Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Pans wraak: Avonturen in Nooitgedachtland, #2
Pans wraak: Avonturen in Nooitgedachtland, #2
Pans wraak: Avonturen in Nooitgedachtland, #2
Ebook328 pages4 hours

Pans wraak: Avonturen in Nooitgedachtland, #2

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Wanhopig om Nooitgedachtland te verlaten en zijn geliefde te vinden in de beruchte stad genaamd Londen, maakt James Haak een ernstige fout. Hij plaatst zijn eigen wensen boven die van zijn halfbroer en gewezen aartsvijand Peter Pan.

De gevolgen veranderen Peters leven op een manier die niemand had kunnen voorzien. De jongen die niet zou opgroeien, zint op wraak en welke betere manier is er dan het stelen van Haaks meisje? 

Als eerste in Londen aankomend, vindt Peter Angel opnieuw zonder enige herinneringen ooit in Nooitgedachtland te zijn geweest. Dat geeft hem de tijd om het idee van een meedogenloze piratenkapitein in haar hersens te planten — iemand die haar ooit probeerde te vermoorden en die nu onderweg is om haar opnieuw te kidnappen. 

Doorheen een regen van vallende sterren, een lus rond de maan en dan een scherpe bocht naar links aan de Kloktoren — wanneer James Haak eindelijk aankomt in Londen moet hij in alle hevigheid vechten voor zijn geliefde en de jongen trotseren die uiteindelijk dan toch opgroeide... 

LanguageNederlands
PublisherAnna Katmore
Release dateFeb 11, 2023
ISBN9781667450919
Pans wraak: Avonturen in Nooitgedachtland, #2
Author

Anna Katmore

“I’m writing stories because I can’t breathe without.”At six years old, Anna Katmore told everyone she wanted to be an author after she discovered her mother's typewriter on a rainy afternoon. She could just see herself typing away on that magical thing for the rest of her life.In 2012, she finished her first young adult romance “Play With Me” and decided to take the leap into self-publishing. When the book hit #1 on Amazon’s bestseller lists within the first week after publication, Anna knew it was the best decision she could have made.Today, she lives in an enchanted world of her own, where she combines storytelling with teaching, and she never tires of bringing a little bit of magic into the lives of her beloved readers, too.Anna’s favorite quote and something she lives by:If your dreams don't scare you, they aren't big enough.

Read more from Anna Katmore

Related to Pans wraak

Titles in the series (4)

View More

Related ebooks

Related articles

Reviews for Pans wraak

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Pans wraak - Anna Katmore

    Vaarwel

    ––––––––

    Voor een eindeloos moment kijken we elkaar gewoon in de ogen. Gal rijst op in mijn keel. Waarschijnlijk ook in die van haar, want ze slikt hard en haar lippen beginnen te trillen. Ik reik uit en streel haar wang. ‘Geen tranen. Niet vannacht,’ fluister ik. ‘Laat me je herinneren met een glimlach, Angelina McFarland.’

    Ze snift en de hoeken van haar mond komen omhoog, maar het is geforceerd. Houvast zoekend aan het net achter de kruising, neemt ze een voorzichtig stapje in mijn richting en zwaait dan haar armen om mijn nek. Ik kan het net niet loslaten of we tuimelen allebei naar beneden. Het doet er ook niet toe. Ik wikkel mijn vrije arm om haar middel en druk haar stevig tegen mijn borstkas. ‘Ik ga je missen,’ fluister ik in haar oor.

    ‘Vergeet me gewoon niet, Jamie.’

    ‘Hoe zou ik dat ooit kunnen?’

    Ik voel haar tranen tegen de huid van mijn nek. Ze breken me. Ik reik naar haar kin en til haar gezicht op, het natte spoor op haar wang wegvegend met mijn duim. Dan kus ik haar nog een laatste keer. Alleen onze lippen raken elkaar aan, lang en teder.

    Wanneer ze van me wegtrekt, neem ik mijn hoed af en zet het op haar hoofd. Nu krijg ik wat ik echt wil – Angels eerlijke glimlach.

    Peter leidt haar naar het uiterste randje van de kruising, waar ze zich omdraait en naar me kijkt. Haar houding is stoer, maar haar ogen zijn gevuld met verdriet. Traag haar ogen sluitend, ademt ze diep in. Ik slik tegen de pijn in mijn keel. Dan kipt ze achterwaarts en valt.

    Het net vastgrijpend aan mijn rechterkant, ren ik voorwaarts en roep wanhopig haar naam. Maar het is te laat. Angel valt in de richting van de zee een eind onder haar. Haar armen zijn uitgestrekt langs haar zijden en de rok van haar blauwe jurk flappert in de wind alsof het zijn eigen vaarwel wuift. De piratenhoed vliegt van haar hoofd. Verdrietig zwaaiend, volgt hij het parcours van haar val.

    Momenten later duikt de liefde van mijn eindeloze leven onder in de oceaan.

    Ik bid dat ze krijgt waar ze zo naar verlangt.

    Hoofdstuk 1

    ––––––––

    Peter

    ––––––––

    De golven clashen samen over Angel. Er zat een glimlach op haar lippen net voor ze achterwaarts de oceaan in dook. Ik vraag mij af of James het ook gezien heeft.

    Afgetekend tegen een koolzwarte nachtelijke hemel met slechts enkele lichtgevende sterren, staat hij op de rand van de kruising, vreemd naar beneden turend. De wind roefelt met het haar rond zijn gezicht. Horror en verdriet vechten in zijn ogen. Mijn broer – verwoest? Dit is nieuw. Niet alleen voor mij, realiseer ik me, maar ook voor de rest van zijn smerige bemanning. Hun hoofden opgetild, bekijken ze hoe hij daar staat en mompelen tegen elkaar. Smees wenkbrauwen, koperachtig net als zijn ruige haar, zijn samengeklit alsof hij meer om hem geeft dan de anderen. Ik had nooit gedacht dat hij meer was dan alleen de hersenloze partner van Haak. Nu vraag ik me af of mijn broer hier aan boord van de Jolly Roger, wel degelijk een echte vriend heeft.

    Iets komt op het oppervlak van de zee drijven en trekt mijn aandacht. Lichtblauwe stof. Ik zuig een scherpe hap lucht naar binnen. Bij alle regenbogen van Nooitgedachtland, het kan toch niet Angels lichaam zijn dat drijft op de golven? Zonder verder nadenken, spring ik overboord en zweef naar het donkere water toe.

    Het is niet haar lichaam. Het is alleen maar de jurk die ze enkele minuten geleden droeg. Ons laatste plan lijkt te hebben gewerkt. Als Angel weg is en de jurk heeft achtergelaten, dan bestaat de kans dat ze terug is geraakt in haar eigen wereld.

    Ik vis het kleed uit het water en kijk op naar James. Zijn uitdrukking is hard. Onleesbaar. Hij draait zich om en wandelt terug naar de mast in het midden van de kruising waarna hij aan de afdaling begint. Tijdens onze vele gevechten in het verleden, heb ik hem zien neerglijden van een touw, roekeloze sprongen wagen en het zeil doorklieven met zijn dolk om op het dek te komen. Vannacht klimt hij voetje voor voetje voorzichtig langs het net.

    Na het grijpen van de zwarte piratenhoed met de grote veer, die verdrietig op het water dobbert, keer ik terug naar het schip en wacht onderaan de mast. De kapitein zijn laarzen klakken verlaten op de vloerplanken wanneer hij afstapt en zich naar mij draait. Wanneer ik hem de doorweekte jurk en de hoed aanbied, schudt hij traag zijn hoofd.

    Ik mis Angel. Ze was leuk, ze was anders. Ze was mooi en ze rook heerlijk. Maar wanneer ik nu naar het gezicht van Haak kijk, weet ik, dat mijn verdriet niets is in vergelijking met zijn gebroken hart. Zijn keel vertrekt wanneer hij slikt en tranen glinsteren in zijn ogen.

    Dit is waarschijnlijk niet het beste moment om te vermelden dat alleen kleine meisjes huilen. Wanneer James ons allemaal in stilte wegzendt en naar zijn vertrekken slentert, zachtjes de deur achter hem sluitend, geef ik de natte kleren aan Smee en vlieg naar huis.

    Hoofdstuk 2

    ––––––––

    James

    ––––––––

    Hijgend breek ik door het oppervlak van de koude zee. Het water uit mijn haren schuddend, peddel ik en twist ik in het water, terwijl de nu reeds vertrouwde ontgoocheling snel over me heen spoelt. Enkele meters verderop wiegt de Jolly Roger zachtjes op de golven in het vervagende namiddaglicht. Opnieuw lukte het me niet. Ik kon Angel niet volgen naar Londen. Nooitgedachtland laat me niet gaan.

    Smee gooit een touwladder langs de zijkant van het schip. Als ik over de reling klim, geeft hij me een grijns, in een poging me op te vrolijken. ‘Hoeveel keer ga je dit proberen, James? Zijn achtendertig sprongen niet genoeg geweest?’

    Het waren geen sprongen, het waren vallen. De eerste keer probeerde ik alles exact te doen zoals Angel had gedaan, en daarna zevenendertig variaties van die stunt. Ik viel achterwaarts, voorwaarts, hoofd eerst, zo stijf als een plank.., ik sloot mijn ogen, greep een blije gedachte aan, greep een slechte gedachte aan, een gemene gedachte, helemaal geen gedachte, maar verdorie, de oceaan blijft me terug uitspugen op dezelfde plaats als waar ik er iedere keer in dook. En na vijf weken van vallen van twaalf meter hoogte en hard neersmakken op het water, doen mijn botten pijn alsof ik een aanvaring heb gehad met de scheepsboeg. Ik heb een pauze nodig.

    ‘Je hebt gelijk,’ ga ik akkoord met Jack en glijd in mijn laarzen, geen moer gevend om de natte leren broek of het doordrenkte witte linnen hemd dat ik draag. ‘Genoeg proberen en mislukken. Breng haar terug naar de oever.’

    Altijd sceptisch, geeft Smee me een zijdelingse blik van op zijn plaats aan de laagste mast. ‘Wat ga je doen?’

    ‘Een babbeltje doen met de feeën.’

    Hij slentert tot bij mij en geeft me mijn hoed voordat hij zijn handen in de zakken van zijn zwarte broek steekt. ‘Kap’n, waarom liet je het meisje gaan, als je niet zonder haar kan?’

    Ja, waarom ook alweer? Ik haal mijn schouders op, mijn lippen samengeperst. Hoewel de waarheid is dat ik liever zonder Angel ben, dan dat ik haar voor de rest van haar leven moet zien huilen om haar familie, wetende dat ik de enige was die dat had kunnen veranderen. ‘Haar terugsturen was het juiste ding om te doen.’

    ‘En sinds wanneer doe jij het juiste ding?’ plaagt de bekende stem van een jongen achter mij. Ik spin rond en kijk Peter Pan recht aan. Benen gespreid in de wijde stand die zo karakteristiek is voor de vijftienjarige, zijn vuisten op zijn heupen geplaatst en een witte-tanden-grijns flitst vanonder de driehoekige leren hoed, dat helemaal vloekt met zijn sprinkhaangroene shirt.

    ‘Ben je gekomen om piraat te spelen, kleine broer?’ snauw ik, de hoed van zijn hoofd grissend en naar Fin Flannigan gooiend, de rechtmatige eigenaar die de dekken aan het schrobben is met Scowlin’ Scabb en Whalefluke.

    Ik heb Peter niet meer gezien sinds de nacht dat hij me hielp om Angel terug te sturen en ik kan daar niet over klagen. We werkten samen voor het goede doel. Het maakte geen vrienden van ons of bracht ons dichter bij elkaar dan we voorheen al waren. Het enige verschil – Ik besloot dat hij een pauze verdiende voor het helpen van Angel en ik ben niet aan het proberen hem te vermoorden... voor nu dan toch.

    Peter sleept een hand door zijn lichtbruine haren, het terugbrengend tot zijn gewoonlijke winddoorblazen snit. ‘Ik kwam vragen of je nog steeds goed bij je hoofd bent?’

    ‘Oh.’ Verrassing overschrijft mijn irritatie. ‘En vanwaar komt deze vraag?’

    Hij reikt in zijn borstzak en trekt er mijn vaders zakhorloge uit.

    Onmiddellijk keert mijn interesse om Peter aan boord te hebben terug. ‘Je deed de kist open?’ vraag ik behoedzaam.

    Hij imiteert mijn onschuld. ‘Zo lijkt het.’ Dan worden zijn trekken hard. ‘Vertel me nu wat deze onzin is en waarom je hier achteraan zat.’

    Voor een verbaasde minuut staar ik naar zijn gezicht. ‘Jij hebt echt geen idee, he?’

    Peter rukt zijn hand weg voordat ik het horloge kan grijpen. Ik vang een glimp op van het lange litteken dat zijn bovenarm ontsiert. Een oude wond die ik heb aangebracht. Spijt is een vieze steek in mijn borst waar ik niet om geef, dus schuif ik de herinnering van me af. Peter vliegt enkele meters achteruit en staat op de reling tegenover het dek. Ik weet beter dan achter hem aan te jagen. In plaats daarvan ga ik naar de brug en beklim de trappen, nonchalant ogend. ‘Heb je het al open gedaan?’

    ‘Het horloge? Ja.’

    ‘En wat zegt het op de binnenkant van het deksel?’

    ‘J.B.H.’ Zijn stem is dichterbij. Mijn plan werkte. Peter volgt me.

    Ik kijk over mijn schouder en zie hem achter me zweven. ‘Juist. J.B.H. James Bartholomew Haak.’

    Over mijn hoofd vliegend, landt Peter vlak voor mij, mijn weg naar het roer blokkerend. ‘Dit is de jouwe?’

    Hoewel mijn moeder me naar mijn vader heeft vernoemd, bespaarde ze me zijn tussennaam. Ik rol mijn ogen bij Peters gebrek aan inzicht in het voor de hand liggende en ik zeg behoedzaam, ‘Ja, Peter. Het is het mijne.’

    Al is het niets anders, mijn verwrongen gezicht en hevig sarcasme, brachten hem op het juiste spoor. ‘Het is vaders zakhorloge,’ zegt hij, het enthousiasme uit zijn stem verdwenen.

    ‘Kijk wie hier nu de slimmerik is.’ Bij mijn duw, stapt hij opzij. Mijn vingers rond de handvaten van het stuur klemmend, stuur ik de Jolly Roger richting Nooitgedachtland. Alleen de zon haar bovenste boog steekt nog boven de horizon uit, haar licht verblindt me. Ik pier en gluur over mijn schouder naar Peter. ‘Kan ik het nu hebben?’

    ‘Waarvoor?’

    ‘Souvenir.’

    Hij trekt zijn wenkbrauwen op. ‘Ik denk het niet.’

    ‘Het kan me niet schelen wat jij denkt. Geef me het horloge.’

    Wanneer ik rondspin, springt Peter achteruit tot op een veilige afstand. ‘Nuh-uh!’ Hij schudt zijn vinger naar mij, glijdend tot buiten mijn bereik.

    Ja, dat had te gemakkelijk geweest. Ik zucht en druk de brug van mijn neus aan. ‘Luister, Peter. Aangezien je weer een splinter in mijn vinger bent, waarom fladder je niet gewoon weer terug naar de jungle?’ Zonder naar hem te kijken, wuif ik mijn hand afwijzend in de lucht. ‘Blijf bij die jongens die je echt kunnen uitstaan.’ En blijf uit mijn zicht, in Godsnaam! Ik heb nu belangrijkere zaken aan mijn hoofd dan het verbreken van die verdomde vloek. Ik moet een weg uit Nooitgedachtland vinden en Angel volgen.

    De laatste paar dagen is er één ding meer en meer duidelijk geworden: Ik kan niet zonder haar. Ik nam zelfs niet de tijd om mijn schat terug te nemen uit de grot in de rotsen ten noorden van Zeemeerminlagune. Het leukste is dat Peter niet weet dat ik weet waar de schat is, dus voor nu is de buit daar veilig.

    ‘Ah, het meisje is weg en je bent terug in je eeuwige miserabele humeur,’ zegt Peter. ‘Hoe kon ik ooit, zelfs maar voor één minuut, denken dat er echt iets was veranderd?’

    Mijn lippen samenpersend, geef ik hem een gespannen glimlach en haal mijn schouders op.

    ‘Hoe dan ook, dat kan ik niet doen,’ vertelt hij me dan.

    ‘Wat kan je niet doen?’

    ‘Terug naar de jungle gaan.’

    ‘Waarom in helsnaam kan dat niet?’

    Peter landt op de reling, zet zich met gekruiste benen neer en steunt zijn ellebogen op zijn knieën, zijn kin rustend in zijn gekuipte handen. ‘Het is daar saai.’

    ‘Wat in h-‘ Een plots besef komt en ik schud van het lachen. ‘Jij verdomd kleine vandaal. Jij mist haar!’

    ‘Wie?’ snauwt hij. Ja, echt. De manier waarop hij opspant en zijn kaken vuurrood worden, bewijst dat hij exact weet over wie ik het heb en dat ik het bij het juiste eind had.

    ‘Jij kwam hier alleen omdat je wilde zien of ik een manier gevonden had om Angel terug te brengen.’ Mijn lach ebt weg. ‘Je wist dat ik het probeerde.’

    ‘Je lijdt aan waanvoorstellingen.’

    ‘Is dat zo?’ Ik stap op hem af en geef hem een duw die hij niet verwachtte. Achterwaarts van de reling van het schip afgeslagen, valt hij een metertje maar vindt dan snel een nieuw evenwicht in de lucht en schiet terug omhoog. Ik steun mijn handen op de reling zodat we oog in oog zijn. ‘Vertel me dan eens waarom jij plots verkiest om met mij, van alle mensen, rond te hangen, terwijl je jezelf in plaats daarvan, zou kunnen omringen met jouw gekke beervrienden en de sprankelende elf.’

    Peter houdt mijn uitdagende staar enkele seconden vast, vliegt dan rond mij en staat plots achter het wiel, het zachtjes draaiend, zo onze koers naar het eiland corrigerend. ‘Heb ik een reden nodig?’

    Hij kijkt niet naar mij. Zoveel vertrouwen is verleidelijk. Ik zou hem kunnen neerpriemen langs achter. Of hem onthoofden. Mijn vingers sluiten rond de handgreep van mijn zwaard vastgemaakt aan mijn riem. Het zou slechts een veeg van mijn arm-

    Alleen de duivel weet waarom ik het niet doe. Mijn tanden knarsend, los ik mijn greep op het zwaard en duw Peter weg van het roer om het over te nemen, om zo de Jolly Roger dicht en parallel aan de oever te houden, buiten de haven. Brant Skyler laat het anker zakken en samen met Fin Flannigan strekt hij de loopplank uit.

    Mijn blik gaat over het dek op zoek naar mijn eerste stuurman. Jack zit tegenover Gurglin’ Doug met een vat tussen hen in geplaatst, hun ellebogen steunend bovenop dat vat en hun gezichten zo rood als gekookte krabben terwijl ze armworstelen. De bemanning omringt hen en de mannen blaffen hun steun.

    ‘Smee!’ roep ik over de lengte van het schip, zijn aandacht wegtrekkend van Gurglin’ Doug, die op dat moment de wedstrijd wint. Bij mijn teken, rijst Smee op van zijn lage kruk en ontmoet me op de loopplank.

    ‘Door jou heb ik mijn avondmaal verloren aan Doug in een weddenschap, ‘ snauwt hij in mijn gezicht. ‘Dit kan dus maar beter belangrijk zijn.’

    ‘Dat is het. Ik heb je hulp nodig.’

    ‘Niet de feeën!’ Hij heft zijn handen op, palmen naar buiten gericht, en neemt een defensieve stap terug.

    De manier waarop deze bosvrouwen mijn mannen kunnen omvormen tot wenende watjes, doet me grinniken. ‘Nee. Het is niet dat. Nog niet. Ik moet eerst iets anders hebben.’

    Ik kan niet met lege handen naar de feeën gaan. Het was volle maan vorige nacht en ik moet hen nog het badwater van een peuter voor de antwoorden die ze me de laatste keer gaven -diegene die we nodig hadden om Angel naar huis te sturen. Wat in helsnaam brouwen ze met badwater? Hun lijst met ingrediënten voor hun gekke toverdranken wordt vreemder met de dag.

    ‘Goed.’ Gestild laat Smee een lange zucht los langs één kant van zijn mond. ‘Maar gewoon zodat je het weet, ik eet jouw rantsoen vanavond op.’

    Ik rol mijn ogen, hem niet tegensprekend.

    ‘Waar ga je naartoe?’ vraagt Peter, nog steeds boven mijn hoofd glijdend als een verrekte zeemeeuw, wanneer ik mijn cape grijp van waar het hangt over de reling.

    ‘Een boodschap doen,’ grom ik. ‘En aangezien ik er niet in lijk te slagen je van me weg te jagen, kan je net zo goed ook meekomen. Wees eens nuttig voor een keertje.’

    Smees voetstappen klinken achter me op de loopplank wanneer we naar het land wandelen. Peter, natuurlijk, verkiest te vliegen. Als we de avonddrukte in de hoofdstraat naderen, stop ik en til mijn hoofd op. ‘Bij Davie Jones’ kluisje, wil jij eens maken dat je voeten op de grond zijn, Peter Pan! Ik ga niet de stad inwandelen terwijl jij boven ons zweeft als een verrekte vogel!’

    Boos fronsend zinkt hij neer tot op de straat en loopt met ons in de pas wanneer we verder gaan. ‘Dus wat is het eigenlijk dat je nodig hebt?’ wil hij weten. ‘Een nieuwe jurk voor de ijdele kapitein?’

    Zijn schimp negerend, vertel ik hem over het badwater voor de feeën en mijn plan om eraan te geraken.

    ‘Vrouwen hebben de neiging hun kinderen ‘s avonds in bad te stoppen, niet? Het is bijna donker dus is dit de beste kans die we hebben. Eén van ons leidt de moeder af, de anderen nemen het water.’

    Smee werpt me een verwrongen blik. ‘En hoe gaan we dat water wegnemen? In onze handen kuipen en het de hele weg doorheen het bos dragen?’

    ‘Goede vraag.’ Ik stop en roteer, zoekend naar een kruik. Bij de pub zitten meerdere mannen gekleed in lompen te lachen en te zingen. Volgegoten leunen ze tegen elkaar voor steun. Eén van hen draagt een bijna lege fles rum. Dat is alles wat ik nodig heb.

    Naar hen toe wandelend, gevolgd door mijn eerste stuurman en Peter, vertraag ik en sluit ik me aan bij het dronkenmansgelach. Ik leun mijn arm op één drankmaatjes schouder en zeg in gelijkaardige bezoedelde spraak, ‘Wa’ heb’ je gedaa’, man?’

    ‘Gew’n een beetje vieren m’t me vriend’n,’ antwoordt de man. ‘M’n vrouw zette me eruit als ’n schurftige hond vori’ avon’!’ Zijn adem is vies en vol met rum, zijn hemd is gescheurd en bevlekt met de restanten van een vettig maaltijd. Elke goede vrouw zou hem eruit zetten bij de eerste kans die zich voordoet.

    Wanneer hij zijn bloeddoorlopen ogen dichtknijpt en de rumfles opheft op de gezondheid, neem ik deze van hem en verberg het onder mijn cape. Hij merkt het zelfs niet op, dus veronderstel ik dat er geen behoefte is aan excuses en ga verder met Jack en Peter die enkele meters verderop wachten.

    Als we een beetje later een klein steegje indraaien, spieden we allemaal door de ramen die uitkomen op de straat. Sommigen hebben gesloten gordijnen waardoor het onmogelijk te vertellen is wat er daarachter gebeurt. Dat zijn niet de huizen waar we gaan binnendringen.

    Peter is de eerste die roept, ‘Hier is wat we nodig hebben!’

    Smee en ik vergezellen hem bij een tweeverdiepingen hoog huis met afbladderende gele pleister. Het heeft een Venetiaans balkon op de tweede verdieping en de deuren staan op een kier. In een versleten keuken op de benedenverdieping bevindt zich een slanke vrouw met gevlochten zwarte haren en gewikkeld in een simpele grijze jurk. Ze is een peuter een bad aan het geven in een kleine metalen kuip dat op de keukentafel staat.

    ‘Heel goed. Dit is wat we gaan doen,’ begin ik. ‘Peter, jij vliegt naar het balkon. Ga naar binnen en maak wat geluid om de aandacht van de vrouw te trekken. Smee, jij en ik zullen door het keukenraam klimmen en wat water opscheppen wanneer ze weg is.’

    ‘Aye,’ reageert Smee en Peter knikt. Terwijl hij naar boven vliegt, neem ik de kurk van de rumfles tussen mijn tanden en trek eraan. Het komt eruit met een floep. Het opzij spugend, wals ik de laatste mondvol van de rum naar binnen. ‘Je kon dat beetje niet delen, zeker?’ zegt Smee boos.

    Delen is niet mijn ding. Ik antwoord met een parodie op een glimlach en kap de laatste druppel in mijn keel. Mijn eerste stuurman draait met zijn ogen. Dan horen we het geluid van brekend glas binnen in het huis.

    ‘Melina?’ roept de vrouw over haar schouder.

    ‘Dat was ik niet, moeder!’ antwoordt een meisjesstem. ‘Het komt van boven!’

    ‘Kom naar hier en hou je broer in het oog, dan ga ik een kijkje nemen.’

    Wanneer een meisje, zeven jaar oud of jonger, de keuken binnenwandelt, droogt de vrouw haar handen aan haar voorschort en haast zich uit de kamer. Dat hoorde niet bij het plan. Wel, er zou geen probleem mogen schuilen in het omgaan met een kind. Het moment dat ze haar rug draait naar het raam, breek ik het open en schuif het voorzichtig omhoog totdat Smee en ik erdoorheen kunnen duiken. We zijn net achter haar wanneer de kleine jongen zijn aandacht op ons vestigt, waarna, natuurlijk, ook het meisje het merkt. Ze spint rond. Haar gezicht wordt zo bleek als de stenen vloer.

    Verdomme. Haar recht in de ogen kijkend, plaats ik mijn wijsvinger voor mijn lippen. ‘Shhh.’

    Ja, alsof ze dat echt zou doen... Het kind zuigt haar longen vol met lucht en schreeuwt dan alsof ik mijn zwaard had gebruikt om haar te bedreigen. Bij nader inzien, misschien had dat een betere manier geweest om dit te doen. Het duurt slechts enkele seconden voor de moeder om terug naar beneden te spurten, de keuken in, waardoor de ruimte ongemakkelijk drukbezet wordt.

    Het is mijn hoed waar ze zich eerst op lijkt te focussen, dan belandt haar blik op Jack naast mij. Horror flitst er door haar ogen. ‘Melina! Ren! Haal hulp!’

    Het kind draait ter plekke en spurt uit de kamer.

    Smee zet zich voor mij, de vrouw geruststellend met zijn palmen naar buiten. ‘Alsjeblieft, wees stil, meid! We hebben alleen een beetje van dat water nodig.’

    Haar mond valt wijd open maar ze herstelt zich in een vingerknip. ‘Dat zal wel zijn! Verdwijn uit mijn huis!’ Ze grijpt een vaas van het aanrecht en gooit deze naar Smee die het ontwijkt en zo mij in de vuurlinie brengt. Gelukkig vang ik de vaas, pruts ik er even mee alvorens deze op het einde van het aanrecht te plaatsen.

    ‘Luister,’ start ik. Dat is alles wat ik eruit krijg voordat ze uit het niets een bezem te pakken krijgt en hiermee Jack heel hard op het hoofd smakt. Zijn gepiep echoot doorheen de kamer terwijl hij zijn hoofd beschermt tegen een tweede inslag. Wegspringend uit het bereik van de meid, cirkel ik rond de tafel en doop ik de lege rumfles in de kuip. De jongen begint te huilen.

    Niet meer dan één centimeter water vloeit doorheen de flessenhals voordat ik de harde klop van de bezem achter op mijn rug voel. Rondwervelend met de fles in mijn hand, vloek ik. ‘Verdorie, vrouw! Dat doet pijn!’

    ‘Ik zal je eens laten zien wat pijn doet, dronken smeerlappen!’ Ze komt ons achterna met haar bezem, ons de hele keuken doorjagend. Mijn hoed komt los van mijn hoofd wanneer ik ren maar er is geen tijd om hem te zoeken.

    Wegduikend voor haar kloppen, vechten Smee en ik ons een weg naar het raam en springen naar buiten. Peter zweeft boven de straat, ogen wijd. ‘Wat hebben jullie twee in helsnaam gedaan?’

    ‘Weg!’ roep ik naar hem terwijl ik van de vensterbank val en bovenop Smee belandt. Recht krabbelend, probeer ik weg te rennen, maar mijn cape wurgt me bijna. De woeste vrouw houdt een vuistvol van de stof in haar knokige hand.

    Ze leunt uit het raam, haar zwarte vlecht bungelt vanaf haar nek naar beneden. ‘Neem dat, jij vieze smeerlap!’ Pijn ontploft in mijn hoofd wanneer haar bezem nogmaals hevig op me neer komt. Vechtend tegen de duizeligheid, trek ik aan de koordjes van mijn cape tot hij lost en ik kan vluchten, mijn mantel achterlatend.

    Een vreemde adrenalinevloed doet me lachen wanneer Smee mijn mouw grijpt en me mee de straat door sleept. Ik werp een blik over mijn schouder net wanneer een bloempot onze richting komt uitgevlogen. Ik duik en het stort neer in het steegje, stukjes van het barstende klei exploderen om ons heen.

    Het raam wordt met kracht neergelaten en daarachter worden de gordijnen haastig dichtgetrokken. Op de hoek stoppen we en ik buig me voorover, steunend met mijn handen op mijn knieën, hijgend, de fles nog steeds in één hand. ‘Zink mij, dat was meer avontuur dan ik verwacht had te kunnen krijgen.’

    Nog steeds

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1