Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Half vol: De geschiedenis en stralende toekomst van 10.000 jaar optimisme
Half vol: De geschiedenis en stralende toekomst van 10.000 jaar optimisme
Half vol: De geschiedenis en stralende toekomst van 10.000 jaar optimisme
Ebook275 pages4 hours

Half vol: De geschiedenis en stralende toekomst van 10.000 jaar optimisme

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

De wereld gaat niet naar de knoppen. Amerika staat niet op de rand van een afgrond. Er dreigt geen derde wereldoorlog. En dit is niet de gouden eeuw van het pessimisme. Er is alle reden voor zorgen over klimaatverandering, geweld en nepnieuws, maar de geschiedenis wordt gemaakt door optimisten,

LanguageNederlands
PublisherBicker Hollow
Release dateJun 15, 2023
ISBN9781088147528
Half vol: De geschiedenis en stralende toekomst van 10.000 jaar optimisme

Related to Half vol

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Half vol

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Half vol - Willem Meiners

    1

    Woord vooraf

    Optimisme is net een mens. Het heeft een verleden, en een geboortedatum.

    Zodra onze opa’s en oma’s in de prehistorie een fatsoenlijk gevulde hersenpan ontwikkelden, pakweg tienduizend jaar geleden, kreeg optimisme vleugels. Dat werd hoog tijd. Want het is één ding om als recht overeind lopende man of vrouw een talentvolle spons in je hoofd te hebben liggen, maar wat heb je eraan zolang eten en poepen meer energie vergen dan nadenken?

    Ze hadden seks. Dat weten we omdat ze baby's kregen. Wat we niet weten is of het vooral hormonen waren die hen ertoe aanzetten om zich te vermenigvuldigen, zoals bijvoorbeeld de Mississippi wolf en de dodo dat deden, of dat ze veeleer werden gedreven door een behoefte aan meer mankracht. Uiteindelijk haalden de wolf en de vogel het niet, die stierven uit. Daarom waren hormonen alleen waarschijnlijk niet de voornaamste motivatie van de mens om te paren. Ze hadden extra personeel nodig.

    De voorouders leidden heel lang een monotoon bestaan. Dat is niet hetzelfde als saai, want aanhoudend op zoek moeten naar iets te eten bracht vaak meer opwinding met zich mee dan hun lief was. Tussen de twintig- en dertigduizend jaar geleden schreven ze daarover, met vingerverf op grotwanden. Ze tekenden bisons, herten, zwijnen, vogels, bomen, planten, hun hele menu. Dat moest allemaal eerst doodgemaakt, omgehakt of losgetrokken worden. Ze beschikten over een perfect stel duimen, die kwamen goed van pas. Net zoals de baby’s zodra die groot genoeg waren om de handen uit de mouwen te steken.

    En dan moest het echte zware werk nog beginnen: het kauwen, doorslikken en verteren van rauw voedsel. Opa en oma in de oertijd waren allebei één wandelend spijsverteringskanaal. Het eiste alle aandacht op van hun lichaam, en het vrat energie. Niemand werd oud.

    Maar dat veranderde op slag zodra ze leerden koken, en dat is wat er tienduizend jaar geleden gebeurde. Het onder controle krijgen van vuur leidde tot het bakken van klei en het maken van kookpotten die niet lekten. In de potten kookten ze soep. Heet water maakte vlees, vis, groenten, granen, noten en vruchten voortaan zacht, en een groot deel van de spijsvertering werd nu uitbesteed aan de pan op het vuur. In het lijf van de voorouders werd de vrijkomende energie opgeëist door hun hersenen. Het was het allerbelangrijkste moment in de hele geschiedenis van de mensheid.

    Je hersenen gebruiken meer brandstof dan enig ander orgaan. Onder een microscoop begrijp je waarom. In de hersenpan wonen honderd miljard neuronen, zenuwcellen. Die sturen signalen naar elkaar met een snelheid van 400 kilometer per uur, via een wegennet van bloedvaten met een gezamenlijke lengte van 150.000 kilometer¹. Al die signalen en boodschappen hebben maar één doel, zorgen dat jij op de meest efficiënte en effectieve manier in leven blijft.

    Over de uitkomst van hun inspanning zijn je hersencellen permanent optimistisch. Dat is levenslang hun job, optimisme. Zodra ze die verwachting kwijt zijn, geven ze het op, dan ga je dood. Maar in afwachting daarvan is het bovenin je kop één groot rooskleurig festival. Wonderlijk, want de bezitter van de hersenpan zelf deelt dat optimisme van zijn eigen hersencellen lang niet altijd. Sinds vuur en de kookpot ons tienduizend jaar geleden het vermogen tot goed nadenken bezorgden, zijn we verbazend vaak in mineur. Ondanks de onwaarschijnlijk fenomenale prestaties die we met z’n allen hebben geleverd en in almaar toenemende mate blijven leveren.

    Ik ben zelf van huis uit journalist, rechtstreeks van de schoolbanken naar achter de schrijfmachine. Eerst twintig jaar bij een krant in Europa, daarna dertig jaar als verhalenverteller in Amerika. Al die tijd heb ik me verwonderd over de behoefte van de lezer aan slecht nieuws, en ik geef je een voor iedereen herkenbaar voorbeeld. Elke dag vliegen tussen er Europa en Noord Amerika circa 2500 vliegtuigen tweemaal de Atlantische Oceaan over, heen en terug. Allemaal landen ze veilig. Vijfduizend vluchten per dag, bijna twee miljoen ieder jaar. Geen woord daarover in de krant. Totdat er een keer eentje uit de lucht valt. Dat is een zo grote uitzondering dat het alle voorpagina’s haalt. Ik heb ze eens opgeteld, meer dan twaalfhonderd keer binnen de eerste vierentwintig uur. Want iedereen wil het weten.

    Waarom is dat? Waarom concentreren we ons op die ene zeldzame keer dat er iets fout gaat? Waarom koesteren we pessimisme, terwijl we eigenlijk qua aanleg kanjers van optimisten zijn? Zoals de feiten zullen laten zien, is optimisme in de loop van de achterliggende tien millennia een zo sterke drijfveer geworden dat het de paringsdaad heeft vervangen als het belangrijkste overlevingsinstrument van de mensheid. Seks bevindt zich sindsdien binnen het domein van passie en affectie, waar het zich beter thuis voelt. Niettemin reageren en gedragen we ons hardnekkig alsof het einde der dagen aanstaande is.

    Hoog tijd voor een reality check. Want in werkelijkheid wijst niets erop dat de wereld naar de knoppen gaat. Integendeel, het tegenovergestelde is het geval. Immers, optimisme heeft niet alleen een verleden, maar ook een toekomst. Een schitterende. Kijk maar met me mee.

    2

    Inleiding

    * Een gouden eeuw van pessimisme?

    Pessimisme maakt overuren. Het is al zo lang vijf voor twaalf dat het binnenkort wel mis moet gaan, onvermijdelijk. Statistisch gezien is het slechts een kwestie van tijd, niet óf, maar wanneer. Stikstof. Plastic in de oceanen. Te hete zomers. Vluchtelingen. Mondkapjes. Stijgende zeespiegels. Landen met atoombommen die ze niet zouden moeten hebben. Rare complotdenkers. En nieuws dat van geen kanten te vertrouwen is, iedereen zegt maar wat. We leven in de gouden eeuw van het pessimisme.

    Maar niet heus.

    Er zijn volop problemen, narigheid, uitdagingen en dilemma’s die schreeuwen om een oplossing, dat is glashelder. Maar we zijn met z’n allen geen onbeschreven blad. We hebben als soort een prima gedocumenteerde geschiedenis van probleemoplossingen die klinkt als een klok. We zijn zo goed in het vinden van een antwoord op zelfs de taaiste uitdagingen, dat we in die grote hersenpan van ons telkens opnieuw de prikkel vinden om de volgende breinbreker te lijf te gaan. Niet zomaar een prikkel. Het is aangeboren optimisme, een diep weten dat het eens gaat lukken.

    Op een enkel klein detail na. Iedereen wordt geboren met een voorgeprogrammeerde wetenschap dat één moment in onze toekomst onvermijdelijk is. We weten niet wanneer, maar er komt een keer een einde aan ons eigen leven. Ook al worden we er almaar beter in om dat incident steeds verder voor ons uit te schuiven, vroeg of laat gaan we dood.

    Daar staat tegenover dat al het andere vermijdbaar is, tenzij het om gevallen gaat die het woordenboek omschrijft als orkanen of aardbevingen. Dat wil niet zeggen dat er niet om de haverklap van alles misgaat, we weten wel beter. Maar we weten ook dat iets wat vandaag onvermijdelijk lijkt, op een dag niet meer onontkoombaar zal zijn. En als wij zelf daaraan niet meer kunnen bijdragen, dan doet de volgende generatie het wel. Want een mensenleven mag dan, zegt de psalmdichter, kortstondig zijn gelijk het gras, de mens als soort is gelijk een onkruid, weg te denken noch weg te krijgen².

    Herinner je je de naam van die Hongaarse professor, Erno Rubik? In 1974 bedacht hij een kubus met 54 beweegbare vlakjes, elk uitgevoerd in een van zes verschillende kleuren, negen vlakken per kleur. Rubiks kubus heeft 43 triljoen mogelijke combinaties, dat is 43 met achttien nullen, maar slechts één goede. Het kostte professor Rubik zelf de eerste keer een volle maand om de zes zijden van zijn kubus elk helemaal groen, geel, blauw, oranje, rood of wit te maken. Acht jaar later werd het eerste wereldkampioenschap Rubiks kubus oplossen gehouden. De winnaar deed het binnen 23 seconden³.

    Of het voorbeeld van de Deense speelgoedfabrikant Lego. Toen die in 1949 overging op het maken van plastic bouwblokjes, zat daar een vernuftig idee achter. Tot dan toe bestond er geen combinatie van speelgoed dat onderling op elkaar was afgestemd. Ouders kochten voor hun kroost een pop, een wiegje, een poppenkast, een brandweerauto of een trein, allemaal van verschillende makelij, en meestal van verschillende fabrikanten. Met de plastic Legoblokjes konden kinderen ineens alles zelf bouwen, huizen, auto’s, beesten, een dinosaurus, raketten, de mogelijkheden zijn eindeloos. Waarom? Omdat je met alleen al zes blokjes, elk met acht noppen, 915 miljoen verschillende combinaties kan maken⁴. Laat staan wat je kan met 15 miljoen blokjes. Daarmee bouwde Lego in het Deense Billund een compleet pretpark.

    Getallen met meer dan een paar nullen doen de meeste mensen duizelen, maar diezelfde meeste mensen hebben weleens Lego in hun vingers gehad, of de kubus. Ongeacht hoe groot de kans is dat we deze of gene oplossing tevoorschijn toveren, het voorbeeld van simpel speelgoed bevestigt wat het brein allang weet: ingewikkelde dingen zijn doenlijk, uitdagingen worden op een dag overmeesterd.

    De wereld vandaag is beter dan op enig ander moment in de geschiedenis. Je kan net zo veel brandende kwesties opsommen als je wilt, en ze zijn allemaal waar, maar het leven van nu is voor verreweg de meeste mensen op aarde beter, veiliger, gezonder, comfortabeler en amusanter dan ooit tevoren. Dat is geen toeval, er is tienduizend jaar lang keihard aan gewerkt, met alleen maar dat ene ingrediënt, die ene drijfveer die al tien millennia sterker is dan doemdenken, optimisme. De optimist accepteert van nature niet dat er ook maar iets onoplosbaar is. Elk mens aanvaardt nederlagen en tegenvallers, maar alleen tijdelijk. Totdat we erbij neervallen, en dan pakt een ander de draad op.

    En dus lopen we nu allemaal rond met een tabletje van zeven bij vijftien centimeter, acht millimeter dik, leverbaar in alle kleuren van de regenboog, met de ouderwetse naam telefoon. Het is in feite een Zwitserse uitvinding uit het jaar 1890, toen ze in dat land soldaten een zakmes gaven waarin opgevouwen ook een schroevendraaier zat, en een priem, een blikopener en een sleutel om hun geweer mee te openen en te repareren⁵.

    Onze zaktelefoon is een radio, een tv, een camera, een computer, een rekenmachine, een betalingsmiddel, een zaklantaarn, een woordenboek, een video- en audiorecorder, een tekst- en emailzender en -ontvanger, een bibliotheek, een boekenkast, een winkelcentrum, een typemachine, een gps, een weersvoorspeller, een vertaler die 133 talen beheerst, een fotoalbum, een telefoon, een klok, een stopwatch, een batterijmeter, een vergrootglas, een spiegel, een wekker en voorts drie miljoen andere toepassingen die we gratis of voor een grijpstuiver uit de appswinkel kunnen laden.

    Dertig jaar geleden bestond dit niet. Toen bestonden er evenmin consulten met je huisarts per computer, elektrische auto’s die zichzelf opladen door over een snelweg met zonnepanelen te rijden, robots die in het bejaardencentrum komen controleren of opa zijn pillen heeft geslikt en die de zuster waarschuwen als oma verhoging heeft, afhaal-maaltijden die per drone thuis op je stoep worden bezorgd, of een prik tegen huidkanker. Dat is er nu allemaal, en elk van de voorbeelden bevindt zich nog maar in een beginstadium. Niemand weet wat er weldra allemaal mogelijk wordt met kunstmatige intelligentie, crypto betalingen, robots of zelfrijdend verkeer. Het enige wat we wel weten is dat we het in minder dan geen tijd gewoon gaan vinden. Zoals alles wat ons tien, vijftig, honderd, laat staan duizend jaar geleden versteld zou hebben doen staan.

    ***

    In dit boek bladeren we door de geschiedenis van tienduizend jaar optimisme. Ik ben verantwoordelijk voor de sightseeing terwijl ik ons van de ene naar de andere bezienswaardigheid navigeer. Maar hoewel ik het verslag doe, zijn het voornamelijk andere mensen en gebeurtenissen het het verhaal vertellen. Zoals Nelson Mandela, Melina Mercouri, de kardinaal van Manilla en de magere generaal in het Spaanse parlement die het vertikte om een militaire staatsgreep te accepteren. Allemaal moedige optimisten die weigerden zich te laten ontmoedigen.

    Je hoort van de hoofdredacteur van een woordenboek die alle zevenhonderdduizend woorden van de Engelse taal uit zijn hoofd kent, maar die zijn optimisme op de proef gesteld ziet worden zodra hij thuis tegen een woordeloze muur aanbotst. Er is een lunch met een gekwelde minister van defensie die een nucleaire oorlog vermeed maar een niet-nucleaire oorlog verloor en die een leven lang niet begreep wat er fout ging. En dan is er de bestsellersschrijfster die het snapt, die begrijpt wat vrouwen drijft.

    We kijken naar de biologie en de genetica van optimisme, naar het onwankelbare optimisme van liefde en huwelijk, naar de sterk toegenomen invloed van vrouwen overal, naar de fascinatie van kinderen voor slechteriken, en naar hoe landen en culturen zich tot elkaar verhouden. We stoppen in Portugal, Griekenland, het oude Rome en Spanje. We vergelijken Amerikanen met Nederlanders, en de Fransen met Duitsland en Engeland. Optimisme brengt ons naar IJsland, China, Rusland en India, en we maken uitstapjes naar Afrika, Turkije en Japan. We gaan in gesprek met de klassieke doemdenkers Thomas Hobbes en Robert Malthus, en ook met hun meer zonnige tegenhangers Jean-Jacques Rousseau en de jongedame Pollyanna.

    En dan zijn er de probeerders, de waaghalzen. Risiconemers die de eersten waren. Geen gokkers, maar buitenbeentjes, kansberekenaars zoals Annie, die zich als eerste met de Niagara-waterval omlaag liet vallen, blinde Joe die de eerste hacker werd, Jeff die de grootste winkel ter wereld bouwde, Isabella die als koningin ook echt iets te zeggen wilde hebben. Kloosterabt Nollet die zijn monniken elektrocuteerde en daarmee de basis legde voor de telegraaf, Harpa de koe die van de slager wegvluchtte en daarmee een heel land inspireerde, timmerman John die met een houten klok schepen van de ondergang redde, en het meisje Tilly die hetzelfde deed voor honderd badgasten.

    Optimisme botst soms met pessimisme, zoals we zullen zien naarmate we de geschiedenis van complotdenkers tegen het licht houden, de kiezers van Donald Trump onder een vergrootglas leggen en even binnenlopen bij mijn buren op het platteland van Maine voor wie de veranderingen te snel gaan. Maar vaker botst optimisme met realisme. Hopen, niet zeker weten, en toch vertrouwen, dat is optimisme. Samuel Johnson, de 18e-eeuwse essayist, vatte dit ooit samen met: Hoop wint het van ervaring. Dromen, ook wensen en hopen, maar beseffen dat dit alles is wat we tot en met vandaag kunnen bereiken: dat is realisme. Het verschil kennen tussen beide heeft in de geschiedenis menige ramp voorkomen. Het verschil niet herkennen heeft de geschiedenis menige ramp bezorgd.

    Ik ben je navigator in deze biografie, want met navigeren heb ik praktijkervaring, weliswaar alweer een tijdje terug, maar het is net als fietsen, je verleert het niet. Het was mijn taak in de cockpit van een kleine helikopter, toen ik probeerde ermee het Andesgebergte over te steken. Vliegen is, net als ruimtevaart, een van de meest in het oog springende prestaties van het optimisme in de geschiedenis, omdat het de wetten van de fysica tart. In alle tienduizend jaar van mensen met grotere hersenen dan voorheen, hebben ze met jaloezie gestaard naar vogels en vlinders. Al die tijd wilden ze kunnen vliegen, maar pas sinds 1903 hebben ze uitgevonden hoe dat moet. Tegen een hoge prijs. Tegenwoordig zijn vliegtuigongelukken een uitzondering, maar alleen omdat we hebben geleerd van fouten, mislukkingen en dingen die we niet wisten. Jarenlang was vliegen in hoge mate riskant, ronduit gevaarlijk en vaak spelen met je leven.

    Honderd jaar na de eerste vlucht van Orville en Wilbur Wright nam ik vlieglessen en kocht ik een kleine helikopter, een vierzitter. Samen met Noorse, Nederlandse, Amerikaanse, Engelse en Duitse piloten doorkruiste ik het continent. Ik was onder de indruk van de pracht van de vijftig Amerikaanse staten, omlaag kijkend vanaf een gemiddelde hoogte van driehonderd meter. De wereld zien vanuit een helikopter is verslavend, en ik voelde al snel een drang opwellen om als eerste een uniek lange afstand af te leggen⁶. Ik wilde naar het dorp Barrow vliegen, helemaal bovenin Alaska, en vandaar zuidwaarts naar Ushuaia helemaal onder in Argentinië⁷. Dat betekende het volgen van de gehele kustlijn van de Stille Oceaan, van de ene poolcirkel naar de andere, alvorens linksaf te slaan naar de Atlantische Oceaan, en vandaar weer omhoog, naar huis. Niemand had dit eerder gedaan, niet in een helikopter, en zeker niet in zo'n kleintje.

    Ik was er optimistisch over dat het me zou lukken. Vooral omdat zo'n expeditie niet één lange tocht is, maar honderd korte, die elk een paar uur duren tot de brandstof op is en het tijd is om te landen en bij te tanken. Elke eerstvolgende beslissing om al dan niet op te stijgen naar een onbekende bestemming, over onbekend terrein, wordt voorafgegaan door een ontmoeting tussen optimisme en realisme, elke keer weer. Hier en daar in dit boek deel ik een paar hachelijke momenten met je, als een kapstok voor wat anderen heeft gemotiveerd en bewogen die in de loop van tien millennia hebben geprobeerd om het zoveelste nog niet eerder gedaan af te vinken.

    ***

    Er is een espensoort die de Amerikaanse ratelpopulier wordt genoemd. Hij groeit in mijn achtertuin, het begin van een woud van naalden loofbomen dat zich vanaf de Penobscot-rivier in Maine duizend mijlen uitstrekt tot hoog in Canada. In Amerika heet de boom quaking aspen. De naam verwijst naar het geluid van de blaadjes zodra de wind ze in beweging brengt. Ze trillen en zingen. Een kolonie espen van die soort is ondergronds onderling met elkaar verbonden. Alle bomen zijn ontstaan uit een en hetzelfde boomzaadje, dat telkens ergens een nieuwe esp doet groeien. Ze delen allemaal één stelsel van wortels, en hoewel individuele bomen uiteindelijk sterven en omvallen, blijft het wortelsysteem in leven, honderden, soms duizenden jaren lang.

    De esp is een metafoor. Bestaat de geschiedenis uit onvermijdelijkheden, uit momenten en gebeurtenissen en beslissingen die onontkoombaar uit elkaar voortvloeien, of niet? Ik geef je een voorbeeld. Negen dagen na het uitbreken van de eerste wereldoorlog overleed in het Witte Huis de echtgenote van president Wilson. Op een moment dat de gebeurtenissen in Europa zijn volle aandacht opeisten was de man ontroostbaar. Maar niet lang, want een paar maanden later liep hij de weduwe van een Washingtonse juwelier tegen het lijf. Zij was zestien jaar jonger en een flirt, hij was de zoon van een dominee. Ze trouwden binnen de kortste keren.

    Edith Wilson praatte hartstochtelijk op de president in. Ze vertelde hem dat hij de messias was die de wereld uitgerekend op dit moment nodig had, een leider, een voorganger. Het ging erin als Gods woord in een ouderling, want Woodrow Wilson had van zichzelf altijd al gevonden dat hij een zending had te vervullen. In elke stad waar hij woonde, sloot hij zich aan bij het kerkkoor, en telkens als het zingen begon, brak hijzelf van pure aandoening in tranen uit⁸. De uitwerking van Ediths woorden was dat de president meteen na het einde van de oorlog naar Europa reisde, om daar zelf een half jaar lang de vrede te stichten. Zij ging mee, maar hij liet zijn ministers en de meeste van zijn assistenten thuis.

    Wilson was dermate eigenwijs, anderen zeiden arrogant en hoogdravend, dat de Vrede van Versailles die hij bekokstoofde van alle praktische waarde was ontdaan. Als hij de kenners en deskundigen hun werk had laten doen, zouden er andere, meer bruikbare afspraken zijn gemaakt, en dan was Europa niet binnen twee decennia zo goed als vanzelfsprekend naar een tweede oorlog afgegleden. Na terugkeer uit Parijs en een besmetting met de Spaanse griep kreeg Wilson een hersenbloeding. Edith sloot hem op in de slaapkamer, schermde hem af, en nam tot het einde van zijn ambtstermijn een reeks van presidentiële beslissingen namens hem.

    Gebeurtenissen als een espenbos, de ene leidde zo te zien vanzelf tot de volgende⁹. Wat begon met de dood van de eerste mevrouw Wilson net toen de eerste wereldoorlog begon, eindigde met het uitbreken van de tweede wereldoorlog. Onvermijdelijk?

    Het lijkt een verleidelijke conclusie. Maar zoals we zullen zien, de geschiedenis is een stuk genuanceerder, met kruispunten, en met keuzemogelijkheden bij elke afslag, waarbij iedere nuance en elk kruispunt een kans biedt om het lot te beïnvloeden.

    Kom maar mee, ik heb een indrukwekkende reeks van voorbeelden voor je.

    3

    Even plassen met Mandela, de kardinaal en de springster

    * Optimisme, realisme en wishful thinking

    Op de zevende verdieping kwam Nelson Mandela de lift binnenstappen. We verbleven allebei in hetzelfde hotel in Kyoto. Hij was langer dan ik me had voorgesteld, met schouders die licht voorover bogen, maar zijn gezicht was precies zoals iedereen het kende, vriendelijk, glimlachend, kort halfgrijs haar. Hij wenste mij een goede morgen. Op de vierde verdieping ging de liftdeur opnieuw open en een jonge vrouw liep binnen. Ze droeg het uniform van de hotelreceptie, en ze sprak hem aan, nerveus. "Meneer Mandela, de directie vraagt of u het VIP gastenboek

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1