnen verdragen. Zoo lang mogelijk was zij er mee blijven rondloopen en had haar gewone werk gedaan, maar toen haar krachten haar volkomen begaven, was zij naar een sanatorium gezonden. Daar was zij eenige maanden verzorgd, zonder beter te worden, en toen zij eindelijk begreep, dat ze alle hoop moest opgeven, was ze naar huis, naar haar moeder gegaan, die in een eigen huisje in een straat van een der voorsteden woonde. Nu lag ze te bed in ’n klein kamertje, hetzelfde, waar ze als kind en jong meisje gewoond had, en verwachtte den dood.

    Haar moeder zat aan haar bed, angstig en bedroefd, maar ze ging zóó geheel op in het verplegen van haar dochter, dat ze zich geen tijd gunde om te schreien. Een Heilszuster, die met de zieke samen gewerkt had, stond aan het voeteneind van het bed, en schreide in stilte. Met de grootste liefde rustten haar oogen op ’t gezicht van de stervende, en toen de tranen ze kwamen verduisteren, veegde zij die met een heftige beweging weg. Op een kleinen, ongemakkelijken stoel, waar de zieke bizonder op gesteld was, en dien ze overal met zich meegenomen had, zat een volwassen vrouw, met een groote S op haar kraag. Men had haar een andere zitplaats aangeboden, maar ze bleef hardnekkig op den onaangenamen stoel zitten, alsof dat een vriendelijkheid tegenover de stervende beduiden moest.

    ’t Was geen dag als alle andere, ’t Was Oudejaarsavond. Buiten hing de hemel grauw en zwaar neer, en wie binnen zat, meende, dat het winderig en buiïg was, maar wie buiten kwam, voelde met verrassing, dat ’t bizonder zacht weer was. ’t Veld was zwart, zonder sneeuw. Een enkel wit vlokje viel hier en daar op de straat, maar smolt dadelijk. ’t Was alsof er veel sneeuw vallen zou, maar er kwam nog niet veel van. Wind en sneeuw schenen het niet de moeite waard te vinden, nog veel spektakel te maken in het oude jaar; ze wilden zeker liever hun krachten sparen voor het nieuwe, dat in aantocht was.

    ’t Ging den menschen ongeveer als het weer. Zij schenen ook niet goed meer ergens toe te kunnen komen. Buiten was geen beweging en in de huizen werd niet gewerkt. Vlak voor het huisje, waar de stervende lag, was een stuk grond, waar men begonnen was palen in te slaan, om een gebouw te zetten. Dien morgen waren er een paar arbeiders gekomen, hadden het groote hijschblok opgetrokken met het gewone luidruchtige gezang en hadden ’t weer laten vallen. Maar ze hadden ’t niet lang volgehouden, ze werden al gauw ’t werk moe en gingen heen.

    ’t Ging met alles zoo. Eenige vrouwen waren haastig voorbij gekomen met manden in de hand, om inkoopen voor ’t feest te doen. Dat had een poosje geduurd, maar hield al gauw op. Kinderen, die op straat hadden gespeeld, waren naar binnen geroepen om de Zondagsche kleeren aan te trekken, en daarna hadden ze thuis moeten blijven.

    Paarden, die melkwagens trokken, kwamen voorbij om naar den stal te gaan, ver weg in de voorstad, en daar een heel etmaal te rusten. ’t Werd àl stiller en stiller, verder op den dag, en ’t was als een verademing, telkens als er een nieuw soort geluid ophield.

    „’t Is goed, dat ze hier sterven mag, tegen een heiligen dag, zei haar moeder. „Binnen kort zal er niets meer daar buiten zijn, dat haar storen kan.

    De zieke had al van den morgen af bewusteloos gelegen, en de drie, die om haar bed bijeen waren, konden zeggen wat zij wilden, zonder dat zij ’t hoorde. Maar toch was’t gemakkelijk te zien, dat ze niet in een suffe bedwelming neerlag. Op haar gezicht wisselde de eene uitdrukking de andere af. Zij had er verwonderd en angstig uitgezien; nu smeekend, dan of ze gekweld werd; op ’t laatst lag er op haar gezicht een machtige, droeve verontwaardiging, die haar grooter en schooner tegelijk maakte.

    De kleine zuster was zóó veranderd, dat haar kameraad, die aan ’t voeteneind van het bed stond, zich naar de andere Leger des Heilszuster overboog en fluisterde:

    „Zie eens kapitein! zuster Edith wordt zoo mooi, ze ziet er uit als een koningin."

    De groote vrouw stond op van den lagen stoel om beter te zien.

    Ze had zeker nog nooit de kleine zuster gezien, zonder de ootmoedige blijdschap, die ze den laatsten tijd over zich had gehad, hoe moe en ziek ze zich ook voelde. Ze was zóó verbaasd over de verandering in haar gezicht, dat ze niet weer ging zitten, maar naast het bed bleef staan.

    De kleine zuster had zich met een onrustige beweging zoo hoog op het kussen geworpen, dat ze half overeind in het bed zat. Over het voorhoofd lag een trek van onbeschrijfelijke hoogheid, en hoewel de mond zich niet bewoog, was het alsof er woorden van straf en verachting over haar lippen kwamen. De moeder zag naar de verbaasde vrouwen op.

    „Zoo is ze ook de andere dagen geweest, zeide ze. „Was ’t niet op dezen tijd van den dag, dat zij de ronde deed?

    De zuster keek op de kleine notenhouten klok van. de zieke. die op de tafel bij het bed tikte.

    „Ja. zei ze, „om dezen tijd ging ze naar de ongelukkigen.

    Ze hield snel op en bracht den zakdoek aan de oogen. Zoodra ze wat probeerde te zeggen, dreigden de tranen dadelijk los te barsten.

    De moeder nam een van de kleine handjes van de zieke tusschen de hare, en streelde ze.

    „Ze heeft het zeker te zwaar gehad, als ze hen hielp hun holen schoon te houden, en ze vermaande om hun ondeugden, zei ze, met een zekeren gedempten tegenzin in haar stem. „Als je ’n te zwaar werk hebt gehad, is ’t moeilijk je gedachten er af te trekken. Ze meent, dat ze nu weer bij hen is.

    „Dat kan soms ook zoo zijn, met een werk, dat je àl te lief hebt gehad," zei de Kapiteine zacht.

    Ze zagen hoe de zieke de wenkbrauwen samentrok, zoodat de rimpels tusschen hen dieper en dieper werden, en hoe haar bovenlip werd opgetrokken. Ze verwachtten nog maar, dat de oogen zouden opengaan en een blik van vlammenden toorn uitzenden.

    „Ze ziet er uit als een straffende engel," zei de Kapteine op een toon van verrukking.

    „Wat kan er toch te doen zijn, in ’t slop, juist vandaag?" vroeg haar kameraad verwonderd en drong de anderen voorbij, zoodat ze de stervende over ’t voorhoofd kon strijken.

    „Zuster Edith moet nu niet meer aan hen denken, ging ze voort en streelde haar nog eens. „Zuster Edith heeft genoeg voor hen gedaan,

    Deze woorden schenen de kracht te hebben de zieke los te maken van het visioen, dat haar bezighield. De spanning, en de verheven toorn weken uit haar trekken, en de zachte, lijdende uitdrukking, die ze gewoonlijk in deze ziekte had, kwam terug.

    Ze opende de oogen, en toen ze haar kameraad over zich gebogen zag, legde zij de hand op haar arm, en probeerde haar naar zich toe te trekken.

    De zuster had er niet ’t minste begrip van, wat die zachte aanraking moest beteekenen, maar ze begreep de smeekende uitdrukking van de oogen, en boog zich neer tot de lippen van de zieke.

    „David Holm," fluisterde de stervende.

    De zuster schudde het hoofd. Ze was er niet zeker van, dat ze ’t goed had gehoord.

    De zieke spande zich tot het uiterste in om verstaan te worden. Ze sprak de woorden langzaam uit en hield op na iedere lettergreep.

    „Da-vid Holm la-ten ha-len."

    Ze zag de zuster in de oogen, tot ze er zeker van was, dat deze haar had begrepen. Toen legde ze zich weer rustig neer, en een paar minuten later was ze weer geheel verdiept in ’t zelfde, in een of ander akelig tooneel, dat haar ziel met toorn en angst vervulde.

    De zuster richtte zich op uit haar gebogen houding. Ze schreide niet meer. Ze was door een ontroering aangegrepen, die de tranen had verdreven.

    „Ze wil, dat we David Holm laten halen!"

    ’t Scheen iets vreeselijks te wezen, wat de zieke had gevraagd. De groote, grove Kapiteine werd even verontwaardigd als haar kameraad.

    „David Holm? herhaalde ze. „Dat is toch niet mogelijk. Je kunt David Holm niet bij een stervende laten komen.

    De moeder van de zieke had er naar zitten kijken, hoe op het gezicht van haar dochter weer die uitdrukking van een verontwaardigden rechter kwam. Nu wendde ze zich vragend naar de twee vrouwen, die geen raad wisten.

    „Zuster Edith wil, dat we David Holm laten halen," zei de Kapiteine verklarend.

    „David Holm? vroeg de moeder van de zieke heel onzeker, „wie is David Holm?

    „Dat is een van hen, waar zuster Edith veel voor heeft gewerkt in het slop, maar de Heer heeft haar geen macht over hem gegeven."

    „Misschien is het de bedoeling van God, Kapitein, zei de zuster aarzelend, „op hem in te werken door haar, in haar laatste oogenblikken.

    De moeder van de zieke zag haar onvriendelijk aan. „Jelui hebt mijn kind gehad, zoolang er nog een vonkje leven in haar was. Laat mij haar nu houden, nu ze sterven zal."

    Daarmee was de zaak afgedaan. De zuster nam weer haar plaats in aan ’t voeteneind van het bed. De Kapiteine ging weer op het kleine stoeltje zitten, sloot de oogen en verzonk in een zacht mompelend bidden. De anderen hoorden nu en dan uit een of ander woord, dat ze God bad, dat de ziel van deze jonge zuster in vrede van dit leven mocht scheiden, zonder verontrust en gestoord te worden, door plichten en zorgen, die deze wereld van beproeving toebehoorden.

    Toen ze diep in ’t gebed verzonken was, schrikte ze op, door dat de zuster de hand op haar schouder legde. Ze sloeg haastig de oogen op.

    De zieke was weer bij kennis gekomen. Maar nu Zag ze er niet zoo zacht en ootmoedig uit, als de laatste keer. Iets van de dreigende stormwolk bleef hangen over haar voorhoofd.

    De zuster boog zich snel over haar, en ze hoorde nu duidelijk een verwijtende vraag:

    „Waarom heb je David Holm niet laten halen?"

    Waarschijnlijk had de andere tegenwerpingen willen maken, maar er was iets in de oogen van de zieke, dat haar tot zwijgen bracht.

    „Ik zal hem voor je halen, zuster Edith, zei ze. Ze keerde zich verontschuldigend naar haar moeder: „Ik heb nooit „neen gezegd, als zuster Edith me iets vroeg, en ik kan het ook vandaag niet doen."

    De zieke sloot de oogen met een zucht van verlichting en de zuster verliet de kleine kamer. Alles werd weer stil als te voren. De Kapiteine bad in stilte, in grooten angst. De borst van de stervende ging zwaarder op en neer, en haar moeder kwam dichter bij het bed zitten, als om te probeeren haar kind voor kwelling en dood te beschermen. Na een oogenblik sloeg de zieke de oogen weer op. Ze had weer dezelfde ongeduldige uitdrukking als even te voren, maar toen ze zag, dat de plaats van haar kameraad leeg was, kon ze begrijpen, dat haar wensch vervuld zou worden en haar gezicht werd zachter. Ze deed geen poging om te spreken, maar ze verviel ook niet weer in haar bewusteloosheid. Zij hield zich wakker.

    Men hoorde

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1