Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Waarheid. Deel 2
Waarheid. Deel 2
Waarheid. Deel 2
Ebook273 pages4 hours

Waarheid. Deel 2

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

'Waarheid' is gebaseerd op Zola's ervaringen met de beroemde veroordeelde legerofficier, Alfred Dreyfus. Het maakt deel uit van 'De vier evangeliën' (Vruchtbaarheid, Werk, Waarheid en Rechtvaardigheid) een verzameling romans waarmee Zola de fundamentele beginselen van het menselijk leven hoopte te onderzoeken. Dit is deel twee van de drie delen van 'Waarheid'.-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateAug 18, 2022
ISBN9788728483725
Waarheid. Deel 2
Author

Émile Zola

Émile Zola (1840-1902) was a French novelist, journalist, and playwright. Born in Paris to a French mother and Italian father, Zola was raised in Aix-en-Provence. At 18, Zola moved back to Paris, where he befriended Paul Cézanne and began his writing career. During this early period, Zola worked as a clerk for a publisher while writing literary and art reviews as well as political journalism for local newspapers. Following the success of his novel Thérèse Raquin (1867), Zola began a series of twenty novels known as Les Rougon-Macquart, a sprawling collection following the fates of a single family living under the Second Empire of Napoleon III. Zola’s work earned him a reputation as a leading figure in literary naturalism, a style noted for its rejection of Romanticism in favor of detachment, rationalism, and social commentary. Following the infamous Dreyfus affair of 1894, in which a French-Jewish artillery officer was falsely convicted of spying for the German Embassy, Zola wrote a scathing open letter to French President Félix Faure accusing the government and military of antisemitism and obstruction of justice. Having sacrificed his reputation as a writer and intellectual, Zola helped reverse public opinion on the affair, placing pressure on the government that led to Dreyfus’ full exoneration in 1906. Nominated for the Nobel Prize in Literature in 1901 and 1902, Zola is considered one of the most influential and talented writers in French history.

Related to Waarheid. Deel 2

Titles in the series (3)

View More

Related ebooks

Related categories

Reviews for Waarheid. Deel 2

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Waarheid. Deel 2 - Émile Zola

    Waarheid. Deel 2

    Original title: Vérité

    Original language: French

    Omslag: Shutterstock

    Copyright © 1931, 2022 SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788728483725

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    This work is republished as a historical document. It contains contemporary use of language.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    I

    Op een avond toen Geneviève reeds te bed lag en Marc zich ontkleedde om bij haar te komen, deelde hij haar mede dat hij een dringenden brief van Salvan ontvangen had, die hem den volgenden dag, een Zondag, bij zich verwachtte.

    — Het is stellig over dat kruisbeeld, dat ik afgenomen heb. Het schijnt dat sommige ouders zich beklaagd hebben en dat het een heele kwestie zal worden. Ik heb dat trouwens verwacht.

    Geneviève gaf hem geen antwoord. Maar toen hij in bed lag en het licht uit was, werd hij heerlijk verrast wijl hij voelde dat zij hem zacht in haar armen nam en zij hem in ’t oor fluisterde:

    — Ik ben toen hard tegen je geweest, en het is waar dat ik noch over den godsdienst, noch over de zaak denk zooals jij, maar ik houd toch veel van je, ik heb je lief met mijn gansche hart.

    En dat ontroerde hem te meer, omdat zij hem reeds drie nachten lang den rug toegekeerd had, als ware hun echtelijke verhouding afgebroken.

    — En, vervolgde zij lief, nu je in moeilijkheden komt, wil ik niet dat je zult denken, dat ik boos op je ben. Men kan andere ideeën hebben en elkaar toch heel liefhebben, niet waar? en evenals jij van mij bent, ben ik nog heelemaal van jouw, mijn lieve, kleine mannetje.

    Hij trok haar in een hartstochtelijke omhelzing naar zich toe, en nam haar in een gloeiende liefkoozing.

    — O, lieveling, zoo lang je me liefhebt, zal je de mijne zijn en vrees ik niet voor de verschrikkelijke bedreigingen rondom ons!

    Zij gaf zich aan hem trillend van passie, meegesleept door de vreugde der liefde, waar zij zooveel behoefte aan had. ’t Was een oogenblik van volmaakte overeenstemming, van onweerstaanbare verzoening. De goede verstandhouding van een jong paar, dat elkaar liefheeft en elkaar iederen nacht in bed terugvindt, wordt eerst dàn ernstig bedreigd, wanneer de twist te bed voortduurt. Zoolang de minnaars nog naar elkaar verlangen, blijven de echtgenooten het eens, te midden der ergste verdrietigheden. En wie ze scheiden wil, moet eens maken, dat zij elkaar niet meer begeeren.

    Bij de laatste kus, voor Marc haar liet inslapen, meende hij Geneviève te moeten geruststellen.

    — Ik zal in deze heele kwestie heel voorzichtig zijn, dat beloof ik je. Je weet wel, dat ik in den grond een zeer gematigd en redelijk man ben.

    — O, doe zooals je wilt, zei zij vroolijk. Als je maar terugkomt en we elkaar weer liefhebben; méér vraag ik niet.

    Den volgenden ochtend ging Marc naar Beaumont, geheel opgevroolijkt door de hartstochtelijke teederheid zijner vrouw.

    Hij putte daar nieuwen moed uit en glimlachend, met een strijdlustige uitdrukking op het gelaat, trad hij bij Salvan binnen.

    Maar het eerste woord van den direkteur, na het wisselen van ’n hartelijken handdruk, verrast hem en bracht hem in verlegenheid.

    — Wel, mijn waarde, je hebt dus eigenlijk het nieuwe feit ontdekt, het zoolang gezochte bewijs van de onschuld van onzen armen Simon, dat een revisie van zijn proces mogelijk zal maken?

    Marc had verwacht dat Salvan onmiddellijk over de kwestie van het kruisbeeld zou beginnen. Hij zweeg even, was het met zichzelf niet eens of hij, zelfs aan Salvan, wel de nauwkeurige toedracht zou vertellen, die hij voor ieder verzwegen had. Langzaam, naar zijn woorden zoekend zeide hij:

    — Het nieuwe feit. . . . Neen, iets beslissends heb ik nog niet.

    Salvan merkte zijn aarzeling niet op.

    — Dat dacht ik wel, want anders hadt ge me wel gewaarschuwd, nietwaar? Toch gaat er een gerucht dat ge een vondst gedaan hebt, een uiterst gewichtig dokument, dat het toeval je in handen gespeeld heeft, in één woord, het zwaard van Damokles, dat ge van nu af boven het hoofd van den waren schuldige en zijn medeplichtigen, heel het klerikalen-pak uit de streek, zoudt gehangen hebben.

    Marc bleef uiterst verbaasd toeluisteren. Wie had dat gerucht in omloop kunnen brengen, hoe waren de bekentenis van den kleinen Sebastiaan en de stap van diens moeder zoo verbreid en zoo vergroot! Plotseling nam hij een besluit, hij oordeelde het nuttig zijn vriend, zijn raadsman, den dapperen, verstandigen man, die heel zijn vertrouwen had, op de hoogte te brengen. Hij vertelde hem de zaak, hoe hij te weten gekomen was, dat er bij de Broeders een schrijfvoorbeeld geweest was, gelijk aan dat uit het proces en hoe het vernietigd was geworden.

    Salvan was zeer ontroerd opgestaan.

    — Dat was het bewijs, riep hij uit. Maar ge hebt gelijk te zwijgen en niets te doen, wijl we niets in handen hebben. We moeten wachten. . . . En nu begrijp ik, waar die onrust vandaan komt, die heimelijke vrees, die ik sinds eenige dagen opmerk bij onze tegenstanders. Er zullen een paar woorden uitgelekt zijn, je weet hoe vreemd dat soms gaat, één enkel woord wordt bij toeval losgelaten en dan brengen de vier winden het overal heen. Misschien zelfs is er niet eens over gesproken, een geheimzinnige kracht brengt de geheimen in omloop en geeft ze een heel anderen uitleg. . . . In ieder geval heeft men een schok gevoeld en stellig hebben de schuldigen en zijn medeplichtigen de aarde onder zich voelen beven. En zij worden bang, wat te begrijpen is, wijl zij hun misdaad te bedekken hebben.

    Toen roerde hij het onderwerp aan, dat de reden geweest was van zijn dringende uitnoodiging.

    — Ik heb je gevraagd hier te komen om met u te praten over dat geval, waar iedereen het over heeft, over dat kruisbeeld, dat ge van den muur van uw lokaal afgenomen hebt. . . . Ge weet, hoe ik denk; de school moet stellig volkomen los zijn van de Kerk en ge hebt goed gedaan met ieder godsdienstig zinnebeeld er uit te verwijderen. Maar ge wéét niet, wat een storm ge verwekt. . . . Het ergste is, dat de goede Broeders en de Jezuïeten, hun helpers, nu zulk een buitengewoon belang er bij hebben uw toestand onmogelijk te maken, u te laten verwijderen, bang als zij zijn voor de wapens, die zij meenen dat gij in handen hebt. En nu ge u eenigszins blootgeeft, maken zij zich op ten aanval.

    Nu begreep Marc het. Hij maakte een gebaar van trots en dapperheid, als om den strijd te aanvaarden.

    — Ben ik niet voorzichtig geweest, volgens uw goede raadgevingen? Heb ik niet ruim twee jaren gewacht, voor ik dat kruis wegnam, dat daar na de veroordeeling en het vertrek van Simon opgehangen is als een inbezitneming van de openbare school door het zegevierende klerikalisme? Ik heb de school weer opgewerkt, haar tot bloei gebracht, die arme school, die verdacht was en in een slecht blaadje stond, en is het niet volkomen recht dat de eerste daad, die ik doe, nu ik als onderwijzer aanvaard word en de overhand heb, is, haar te zuiveren van ieder zinnebeeld, haar terug te brengen tot de neutraliteit, waarvan zij nooit had moeten afwijken?

    Salvan viel hem in de rede.

    — Nog eens, ik laak uw daad niet. Ge zijt heel geduldig en heel verdraagzaam geweest. Maar dat neemt niet weg, dat uw daad op een uiterst ongunstig oogenblik gekomen is. En ik ben bang voor u en heb juist met u willen overleggen om zoo mogelijk het gevaar af te wenden.

    Zij gingen zitten en een lang gesprek volgde. De politieke toestand was nog steeds ellendig in het distrikt. Er hadden wederom verkiezingen plaats gehad en die hadden aangetoond, dat de klerikale reaktie iets gewonnen had. Er was iets buitengewoons geschied: Lemarrois, de burgemeester, de vriend van Gambetta, de afgevaardigde van Beaumont, wiens zetel onaantastbaar scheen, was in herstemming gekomen met den socialistischen kandidaat, den advokaat Delbos, die door zijn pleidooi voor Simon de aandacht der revolutionaire buitenwijken getrokken had en was bij herstemming met slechts duizend stemmen meerderheid gekozen. De monarchistische en klerikale reaktie had onderwijl een zetel veroverd: de mooie Hector de Sangleboeuf had de verkiezing bewerkt van een kennis van hem, een generaal, dank zij de feesten, die hij gaf op La Désirade, en dank zij het joodsche geld van zijn schoonvader, baron Nathan, dat hij bij handenvol uitgaf. En de beminnelijke Marcilly, weleer de hoop der ontwikkelde jeugd, had om herkozen te worden, behendig zijn zwenking volbracht naar de kerk, die hem met open armen ontving, verlangend om het weer eens te worden met de bourgeoisie, die verschrikt was over de vorderingen van het socialisme. De bourgeoisie had wel de politieke gelijkheid der burgers aanvaard, maar van de ekonomische gelijkheid wilde ze niet weten, omdat zij haar gestolen macht wilde behouden, niets wilde terug geven van haar bezit, en besloten was liever zich te verbinden met haar vroegere vijandin om aan den drang van onderop weerstand te kunnen bieden. Van Voltariaansch, was zij mystiek geworden, zij begon weer te vinden, dat de godsdienst wel wat goeds had, wijl zij een politie vormde van onmisbare nuttigheid, een slagboom, die noodig was en die alléén in staat was de groeiende begeerten van het volk tegen te houden. En langzamerhand werd zij doortrokken van militarisme, nationalisme, anti-semitisme, altemaal schijn-gedaanten, waaronder het klerikalisme zegepralend voorwaarts drong. Het leger was niets dan de bevestiging van de macht van het ruw geweld, de bevestiging van eeuwenouden diefstal, de onoverwinnelijke muur van bajonetten, waarachter kapitaal en eigendom een rustig leven leidden. De natie, het vaderland, was het geheel der misstanden en der ongerechtigheden, waar men niet aan raken kon zonder een misdaad te plegen, het monsterachtige gebouw der samenleving, waarin zelfs geen enkele balk veranderd mocht worden, zóó bang was men dat het inéén zou storten. De joden dienden, evenals in de middeleeuwen, tot voorwendsel om menschen met een lauw geloof op te warmen, het was het gruwelijk exploiteeren van een vóórvaderlijke haat, het afschuwelijke zaad voor den burgerkrijg. En achter heel die uitgebreide reaktionaire beweging school niets anders dan het werken der kerk, die gebruik maakte van het gunstige historisch uur om te trachten het terrein terug te winnen, dat zij vroeger verloren had, toen de oude wereld ineen viel onder den bevrijdenden stroom der Revolutie. De geest der Revolutie moest gedood worden door het terugwinnen der bourgeoisie, welke aan die Revolutie haar aanzien dankte en nu bereid was haar te verraden om het onwettige gezag te behouden, waarvan zij aan het volk rekenschap diende te geven. Wanneer de bourgeoisie in den schoot der kerk terugkeerde, dan zou het volk zelf ook teruggewonnen worden, want het uitgebreide strijdplan hield in: den man te veroveren door de vrouw, vooral ook: het kind te bewerken op de schoolbanken en het opnieuw gevangen te houden in de duisternis der dogmatiek. Het Frankrijk van Voltaire was bezig het Frankrijk van Rome te worden en dat kwam omdat de geestelijke onderwijsorden weer de hand gelegd hadden op het kind. En de strijd werd ernstig, de kerk riep reeds viktorie tegenover de demokratie, tegenover de wetenschap, opgeblazen door haar waan het onvermijdelijke te kunnen beletten: dat de Revolutie, voltooid en volledig gemaakt zou worden, het volk naast de bourgeoisie de macht in handen zou nemen, de heele natie eindelijk vrij zou worden.

    — De toestand wordt dus van dag tot dag erger, besloot Salvan. Ge weet welk een verwoede kampagne er ondernomen wordt tegen ons lager onderwijs. Laatst, op een Zondag, heeft te Beaumont een priester vanaf den kansel durven verkondigen, dat een openbaar onderwijzer de Satan was, vermomd als pedagoog, en hij heeft uitgeroepen: „Vaders en moeders, wenscht uw kinderen liever dood dan ze in zulke poelen van verderf te zien". Het middelbaar onderwijs is eveneens ten prooi aan de ergste klerikale reaktie. Ik spreek niet eens over den steeds toenemenden bloei der geestelijke inrichtingen als het kollege van Valmarie, waar de Jezuïeten de zonen der bourgeoisie, onze toekomstige officieren, ambtenaren en magistraten, geheel en al vergiftigen. Maar in onze eigen gymnasia blijft de priester almachtig regeeren. Hier in de stad bijvoorbeeld ontvangt de rektor, de vrome Depinvilliers, openlijk pater Crabot bij zich aan huis, die naar ik meen de biechtvader van zijn vrouw en van zijn beide dochtertjes is. Laatst heeft hij een militanten aalmoezenier aan zijn gymnasium laten benoemen, ter vervanging van den abbé Leriche, een brave, zeer oude man, die zich niet meer druk maakte voor zijn baantje. Het deelnemen aan de godsdienstoefeningen is weliswaar fakultatief gesteld, maar wil een leerling ervan vrijgesteld worden, dan is daartoe een aanvraag van zijn ouders noodig en natuurlijk staat de leerling dan voor het vervolg zeer slecht aangeschreven, wordt hij afzonderlijk gehouden en staat hij bloot aan allerlei kleine plagerijen. . . . Na dertig jaren van republikeinsche regeering blijft, in spijt van een eeuw van propaganda der vrije gedachte, de Kerk bij ons de kinderen onderwijzen en opvoeden, blijft zij de soevereine gebiedster, die de wereldheerschappij wil behouden, door naar de oude modellen slaafsche en in dwaling verkeerende menschen te vormen, die zij noodig heeft om te regeeren. En daar komt al onze tegenwoordige ellende vandaan.

    Marc wist dat alles. Hij vroeg ten slotte:

    — Maar, mijn waarde vriend, wat raad je mij aan? Moet ik, na gehandeld te hebben, nu terugtreden?

    — Zeker niet! Als ge mij gewaarschuwd hadt, zou ik u wellicht aangeraden hebben nog wat te wachten. Maar nu ge dat kruisbeeld uit uw school weggenomen hebt, nu moet gij die handelwijze verdedigen, haar tot een overwinning van de rede maken.. Nadat ik u schreef om eens te komen praten, heb ik mijn vriend Le Barazer bezocht en ik ben nu wat geruster. Ge kent hem, het is vrij moeilijk er achter te komen wat hij denkt, hij is iemand, die eeuwig en altijd tijd zoekt te winnen en den wil van andere menschen afslijten laat om ten slotte den zijnen te laten gelden. In den grond der zaak geloof ik dat hij op onze hand is, het zou me verbazen als hij onze vijanden in de hand werkte. . . . Alles zal afhangen van uw weerstandsvermogen en van de meerdere of mindere vastheid van uw positie te Maillebois. Ik voorzie een woedende kampagne van de Broeders, de Kapucijnen en de Jezuïeten, want gij zijt niet alleen de openbare onderwijzer, de Satan, maar bovenal zijt gij de verdediger van Simon, de fakkeldrager, de kampioen der waarheid en der rechtvaardigheid, wiens mond gesnoerd moet worden. Enfin, blijf verstandig en eerlijk, en houd goeden moed!

    Salvan was opgestaan en had Marcs beide handen gegrepen. Zoo bleven ze een oogenblik staan, en zagen elkaar glimlachend aan, met oogen waaruit moed en geloof straalden.

    — Gij wanhoopt toch zeker niet, vriend?

    — Wanhoopen, mijn beste? dat nooit! De overwinning komt zeker; wanneer, dat weet ik niet, maar ze komt toch zeker. . . . En dan zijn er meer egoïstische en lafhartige lui dan wel bepaald slechte menschen. Hoeveel zijn er niet bij het onderwijs, die noch goed, noch kwaad zijn, maar door elkaar genomen eer goed te noemen. Het zijn ambtenaren, dat is hun wondeplek; zij doen ambtenaarswerk, hoe kan dat anders? Zij werken door en voor de sleur, zij werken ook om promotie te maken dat is zeer natuurlijk. . . . Onze rektor Forbes, is een zachte, zeer geleerde man, die niets meer verlangt dan ongestoord zijn studiën over de oude geschiedenis te kunnen voortzetten. Ik vermoed zelfs dat hij onzen tegenwoordigen tijd een stille, philosophische minachting toedraagt en dat maakt dat hij zich stipt houdt aan zijn rol: een raadje te zijn in de administratieve machine, tusschen den minister en het personeel in. Depinvilliers zelf schaart zich alleen hierom aan de zijde der kerk, wijl hij twee leelijke dochters moet uithuwelijken en op pater Crabot rekent om rijke partijen voor haar te vinden. En wat dien gevreesden Mauraisin aangaat, die wel iemand met een zwarte ziel is, dien gij gelijk hebt te wantrouwen, die wilde wel gaarne mijn betrekking hebben en wanneer hij dacht dat gij hem die kondt bezorgen, zou hij morgen op uw hand zijn. . . . Zeker, zeker, het zijn allemaal arme drommels, hongerlijders of ook wel zwakkelingen, die naar onze zijde zullen overloopen en ons zullen helpen, wanneer we overwonnen hebben.

    Hij lachte en er stond groote toegefelijkheid op zijn gelaat te lezen. Maar, dra weer ernstig en zelfs bewogen, voegde hij er aan toe:

    — En dan, ik doe hier veel te goed werk, dan dat ik zou wanhopen. Ge weet wel, vriend, dat ik mijn best doe om te maken dat men mij vergeet in mijn hoekje; maar er gaat geen dag voorbij zonder dat ik in stilte mijn best doe om een betere toekomst te helpen voorbereiden. Twintig maal heb ik wel herhaald: De school van morgen zal zijn wat de onderwijzer is. De openbare onderwijzer alléén kan, als drager van waarheids- en rechtvaardigheidsbegrippen, ons volk redden, het zijn plaats en zijn invloed in de wereld terug geven. . . . En geloof me, het gaat het gààt. Ik ben heel tevreden over mijn leerlingen. Zeker, het is nog niet veel goeds wat naar ons toekomt, omdat ons ambacht zoo ondankbaar lijkt, zoo slecht betaalt wordt, zoo weinig in tel is, een zekere armoede voorspelt. Maar toch zijn er dit jaar al meer kandidaten geweest. Ik hoop dat de Kamers ons eenmaal redelijke traktementen zullen toekennen, die zelfs aan den minsten onderwijzer vergunnen fatsoenlijk te leven. . . . En gij zult het zien, wanneer hier uit deze school langzamerhand onderwijzers zullen voortkomen, voorbereid om de apostels te zijn der waarheid en des rechts, dan zullen die zich verspreiden over het platteland en over de steden, zullen zij overal het bevrijdingswerk ter hand nemen, overal dwaling en leugen te niet doen, als zendelingen van een nieuwe menschheid! Dan zal de Kerk overwonnen zijn, want zij kan niet bestaan en niet zegevieren dan door de onwetendheid en heel het volk zal voorwaarts gaan, zonder nog verder door beletselen gestuit te worden, naar de Toekomst-maatschappij van solidariteit en vrede.

    — O vriend! riep Marc uit, dàt is onze groote verwachting, dat is het wat ons kracht geeft en opgewektheid voor onzen arbeid. . . . Dank voor het vertrouwen, dat ge me geeft, ik zal mijn best doen wijs en ferm te zijn.

    De beiden drukten elkaar stevig de hand, en Marc keerde naar Maillebois terug, waar hem de meest verwoede strijd wachtte, een echt messengevecht.

    Het ergste was dat te Maillebois, evenals te Beaumont, de politieke toestand ongunstiger werd. De laatste gemeenteraadsverkiezingen, die na de kamerverkiezingen kwamen, hadden ook allerbedroevendste uitkomsten gehad. Darras was in den nieuwen gemeenteraad in de minderheid gebleven en Philis, het klerikale raadslid, de steunpilaar der reactie, was tot burgemeester gekozen. Daarom wilde Marc vóór alles Darras gaan opzoeken om te hooren in hoeverre deze hem nog zou kunnen steunen.

    Hij bezocht hem op een avond, in het komfortabele salon van de mooie woning, welke de rijkgeworden aannemer had laten bouwen. Toen deze hem zag, maakte hij dadelijk een gebaar van wanhoop.

    — Wel, mijn beste onderwijzer, nu hebt ge de heele bende op uw hielen! Maar ik zal met u zijn, daar kunt ge op rekenen, nu ik overwonnen ben en gedwongen in de oppositie te gaan. . . . Toen ik nog burgemeester was, kon ik u zeer moeilijk in alles gelijk geven; want ge weet, dat ik maar twee stemmen meerderheid had en daardoor vaak in de onmogelijkheid was door te tasten. Ik heb u vaak tegengewerkt, terwijl ik u in den grond duizendmaal gelijk gaf. . . . Maar nu gaan we samen optrekken, want nu rest me niets anders dan oorlog te voeren om dien Philis af te maken en hem het burgemeesterschap af te nemen. Ge hebt groot gelijk gehad dat kruisbeeld van den muur af te nemen, waar het in Simons tijd ook niet was, en nooit had moeten zijn.

    Marc kon niet nalaten te glimlachen.

    — Telkens wanneer ik er met u over sprak het weg te nemen, hebt ge daar heftig tegen geprotesteerd onder voorwendsel dat ik voorzichtig moest zijn, de ouders der kinderen niet moest afschrikken en onze tegenstanders geen wapen in de hand geven.

    — Maar ik biechtte u daareven immers op in welk een verlegenheid ik was? Het is waarachtig niet makkelijk een stad als Maillebois te besturen, waar tot dus verre de partijen tegen elkaar opwogen en men nooit wist wie het winnen zouden de vrijdenkers of de priesters. . . . Op dit oogenblik staat onze zaak niet schitterend, dat is zoo. Maar dat doet er niet toe, we moeten den moed niet opgeven en ten slotte zullen we ze wel een goede rammeling kunnen toedienen, waardoor we voorgoed de meesten blijven.

    Marc vond die mooie strijdlust van den eerzuchtigen aannemer, die in den grond een brave kerel was, heerlijk.

    — Zeker, zullen we dat, stemde hij toe.

    — Te meer, vervolgde Darras, omdat, waar mijn armzalige meerderheid van twee stemmen mij tot bescheidenheid noopte, Philis evenmin iets ernstigs zal kunnen ondernemen met de twee stemmen meerderheid, die hij nu heeft. Hij is veroordeeld om den pas te blijven markeeren zonder vooruit te komen, moet in angst leven voor de minste verplaatsing van stemmen, waardoor hij in de minderheid zou komen. Ik weet daar alles van.

    En hij vermaakte zich luidruchtig ten koste van Philis, dien hij haatte met de haat van een grooten, gezonden kerel met stevige hersenen en stevige maag, wien de kleine, magere gestalte, het harde, donkere uitzicht, de spitse neus en de dunne lippen van den nieuwen burgemeester ergerden. Philis, vroeger fabrikant van linnen voor wagenkappen, had zich na den dood zijner vrouw uit de zaken terug getrokken met een tienduizend franks rente, waarvan de ware herkomst tamelijk wel in het duister lag en leefde nu zeer stil met een enkele dienstbode, een zeer groote, blonde vrouw, „de beddepan" zooals booze tongen haar noemden, omdat men haar beschuldigde iederen avond met haar weelderige, ronde vormen het bed van haar meester te verwarmen en er in te blijven. Hij had een dochter van twaalf jaar, Octavia, die bij de nonnen van de Visitatie te Beaumont was en een zoon van tien jaar, Raymond,

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1