Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

De gave van Dina
De gave van Dina
De gave van Dina
Ebook223 pages3 hours

De gave van Dina

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Dina's moeder is een Zieneres. Dina hoopt dat zij die gave niet geërfd heeft maar het ze kan het niet langer ontkennen: ze ziet meer dan andere mensen. Door iemand recht in de ogen te kijken, kan ze heel veel over die persoon aanvoelen. Dat is vaak ongemakkelijk voor die persoon, maar ook voor Dina. Als Dina's moeder tijdens een onderzoek naar een moordzaak in de problemen komt, is ze wel verplicht om haar nieuwe gave te aanvaarden... en te gebruiken. Het eerste deel in de reeks De kronieken van de Zieneres, vol levendige personages en met de 11-jarige Dina in een glansrol. Meeslepende lectuur voor iedereen vanaf 10 jaar. De 11-jarige Dina heeft een bijzondere gave, die haar regelmatig in gevaarlijke situaties doet belanden. Fantasierijke reeks vol spanning en bovennatuurlijke elementen.
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateApr 22, 2022
ISBN9788728028780

Related to De gave van Dina

Titles in the series (2)

View More

Related ebooks

Related articles

Reviews for De gave van Dina

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    De gave van Dina - Lene Kaaberbol

    De gave van Dina

    Translated by Ina Vandewijer, Bernadette Custers

    Original title: Skammerens datter

    Original language: Danish

    Copyright © 2000, 2022 Lene Kaaberbøl and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788728028780

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    1 De griet van de Zieneres

    Strikt genomen was het niet echt Cilla’s schuld dat ik door een draak in mijn arm gebeten werd. Waarschijnlijk is het gewoon toeval dat zij besloot een emmer wei in mijn gezicht te gooien, precies op de dag dat de man van Dunark kwam. Maar elke keer dat mijn linkerarm pijn doet – elke keer dat ik het Lindenhuis mis, en de perenbomen en de kippen die we daar hadden – word ik weer woest op Cilla.

    Cilla was de dochter van de molenaar, het enige meisje uit een nest van zes. Misschien kwam het daardoor wel dat ze zo onuitstaanbaar was. Als Cilla iets wilde hebben, bijvoorbeeld een beetje honing, of een zijden haarband, of een stel Prinsen-Draakpionnen, dan hoefde ze alleen maar een beetje met haar ogen te knipperen en een honingzoet stemmetje op te zetten. Ze had korenblauwe ogen en als ze lachte, kreeg ze kuiltjes in allebei haar wangen. Haar vader smolt voor haar.Als iemand Cilla plaagde of haar maar een strobreed in de weg legde, dan ging ze dat onmiddellijk overbrieven aan een van haar broers. Die hadden allemaal van jongs af aan in de molen gewerkt, en konden met zakken graan gooien alsof er veren in zaten. Niemand zat te wachten op een knokpartijtje met Cilla’s broers, zelfs mijn grote broer Davin niet, en dat is bepaald geen watje. Cilla was gewend dat ze altijd precies haar zin kreeg.

    Meestal liep ik met een grote boog om haar heen. Maar die dag was echt een waardeloze dag – het was mis vanaf het moment dat ik opstond. Ik had van mijn moeder op mijn kop gekregen omdat ik mijn sjaal de avond ervoor bij de houtschuur had laten liggen, zodat hij drijfnat geworden was. Ik had al ruzie met Davin gehad. En Melli, mijn zusje van vier en echt een plaagmonstertje, had de ogen uit mijn oude lappenpop eruit gepeuterd. Oké, eigenlijk ben ik wel te groot om met poppen te spelen, maar Nana was mijn pop, en Melli was zonder het te vragen met haar gaan spelen. Ik was het gewoon spuugzat, en zó kwaad op de anderen thuis, dat ik het binnen niet langer uithield. Eerst ging ik een poosje bij Blis, onze lieve bruine merrie, in de stal staan. Blis had het zachtste karakter dat je je kon indenken en was erg geduldig met de meeste mensen. Maar toen nam Davin haar mee naar buiten om in de wei achter de perenbomen te grazen, en werd het me te stil en te saai in de stal. Bovendien zou het vast niet lang duren of mama zou een of ander klusje voor mij verzinnen, want werken is het beste medicijn als je ergens de pest over in hebt, vindt zij. Voordat ik er goed over nagedacht had, liep ik de heuvel af, op weg naar het dorp.

    Berken was geen grote plaats, maar we hadden wel een smidse, een kroeg, de molen van Cilla’s ouders, en nog elf verschillende huizen en boerderijtjes in het dorp zelf. En dan waren er ook plekjes zoals het Lindenhuis waar wij woonden, die buiten het dorp lagen, maar er toch ook bij hoorden. In bijna alle huizen woonden families, en bijna allemaal met kinderen, soms wel acht of tien.

    Je zou dus denken, dat er genoeg keuze was voor mij om een of twee vriendinnen te vinden, of tenminste een speelkameraad. Maar nee. Niet voor mij. Niet als je de dochter van de Zieneres was. Toen ik klein was, speelde ik met Sasia van de kroeg. Tot ze het moeilijk ging vinden om mij in de ogen te kijken, en dat werd steeds erger. Nu ontweek ze mij totaal, net als alle anderen.

    Dus, toen ik na een kilometer of vier door de modder en tegen de wind in eindelijk in het dorp aankwam, had ik eigenlijk geen flauw idee wat ik daar te zoeken had. In mijn eentje ging ik nog maar zelden die kant op, hooguit om een boodschap voor mijn moeder te doen. Besluiteloos stond ik midden op de markt en ik deed alsof ik alleen maar even stilstond om op adem te komen. Janus Tinkramer liep voorbij met zijn handkar en groette me vluchtig, zonder me echt aan te kijken. In de smidse stond Rikert, die bezig was het bruinrode ros van de kroeg te beslaan. Toen hij me in het oog kreeg, zwaaide hij, maar boog zich gauw weer over zijn werk. Toen spatten de eerste grote, vette regendruppels op de grond, en ik kon niet langer doen alsof ik me in het bleke zonnetje stond te koesteren.

    Ik ging de kant van de kroeg op, misschien uit gewoonte. Daarbinnen was het zogoed als leeg. Er zat maar één gast te eten, een bonk van een vent, afkomstig van de andere kant van het Skaylers Hoogland. Waarschijnlijk had hij een zomerbaantje gehad als karavaanbewaker of zoiets, en was hij nu op weg naar huis. Hij wierp een nieuwsgierige blik op mij, maar keek snel weer weg.

    Achter de bar stond Sasia’s moeder glazen af te wassen.

    ‘Goedendag Dina,’ zei ze beleefd, met haar blik strak gericht op het glas dat ze stond op te poetsen. ‘Wat kan ik voor je doen?’

    Wat zou ze nu doen, als ik zou zeggen: mij aankijken? Maar natuurlijk deed ik dat niet. ‘Is Sasia thuis?’

    ‘Nee. Ik geloof dat ze ergens bij de molen is.’ Ze knikte met haar hoofd in die richting, nog steeds zonder mij aan te kijken.

    Ik geloof dat het op dat moment al mis ging met mij. Ik voelde een scherpe, bittere woede in me opkomen. Een woede die gevoed werd door al die gebogen nekken en afgewende blikken ... Waarom toch? Ik voelde wel dat het voor iedereen makkelijker zou zijn als ik gewoon weg zou blijven. Maar ik had verdomme niet gevraagd om de dochter van een Zieneres te zijn. Of om haar ogen te erven – die ogen, waar niemand in wilde kijken. Ik kon me nog goed herinneren hoe hard ik moest huilen toen Sasia niet meer met me wilde spelen.

    ‘Wat is er dan mis met mij?’ vroeg ik aan mijn moeder.

    ‘Er is niets mis met jou,’ zei ze. ‘Je hebt gewoon mijn gave geërfd.’ Ze klonk trots en tegelijkertijd bedroefd. Ik voelde me niet trots, alleen eenzaam en ellendig en als ik die zogenaamde gave uit mezelf kon rukken, had ik het daar ter plekke gedaan. Die gave weggerukt en weggegooid, zonder te aarzelen. Maar zoiets kon ik helaas niet zelf uitmaken. Ik had die gave nu eenmaal en bleef ermee opgezadeld.

    Als ik die dag niet zo boos geweest was, zou ik vast gewoon naar huis gegaan zijn. Maar ik voelde me steeds opstandiger worden. Het kon dan wel zijn, dat ze liever hadden dat ik weg bleef ... En ik dan? Ik had toch ook het recht om hier te zijn? Om met iemand te praten, om met iemand samen te zijn – eigenlijk zou dat een mensenrecht moeten zijn. Met een brok in mijn keel liep ik vastberaden en met grote stappen dwars over de markt terug naar de Molenstraat.

    ‘Wat wil je, Dina?’ vroeg Ettie Molenaars, toen ze me in het oog kreeg. Ze was druk bezig het wasgoed van de lijn te halen voordat het weer doorweekt zou worden door de regen.

    ‘Ik ben op zoek naar Sasia,’ zei ik.

    ‘De meisjes zijn volgens mij allemaal in de schuur,’ zei ze met haar mond vol wasknijpers, en met haar blik op het wasgoed gericht, niet op mij.

    Ik stak schuin het erf over en glipte door het deurtje van de schuur naar binnen. Daarbinnen was het vrij donker, maar er hingen een paar lantaarns, die van knollen gemaakt waren, met talkkaarsen erin, en dat leken net gloeiende doodshoofden. Het zag er gezellig en tegelijkertijd ook griezelig uit. Boven op de hooiwagen zat Cilla als een prinses op haar troon met een roze laken om haar schouders gedrapeerd en een kroon van gele dahlia’s in haar haren. De anderen zaten in een halve cirkel om haar heen, en midden in de cirkel stond Sasia op één been met de oude vilten hoed van de molenaar op haar hoofd, en deed haar best om alle twaalf coupletten van ‘Mijn hartendief was een zwerver lief’ uit haar hoofd te zingen. Ze was bij het zevende couplet aangeland, en het klonk niet zo best. Eerst bleef ze halverwege steken, en toen ze opnieuw begon, raakte ze in de war met het achtste couplet.

    Ze speelden Aanzoek-aan-de-Prinses, en natuurlijk was Cilla de prinses. Als ik haar een beetje kende, dan zou ze zulke onmogelijke opdrachten voor haar minnaars verzinnen, dat de anderen geen schijn van kans maakten om die dag nog prinses te worden.

    De ‘hovelingen’ begonnen naar Sasia te fluiten en ‘boe’ te roepen, en Cilla verzocht haar minnaar om op te rotten, en pas terug te komen als hij er rijp voor was. Toen kreeg ze mij in het oog, en viel ze even uit haar rol.

    ‘Wat doe jíj hier?’ vroeg ze.

    ‘Ik kom een aanzoek aan de prinses doen,’ zei ik. ‘Wat anders?’

    ‘Je bent niet uitgenodigd,’ snauwde Cilla terwijl ze haar nagels bestudeerde alsof het beneden haar waardigheid was om mij aan te kijken. ‘Hé Sasia, kun jij je herinneren, dat we die griet van de Zieneres hebben uitgenodigd?’

    Sasia mompelde iets en keek naar de grond. Ik verloor mijn kalmte.

    ‘Je mag dan wel denken dat je een prinses bent, Cilla,’ zei ik verontwaardigd. ‘Maar je gedraagt je als een luis!’

    Haar hoofd ging omhoog en ze keek me bijna aan, maar op het laatste moment herstelde ze zich.

    ‘Ik zal jóú eens luizen geven, ik zal … ’ begon ze, maar ineens bedacht ze zich. ‘Nee, sorry. Misschien is het niet eerlijk. Ach, weet je wat, Dina, doe maar lekker met ons mee.’

    De monden van de andere meisjes vielen open van ongeloof. Ook ikzelf gaapte Cilla verbaasd aan. Deze wisseling van stemming kon ik niet goed volgen. Het was niets voor haar om zo grootmoedig te zijn.

    ‘Meen je dat écht? Mag ik meespelen?’

    ‘Ja. Dat vroeg je toch?’

    ‘Ja.’

    ‘Oké. Doe me maar een aanzoek!’

    Misschien was dat genoeg voor haar – om mij voor háár op de knieën te zien gaan. Mij best, het was een eeuwigheid geleden dat ik met iemand anders dan Davin of Melli had gespeeld, dus deze lage prijs had ik er graag voor over. Ik knoopte mijn cape open en sloeg hem over mijn ene schouder, zodat het een riddercape leek. Sasia zette de vilten hoed af en overhandigde hem aan mij zonder ook maar op te kijken.

    ‘O schone Prinses Lelieblank – Schenk Uw minnaar uw hand, zo rank ...’ begon ik precies zoals het hoorde.

    ‘Geen hand of trouw schenk ik een man – Vóór hij zijn kracht bewijzen kan,’ zette Cilla het rijm voort.

    ‘Hier is mijn zwaard, mijn boog erbij – Waarmee maak ik mijn Jonkvrouw blij?’

    ‘Een boog, een zwaard zijn geen bewijs – Veel hoger wordt mijn minnaars prijs ... Toon nu uw kunnen en uw kracht – Luister naar de eerste opdracht ...’ Cilla glimlachte en hield even pauze, maar ik kon aan haar zien, dat ze allang iets verzonnen had. ‘Zing alle twaalf coupletten van ‘Mijn hartendief was een zwerver lief’, terwijl je geblinddoekt op één been staat! Thea, geef Dina even jouw sjaal.’

    Het is moeilijker dan het klinkt, geblinddoekt op één been staan. Het is echt knap lastig om zo je evenwicht te bewaren. Maar ik kon langs mijn neus omlaag kijken en zo precies het stro op de vloer van de schuur zien liggen, en dat hielp. En gelukkig is mijn geheugen beter dan dat van Sasia. Ik begon dus aan het eerste couplet – zo goed als ik het me kon herinneren:

    ‘Mijn hartendief, een zwerver lief

    met op zijn hoed een groene veer ...

    Hij hield van meisjesharten teer,

    hij hield van hen, ja alledag,

    en meer nog in de nacht ...’

    Ik hoorde het gegiechel en geritsel om me heen heus wel, maar ik was niet van plan me daardoor van de wijs te laten brengen. Ik zong het ene na het andere couplet, ook al stond ik te trillen op mijn ene been. Ik had het bijna opgegeven, maar toen hoefde ik maar te denken aan Cilla’s chagrijnige smoel als ze haar prinsessenplaats aan mij zou moeten afstaan, en met gemak zong ik zó nog een paar coupletten. Ik haalde net diep adem voor ik aan het twaalfde en laatste couplet begon, en toen gebeurde het.

    Iets kouds en nats klotste precies in mijn gezicht, en in plaats van verse lucht kreeg ik een mondvol wei binnen. Ik verloor mijn evenwicht en viel om, hoestend en naar adem happend. Er liep ook wei in mijn neus, en ik voelde het in mijn keel en neusgaten bijten en branden. Eerst snapte ik totaal niet wat er was gebeurd. Maar toen ik de sjaal losgerukt had en Cilla met de lege emmer zag staan en de anderen keihard hoorde lachen – ja, toen snapte ik het.

    ‘Rot op, heksenkind, en als je rijp bent, kom dan vooral niet terug,’ zei Cilla terwijl ze bijna stikte van de lach. Ze was zó ingenomen met haar eigen actie, dat ze vergat om te maken dat ze wegkwam. En dat was niet erg slim van haar. Want ik was nog nooit zo razend geweest. Eén teug lucht was genoeg om me weer bij mijn positieven te brengen, en meer dan dat. Ik sprong in één keer boven op haar, duwde haar achterover, en plofte toen boven op haar borst, zodat ze niet meer overeind kon komen. Ik pakte haar gezicht tussen mijn handen en nam de beste wraak die ik kon nemen.

    ‘Kijk me aan, jij luizig, miezerig popje. Kijk in mijn ogen!’

    Daar voelde ze niks voor. Ze schreeuwde en huilde, en probeerde haar ogen dicht te houden, maar ik had haar stevig beet en was niet van plan haar los te laten. ‘Kijk me aan!’ siste ik nog een keer, en het leek wel alsof ik haar nu in mijn macht had. Haar korenbloemblauwe ogen gleden open en staarden recht in de mijne.

    ‘Jij denkt alleen maar aan jezelf, verwend nest,’ fluisterde ik. Ik hoefde nu niet meer hardop te praten, ze hoorde mij net zo duidelijk als haar eigen gedachten. ‘Ik kan niet één ding bedenken dat je ooit voor een ander gedaan hebt. En elk smerig trucje dat je hebt uitgehaald om je zin te krijgen, ken ik. Ik weet hoe je aan die ring daar bent gekomen. Ik weet hoe je Sasia haar blauwe lievelingslint hebt afgetroggeld. Ik weet hoe je tegen je broers hebt gelogen, zodat maffe Malte ervanlangs kreeg. Wat had Malte verkeerd gedaan, behalve achter je aanzitten omdat hij je haar zo mooi vond? Niets, Cilla. Je loog. Jij bent zo gemeen, zo laf, zo zielig, dat ik gewoon misselijk word als ik naar je kijk. Ik weet alles, Cilla. Ik ken jou, door en door!’ En daar was geen woord van gelogen. Terwijl ik op haar buik zat en in haar gezicht fluisterde, wist ik wat ze gedaan had. En ook al schreeuwde, schopte en spartelde ze alsof ze bijna verdronk, ze kon onmogelijk loskomen. Ik dwong haar om naar zichzelf te kijken. En ik dwong haar zich te schamen over wat ze zag.

    Een van de andere meisjes probeerde me van Cilla af te duwen, maar ik hoefde mijn hoofd maar om te draaien en haar aan te kijken, of ze sprong achteruit alsof ze zich verbrand had.

    ‘Je bent gemeen, Cilla,’ herhaalde ik – iets harder nu. ‘En als je soms denkt dat een van je vriendinnen hier écht om je geeft, om hoe je bént, dan heb je het mooi mis!’

    Ik stond op. Cilla bleef liggen. Ze huilde aan één stuk door, alsof ik haar met een zweep bewerkt had.

    ‘En jullie,’ zei ik tegen de anderen, ‘jullie zijn niet veel beter. Jullie komen hier om Prinses Cilla het hof te maken, maar alleen omdat jullie bang voor haar zijn of iets van haar willen. Blijven jullie maar lekker jullie stomme spelletjes spelen. Ik heb er schoon genoeg van!’ Ik keek de kring rond, maar de enigen die terugkeken, waren de flakkerende knollenlantaarns met hun holle ogen. Mijn woede wankelde even. Ik wilde helemaal niet dat het zo afliep. Maar juist nu zat er niet veel anders op dan weg te gaan.

    Voordat ik goed en wel bij de schuurdeur was, ging die open, en Cilla’s vader kwam binnen.

    ‘Wat doen jullie nou?’ riep hij. ‘Cilla, wat is er aan de hand?’

    Cilla gaf geen antwoord. Ze lag nog steeds hartverscheurend te snikken. Pas toen ontdekte de molenaar wie er voor hem stond, en binnen een paar seconden wist hij wie hij de schuld moest geven.

    ‘Jij duivelskind, wat heb je met haar gedaan? Als je mijn Cilla iets hebt aangedaan, dan ...’

    ‘Ik heb haar nauwelijks aange ...’ Maar ik kon mijn zin niet eens afmaken. Hij gaf mij zo’n harde klap in mijn gezicht, dat het geluid door de hele schuur weergalmde.

    ‘Voor jouw soort valt er niets aan te raken,’ snauwde hij. ‘Maak dat je wegkomt naar die

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1