Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Hartstocht in Nooitgedachtland: Avonturen in Nooitgedachtland, #1
Hartstocht in Nooitgedachtland: Avonturen in Nooitgedachtland, #1
Hartstocht in Nooitgedachtland: Avonturen in Nooitgedachtland, #1
Ebook274 pages4 hours

Hartstocht in Nooitgedachtland: Avonturen in Nooitgedachtland, #1

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

In Nooitgedachtland gebeuren vreemde dingen…

Hoewel Angelina McFarland met hart en ziel kan genieten van het voorlezen van mooie sprookjes, had ze nooit verwacht er ooit zelf in te vallen. Letterlijk! Maar wie is die vliegende jongen die haar redt? En waarom wilt hij niet opgroeien?

Wanhopig op zoek naar een manier om van dit vervloekte eiland af te geraken, loopt Angelina een meedogenloze piraat tegen het lijf. Haak kidnapt haar en houdt haar gevangen op de Jolly Roger om zo de vliegende jongen uit zijn nest te lokken.

Maar is James echt die harteloze man waarover ze heeft gehoord? Hoe meer tijd Angelina alleen met hem doorbrengt, hoe meer ze zich afvraagt wie nu eigenlijk de slechte is in dit verhaal… en wie niet?

“Enige laatste woorden?” vraagt hij me.

“Ga naar de hel, jij verdomde … vuile… godverlaten…”

Met één enkele stap dicht hij de afstand tussen ons. Onze neuzen raken elkaar bijna wanneer hij zijn hoofd buigt en een lok van mijn haar achter mijn oor veegt. “Angel, het woord dat je zoekt, is piraat.”


RONE Awards finalist USA 2015

LanguageNederlands
PublisherAnna Katmore
Release dateSep 19, 2022
ISBN9781667441948
Hartstocht in Nooitgedachtland: Avonturen in Nooitgedachtland, #1
Author

Anna Katmore

“I’m writing stories because I can’t breathe without.”At six years old, Anna Katmore told everyone she wanted to be an author after she discovered her mother's typewriter on a rainy afternoon. She could just see herself typing away on that magical thing for the rest of her life.In 2012, she finished her first young adult romance “Play With Me” and decided to take the leap into self-publishing. When the book hit #1 on Amazon’s bestseller lists within the first week after publication, Anna knew it was the best decision she could have made.Today, she lives in an enchanted world of her own, where she combines storytelling with teaching, and she never tires of bringing a little bit of magic into the lives of her beloved readers, too.Anna’s favorite quote and something she lives by:If your dreams don't scare you, they aren't big enough.

Read more from Anna Katmore

Related to Hartstocht in Nooitgedachtland

Titles in the series (4)

View More

Related ebooks

Related articles

Reviews for Hartstocht in Nooitgedachtland

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Hartstocht in Nooitgedachtland - Anna Katmore

    Hoofdstuk 1

    ––––––––

    Angelina

    ––––––––

    Een lachend bundeltje aardbeiblond haar kronkelt op mijn bed. ‘Angel! Angel, stop! Ik ga in mijn broek doen!’

    Onmiddellijk stop ik met het kietelen van mijn kleine zusje, ga zitten op de rand van het bed en neem haar op mijn schoot, terwijl ik haar een van die als-je-dat-doet-dan-trek-ik-het-hoofd-van-je-knuffel-af blikken toeschiet. Ze weet dat ik het nooit echt zou doen, maar het dreigement werkt elke keer.

    Op dat moment komt de exacte kopie van de vijfjarige op mijn schoot, binnengewandeld door mijn deur. Alleen is deze versie gewikkeld in haar paarse feeënjurk met een paar netvleugels vastgemaakt aan de achterkant. De chiffon is kwaadaardig verwrongen en ik vraag me af of ze hiermee op de vloer bij haar poppen heeft gezeten het laatste half uur.

    Ze zwaait haar glanzend roze feeënstaf, met een ster aan de top, in mijn gezicht. ‘Waarom is Paulina aan het krijsen alsof haar Barbie droomhuis weer aan het afbranden is?’

    Het Barbie droomhuis is niet afgebrand... toch niet helemaal. Het vatte vuur wanneer we enkele kaarsen aanstaken op kerstavond enkele weken geleden. Papa drapeerde een deken — mama’s favoriete kasjmier quilt — over het houten huis en doofde zo de vlammen. Het huis was gered, maar de westelijke vleugel had renovaties nodig en mijn zusjes overhaalden me om de zitkamermuren snoeproze te schilderen om zo de rooksporen te verdoezelen.

    ‘Ze is aan het schreeuwen omdat de lelijke Kapitein Haak weer op jacht is naar kleine prinsesjes,’ snauw ik, voor ik Paulina terug op mijn bed zet en de piepende Brittney Renae achtervolg, die een spurtje door de gang trekt en in haar blinkende donkerrode lakleren schoenen rent voor haar leven.

    Ik grijp haar net voordat ze de slaapkamer van onze ouders bereikt en ze de deur ongetwijfeld recht in mijn gezicht zou hebben dichtgegooid. Met één arm rond haar minuscule lijfje, schep ik haar op en val samen met haar op het kingsize bed, dat opnieuw leeg zal blijven vannacht omdat onze ouders naar een of ander liefdadigheidsevenement zijn, wat ze bijna elk weekend doen. Ik klauw mijn wijsvinger alsof het een meedogenloze zilveren piratenhaak is. ‘Ik ben de kapitein van de piraten en ik ga je met mijn haak opensnijden van je buik tot aan je neus,’ zeg ik in een diepe, grommelende stem.

    Brittney Renae verbergt haar gezicht tegen mijn schouders en giechelt. Ze barst als een exploderende vulkaan uit in lachen van zodra ik mijn vingers tussen haar ribben por.

    Er is niets in deze wereld dat me meer vreugde geeft dan het geluid van de tweeling hun lach. Hun zorgeloze temperament grijpt me elke keer aan, of ik nu tot over mijn oren bedolven ben in mijn studies voor mijn eindexamen ter afsluiting van het middelbaar over enkele maanden, of Juf Lynda aan het helpen ben met het huishouden.

    Mama en papa vinden het niet leuk dat ik onze huishoudster, uit het stenen tijdperk, jawel, een handje help in de keuken. Meisjes van een goede familie maken hun handen niet vuil, dat is wat ze me al mijn hele leven aanleren. Ik mocht niet in de modder spelen met andere kinderen, noch mocht ik een gescheurde jeans dragen met hoodies, of luisteren naar rockmuziek in mijn slaapkamer zonder mijn oortjes in.

    Wanneer de nanny van de tweeling vorige lente verhuisde en mijn ouders geen vervanging konden vinden die het werk even goed deed, was mijn kans op verandering aangebroken. Ik stelde voor om op de meisjes te passen in de weekends, als mijn ouders zouden toestaan dat ik normale kleding mocht dragen in plaats van de verwachte blouses, broekpakken of klassieke jurken — ten minste binnen in het huis en alleen als we geen gasten verwachten voor een dinerbanket. Ik haat het om gekleed te zijn als een van de Koningin haar dichtste vertrouwelingen.

    Mama ging akkoord na een lange discussie en véél zuchten en blazen. Papa bleef volhouden dat ze toch moesten blijven zoeken naar een nieuwe nanny, maar toen de tweeling hem met hun grote puppyoogjes aankeken, gaf hij toe. Niemand in deze familie kan weerstaan aan de schattige blik van Paulina of Brittney Renae wanneer ze op de oh-alsjeblieft-knop duwen.

    Papa’s voorwaarde om me mijn eigen keuze aan kledij te laten dragen thuis, was dat ik Jasper Allensik zou ontmoeten, de zoon van een zakenpartner, die blijkbaar verwant was met de koninklijke familie op een of andere ingewikkelde manier. Ik ging akkoord maar ik nam papa nadien wel te grazen met deze overeenkomst: Ik moest enkel op date met deze kerel als ik hem voor minstens vijfenzestig percent leuk vond. En dat vond ik niet.

    Jasper Allensik is een eikel. Hij is groot, mager, draagt zijn geoliede zwarte haren in een zijstreep en drinkt tomatensap bij elke maaltijd die hij eet, wat dan langs zijn neus er opnieuw uitkomt als iets wat absoluut niet grappig is, hem aan het lachen brengt, zoals een onnozel artikel in de Financial Times.

    Na een lange schooldag in Londen, hou ik ervan om aardbeimelk te drinken bij mijn frieten als ik de kans krijg om bij Burger King langs te gaan, maar die melk komt er nooit langs mijn neus terug uit, lachen of niet.

    Meestal hebben we geen aardbeimelk in huis, omdat papa daar geen grote fan van is, en ook frieten krijgen we niet te eten. Juf Lynda wordt gevraagd om dingen als kreeft, kippenborst en soms zelfs kaviaar op toast te serveren. Brittney Renae en Paulina mogen de vis-ei-antipasta overslaan, maar vanaf mijn twaalfde verjaardag werd me gezegd dat ik maar moest wennen aan dat afschuwelijke spul, zodat ik mijn ouders niet nog eens zou beschamen door een mondvol terug in mijn bord te spugen vlak voor de ogen van hun gasten. Ja, soms is het gewoon vermoeiend om de eerstgeborene te zijn in het George McFarlandhuis.

    Ik neem Brittney Renae vast bij haar middel en zet haar op haar voeten. ‘Nu moet je hun bed weer opmaken,’ zegt ze, wuivend met haar toverstaf naar mij.

    Ik gehoorzaam. Juf Lynda maakt de bedden van de tweeling minstens vijf keer per dag op om mijn ouders tevreden te houden, aangezien zij strikte voorstanders van netheid zijn. Ik maak mijn eigen bed elke ochtend op en probeer het zo te houden tot ’s avonds, wat niet vaak gebeurt, met als gevolg dat ik het evenveel keer moet herdoen als Juf Lynda de bedden van de tweeling. Dus stoeien met mijn zusjes in het bed van mijn ouders is heiligschennis. We mogen zelfs niet in deze kamer binnenkomen. Maar George en Mary zijn weg, dus wie kan ons nu tegenhouden om het hele herenhuis om te toveren in een speelzaal?

    Ik trek aan het lakeneinde en strijk het glad met mijn handpalmen tot ze weer perfect recht ligt.

    Het kleine feeënbeestje heeft me alleen gelaten en is waarschijnlijk naar haar kamer teruggegaan om verder theekransje te spelen met haar poppen. Van zodra dat ik het licht uitdoe in de kamer en de brede met tapijt beklede gang instap, huppelt Paulina mijn armen in. Ik pak haar op en vraag me af waarom zij grinnikt als een verjaardagsclown. Meestal betekent dit dat ze een schitterend idee heeft... of dat juf Lynda wat zelfgemaakte koekjes het McFarlandhuis heeft binnengesmokkeld, wat dus deze namiddag is gebeurd.

    ‘Wat is er, honingkonijntje?’ vraag ik en ik hark met mijn vingers door haar lange, rechte haar, dat zo dik groeit als onkruid.

    ‘Ik heb een verrassing voor jou.’

    Uh oh. Haar laatste verrassing gaf me een lok groen haar. Godzijdank dat vingerverf geen permanente kleuring is. Ik verhul mijn grimas met een valse glimlach. ‘Fantastisch! Laten we gaan kijken.’

    ‘Het is een tatoeage.’

    ‘Godverdomme!’

    Paulina bedekt onmiddellijk haar mond met haar kleine handjes en houdt geschokt haar adem in, maar mij kan het niet schelen. Mijn ouders zijn er niet om me naar mijn kamer te sturen voor vloeken. In een lichte paniek zet ik mijn zusje neer, hurk voor haar neer en duw de mouwen van haar rode pandaberen sweatertrui omhoog, één voor één, haar armen controlerend op tekeningen allerhande.

    Ze giechelt. ‘Ik niet, gekkerd.’

    Oef! Mama zou me vermoord hebben.

    ‘Het is jouw naam, dus moet jij het op doen,’ informeert Paulina me en mijn kin zakt tot op mijn borstkas.

    ‘Wat?’

    Ze houdt me haar hand voor en ontvouwt haar vuist. In haar palm ligt een papiersnipper met het woord Angel erop. Niemand behalve de tweelingmeisjes noemt me zo en het is het enige woord in de wereld dat ze al kunnen spellen. Op hun vraag, heb ik het hun moeten leren — een hele week lang. Als het niet voor die schattige reden was geweest dat ze Angelina niet deftig konden uitspreken toen ze leerden spreken, had het helemaal belachelijk geweest dat ik Angel werd genoemd. Serieus, ik zie er alles behalve uit. Ik heb niet mama’s engelachtige aardbeiblonde lokken geërfd, maar wel papa’s ravenzwarte haar, wat ik tegenwoordig draag in een bobkapsel op kinlengte. Mijn huid is bleek en mijn donkerbruine ogen zijn opvallend ten opzichte van de rest van mijn gezicht.

    Ik neem het knipsel uit mijn zusjes hand en bestudeer het. Het is een van die tatoeages die je kan vinden in Disney prinsessenmagazines. De letters zijn gekruld en paars met een mist van kleine sterren eronder. Fantastisch. En waar wil ze dat ik dat plaats? Op mijn voorhoofd zodat mijn ouders morgenvroeg in vuur en vlam kunnen schieten?

    Alsof ze mijn gedachten kan lezen, haalt Paulina haar schouders op. ‘We kunnen dit op de binnenkant van je voorarm zetten. Je draagt altijd die zwarte sweaters. Mama zal het niet zien.’

    Wie kan er nu ooit neen zeggen tegen zo een hoopvol hartvormig gezichtje als dat? Ik blaas een ingehouden adem uit en ik neem me voor de tatoeage er morgenochtend af te schrobben voordat ik me bij mijn familie voeg voor het ontbijt beneden. ‘In orde. We doen het.’

    Ik leid haar doorheen de gang de badkamer in. Het licht knipt aan van zodra we de deur openen en reflecteert overal in de glimmende perzik en witte tegels. Ik zet me neer op de rand van het ovaal witte bad en kijk toe hoe de bezige dwerg een verhoogje van onder de wasbak neemt zodat ze er kan opstaan en naar de kraan reikt. Dan brengt ze een nat doek en frutselt met mijn arm terwijl ik geduldig wacht.

    Wanneer ze klaar en stralend gelukkig is, verschijnt het feeënbeestje in de deuropening. ‘Wat zijn jullie twee hier aan het doen?’ vraagt ze en plaatst haar kleine vuistjes op haar heupen. Voor één keer heeft ze haar toverstaf eens niet meegebracht.

    ‘Ik tatoeëerde Angel haar naam op haar onderarm,’ informeert Paulina haar.

    ‘Echt?’ Brittney Renae danst naar ons toe, applaudisserend wanneer ze het resultaat ziet.

    ‘Oh, dit is zo mooi! Je mag nooit je arm meer wassen en dit er voor altijd oplaten.’

    ‘Waarom? Zodat ik mijn arm zou kunnen gebruiken als een spiekbriefje voor het geval ik mijn naam vergeet?’

    Paulina vertrekt haar gezicht. ‘Wat is een jiet jietje.’

    ‘Het is iets dat je ... oh, laat maar.’ Beter om van onderwerp te veranderen en mezelf te redden van een wat-en-waarom ondervraging waar ik telkens een hoofdpijn aan overhoud. Onder aan de trap begint de grote grootvaderklok acht uur te luiden. ‘Bedtijd, meisjes.’

    De tweeling lacht, want klaarmaken voor bed begint altijd op dezelfde manier als we alleen thuis zijn. Iedereen vindt een plekje in Paulina’s bed, Brittney Renae brengt een boek en ik lees voor. Dit doen we voor al het andere gedoe zoals tanden poetsen en de flanellen pyjama’s aantrekken, omdat Brittney Renae haar kostuum wil aanhouden tot de allerlaatste minuut.

    Ik spreid me uit op het bed, tegen het hoofdbord leunend, laat mijn zusjes dicht tegen me aan kruipen aan elke zijde, en open het boek dat Brittney Renae me overhandigt. Het is Peter Pan. Ik ben niet verbaasd. Het is hun favoriet en ik lees dit boek avond na avond aan hen voor. De tweeling zegt elke zin met me mee terwijl ik voorlees.

    Met de meisjes tegen me aangedrukt, krijg ik het al snel heet in de verwarmde kamer. Ik trek mijn sweater over mijn hoofd en gooi het naar het voeteneinde van het bed, waarna ik verderga met lezen.

    ‘De piraat nam de kinderen mee aan boord van zijn machtige schip, de Jolly Roger,’ zeggen we alle drie met hetzelfde dramatische gevoel in onze stemmen. ‘Hij bond hen vast aan de mast in het midden en lachte om hun bange gezichten. De vuile bemanning juichte hun kapitein toe, elk wuivend met een vlag in hun handen. Want voor zover zij wisten, was vandaag de dag dat Peter Pan het gevecht zou verliezen.’

    ‘Oh neen,’ jammert Paulina wanneer ik eens inadem en het blad omdraai. ‘Wat als de lelijke Kapitein Haak hem deze keer wel zou vangen?’

    Ik rol met mijn ogen. Zij weet perfect hoe dit verhaal verder gaat. Maar elke keer als we het lezen, wordt ze zo meegezogen in het verhaal dat haar angsten oprecht lijken, met haar kleine handjes vastgeklemd in bibberende vuistjes.

    Ik laat de meisjes een tijdje naar de tekeningen kijken voordat we samen het einde onthullen en iedereen een opgeluchte zucht laat — inclusief ik. Ik weet niet waarom ik dat doe. Waarschijnlijk door de tweeling hun aanstekelijke enthousiasme telkens ik het verhaal van Peter Pan voorlees.

    Ik sluit het boek en leg het terug op Paulina’s nachtkastje. Zeker weten dat we het morgenavond opnieuw zullen lezen. De meisjes weten wat er nu volgt en, zonder klagen, gaan ze beiden de badkamer in om hun tanden te poetsen. Terwijl zij weg zijn, open ik de dubbele Franse deuren die uitkomen op een halfcirkelvormig Victoriaans balkon. In het maanlicht lijken de traag vallende sneeuwvlokjes op een romantische sterrenregen.

    Een koude bries waait rond mijn lichaam. Kippenvel verrijst op mijn blote armen en herinnert me eraan dat de dubbele Franse deuren in mijn eigen kamer al een paar uur open staan. Ik sluit de koude uit de slaapkamer van mijn zusje en ga terug naar die van mezelf. Het is ijzig koud hierbinnen, maar voordat ik de Franse deuren sluit, kan ik het niet laten om in de dansende vlokken te stappen. Ik sleep mijn voeten door het dunne laagje sneeuw op het betonnen balkon, een spoor achterlatend met mijn tennisschoenen.

    Mijn handen steunend op de marmeren leuning, til ik mijn hoofd hemelwaarts en vang enkele sneeuwvlokken met mijn mond. De vlokken smelten weg op mijn tong terwijl er meer blijven vallen op mijn gezicht waar ze zich vastklampen aan mijn wimpers. Deze tijd van het jaar vind ik het leukst. Alles is kalm en vredevol buiten. Ik kijk neer op onze grote Engelse tuin en beeld me in dat er een hert van achter een paar bomen, helemaal achteraan in onze tuin, komt. Maar er gebeurt helemaal niets. We wonen net buiten Londen. Er is geen stadse drukte hier, maar we zijn nog steeds te ver weg van enige bossen om een glimp van een hert of een voorbijsnellend konijn te kunnen zien.

    ‘Angel!’

    Met mijn mond nog steeds open en mijn tong uitgestoken om meer sneeuw te vangen, keer ik naar links en vind het feeënbeestje op Paulina’s balkon. We worden gescheiden door slechts drie meter ruimte en de kruin van een gewone es, die tussen de balkons, dicht bij het huis, geplant werd. Ik kom recht. ‘Wat is er?’

    ‘Je vergat je sweater.’ Ze houdt mijn zwarte sweater in haar kleine handen.

    ‘Gooi maar!’ Ik wandel naar de linkerkant van mijn balkon en strek mijn armen om het bundeltje stof te vangen. Maar haar mikken is even slecht als mijn moeders smaak voor muziek, en de hoodie belandt in de top van de boom. ‘Oh nee.’ Ik zucht en leun over de leuning zo ver als ik kan, maar het is onmogelijk om de trui te grijpen. Het zit vast in de vele takken en twijgjes.

    Het is maar een paar centimeter verder, dus ik zoek grip aan de voorkant van het huis en klim bovenop de brede marmeren balustrade. Op deze manier kan ik verder overleunen en eindelijk een mouw vastgrijpen. Met mijn vingers eromheen, wil ik terug van de leuning afstappen, maar het is glibberig van de sneeuw en ik schuif uit. Een schelle kreet barst er uit mijn keel terwijl ik worstel om mijn balans terug te vinden. Ik bid dat ik op een of andere manier toch aan de binnenkant van mijn balkon beland. Maar wanneer ik een glimp opvang van het geschokte gezicht van Brittney Renae terwijl ik val, weet ik dat dit pijn gaat doen.

    Hoofdstuk 2

    ––––––––

    Angelina

    ––––––––

    Ik val. Een schreeuw ontglipt me. De koude wind draagt me in een spiraal van wervelende wind. Ik open mijn ogen die ik om een of andere reden dicht hield. Er is niets rondom mij. Echt, niets. Ik kijk uit op een heldere blauwe zomerhemel. Paniek borrelt in mij op. Ik ben nog steeds aan het vallen — Waar in de wereld ben ik?

    In mijn rechtervuist houd ik de mouw van een zwarte hoodie vast die boven mijn hoofd wappert als een met heliumgevuld ballon. Het doet echter niets om me te vertragen. Dan herinner ik het me. Jezus, het balkon! Ik verloor mijn evenwicht. Ik had al op de grond gevallen moeten zijn en elk botje groot en klein in mijn lichaam gebroken moeten hebben. Dus waarom in godsnaam gebeurde dat niet?

    Ik draai me om en kijk naar beneden. Suikerspinwolken zweven onder mij. Ik kan mijn schaduw zien op de pluizige witte massa als ik dichterbij kom en seconden later, val ik recht door hen heen.

    Mijn geschreeuw vervaagt tot een angstig gejammer. Wanneer ik verschijn uit de wolken, kan ik eindelijk land onder mij zien. Weelderige groene heuvels, een dichte jungle en in de verte, stipjes van kleurrijke huizen in een oude zeehaven. Het eiland waarop ik met grote snelheid afsteven, heeft de vorm van een halve maan. Er is daar niets dat mijn val kan breken.

    Dit is waanzin. Mensen vallen niet zomaar recht uit de lucht. Ik trek de trui tegen mijn borstkas en omhels het stevig met trillende armen. Oh God, ik ga puree zijn over een minuut.

    Ik daal veel te snel af naar de jungle. Het Caribisch-blauwe water dat het eiland omringt, verdwijnt uit mijn zicht. Het enige wat er onder mij is, zijn bomen en struiken. Een grotere boom steekt boven een kleine open plek uit en ik mis de brede top op een metertje na.

    Wanneer ik over de bovenste takken zoef, vang ik een blik op van een gezicht tussen het bladerdek. De persoon achter het gezicht schiet vooruit en stopt aan het einde van de langste tak. Heilige Koe, er is een jongen in een grasgroene T-shirt en bruine lederen broek de takken van de boom aan het afschuimen. Hij volgt mijn val met zijn verraste blik, dan brengt hij zijn handen rond zijn mond en roept, ‘Kijk uit! Het regent meisjes vandaag!’

    Het duurt even om me te realiseren dat hij niet tegen mij aan het praten is, maar tegen een groep jongens op de grond. Jongens die ik over enkele seconden ga verpletteren. Ze tillen allemaal hun hoofd op en staren naar mij met verbijsterde gezichtsuitdrukkingen. En dan gebeurt het raarste ding ooit. Uit het niets, trekt iedereen een zwarte paraplu tevoorschijn en ze strekken deze allemaal uit, alsof ik kan afgeweerd worden als regen.

    ZIJN ZIJ GEK?

    Mijn einde tegemoetziende, schreeuw ik moord en brand. Maar net voordat ik land, vangt iets me op en tilt me opnieuw de hoogte in. Het is de jongen in de groene T-shirt die me red. ‘Ugh, meisje. Jij schreeuwt als een gemarteld varken. Wil je daarmee stoppen?’ zegt hij grimassend en trekt me dan knuffeldicht tegen zijn borstkas aan, terwijl hij met mij verdomme vliegt over de jungle.

    Met mijn mond wagenwijd open, val ik stil en staar naar zijn gezicht. Een ogenblik later wikkel ik mijn armen rond zijn nek met een doodsgreep.

    Hij kijkt me met een gewiekste grijns aan. ‘Hallo daar.’

    Ik zeg niets. Ik kan het gewoon niet geloven. Deze jongen ziet er een beetje jonger uit dan ik, lijkt helemaal normaal met blauwe ogen, dik bruin haar en al, maar hij zeilt wel op de thermische wind als een vlieger. Met mij erbij.

    ‘Ben je bang van vliegen?’ vraagt hij me.

    ‘Ik weet het niet,’ kraakt mijn stem. Normaal gezien niet, denk ik, maar dan herinner ik me niet ooit te zijn gedragen doorheen de lucht zoals nu.

    ‘Wel, als je dat wel bent, dan zou je zo niet van wolken moeten springen, weet je.’

    ‘Dat deed ik niet.’ Een gladde balkonreling zou mijn dood bezegeld kunnen hebben. Maar dan... wat als ik dood was? En dit was de andere kant? Ik pits in de kaak van de jongen en hij piept. Godzijdank dat hij dat voelde. Geen gedroom en geen wakker

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1