Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

De Sneeuwstorm
De Sneeuwstorm
De Sneeuwstorm
Ebook52 pages42 minutes

De Sneeuwstorm

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

De opzet van "De Sneeuwstorm" (1856) is ontleend aan een nacht in januari 1854 toen Tolstoj gedurende de Kaukasusoorlog in een sneeuwstorm terechtkwam. De novelle is een fictionele vertelling van die gebeurtenis. Het fictionele zit hem vooral in Tolstojs drang tot mythevorming, zodat de vertelling doorspeend is met symboliek. De verteller die in de sneeuwstorm terechtkomt wordt tot een soort universele held gemaakt; de reis door het gebergte is te lezen als een analogie voor het leven zelf; en de sneeuwstorm is dan het onvoorspelbare gevaar dat de mens onder ogen moet zien. -
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateMay 12, 2023
ISBN9788726128819
De Sneeuwstorm
Author

Leo Tolstoi

Leo Tolstoy grew up in Russia, raised by a elderly aunt and educated by French tutors while studying at Kazen University before giving up on his education and volunteering for military duty. When writing his greatest works, War and Peace and Anna Karenina, Tolstoy drew upon his diaries for material. At eighty-two, while away from home, he suffered from declining health and died in Astapovo, Riazan in 1910.

Related to De Sneeuwstorm

Titles in the series (100)

View More

Related ebooks

Related categories

Reviews for De Sneeuwstorm

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    De Sneeuwstorm - Leo Tolstoi

    DE SNEEUWSTORM.

    I.

    Het was zeven uur in den avond, ik had een glas thee gedronken en was van het poststation vertrokken; de naam ervan kan ik me niet meer herinneren, alleen weet ik, dat het ergens in het land der Donsche Kozakken was, dicht bij Nowo-Tscherkask. Aan gene zijde van het posthuisje scheen het warm en stil. Hoewel er geen sneeuw uit de lucht viel, schitterde toch geen enkel sterretje boven onze hoofden en de hemel scheen buitengewoon laag en donker over de vlekkelooze sneeuwvlakte te hangen, die zich voor onze oogen uitstrekte.

    Nauwelijks hadden we de donkere gedaanten van de windmolens achter ons, waarvan de eene onbeholpen zijn reusachtige wieken bewoog en waren we voorbij het Kozakkendorp gekomen, toen ik bemerkte dat de weg moeilijker werd en de sneeuw er hooger op ging liggen; de wind begon feller tegen mijn linkerzijde te blazen, de staarten en manen der paarden op zij te drijven en hardnekkig de sneeuw in de hoogte te zwiepen, die door het onderstel van de slede en door de hoeven der paarden opgejaagd werd. Het geluid van het klokje scheen weg te sterven, een koude luchtstroom drong ergens door een gaatje in de mouwen langs mijn rug en ik herinnerde mij den raad, mij door den chef van het station gegeven, liever niet door te rijden, om geen gevaar te loopen den heelen nacht om te dwalen of onderweg in te vriezen.

    — Zullen we niet verdwalen? vroeg ik den koetsier.

    Daar ik geen antwoord kreeg, stelde ik mijn vraag duidelijker: — Wat denkt ge, bereiken we het volgende station, koetsier? zullen we niet verdwalen?

    — God weet het, antwoordde hij mij, zonder het hoofd om te draaien. — Kijk eens, er komt heel leelijk weer. Men ziet niets van den weg. O, lieve hemel!

    — Spreek toch verstandiger; hoopt ge me naar het volgende station te brengen of niet? vroeg ik verder. Zullen we er door komen?

    — We moeten er wel door komen, zei de koetsier en zei nog iets voor zich heen, wat ik door den fellen wind niet verstaan kon.

    Ik had geen lust om om te keeren; maar den heelen nacht te dwalen in vorst en sneeuwstorm in een totaal verlaten steppe, zooals dit deel van het land der Donsche Kozakken is, dat lokte me ook niet aan. Bovendien beviel mijn koetsier, ofschoon ik hem in het donker niet goed zien kon, mij heelemaal niet, waarom weet ik niet; hij boezemde mij geen vertrouwen in. Hij zat precies in het midden, de beenen recht voor zich uit, niet zijwaarts gestrekt, had een reusachtige gestalte, droeg een muts, die nu eens her- dan weer derwaarts slingerde, geen koetsiersmuts, bestuurde hij de paarden ook niet zooals het behoorde, hij hield de teugels als een lakei, die als koetsier op den bok zat, en vooral wantrouwde ik hem, omdat hij een doek om de ooren gebonden had. In één woord, deze ernstige, gekromde rug, die zich voor mij verhief, beviel mij niet en scheen me niets goeds te voorspellen.

    — Mijn inziens was het beter om te keeren, zei Aljoschka tot mij, zoo plezierig zou het niet zijn, hier te verdwalen.

    — Ach, lieve God, wat voor een storm steekt er op; van den weg is niets meer te zien, de oogen kleven iemand dicht .... Ach, lieve God! bromde de koetsier.

    Wij hadden nog geen kwartier uurs gereden, toen de koetsier de paarden deed stilstaan, de teugels aan Aljoschka overgaf, onhandig de beenen van den bok afstrekte en met zijn groote laarzen knersend over de sneeuw liep om den

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1