Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Eene vlotreis
Eene vlotreis
Eene vlotreis
Ebook336 pages4 hours

Eene vlotreis

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Eene vlotreis (1881) is een van de weinige niet-science-fiction romans van Verne. In deze roman reizen de rancher Joam Garral en zijn dochter naar het Braziliaanse Belém, waar zij wil trouwen met Manuel Valdez. Hun reis gaat per houten vlot over de Amazone. Aangekomen in Belém ziet Joam de kans om zijn naam te zuiveren, hij wordt immers al jaren gezocht voor een misdaad die hij niet heeft begaan. Een louche figuur genaamd Torres wil Joam daarmee wel helpen. Die zegt dat hij in het bezit is van bewijsmateriaal dat voor Joams onschuld pleit. Maar in ruil daarvoor wil Torres met zijn dochter trouwen... -
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateFeb 4, 2019
ISBN9788726132588
Eene vlotreis
Author

Jules Verne

Victor Marie Hugo (1802–1885) was a French poet, novelist, and dramatist of the Romantic movement and is considered one of the greatest French writers. Hugo’s best-known works are the novels Les Misérables, 1862, and The Hunchbak of Notre-Dame, 1831, both of which have had several adaptations for stage and screen.

Related to Eene vlotreis

Titles in the series (100)

View More

Related ebooks

Related categories

Reviews for Eene vlotreis

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Eene vlotreis - Jules Verne

    Jules Verne

    Eene vlotreis

    HET RAADSELSCHRIFT.

    EEN DRIJVENDE STAD

    Saga

    Eene vlotreis

    Original title

    La Jangada - Huit Cents lieues sur l'Amazone

    Translated by Hippolyte-Le´on Benett

    Copyright © 1881, 2018 Jules Verne and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726132588

    1. e-book edition, 2018

    Format: EPUB 2.0

    All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    SAGA Egmont www.saga-books.com – a part of Egmont, www.egmont.com

    ACHT-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

    Eerste nasporingen.

    De nasporingen moesten zonder verwijl geschieden en dat wegens twee zeer gewichtige redenen:

    De eerste — kwestie van leven of dood, — was, dat het bewijs van de onschuld van Joam Dacosta te berde gebracht werd, voordat eenig bevel van Rio Janeiro ontvangen was; want dat bevel, nu eenmaal de identiteit van den gevangene bewezen was, kon niet anders dan den last inhouden, om het doodvonnis te voltrekken.

    De tweede was, dat het lijk van Torrès niet te lang in het water mocht verblijven; om nog de hoop te kunnen koesteren, den koker en zijn inhoud ongeschonden terug te vinden.

    Araujo gaf in deze omstandigheid bewijzen niet alleen van beleidvolle voortvarendheid, maar ook van zijne degelijke kennis van den toestand van de rivier bij de monding van den rio Negro.

    „Indien het lijk van Torrès zoo sprak hij tot de twee jongelieden, „dadelijk door den stroom medegevoerd is, dan zal noodzakelijk een groot gedeelte der rivier benedenstrooms af gebaggerd en afgevischt moeten worden; want te willen wachten, totdat het lichaam tengevolge van de ontbinding boven komt, dat zou verscheidene dagen vereischen.

    „Neen, dat kan niet, antwoordde Manuel, „heden nog moeten wij slagen!

    „Indien daarentegen het lijk, vervolgde de loods, „in het lange gras en het riet aan den voet van den oever is blijven hangen, dan zullen wij het binnen een uur terug gevonden hebben!

    „Dan aan het werk!" antwoordde Benito.

    Er viel ook niet anders te handelen. De vaartuigen naderden den oever en de Indianen begonnen met hunne lange bootshaken al de gedeelten van het stroombed te onderzoeken, aan den voet van den steilen oever gelegen, welks kam tot strijdperk der vechtenden gediend had.

    De plek was gemakkelijk teruggevonden. Een breed bloedspoor bevlekte de krijtlagen van het talud, dat loodrecht tot aan de watervlakte daalde. Daar waren talrijke bloeddroppels op het rietgewas zichtbaar. Er was zich dus niet te vergissen, daar ter plaatse was het lijk in het water verdwenen.

    Een vijftig pas benedenstrooms stak een gedeelte van den oever in de rivier uit en vormde eene soort van baai, waarin het water als ware het in een kom in eene wieling zacht ronddraaide. Geen beweging werd aan den oever waargenomen en de rietstengels groeiden daar geheel rechtstandig. De hoop was dus gerechtvaardigd, dat het lichaam van Torrès niet in den vollen stroom zoude geraakt zijn. Daarbij kwam nog, dat wanneer het lijk ook al van de helling van de rivierbedding afgeschoven zoude zijn, het slechts tot op weinige vademen van den oever zoude gegleden zijn, en dat daar zich de stroomdraad ook nog niet deed gevoelen.

    De uba’s en de prauwen verdeelden de taak onder elkander en bakenden den omtrek, die onderzocht moest worden, tot aan de uiterste grens van de wieling af; en van dien omtrek tot het middenpunt lieten de bootshaken geen plekje van den rivierbodem, al was het nog zoo klein, ondoorzocht.

    Maar te vergeefs, het lichaam van den gelukzoeker werd noch in het rietgewas, noch op den bodem der wieling teruggevonden. De helling van den bodem der rivierbedding werd nu ijverig opgenomen.

    Twee uur later was men tot de gissing gekomen, dat het lichaam door een bons tegen den oever schuins te water was gevallen, daardoor buiten den kring der wieling en verder onder het bereik van den stroomdraad geraakt was.

    „Dat is noodlottig, zei Manuel, „maar wij moeten daarom nog niet wanhopen en nog minder mogen wij onze nasporingen opgeven.

    „Zullen wij dan den stroom in zijne geheele breedte en in zijne geheele lengte moeten afbaggeren?" vroeg Benito met wanhoop.

    „In zijne geheele breedte, waarschijnlijk, antwoordde Araujo. „In zijn geheele lengte, neen, gelukkig neen!

    „En waarom niet?" vroeg Manuel.

    „Omdat de Amazone op ongeveer eene mijl benedenstrooms van hare vereeniging met den rio Negro een vrij scherpen hoek vormt, alwaar tevens hare bedding eene verhooging ondergaat. Er bestaat daar dus als het ware eene afdamming, bij de schippers wel bekend als de dam van Frias en waar slechts die voorwerpen voorbij kunnen, die aan de oppervlakte drijven. Zij, die beneden onder die oppervlakte medegesleept worden, kunnen, onmogelijk het talud van die beddingsplooi overschrijden."

    Dat was, men zal zulks moeten erkennen, eene gelukkige omstandigheid, wanneer namelijk Araujo zich niet vergiste. Men moest evenwel op dien ouden waterrot van de Amazone vertrouwen stellen. Hij was sedert dertig jaar loods en de doorvaart van dien dam van Frias, waar de stroom sterker werd, naarmate de oevers naar elkander toebogen, had hem menigmaal moeite veroorzaakt. De geringe breedte en de ondiepte van het vaarwater waren oorzaak, dat die doorvaart uiterst moeielijk was en menig houtvlot daar in gevaar had verkeerd.

    Araujo had dus gelijk, toen hij beweerde dat, wanneer het lijk van Torrès door zijn soortelijk gewicht nog op den bodem der rivier gehouden werd, het den dam niet had kunnen overschrijden. Het is waar, dat wanneer het later door de vorming en uitzetting van gassen, aan de oppervlakte zou komen, het dan ongetwijfeld door den stroomdraad zoude voortgesleurd worden en onmiddellijk voor de naspoorders aan de andere zijde van die afdamming zou te loor gaan. Maar die zuiver natuurlijke werking zou eerst over ettelijke dagen kunnen intreden.

    Men kon geen bekwamer man raadplegen dan Araujo. Hij gaf bewijzen, dat hij in dat vaarwater volkomen te huis was. Vermits hij dus verzekerde, dat het lijk van Torrès niet over de afdamming had kunnen heendrijven, moest men het noodzakelijk terug vinden in de ruimte tusschen die afdamming en de plek, waar het in het water was gestort. En dat was slechts de afstand van hoogstens eene mijl. Geen eiland, noch eenige ondiepte werd daar ter plaatse in de Amazone aangetroffen. Een gevolg daarvan was dat, wanneer de beide hellingen der rivierbedding tot aan de afdamming zouden onderzocht zijn, men die bedding zelve, die ongeveer vijfhonderd voet breed was, uiterst nauwkeurig zou moeten afvisschen.

    Zoo ging men te werk. De vaartuigen roeiden voor de eene helft rechts, voor de andere helft links langs de oevers van de Amazone; en het rietgewas en andere waterplanten werden met de bootshaken zorgvuldig onderzocht. Geen vooruitstekende punt der oevers, hoe klein ook, geen steen, geen aardklomp, waaraan een drijvend lichaam zou hebben kunnen vasthaken, geen enkel punt in een woord ontsnapte aan de nasporingen van Araujo en zijne Indianen.

    Maar al die moeite was te vergeefs; de helft van den dag was reeds voorbij gespoed, zonder dat het lijk gevonden was.

    Toen werd wat rust aan de Indianen gegund. Zij nuttigden eenig voedsel, waarna zij weer aan den arbeid togen.

    Ditmaal verdeelden de vier vaartuigen, elk bestuurd door den loods, door Benito, door Fragoso en Manuel, de uitgestrektheid tusschen de rio Negro-monding en de Frias-afdamming onder elkander. Thans zou de rivierbedding onder handen genomen worden. Maar op sommige plaatsen was de diepte zoo groot, dat de bootshaken niet voldoende geacht werden, om den bodem behoorlijk te onderzoeken. Daarom werden baggerwerktuigen gebezigd, beter beschreven als eene soort van spanramen, die van ijzerwerk, met steenen in een stevig net besloten, belast, vervaardigd waren. De vaartuigen werden van, of naar het midden van den stroom loodrecht op de oevers in beweging gebracht, men liet die baggerramen zinken, die de bedding als met eggen moesten schrapen.

    Met dat zware werk werd tot den avond voortgegaan. De uba’s en de prauwen, krachtig voortgestuwd, doorkruisten de oppervlakte van den stroom over de geheele uitgestrektheid van het bekken, dat benedenstrooms door de Friasaf damming begrensd werd.

    Vele oogenblikken van aandoening werden gedurende dien arbeid ondervonden, wanneer de baggerramen op den rivierbodem, aan eenige oneffenheid vasthakende, tegenstand boden. Zij werden dan binnengehaald; maar in stede van het zoo zeer verlangde lijk, waren het slechts groote en zware steenen, die aan de oppervlakte gebracht of bossen waterplanten, die aan de zandbedding ontrukt werden.

    Toch dacht er niemand aan, om de nasporing te laten varen. Allen waren met de grootste toewijding voor dien arbeid bezield. Noch Benito, noch Manuel, noch Araujo hadden noodig om de Indianen aan te moedigen. Die menschen begrepen, dat hun arbeid den fazender van Iquitos gold, den man dien zij liefhadden, het hoofd van dat gezin, dat liefderijk in zich opnam meesters zoowel als bedienden.

    Kort voor dat de zon zou ondergaan, had Araujo, die de nutteloosheid er van inzag, dien arbeid gedurende de duisternis voorttezetten, het teeken aan de vaartuigen gegeven, om bij elkander te komen en naar de rio Negro-monding te stevenen, om bij de jangada aanteleggen.

    Die arbeid, die zoo nauwkeurig en zoo beleidvol ondernomen en ten uitvoer gebracht was, had geen resultaat opgeleverd!

    Manuel en Fragoso hadden den moed niet, bij den terugtocht over dat mislukken der pogingen te spreken in tegenwoordigheid van Benito, uit vrees, dat de ontmoediging hem tot eenige daad van wanhoop zou leiden.

    Maar noch moed, noch koelbloedigheid zouden den wakkeren jonkman voortaan begeven. Hij zou dien vreeselijken strijd ten einde uitstrijden; hij zou alles beproeven, om de eer en het leven zijns vaders te redden en hij was het, die bemoedigend tot zijne makkers sprak:

    „Tot morgen! wij zullen de taak hervatten en dan in gunstiger omstandigheden, willen wij hopen!"

    „Ja, ge hebt gelijk, Benito," sprak Manuel.

    „Wij willen ons best doen. Ik geloof niet, dat wij dat gansche bekken over de geheele diepte tusschen de beide oevers nauwkeurig hebben kunnen doorzoeken."

    „Neen, dat was onmogelijk antwoordde Araujo „en ik blijf er bij, wat ik gezegd heb, dat het lijk van Torrès daar is; omdat het de Frias-afdamming niet heeft kunnen passeren, om de eenvoudige reden, dat verscheidene dagen noodig zijn, alvorens het aan de oppervlakte kan verschijnen, om met den stroom medegevoerd te worden. Ja, zeker het is er! en ik mag lijden, dat mijne lippen nimmer meer met een teug tafia verkwikt worden, wanneer ik het niet terugvind!

    Die bevestiging van den loods had hare waarde; want zij deed de hoop in aller harten herleven.

    Benito, die met geen praatjes meer te paaien was, maar den toestand wenschte intezien, zooals hij zich voordeed, antwoordde evenwel:

    „Ja Araujo, het lijk van Torrès is nog in dat bekken en wij zullen het terugvinden, wanneer ...."

    „Wanneer? ...." vroeg de loods.

    „Wanneer het niet ten prooi der kaaimannen geworden is."

    Niet zonder aandoening wachtten Manuel en Fragoso het antwoord, dat Araujo geven zou.

    Deze bewaarde gedurende eenige oogenblikken het stilzwijgen. Men gevoelde, dat hij zijn antwoord overwoog.

    „Mijnheer Benito," zei hij eindelijk „ik ben niet gewoon losweg te spreken. Ook ik heb dezelfde gedachten als gij gehad; toch ben ik er van teruggekomen. Volgt mij wel. Hebt gij gedurende de tien uur, dat onze nasporingen geduurd hebben, een enkelen kaaiman in de wateren van den stroom ontwaard?"

    „Geen enkelen," antwoordde Fragoso.

    „Indien gij geen enkelen bespeurd hebt hernam de loods „is dat een bewijs, dat er geen aanwezig is. Die dieren mijden de witachtige wateren van de Amazone, wanneer op een kwart mijl van hier groote uitgestrektheden bestaan van die zwartachtige wateren, die zij boven de andere verkiezen. Toen de jangada door eenige van die ondieren overvallen werd, was dat op eene hoogte, waar geen enkele nevenrivier hare monding had, waarin zij zich ophouden konden. Hier is dat geheel anders. Gaat thans den rio Negro bezoeken, dan zult gij er die monsters bij twintigtallen aan treffen. Indien het lichaam van Torrès in die nevenrivier gevallen was, misschien zou er dan geen hoop meer zijn om het terug te vinden. Maar het is in de Amazone gevallen en daarin zal het wel op te duiken zijn!

    Benito eenigermate gerustgesteld door de redeneering, greep de hand van den loods, drukte haar met warmte en vergenoegde zich te zeggen:

    „Tot morgen, vrienden!"

    Tien minuten later waren allen aan boord van de jangada.

    Gedurende dien dag had Yaquita eenige uren bij haren echtgenoot doorgebracht. Toen zij bij haar vertrek van de jangada noch den loods, noch Manuel, noch Benito, noch de vaartuigen bespeurde, begreep zij, aan welke bezigheid zij zich wijdden. Zij had er evenwel niets van aan Joam Dacosta gezegd, in de hoop hem den volgenden dag met die mededeeling ook den goeden uitslag te kunnen vertellen.

    Maar zoodra Benito den voet op de jangada gezet had, begreep zij, dat de pogingen gefaald hadden.

    Zij trad op hem toe.

    „Niets gevonden?"

    „Niets antwoordde hij , maar voegde er bevredigend bij: „morgen is nog een dag!"

    Iedereen begaf zich naar zijne kamer en niemand repte nog een woord van het voorgevallene.

    Manuel wilde Benito noodzaken te gaan liggen, ten einde ten minste een paar uur rust te genieten.

    „Och waartoe, zou dat dienen? antwoordde hij, „ik zou toch niet kunnen slapen!

    NEGEN-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK

    Verdere nasporingen.

    Den volgenden morgen, 27 Augustus, nam Benito reeds voor het opkomen der zon Manuel ter zijde en sprak tot hem:

    „Gisteren zijn onze nasporingen te vergeefs geweest. Wanneer wij heden op dezelfde wijze te werk gaan, dan zullen wij waarschijnlijk niet gelukkiger zijn."

    „Het moet toch; wij kunnen niet anders," antwoordde Manuel.

    „Jawel hernam Benito „maar, kunt gij me zeggen, voor het geval dat het lijk niet gevonden wordt, hoeveel tijd benoodigd is, om het aan de oppervlakte te doen verschijnen?

    „Wanneer Torrès levend en gezond en niet ten gevolge van eenen geweldadigen dood in het water was gevallen, dan zou op vijf of zes dagen moeten gerekend worden. Maar zoo hij doodelijk getroffen was, voor hij in den stroom verdween, zullen waarschijnlijk twee of drie dagen voldoende zijn, om het lijk te voorschijn te brengen."

    Dat antwoord van Manuel, waarop niets af te dingen valt, vereischt eenigen uitleg.

    Ieder menschelijk wezen, dat in het water valt, is geschikt om aan de oppervlakte te drijven op voorwaarde evenwel, dat er evenwicht besta, tusschen de zwaarte van zijn lichaam en de hoeveelheid vocht; die er door verplaatst wordt. Hier wordt bedoeld, wel te verstaan, een persoon, die niet zwemmen kan. Is dit het geval, dan zal hij, geheel in het water gedompeld zijnde, drijven en mond en neus boven kunnen houden. Gewoonlijk geschiedt dat evenwel zoo niet. De eerste beweging van een drenkeling is, alles aantewenden, om het grootste gedeelte zijns lichaams uit het water op te heffen. Hij strekt den hals en steekt hoofd en armen boven de oppervlakte. Zijn gewicht vermeerdert, door dat die deelen geen water meer verplaatsen en het evenwicht dan verbroken wordt, waarop eene geheele indompeling volgt. Het water dringt, dan door neus en mond in de longen, en neemt daarin de plaats van de lucht, die ontwijkt, en het lichaam zinkt naar den bodem.

    Is de persoon daarentegen reeds dood, voor zij in het water valt, dan verkeert het lichaam in meer gunstige omstandigheden, om te kunnen drijven; omdat de bewegingen, waarvan boven gesproken werd, onmogelijk zijn en omdat bij indompeling geene poging tot ademhaling plaats heeft, waardoor geen of weinig water in de longen dringen kan, het evenwicht dus niet geheel verbroken wordt en eene spoedige verschijning aan de oppervlakte dan eerder te verwachten is.

    Manuel had dus gelijk, dat verschil van een levend mensch, die in het water valt, met een lijk aan te halen; want in het eerste geval geschiedt de terugkeer naar de oppervlakte noodzakelijk minder snel dan in het andere.

    Wat de verschijning van een lichaam betreft na eene kortere of langere indompeling, zij wordt alleen veroorzaakt door de gassen, die uit de ontbinding ontstaan en de uitzetting van de celweefsels veroorzaken. Het lichaam vermeerdert in uitgebreidheid, zonder in zwaarte toe te nemen; het verplaatst diensvolgens meer dan zijn gewicht aan water, het stijgt en verkrijgt dan de gewilde gegevens van drijfvermogen.

    „Zoodat, vervolgde Manuel het gesprek, „hoewel de omstandigheden gunstig zijn, daar Torrès dood was, toen hij in het water viel, zoo zal hij, tenzij de ontbinding tengevolge van niet te voorziene oorzaken bevorderd of gewijzigd wordt, niet voor drie dagen aan de oppervlakte kunnen verschijnen.

    „Maar zoo veel tijd hebben wij niet! antwoordde Benito. „Wij kunnen niet wachten, dat weet ge wel. Wij moeten dus onze nasporingen vervolgen; maar thans anders te werk gaan.

    „Wat wilt ge dan doen?" vroeg Manuel.

    „Ik wil zelf op den bodem van den stroom duiken, antwoordde Benito. „Ik wil met mijn oogen, ik wil met mijne handen zoeken ...

    „Duiken, honderdmaal, ja duizendmaal duiken! beaamde Manuel. „Ge hebt gelijk, ik ben ook van meening, dat maar middellijk moet gehandeld worden en niet meer zoo blindelings met baggerramen of met bootshaken, die slechts op den tast werken kunnen! Ik ben ook van meening, dat geen drie dagen kan gewacht worden! Maar ... duiken, opstijgen, weer neerdalen, dat alles geeft tijdverlies en slechts korte tijdperken van nasporing. Neen! dat middel is onvoldoende, het is schier nutteloos, en wij zouden gevaar loopen een tweede maal onze pogingen te zien mislukken.

    „Hebt ge dan een ander middel voor te stellen, Manuel?" vroeg Benito, die zijn vriend met blikken verslond.

    „Luister. Er is iets, dat ik als eene voorbeschikking beschouw en dat ons helpen kan!"

    „Spreek dan! spreek dan toch!"

    „Toen ik mij gisteren te Manaos bevond, was men daar bezig met een der kaden langs den rio Negro te herstellen. De werkzaamheden onder water daarbij werden volvoerd met behulp van een scaphander. Dat toestel moeten wij hebben! Laten wij het leenen, huren of koopen, wat er ook de prijs van moge zijn! Dan zal het mogelijk zijn, onze hasporingen met beter uitzicht op goeden uitslag te kunnen hervatten."

    „Deelt Araujo, Fragoso en het verdere personeel het noodige mede en komt dan terstond," antwoordde Benito onmiddellijk.

    De barbier en de loods werden dadelijk op de hoogte van het genomen besluit gebracht. Er werd afgesproken, dat die twee zich met de Indianen en de vier vaartuigen naar het Frias-bekkeh zouden begeven en dat zij dan op de beide jongelieden zouden wachten.

    Manuel en Benito ontscheepten zonder een oogenblik te verliezen en begaven zich naar de aangeduide kade van Manaos. Daar boden zij aan den aannemer der herstellingen eene zoodanige som voor de huur van zijn toestel dat deze zich beijverde het voor den geheelen dag ter hunner beschikking te stellen.

    „Wilt ge een mijner menschen vroeg hij „om u te helpen?

    „Laat uw meesterknecht en eenige zijner werklieden meegaan, om met de luchtpomp om te gaan," antwoordde Benito.

    „Maar wie zal den scaphander aantrekken?"

    „Ik" zei Benito.

    „Gij, Benito!" riep Manuel uit.

    „Ja, dat is mijn onverzettelijk voornemen!"

    Het was onnoodig verder aan te dringen, om hem van zijn besluit af te brengen.

    Een uur later was het vlotje, waarop de luchtpomp met al de noodige gereedschappen stonden, afgedreven tot bij den oever, waar de vier vaartuigen wachten.

    De lezer kent waarschijnlijk de inrichting van den scaphander, dat toestel waarmede men duiken en een geruimen tijd onder water kan verwijlen, zonder dat de werking der longen ook maar eenigermate belemmerd wordt. De duiker trekt een ondoordringbare kleeding van caoutchouc aan, welker uiteinden of broekspijpen van looden zolen voorzien zijn, om den loodrechten stand te midden der wateren te kunnen bewaren. Op den kraag van die kleeding is ter hoogte van den hals een koperen rand aangebracht, waarop een metalen bol, welks voorstuk uit glas bestaat, geschroefd kan worden. In dien bol wordt het hoofd van den duiker besloten en kan er zich met gemak in bewegen. Aan dien bol zijn twee buizen verbonden; door de eene wordt de verbruikte lucht, die voor de beweging der longen onbekwaam is geworden, naar buiten gevoerd; de andere is in verbinding met de luchtpomp op het vlotje, die de noodige lucht voor de ademhaling aanvoert. Wanneer de duiker op de plek zelve moet arbeiden, dan blijft·het vlot onbeweeglijk boven hem. Moet hij daarentegen heen en weer gaan, dan volgt het òf zijne bewegingen, òf wel hij die van het vlot, naarmate dat daaromtrent vooraf bepaald is.

    Die scaphanders, thans zeer verbeterd, zijn oneindig minder gevaarlijk dan vroeger. De duiker wordt, te midden van het water, dat hem omgeeft, spoedig gewoon aan de vermeerderde drukking, die hij ondervindt. Indien er iets te vreezen was, dan bestond dit alleen in de ontmoeting in de diepte van den stroom van een kaaiman. Maar zooals Araujo opgemerkt had, geen dezer tweeslachtige dieren waren daags te voren ontwaard geworden, en men weet, dat zij bij voorkeur de zwartachtige wateren der nevenrivier van de Amazone opzoeken. Bovendien kon de duiker bij het minste gevaar een klokje luiden, dat op het vlot stond en waarvan hij het touw ter zijner beschikking had. Bij het minste getingel zou men hem onmiddellijk naar de oppervlakte optrekken.

    Benito, zeer kalm als altijd, wanneer zijn besluit eenmaal genomen was en hij tot de uitvoering kwam, trok den scaphander aan. Zijn hoofd verdween in den metalen bol; in zijne hand klemde hij een soort van met ijzer beslagen aangepunten stevigen stok, om daar mede de waterplanten en de aangespoelde stoffen op den bodem van het bekken te doorzoeken; en op een door hem gegeven teeken werd hij in de diepte neêrgelaten.

    Dadelijk begonnen de mannen op het vlotje, aan dien arbeid gewoon, de luchtpomp in beweging te brengen; terwijl drie Indianen het drijvend gevaarte op aanwijzingen van Araujo, met hunne lange bootshaken langzaam in de gewilde richting voortboomden. De twee prauwen, waarvan de eene door Fragoso en de andere door Manuel, ieder van twee pagaaiers vergezeld, bemand waren, roeiden in de nabijheid van het vlotje, gereed om zich met de meeste snelheid voor- of achteruit te begeven, wanneer Benito met het lijk van Torrès aan de oppervlakte der Amazone zoude verschijnen.

    DERTIGSTE HOOFDSTUK.

    Een kanonschot.

    Benito was dus onder dien waterspiegel gedaald, die nog steeds het lijk van den avonturier voor zijn oog verborg. O! als hij de macht had gehad, om die wateren van den grooten stroom afteleiden, uit te dampen of uit te drogen; als het hem mogelijk was, dat geheele bekken van af de Frias-afdamming tot aan de samenvloeiing met den rio Negro droog te leggen! dan zou die koker, thans nog in de kleêren van Torrès verborgen, reeds in zijne handen zijn! De onschuld zijns vaders zou reeds gestaafd zijn! Joam Dacosta zou reeds zijne vrijheid terug hebben, hij zou de reis met de jangada langs den stroom kunnen hervatten en de schrikkelijke beproevingen van Manaos zouden onder de liefkozingen der zijnen spoedig vergeten zijn!

    Benito was op den stroombodem aangeland. Zijne zware looden zolen deden het rivierzand kraken. Hij bevond zich toen op eene diepte van tien tot vijftien meter ongeveer, aan den voet van den loodrechten oever, van de plek waar Torrès onder water verdwenen was.

    Daar bevond zich een onuitwarbaar netwerk van rietgewassen, van vermolmde boomstammen, van waterplanten, dat voorzeker bij de nasporingen van den vorigen dag niet in allen deele met de bootshaken had kunnen doorzocht worden. Het was dus mogelijk, dat het lijk, steeds in dien chaos verborgen, nog op dezelfde plaats aanwezig was, waar het te water viel.

    Daar ter plaatse was ten gevolge van de wieling, die door een vooruitstekende punt van den oever veroorzaakt werd, de stroom geheel nul. Het lichaam van Benito was dus maar onderhevig aan de bewegingen van het vlotje, hetwelk door de bootshaken der Indianen boven zijn hoofd zachtkens voortgeboomd werd.

    Het daglicht drong diep door in die heldere wateren, waarboven eene heerlijke zon, in onbewolkten hemel met glinsterende stralen schitterde. In gewone omstandigheden is

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1