Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Omstreden Testament
Omstreden Testament
Omstreden Testament
Ebook273 pages4 hours

Omstreden Testament

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

De kinderen van de in 1829 overleden eigenaar van een hoeve op het Brabantse platteland blijken geen enkel middel te schuwen om hun erfdeel te vergroten. De Bredase notaris Anton Bastiaansen raakt ten diepste betrokken bij deze familietwist. Als uit de boerenstand opgeklommen jurist probeert hij in de stedelijke burgerij een stevige positie te verwerven. Zijn ambitie botst met zijn verlangen naar een volwaardig liefdes- en gezinsleven. Hij dreigt bovendien speelbal te worden van belangengroepen die in de steeds woeligere Zuidelijke Nederlanden tegenover elkaar komen te staan.
Omstreden Testament is een historische roman. Het verhaal en de hoofdpersonen zijn fictief, de context is realistisch. Het boek is een vervolg op de roman Antons Tweestrijd, maar kan ook goed afzonderlijk gelezen worden.

LanguageNederlands
Release dateNov 15, 2021
ISBN9781005474362
Omstreden Testament
Author

Peter van de Steenoven

Peter van de Steenoven(Breda 1953) studeerde contemporaine geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Hij was 35 jaar werkzaam in het voortgezet onderwijs in Dordrecht als leraar en schoolleider. Sinds zijn pensionering houdt hij zich onder meer bezig met onderzoek naar de geschiedenis van Breda in de negentiende en twintigste eeuw en publiceerde verscheidene artikelen, onder andere in het geschiedkundig Jaarboek De Oranjeboom. Hij is gehuwd, heeft twee kinderen en zes kleinkinderen.

Read more from Peter Van De Steenoven

Related to Omstreden Testament

Related ebooks

Related categories

Reviews for Omstreden Testament

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Omstreden Testament - Peter van de Steenoven

    Omstreden testament

    Historische roman

    Published by Peter van de Steenoven at Smashwords

    ©2021 Peter van de Steenoven

    Smashwords Edition, License Notes

    Thank you for downloading this free ebook. You are welcome to share it with your friends. This book may be reproduced, copied and distributed for non-commercial purposes, provided the book remains in its complete original form.

    Dit boek is ook beschikbaar in druk in de boekhandel en bij de meeste online verkopers.

    Afbeelding op de omslag: Emile Auguste Carolus-Duran, Portrait équestre de Mademoiselle Croizette, 1873, collectie Musée des Beaux-Arts Eugène-LeRoy in Tourcoing, Bron Wikimedia Commons

    1

    Met knallende hoofdpijn kwam ik langzaam bij bewustzijn. Ik lag op mijn buik op een aarden vloer, ik voelde de kou optrekken in mijn lichaam. Voorzichtig hief ik mijn hoofd wat op en zag dat ik me in een donkere ruimte bevond met alleen flauwe lichtinval door een schuurraampje. Het rook sterk naar paardenmest, ik lag blijkbaar in een stal. Voorzichtig betastte ik mijn achterhoofd. Ik voelde een forse bult. Ik probeerde op te staan, maar dat verhevigde de pijn enorm. Ik liet me terugvallen en raakte weer buiten bewustzijn. Na enige tijd opende ik opnieuw mijn ogen. Ik legde mijn arm onder mijn voorhoofd en besloot nog even rustig te blijven liggen en te bedenken hoe ik hier in hemelsnaam terecht was gekomen. Ik draaide wat met mijn hoofd heen en weer en keek rond in de donkere ruimte. Langzaam wenden mijn ogen aan het schemerduister. Ik zag een staldeur en een kruiwagen met hooi. Aan de muur hingen enkele zadels, waaronder een bijzonder fraai exemplaar met bestikte stijgbeugelriemen. Ik hoorde gesnuif en het onrustige getrappel van paardenvoeten.

    Vaag begon ik me te realiseren waar ik me bevond. Ik was die middag naar de hoeve van de overleden Lodewijk van Helvoirt in De Moeren gereden om informatie in te winnen bij zijn dochter Josephine. Ik had aan de deur van het woonhuis geklopt, maar er reageerde niemand. Vervolgens was ik de schuur ingelopen om te kijken of ik daar misschien iemand kon vinden. Blijkbaar was ik ten val gekomen, waarschijnlijk na een klap op mijn hoofd, maar ik kon me niet herinneren dat ik iemand had gezien in de schuur.

    Ik kroop heel langzaam naar de dichtstbijzijnde houten wand en ging er met mijn rug tegenaan zitten. De hoofdpijn hield aan en ik was duizelig. Ik probeerde me even niet te bewegen. Ik hoopte dat iemand de schuur binnen zou komen om me weer op de been te helpen. Ik had eigenlijk om hulp moeten roepen, maar daar had ik de energie nog niet voor. Behalve de paarden hoorde ik alleen wat geruis van de wind en getjilp van vogels buiten. Ik overdacht wat ik moest gaan doen. Hoe zou het met mijn paard zijn? Ik had het provisorisch aan een paal nabij het woonhuis vast gemaakt. Hoe lang was dat al geleden? Zou het paard zich niet hebben losgetrokken om op zoek te gaan naar eten en drinken? Of zou de onverlaat die mij vermoedelijk had neergeslagen ermee vandoor zijn gegaan?

    Voorlopig zag ik me nog niet op een paard klimmen. De duizeligheid werd wel minder, maar de pijn in mijn hoofd niet. Hoe zou ik deze dag hier nog weg kunnen komen? Ik wist daar geen antwoord op. Ik kreeg enorme behoefte aan water, niet alleen om mijn dorst te lessen maar ook om mijn hoofd af te koelen. Ik besloot toch maar te proberen om buiten te komen. Als er nog steeds niemand te zien zou zijn, kon ik proberen water uit de put op het erf op te halen. Voorzichtig trok ik me op aan de dwarsbalk van de wand en strompelde langzaam naar de buitendeur van de schuur. Ik opende die deur en werd verblind door het felle licht. De zon stond al tamelijk laag en scheen me recht in de ogen. Opeens hoorde ik vanuit de verte geroep. Ik zag een man vanuit een veld in stevige pas naar mij toe komen. Als dit de man was die mij eerder die dag een klap op mijn hoofd had gegeven dan hoefde ik niet veel goeds van hem te verwachten. Ik voelde me ook nog zo slap dat ik me helemaal niet zou kunnen verdedigen. Nerveus hield ik hem in het oog, maar keek tegelijkertijd rond of ik niet ergens naar toe kon vluchten. Ik zag het woonhuis dat er nog steeds nogal gesloten bij stond en gelukkig ook nog mijn paard dat ongedurig aan de paal stond te rukken. Ik wilde naar het huis lopen, maar zonder de steun van iets waaraan ik me kon vasthouden ging dat moeizaam. De man uit het veld had mij in de kortste keren ingehaald. Het was een man van rond de vijftig, een typische landarbeider. Armoedige, vuile kleren, een tanig gezicht en stevige werkmanshanden. Ik was bang dat hij me direct tegen de grond zou werken, maar hij begon me op wat agressieve toon vragen te stellen: ‘Hé, wie bent u? Wat deed u in de schuur? Ik ken u niet.’

    Voorzichtig keerde ik me naar hem om en stak hem de hand toe. Die negeerde hij, maar voor hij me opnieuw agressief zou kunnen toespreken nam ik zelf het woord: ‘Dag meneer, ik ben notaris Bastiaansen uit Breda. Ik ben hier vanmiddag naar toe gereden om mejuffrouw Van Helvoirt te spreken. Ik heb bij haar aangeklopt, maar er deed niemand open. Omdat ik ook niemand buiten zag ben ik daarna de schuur ingelopen. Daar ben ik uiterst pijnlijk ten val gekomen. Waarschijnlijk heeft iemand me met een hard voorwerp op m’n achterhoofd geslagen.’

    ‘Wat zegt u, heeft iemand u neergeslagen?’ reageerde de landarbeider, ‘Wie zou dat dan moeten hebben gedaan? Ik heb hier vandaag geen enkele vreemdeling gezien. Bent u in het donker niet gewoon tegen een balk aangelopen?’

    ‘Dat lijkt me niet waarschijnlijk, ik heb een enorme bult op mijn achterhoofd.’

    ‘Ik zie het, u ziet er slecht uit, u moet verzorgd worden. Ik breng u wel naar Katrien, die zal u vast helpen.’

    ‘Maar is die dan in het huis?’ reageerde ik verbaasd.

    ‘Daar ga ik van uit, waar zou ze anders kunnen zijn? Katrien verlaat het erf alleen om naar de mis te gaan op zondag.’

    Ondertussen waren we bij het huis aangekomen en na geklopt te hebben deed de man de deur open en liet me naar binnen gaan. Hij riep hard ‘Katrien’ en liep direct door naar de keuken. Toen hij de deur open deed kwam er net een al wat oudere vrouw aanlopen. Ze had een gerimpeld gezicht met een wat verzuurde gelaatsuitdrukking. Ze keek me nauwelijks aan, maar had direct in de gaten dat er iets mis was met mij.

    ‘Ga zitten meneer. Janus, haal jij een emmer met vers water? Meneer, wie bent u eigenlijk en hoe komt u aan zo’n lelijke wond op uw achterhoofd?’ sprak ze vinnig. Ik vertelde wie ik was en wat me in de schuur was overkomen. Ook Katrien reageerde verbaasd: ‘Hebt u vanmiddag bij het huis aangeklopt? Ik heb er niets van gemerkt. Ik was boven de kamers aan het schoonmaken. En Josephine heeft u blijkbaar ook niet gehoord. Zij doet ’s middags nogal eens een dutje. Sinds haar vader is overleden slaapt ze ’s nachts niet goed, ze maakt zich over van alles zorgen. Maar dat u in onze schuur een klap hebt gekregen kan ik niet geloven, wie zou dat dan moeten hebben gedaan? Janus was op het veld aan het werk en verder was er hier geen mens.’

    Ik kon haar vraag niet beantwoorden want ik had immers niemand gezien in de schuur, maar ik was er tamelijk zeker van dat iemand mij een klap had verkocht en dat ik niet zomaar mijn hoofd had gestoten. Dan zou ik achterwaarts moeten hebben gelopen of omhoog moeten zijn gekomen, daar kon ik mij niets van herinneren. Katrien en Janus klonken nogal overtuigend in hun verklaring dat ze niemand hadden gezien. Zou er zich dan iemand in de schuur verborgen hebben gehouden? Het was allemaal nogal raadselachtig. Maar ik wilde nu eindelijk Josephine wel eens ontmoeten, daar had ik immers deze verre tocht voor gemaakt. Ik vroeg Katrien of ze thuis was en of ik haar kon spreken.

    ‘Natuurlijk meneer, ik zal zo meteen even vragen of ze u kan ontvangen. Ze moet u vast al hebben horen binnenkomen. Maar ik zal u eerst wat te drinken geven. Als Janus is teruggekeerd met het water zal ik uw hoofd een beetje schoonmaken,’ antwoordde Katrien.

    Ik liet me door Katrien verzorgen en vroeg Janus of hij zich over mijn paard wilde ontfermen. Hij zou het in de stal zetten. Nadat Katrien mijn hoofd met een natte doek had schoongemaakt verwittigde ze de vrouw des huizes van mijn aanwezigheid. Die kwam direct met haar naar de keuken waar ik nog steeds achter de tafel zat. Ik wilde opstaan om haar de hand te geven, maar voelde de duizeligheid weer opkomen. Josephine zag me wit wegtrekken en zei me rustig te blijven zitten.

    Josephine bleek een heel spontane, hartelijke vrouw. Ze was gekleed in een zwarte jurk, waarschijnlijk nog vanwege het overlijden van haar vader, en droeg de voor plattelandsvrouwen gebruikelijke witte muts. Ze was slank, had mooie grote bruingroene ogen en een brede mond met tamelijk volle lippen. Ze oogde als een vrolijke, opgewekte jonge meid en ik kon me niet zo goed voorstellen dat ze, zoals Katrien had gezegd, veel wakker zou liggen van de zorgen.

    ‘U bent dus notaris Bastiaansen,’ vervolgde ze. ‘Ik had u al min of meer verwacht. Mijn stiefbroer Karel had me geschreven dat u een keer langs zou komen. Maar ik had eerlijk gezegd een wat oudere man verwacht die hier met een koets zou verschijnen.’

    ‘Ik hoop dat u mij toch te woord wil staan,’ reageerde ik met een glimlach.

    ‘Maar natuurlijk. Ik vind het vervelend dat u in onze schuur ten val bent gekomen. Gelukkig dat Katrien u al heeft verzorgd. Zullen wij u helpen om op te staan om naar de salon te gaan? U kunt dan in de fauteuil van mijn vader gaan zitten.’

    Ik stond voorzichtig op, gelukkig bleven de duizelingen nu achterwege en ik zei dat de ondersteuning niet nodig was, maar Josephine nam me toch spontaan in de arm en leidde me naar de salon. Ik rook haar zoetige eau de toilette en vond het, ook al was het maar kortstondig, aangenaam om weer eens fysiek contact te hebben met een aantrekkelijke jonge vrouw. Ik nam plaats in een grote stoel in een hoek bij het raam en Josephine ging tegenover mij zitten. Ik kon mijn hoofd laten rusten tegen de hoge rugleuning en merkte dat mijn hoofdpijn langzaam iets minder werd. Ik vroeg aan Josephine hoe het met haar ging en of zij zich kon redden nu haar vader was overleden.

    Ze antwoordde heel open en genuanceerd: ‘Ik mis vader natuurlijk enorm, hij was altijd zo lief voor mij. Maar voorlopig red ik het wel hier. Katrien is er dag en nacht en doet het huishouden, Janus verzorgt de tuin en de beesten. Mijn broer Maarten komt regelmatig langs.’

    ‘Woont hij dan niet op de hoeve?’

    ‘Nee, Maarten boert op de akkers en weilanden van onze hoeve, maar na zijn huwelijk is hij in een huis hier niet zo ver vandaan gaan wonen. Op den duur wil hij hier wel met zijn gezin intrekken, vader heeft immers het landgoed aan hem nagelaten.’

    ‘En wat gaat u dan doen?’

    ‘Dat weet ik nog niet. Waarvan zou ik moeten gaan leven? Vader heeft me maar heel weinig nagelaten en ik ben nog niet verloofd. Dat baart me wel zorgen.’

    ‘Dat is één van de redenen waarom uw stiefbroer Karel mij heeft benaderd,’ reageerde ik, ‘maar ik weet niet of hij u daarover heeft geïnformeerd. U zei dat hij u heeft geschreven. Heeft hij u eigenlijk gemeld hoe hij denkt over het testament en de erfenis?’

    ‘Hij schreef vooral dat hij het testament niet rechtvaardig vindt en dat hij de geldigheid ervan in twijfel trekt. Ik vind het ook jammer dat ik zo weinig erf, maar aan de andere kant is het wel logisch dat Maarten de hoeve krijgt. Hij doet al jaren het werk op het landgoed.’

    Ik moest nu tactvol opereren. Mijn opdrachtgever had inderdaad een heel uitgesproken mening over het laatste testament van Lodewijk van Helvoirt, maar ook over het handelen van zijn stiefbroer Maarten. Hij had mij gevraagd bewijzen te zoeken voor zijn opvattingen. Daarvoor dacht ik de medewerking nodig te hebben van Josephine. Voorzichtig probeerde ik haar vertrouwen te winnen: ‘Mejuffrouw, het is inderdaad vrij gebruikelijk dat de zoon die op de hoeve van zijn vader werkt de hele boerderij erft, dat heb ik bij mij thuis ook meegemaakt. Maar het is dan meestal zo dat de andere kinderen daar een financiële compensatie voor krijgen. In uw situatie lijkt me dat ook zeer wenselijk. Dat is, naar ik heb begrepen, ook de intentie van uw stiefbroer. Heeft uw vader geen geld of sieraden nagelaten?’

    ‘Er was wel een geldkist, maar daar zat maar een beperkte hoeveelheid geld in. Het is net voldoende om het huishouden hier een half jaar draaiende te houden. Katrien en Janus moeten ook betaald worden. Vader had sinds hij uit het leger was gegaan geen andere inkomsten meer dan die uit het landgoed.’

    ‘Uw stiefbroer Karel leeft in de veronderstelling dat uw vader uit zijn diensttijd een flink kapitaal had overgehouden. Hij herinnerde zich gouden 40 francs munten. Die heeft u niet gevonden?’

    ‘Was het maar waar!’ reageerde Josephine nu fel. ‘Karel is in geen jaren meer hier op het landgoed geweest, hij schreef alleen af en toe een briefje naar vader. Hij heeft geen idee hoe sober wij de laatste tijd leefden. De opbrengst van het landgoed ging vrijwel geheel naar Maarten, die moest zijn gezin onderhouden. Wij teerden in op de spaarcenten van vader. Die ging ook wel eens op pad met zijn oude strijdmakkers en dan leefde hij er goed van. Als vader al ooit gouden munten heeft gehad dan heeft hij die uitgegeven aan drank en lichtekooien. Ik heb er niets van gezien.’

    ‘Dat is zeer spijtig voor u,’ reageerde ik voorzichtig.

    Ik bedacht dat doorvragen op dit punt niet zoveel zin had. Het leek me van begin af aan al heel moeilijk om boven tafel te krijgen dat er nog contant geld te vererven was. Dat stond ook niet vermeld in de testamentteksten die Karel van Helvoirt mij had overgelegd. Ik moest mijn vragen aan Josephine ook een beetje doseren om te voorkomen dat zij geïrriteerd zou raken. Gelukkig kwam Katrien nu met thee de salon binnen en kon ik even over wat luchtigers beginnen. Ik keek de kamer rond en zag dat het duidelijk de salon van een krijgsman was geweest. Er hingen sabels en geweren aan de wand. Het enige schilderij dat in de kamer hing was een jachttafereel. Verder was de kamer sober ingericht met wat oude meubels, het behang aan de wanden was ooit heel fraai geweest, maar was nu heel vuil en beschadigd. Ik vroeg Josephine of ze zich wel kon vermaken nu ze zo alleen midden op het platteland woonde, maar ze zei dat ze er geen moeite mee had, ze was nooit anders gewend geweest. Ze hield van paardrijden en vond het heerlijk om bij mooi weer flinke ritten over de heide te maken.

    Ik realiseerde me ineens dat ik een groot praktisch probleem moest oplossen. Waar moest ik de nacht doorbrengen nu ik geen paard kon rijden? Ik vroeg Josephine of ze mij met een koetsje naar een herberg in Zundert kon laten brengen om daar te overnachten. Ze bood echter spontaan aan dat ik de nacht in de gastenkamer van de hoeve kon doorbrengen. Ik zou dan wel met een zeer eenvoudig avondmaal genoegen moeten nemen. Voor mijn hoofd was het beter dat ik nog een nacht rust hield voordat ik weer op reis ging en het gezelschap van deze mooie jonge dame was ook niet onaangenaam, dus ging ik gretig in op haar aanbod.

    Josephine ging naar Katrien in de keuken om te melden dat ik zou blijven eten en slapen. Ze had de deuren gesloten en ik bleef enige tijd alleen in de salon waar het door de vallende avond al wat ging schemeren. Ik overdacht wat me de volgende morgen te doen stond. Ik zou in elk geval naar de notaris in Zundert gaan om navraag te doen naar het testament, maar ik overwoog ook om bij de veldwachter langs te gaan om te melden wat mij die middag was overkomen. Ik verwachtte wel niet veel van een onderzoek, maar ik was er zelf van overtuigd dat ik was aangevallen, en de jurist in mij maakte dat ik vond dat dit tenminste ergens moest worden geregistreerd.

    Ik was blijkbaar weer even ingedommeld want ik schrok van de deur die kraakte toen hij werd geopend. Josephine kwam binnen om te vragen of ik met haar mee kwam naar de keuken voor het avondeten. Ondanks het pijnlijke en doffe gevoel in mijn hoofd had ik wat trek gekregen en het brood met de plak ham smaakte me goed. Katrien at ook met ons mee. Ik vertelde tijdens het eten dat mijn ouders een boerderij in Rijsbergen hadden gehad en dat mijn broer die had geërfd. Josephine vroeg me hoe ik dan notaris in Breda had kunnen worden. Ik antwoordde dat ik op school goed kon leren en dat de pastoor me toen naar het seminarie had gestuurd. Mijn geloof bleek echter niet sterk genoeg en daarom was ik maar rechten gaan studeren. Josephine moest daar om lachen en zei dat ik daar goed aan had gedaan. Ze vroeg ook of ik was getrouwd en was verbaasd dat dit niet het geval was. Zo’n knappe en succesvolle man had toch allang een mooie vrouw aan de haak kunnen slaan zei ze ironisch. Katrien maakte bezwaar tegen de vrijpostige opmerkingen van Josephine, maar zij verblikte of verbloosde niet. Ze was tussen mannen en militairen opgegroeid, zei ze, terwijl ze me lachend aankeek, dus ze wist hoe mannen dachten. Het was prettig dat Josephine een beetje los kwam in mijn gezelschap en we kletsten na het eten gezellig verder, waarbij zij mij van alles vroeg over het leven in de stad. Ik genoot van haar vrouwelijke uitstraling en kreeg zelfs het gevoel dat ze een beetje met me flirtte. Ik voelde me echter te moe die avond om dit spel mee te spelen en bovendien had ik me voorgenomen om mijn werk niet te vermengen met relationele ontwikkelingen. Dit was me een jaar geleden al eens overkomen en de emoties die daarbij waren losgekomen had ik nog steeds niet helemaal verwerkt.

    Toen er een stilte viel vroeg ik of de dames er bezwaar tegen hadden dat ik al ging slapen. Het was nog vroeg in de avond, maar ik was doodop. De hoofdpijn was ook nog niet helemaal verdwenen. Katrien bracht me naar een kamer op de eerste verdieping met een raam dat uitzicht bood op de velden achter het huis. Ik viel als een blok in slaap. In de nacht werd ik slechts één keer wakker, ik meende dat ik een paard hoorde weggalopperen. Daarna werd het weer doodstil. Bij het krieken van de dag werd ik gewekt door het gefluit van de zangvogels. Ik bleef nog even liggen om de vorige dag te overdenken. De mensen hier bleken niet onaardig, maar veel wijzer was ik niet geworden. Josephine had mijn vragen allemaal heel vlot en plausibel beantwoord, maar sommige zaken bleven toch mysterieus: de slag op mijn hoofd in de schuur, maar ook dat paard dat ik vannacht had gehoord. Het huis staat langs een doodlopende weg en hier in huis verbleven alleen Josephine en Katrien. Gek ook dat ik geen hond had horen aanslaan. Daar moest ik de dames toch maar eens naar vragen.

    Toen ik beneden deuren hoorde slaan stond ik op. Ik ging naar de keuken waar Katrien bedrijvig in de weer was. Ze vroeg hoe ik me voelde en zei me aan tafel te gaan zitten om wat te eten, het brood lag al klaar. Het was niet bepaald vers, maar ik had gezonde trek. Ik voelde me een stuk beter dan de avond ervoor en wilde daarom zo snel mogelijk naar Zundert vertrekken. Als dat goed zou gaan dan wilde ik die middag nog proberen om naar Breda terug te rijden, ik had de volgende dag afspraken met cliënten. Ik vroeg Katrien of Josephine al op was. Tot mijn teleurstelling was ze al veel eerder opgestaan en met haar paard vertrokken. Ze liet mij groeten. Ik vroeg Katrien ook of ze die nacht een ruiter had horen wegrijden, maar dat was niet het geval. Deze ochtend werd ik hier opnieuw niets wijzer dus besloot ik zo snel mogelijk te gaan. Ik bedankte Katrien voor haar goede zorgen en vroeg haar ook Josephine mijn dank voor haar gastvrijheid over te brengen. In de stal bleek mijn paard al te eten te hebben gehad. Het kostte me wel wat moeite om het op te zadelen, maar toen ik eenmaal over de zandweg richting Zundert reed genoot ik van de frisse ochtendlucht en het mooie zicht over de velden. Na een klein uurtje reed ik het dorp binnen.

    In het raadhuis vroeg ik waar ik de veldwachter kon vinden, maar de secretaris meldde me dat deze net zijn ronde door het dorp maakte. In afwachting van zijn terugkeer besloot ik dan eerst maar de notaris op te zoeken. Daar had ik meer geluk want notaris Hereijgers zat achter een tafel op zijn kantoor een dossier te lezen. Hij had een welgedaan postuur en bekeek me met een wat lodderige blik. We kenden elkaar nog niet, maar toen hij hoorde dat ik een collega was uit Breda nodigde hij me vriendelijk uit te gaan zitten en bood me koffie aan. Zodra ik hem echter vertelde waar ik voor kwam, verstrakte zijn gezicht en werd hij formeler. Hij bevestigde dat hij nog geen jaar geleden een nieuw testament van Lodewijk van Helvoirt had ontvangen. Toen ik hem vroeg of hij zeker wist dat deze wilsbeschikking wel helemaal volgens de regels tot stand was gekomen, reageerde hij gepikeerd: ‘Meneer Bastiaansen, ik hoef u toch niet te vertellen dat een testament dat niet hier op kantoor is opgemaakt, maar wel volgens de regels is opgesteld gewoon geldig is? De laatste wil van Van Helvoirt is hier keurig gedeponeerd, helder uitgeschreven en van de handtekeningen

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1