Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Zwarte markt
Zwarte markt
Zwarte markt
Ebook491 pages6 hours

Zwarte markt

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Een groep terroristen dreigt een aantal belangrijkte gebouwen op Wall Street op te blazen. Dit resulteert in ravage op de aandelenmarkt. Arch Carroll, het hoofd van de afdeling terrorismebestreiding van de CIA, en Caitlyn Dylan, de directeur van de afdeling handhaving van de SEC, krijgen de opdracht om deze aanval op Wall Street te verhinderen en het vertrouwen in de aandelenmarkt te herstellen. Lukt het hen om deze groep terroristen te ontmaskeren en een financiele crisis te voorkomen?Zwarte markt is een klassieke thriller van James Patterson, vol met spanning, sensatie en romantiek. -
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateApr 1, 2022
ISBN9788726589979
Author

James Patterson

James Patterson is the CEO of J. Walter Thompson, an advertising agency in New York. He has written several successful fiction and nonfiction books, including The New York Times best seller The Day America Told the Truth.

Related to Zwarte markt

Related ebooks

Related categories

Reviews for Zwarte markt

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Zwarte markt - James Patterson

    Zwarte markt

    Translated by Pieter Janssens

    Original title: Black Friday

    Original language: English

    Copyright © 1986, 2022 James Patterson and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726589979

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    De Boekerij – Amsterdam

    Dankbetuigingen

    Hoewel Black Market een verzonnen verhaal is, zou al wat volgt kunnen gebeuren, vooral de financiële gedeelten over Wall Street.

    Ik wil al degenen bedanken die me zo geholpen hebben om de achtergrondinformatie interessant en authentiek te maken.

    Sidney Rutberg – financieel redacteur Fairchild Publications James Dowd – juridisch adviseur in Wall Street, voordien van het Amerikaanse leger

    Stephen Bowen – kapitein b.d. van de Amerikaanse mariniers Katherine McMahon – achtergrondinformatie over New York en Parijs

    Joan Ennis – Ierse Vereniging voor Vreemdelingenverkeer

    Thomas Altman – Sedona, Arizona

    Barbara Maddalena – New York, wijk Wall Street

    Mindy Zepp – New York

    de heer Blackstone – Soho

    Voor Janie, die Nora is.

    Voor Mary Katherine, die een heilige is.

    Voor iedereen die ooit heeft gedroomd over een kleine, kostelijke wraak op de geldwisselaars in Wall Street en overal ter wereld.

    DEEL EEN

    Green Band

    De zuivere voortbrengselen van Amerika zijn dolgedraaid

    – william carlos williams

    1

    4 december, ’s morgens vroeg;

    Vets Taxi’s en Koeriers

    David Hudson; Wall Street; 05.00 uur

    Kolonel David Hudson leunde met zijn lange, klassiek atletische lichaam tegen de plompe, gedeukte kofferbak van een Newyorkse blokbandtaxi. Het was vijf uur in de ochtend en het opzichtig gele voertuig stond dubbel geparkeerd aan het eind van Wall Street, waar deze Water Street en East River snijdt.

    Hudson bracht een hand naar zijn oog en kromde losjes zijn vingers om een soort verrekijker te vormen. Hij keek naar de eerste lichtstralen die over Wall Street vielen.

    Zorgvuldig bestudeerde hij Wall Street nummer 40, waar Manufacturers Hanover Trust kantoor hield. Vervolgens nummer 23, waar de directiesuites van Morgan Guaranty gevestigd waren. De Effectenbeurs van New York. Trinity Church. Chase Manhattan Plaza. De torenhoge gebouwen waren indrukwekkend en markant als monumenten; het gevoel van historie en onvergankelijkheid was een beetje overdonderend.

    Toen hij alles goed in zich had opgenomen, kneep kolonel Hudson zijn vingers stijf dicht. ‘Boem’ fluisterde hij.

    In één klap verdween de financiële hoofdstad van de wereld achter zijn gebalde rechtervuist.

    Veteranen 24; Harry Stemkowsky; Brooklyn; 05.30 uur

    Enkele seconden voor 5.30 uur diezelfde ochtend spoedde sergeant Harry Stemkowksy, de man die werd aangeduid als Vets 24, zich over de steile, spekgladde Metropolitan Avenue Hill in de wijk Greenpoint van Brooklyn. Hij reed in een negen jaar oude Everest & Jennings rolstoel van het Veteranenleger. Hij speelde dat de rolstoel een Datsun 280-Z was, met zilvermetallic lak en glimmend vouwdak.

    ‘Aaa-ie-aaa!’ Hij slaakte een strijdkreet die door de verlaten, plechtig stille ochtendstraten snerpte.

    Zijn lange, magere gezicht ging schuil achter de vettige kraag van een kakikleurig legerjack met afschilferende sergeantsstrepen en zijn krullerige blonde paardestaart wapperde als een golvend stuurlint achter hem aan. Af en toe sloot hij zijn ogen, die heftig traanden in de snerpend koude wind. Zijn verkleumde gezicht was even rood als het stoplicht in Berry Street waar hij zonder op of om te kijken doorheen reed.

    Zijn voorhoofd gloeide, maar hij genoot van dit gevoel van onverwachte vrijheid.

    Hij dacht dat hij werkelijk weer bloed voelde stromen door zijn twee geamputeerde benen.

    Ten slotte kwam Harry Stemkowsky’s rammelende rolstoel tot stilstand voor de dag en nacht geopende Walgreen’s Drugstore. Zijn hart bonsde opgewonden onder het gevechtsjack en de twee dikke truien die hij droeg. Hij was zo verrekte opgetogen – zijn hele leven begon weer van voren af aan.

    Vandaag had Harry Stemkowsky het idee dat hij alles aankon. Hij duwde de glazen deur van de drugstore open, die bedolven was onder reclamebiljetten voor sigaretten. Bijna onmiddellijk kwam hem een stoot warme lucht tegemoet, doordrenkt van de geur van vet spek en verse koffie. Hij glimlachte en wreef met een haast vrolijk gebaar in zijn handen. Voor het eerst sinds jaren was hij niet invalide meer.

    En voor het eerst in meer dan tien jaar had Harry Stemkowsky een doel.

    Hij moest glimlachen. Terwijl hij nadacht over de hele zaak, over de volledige, ongelooflijke implicaties van Green Band, moest hij gewoon glimlachen.

    Sergeant Harry Stemkowsky, de officiële koerier van Green Band, bevond zich op dat moment veilig in zijn vuurbasis in New York City. Nu kon het beginnen.

    FBI; New York; Federal Plaza; 06.00 uur

    In de vesting die het Newyorkse hoofdkwartier was van de FBI aan Federal Plaza, zat een lange man met zilvergrijze haren, Walter Trentkamp, onafgebroken met zijn potloodgum op een verschoten vloeiblad te tikken.

    Op het vlekkerige vloeiblad was een enkel telefoonnummer gekrabbeld: 202-4516414. Het was het privé-nummer van het Witte Huis, een rechtstreekse lijn met de president van de Verenigde Staten.

    Klokslag zes rinkelde Trentkamps telefoon.

    ‘Iedereen opgelet; start de afluisterapparatuur.’ Het was vroeg in de morgen en zijn stem klonk schor. ‘Ik zal ze zo lang mogelijk aan de lijn houden. Afluisterapparatuur gereed? Goed, daar gaat-ie dan.’

    Met een gevoel van onbehagen schraapte het legendarische hoofd van het oostelijke district van de FBI zijn keel. Toen nam hij de hoorn van het rinkelende toestel. De woorden Green Band gonsden onheilspellend door zijn hoofd. Gedurende zijn tijd bij het Bureau, die lang en gevarieerd was en niet zonder vreemde wederwaardigheden, had hij nog nooit zoiets meegemaakt.

    Rondom het hoofd van de FBI stonden in een grimmige kleine kring enkele van de invloedrijkste mannen, en vrouwen van New York. Ook zij hadden nog nooit een dergelijke noodtoestand meegemaakt.

    Zwijgend luisterden ze hoe Trentkamp het verwachte telefoongesprek aannam. ‘U spreekt met de FBI... Hallo?’

    Er kwam geen antwoord over de buitenlijn. De spanning in het vertrek was scherp als een scheermes. Zelfs Trentkamp, wiens kalmte in kritieke politieke situaties befaamd was, leek zenuwachtig en onzeker.

    ‘Ik zei hallo. Is er iemand aan de lijn. Is daar iemand?... Wie is daar aan de lijn?’

    Vets 24; Brooklyn; 06.02 uur

    Walter Trentkamps smekende, gefrustreerde stem werd elektronisch versterkt in een gehavende mahoniehouten telefooncel achter in Walgreen’s Drugstore in Greenpoint, Brooklyn.

    In die cel haalde sergeant Harry Stemkowsky zijn vingers door zijn lange, ongekamde haren en luisterde. Zijn hart bonsde niet gewoon meer, maar dreigde in zijn borst tot ontploffing te komen. Nieuwe, ongewone hartkloppingen waren overal op zijn lichaam voelbaar en openden en sloten zich met de felheid van mechanische kaken.

    Dit was het lang verbeide moment van de waarheid. Van nu af geen veldoefeningen meer voor de achtentwintig leden van Green Band.

    ‘Hallo. Hier Trentkamp, FBI New York.’ De zwarte telefoonhoorn tussen Trentkamps schouder en wang leek bij elke zin mee te trillen.

    Na nogmaals een eindeloze minuut drukte Harry Stemkowsky vastbesloten de startknop in van een Sony 114 draagbare cassette-recorder. Vervolgens hield hij de recorder dicht tegen het mondstuk van de telefoon.

    Stemkowsky had de recorder doorgespoeld tot het eerste woord van het bericht – ‘Goede.’ Het ‘goede’ werd uitgerekt tot ‘goeeede’ toen de recorder even haperde en vervolgens zacht snorrend op gang kwam.

    ‘Goede morgen. Hier spreekt Green Band. Het is vandaag vier december. Een vrijdag. Een gedenkwaardige vrijdag, vermoeden wij.’

    Via de intercom bracht de spookachtige, hoge stem zijn nooit eerder gehoorde boodschap over waarop de mannen en vrouwen in het FBI-kantoor in Manhattan hadden gewacht.

    Green Band was begonnen.

    Ryan Klauk van de afluisterdienst van het FBI merkte onmiddellijk dat de tevoren ingesproken boodschap opzettelijk versneld en van nagalm was voorzien om nog onheilspellender te klinken dan door de omstandigheden toch al het geval was en letterlijk onherkenbaar te worden en waarschijnlijk onmogelijk terug te vinden.

    ‘Er waren, zoals we u hebben beloofd, redenen van doorslaggevend belang voor onze telefoongesprekken van afgelopen week, voor alle moeizame voorbereidingen die we hebben getroffen en die u...’

    ‘Luistert iedereen? Ik kan slechts aannemen dat u gezelschap hebt, meneer Trentkamp. Niemand in medezeggenschaps-Amerika schijnt tegenwoordig nog alléén beslissingen te nemen... Luister goed dan. Luister alstublieft allemaal...

    In het financiële district Wall Street, van East River tot Broadway, zullen vandaag volgens plan brandbommen tot ontploffing worden gebracht. Een groot aantal willekeurig gekozen doelen zal laat in de middag volledig worden verwoest.

    Ik herhaal: willekeurig gekozen doelen in het financiële district Wall Street zullen vandaag worden verwoest. Ons besluit is onherroepelijk. Over ons besluit kan niet worden onderhandeld. De brandbommen in Wall Street zullen vanmiddag om vijf minuten over vijf tot ontploffing worden gebracht. Het kan een luchtaanval zijn; het kan een grondaanval zijn. Hoe het ook zij – het zal plaatsvinden om exact vijf minuten over vijf.’

    ‘Wacht eens even. U kunt niet...’ begon Walter Trentkamp heftig te sputteren, maar hij hield even abrupt weer zijn mond. Hij herinnerde zich dat hij tegen een op de band ingesproken boodschap probeerde te praten.

    ‘Heel Manhattan ten zuiden van Fourteenth Street moet worden geëvacueerd,’ vervolgde de mechanische stem systematisch.

    ‘Het Atoomoverlevingsplan voor het Doelgebied New York moet onmiddellijk in werking worden gesteld. Luistert u mee, burgemeester Ostrow? Susan Hamilton van de Dienst voor Burgerlijke Waakzaakheid? Het Atoomoverlevingsplan kan duizenden het leven redden. Stel het alstublieft nú in werking...

    In geval een van u overtuigende bewijzen wenst: ook die zullen worden verstrekt. Met zulke verzoeken is rekening gehouden.

    Onze ernst, onze diepe toewijding aan deze opdracht mogen niet worden onderschat, nu niet en evenmin tijdens eventuele volgende gesprekken, waartoe we misschien zullen besluiten. Begin nú met de evacuatie van het financiële district Wall Street. Green Band kan onmogelijk tegengehouden of opgehouden worden. Over niets van wat ik heb gezegd kan worden onderhandeld. Onze beslissing is onherroepelijk.’

    Harry Stemkowsky drukte de stopknop in. Snel legde hij de hoorn weer op de haak. Toen spoelde hij de Sony recorder terug en stopte hem in de slobberende zak van zijn soldatenjack.

    Voor de bakker.

    Hij haalde diep adem en de lucht leek tot diep in zijn maag door te dringen. Hij kon zijn beven niet bedwingen. Jezus, hij had het geflikt. Hij had het godverdomme werkelijk geflikt!

    Hij had de boodschap van Green Band doorgegeven en voelde zich geweldig. Hij had het willen uitschreeuwen in de drugstore. Sterker nog: hij wilde dat hij een halve meter in de lucht kon springen en de hemel kon doorboren.

    Er waren geen formele eisen gesteld.

    Er was geen enkele aanwijzing gegeven omtrent het waarom van Green Band.

    Harry Stemkowsky’s hart bonsde nog luid terwijl hij als verdoofd zijn rolstoel langs rekken kleurige deodorants en eaux de toilette manoeuvreerde in de richting van de glimmende bar.

    De kok achter het snelbuffet, Wally Lipsky, een opgewekte reus van driehonderd pond, die de bakplaat stond schoon te krabben, draaide zich om toen Stemkowsky in zijn rolstoel naderbij kwam. Lipsky’s roze gezicht klaarde als bij toverslag op. Iets wat voor een derde of vierde kin moest doorgaan, kwam te voorschijn uit golvende heuvels nekvet.

    ‘Hee, kijk nou eens wat Sylvester de kat op straat heeft gevonden! Mijn man uit Pennsylvania. Waar heb je uitgehangen, makker? Lang niet gezien.’

    Harry Stemkowksy moest glimlachen om de onweerstaanbare dikke kok, die een welverdiende faam genoot als de Clown van Greenpoint. Man, hij was vandaag in een stemming om bijna overal om te lachen.

    ‘Och, overal zo’n b-beetje, W-Wally.’ Harry Stemkowsky begon zenuwachtig te stotteren. ‘V-v-voornamelijk in M-M-Manhattan. Ik w-w-werk de laatste tijd veel in Manhattan.’

    Met zijn wijsvinger tikte Stemkowsky op het rafelige insigne dat op de schouder van zijn jack was genaaid. VETS TAXI’S EN KOERIERS stond erop. Harry Stemkowsky was een van de zeven Newyorkse rolstoeltaxichauffeurs met vergunning; drie van hen werkten voor Vets in Manhattan.

    ‘Ik h-heb een goeie baan. Een echte b-baan deze keer, Wa-Wally... Maak maar eens een ontbijt voor me klaar.’

    ‘Komt eraan, Pennsylvania. Eén taxichauffeur-speciaal, één. Komt eraan, man, wat je maar wilt.’

    2

    Wall Street; New York City; 06.30 uur

    Al om kwart over zes die ochtend begon een eindeloze stroom gemelijk kijkende mannen en vrouwen met dikke, zwarte aktentassen tevoorschijn te komen uit het stoom uitwalmende station van de ondergrondse aan Broadway en Wall Street.

    Het waren de aangestelde werkbijen van New Yorks geldwijk, de loonslaven die iets wisten van abstracte rekenkundige principes en wetsartikelen, maar verder weinig waarnamen van de Street en zijn zwarte kunst. Deze ongelukkigen konden niet de intuîtieve sprong maken naar de grotere waarheid: dat de miljoenen in Wall Street niet werden verdiend door genoegen te nemen met een vast salaris, maar door een woekerrente van tien of twintig of vijftig procent te nemen van andermans duizendjes, op andermans honderden miljoenen.

    Om half acht sjokten kauwgom kauwende secretaresses uit de Red and Tan-lijnbussen vanuit Staten Island en Brooklyn. Afgezien van hun traditionele kauwgom zagen verscheidene secretaresses er die vrijdagochtend indrukwekkend sjiek, bijna elegant uit.

    Terwijl de rijk bewerkte vergulde wijzers van de klok van Trinity Church plechtstatig naar acht uur schreden, zaten alle hoofden zijstraten van de geldwijk tjokvol met dicht, gespannen voetgangersverkeer, bussen en toeterende taxi’s.

    Meer dan negenhonderdvijftigduizend mensen werden opgeslokt in nog geen twee vierkante kilometer waanzinnig duur onroerend goed, zeven zware bakstenen gebouwen, waar elke werkdag miljarden werden gekocht en verkocht; nog steeds de weergaloze financiële hoofdstad van de wereld.

    De politie van New York had niet geweten, of ze nu wel of niet moest proberen, de regelmatige ochtendlijke volksverhuizing tot staan te brengen. Toen was het domweg te laat – de kleine kans was verloren gegaan in een koortsachtige reeks telefoontjes tussen het kantoor van de hoofdcommissaris en verscheidene machtige districtscommissarissen. Het was uitgelopen op een nachtmerrie van onmogelijke logistiek en stijgende paniek.

    Op dat moment voegde een spookachtige zwarte man, Abdul Calvin Mohammud, zich op zijn gemak in de deinende optocht van hoofden en wintermutsen in Broad Street, even ten zuiden van Wall Street.

    Terwijl hij met de bezielde menigte meeliep, keek Calvin Mohammud naar de fleurige firmavlaggen die wapperden op de reusachtige stenen gebouwen. De vlaggen kondigden BBH and Company aan, de National Bank of North America, Manufacturers Hanover, de Seaman’s Bank. Ze waren als zeilen die klapperden in de straffe bries vanaf East River.

    Calvin Mohammud vervolgde zijn weg over de steile helling in de richting van Wall Street. Hij viel nauwelijks op. Maar ja, dat doen koeriers bijna nooit. Ze waren onzichtbaar, niet meer dan rekwisieten.

    Vandaag, evenals alle overige werkdagen, droeg Calvin Mohammud een driekwart lange, lichtgrijze tuniek met een gerafelde mouwband waarop VETS KOERIERS stond. Aan weerszijden van de in hoofdletters geschreven woorden stonden fiere klimmende adelaars van de Tweeëntachtigste Divisie Luchtlandingstroepen.

    Maar ook dat werd niet opgemerkt.

    Calvin Mohammud zag er nu niet naar uit, maar in Vietnam en Kambodja was hij een eersteklas Weest-Paraat-legerverkenner geweest. Hij had het Distinguished Service Cross gekregen en daarna nog een eremedaille voor buitengewone moed met gevaar voor eigen leven. Na zijn terugkeer in de Verenigde Staten in 1971 was Mohammud door een dankbare samenleving voorts beloond met baantjes als witkiel op Penn Station, loopjongen bij Chick-Teri en kruier op LaGuardia Airport.

    Toen hij de met leuzen beschilderde krantenkiosk op de hoek van Broadway en Wall Street bereikte, haalde Calvin Mohammud, Vets 11, zijn zware koerierstas van zijn schouder. Hij tikte een sigaret uit zijn pakje en stak op achter een pluim van een gele vlam.

    Achteloos in een portiek hangend liet Vets 11 vervolgens zijn hand onopvallend in zijn schoudertas glijden en haalde er een gewone veldtelefoon van het Amerikaanse leger uit. In de diepe canvastas verborgen zaten nog een veertig centimeter lange pistoolmitrailleur en een half dozijn 40mm brisantgranaten.

    ‘Contact.’ Hij schoof achterwaarts in de kille schaduw van de gebouwen en fluisterde in de veldtelefoon. ’Hier Vets Elf bij de Effectenbeurs. Ik sta bij de noordelijke ingang, aan Wall Street... Alles heel rustig en vreedzaam op punt drie... Geen politie te zien. Nergens gewapend verzet. Ziet er bijna te gemakkelijk uit. Over.’

    Vets 11 nam nog een trek van zijn slinkende sigaret. Bedaard keek hij om zich heen naar het lawaaiige gewemel dat zo kenmerkend was voor Wall Street op een doordeweekse dag.

    Klaarlichte dag. Wat een verbazingwekkend, volslagen ongelooflijk tafereel als je je het apocalyptische vuurgevecht voorstelde dat hier om vijf uur zou losbarsten. Langzaam begon hij te lachen en legde zijn scheve gele tanden bloot. Het zou prachtig worden, bevredigend en rechtvaardig.

    Om 08.30 uur draaide Calvin Mohammud zorgvuldig een gerafelde reep stof om een glimmend gepoetste koperen deurknop van de achteringang van de almachtige Newyorkse Effectenbeurs – een trotse, prachtige groene band.

    Pier 33-34; 09.20 uur

    Green Band begon woest en plotseling, alsof meteoren met boosaardige kracht in New York waren ingeslagen. Twee verdiepingen hoge ramen werden naar binnen geblazen, geasfalteerde daken stortten in en hele straten in de buurt van Pier 33-34 op Twelfth Avenue tussen Twelfth en Fourteenth Street begonnen te schudden. Het gebeurde in een enorme witte flits van pijnlijk verblindend licht.

    Om plusminus tien voor half tien die ochtend veranderde Pier 33-34, die ooit gastvrijheid had verleend aan koninklijke schepen als de Queen Elizabeth en de QE II op slag in een heksenketel, een smeltkroes van vlammen die door de lucht scheerden en zich met zulk een heftige snelheid verspreidden dat zelfs de rivier de Hudson kolossale vuurzuilen leek op te spuiten, waarvan sommige minstens honderdtwintig meter hoog waren.

    Dichte wolken koolwaterstof bloeiden open boven Twelfth Avenue, als reusachtige zwarte paraplu’s die werden opgestoken. Twee meter lange glasscherven, ongeleide projectielen van gesmolten staal schoten omhoog, lanceerden zichzelf in een huiveringwekkende, tuimelende vertraagde beweging. En toen de wind van de rivier plotseling omsloeg, was even een glimp te zien van het gloeiende, roodhete metalen skelet van de pier zelf.

    De verzengende vuurbal was uitgebarsten en had zich verspreid in nog geen zestig seconden tijd.

    Het ging precies zoals de waarschuwing van Green Band had voorspeld: een onzegbare voorstelling van geluid en licht, een spookachtige demonstratie van voorspelde verschrikkingen en toekomstig afgrijzen...

    Het dok voor de Mauretania, voor de Aquitania, het Ile de France was van de kaart geveegd door de machtige explosies, de plotselinge, scherp afgetekende vuurflitsen.

    Newyorks burgemeester Arnold Ostrow en hoofdcommissaris van politie Michael Kane, gezeten in een surveillance-helikopter van de politie die trilde en hotste op gekartelde oprispingen van hete rook, waren sprakeloos van afgrijzen. Ze beseften beiden dat een van Newyorks ergste, steeds terugkerende nachtmerries ten slotte werkelijkheid werd.

    Ditmaal was een van de duizenden traditionele, angstaanjagende bedreigingen voor New York zo echt als maar kon. Radioluisteraars en televisiekijkers in heel New York zouden weldra de nooit eerder gehoorde boodschap vernemen:

    ‘Dit is geen test van het Omroep Alarmsysteem.’

    De Effectenbeurs van New York; 10.35 uur

    Om vijf over half tien op de ochtend van de vierde december, liepen meer dan zevenduizend toegewijde kapitalisten – systeemanalysten, jeugdige schildknapen met kleurige epauletten en soepele kapsels, grimmig vastberaden makelaars in effecten, obligatie-analysten, suppoosten in heldergroene jasjes – drukdoend zij het wat nonchalant door de drie bomvolle grote zalen van de Effectenbeurs van New York.

    De twaalf verhoogde tikband-televisiemonitoren in het drukke vertrek spuwden symbolen en transacties uit die alleen de getrainde blikken van de Beurs-professionals iets zeiden. Ook al was het maar een gewone vrijdag, de dagomzet zou gemakkelijk de honderdvijftig miljoen aandelen overschrijden.

    De pioniers, de eerste speculanten á la baisse en á la hausse, waren ongetwijfeld vasthoudende onderhandelaars en bestuurders geweest. Hun nakomelingen echter, hun meestal koudbloedige erfgenamen, waren niet bijster handige geldwisselaars.

    De erfgenamen, voor het merendeel zelfingenomen, ijdele krentenwegers, vormden een verrassend homogene groep; ze zagen eruit alsof ze allemaal familie van elkaar waren.

    De erfgenamen neigden ofwel naar mollig-roze of naar haast tuberculeuze uitgeteerdheid.

    De erfgenamen hadden bleekblauwe, eeuwig afwezige ogen, die eruit zagen als weer aan elkaar gelijmde vergruizelde knikkers.

    Daarenboven keken de erfgenamen hulpeloos toe terwijl het Amerikaanse zakenleven de ‘Derde Wereldoorlog’ verloor, zoals de jongste strijd om de wereldeconomie soms werd genoemd. Geruisloos maar angstaanjagend snel stonden ze het leiderschap over de wereldeconomie af aan de Japanners, de Duitsers, de Arabische wereld.

    Om 10.57 uur die vrijdagochtend rinkelde ‘de Bel’ – die ooit een echte koperen brandklok was geweest, geslagen door een rubberen hamer en die nog steeds klokslag tien en klokslag vier het officiële begin en einde van de transacties aankondigde – in de Newyorkse Effectenbeurs. ‘De Bel’ ging over en veroorzaakte eenzelfde schok als vuurwerk dat in een kathedraal wordt afgestoken.

    Er volgde een absolute stilte. Geschokte stilte.

    Toen ontstond er een onbeheerst geroezemoes, een koortsachtige uitwisseling van geruchten. Een bijna drie minuten durende, nooit eerder vertoonde verwarring en chaos op de vloer van de Effectenbeurs.

    Ten slotte galmde de diepe, resonerende stem van de beursdirecteur door de ouderwetse omroepinstallatie.

    ‘Heren... dames... de Effectenbeurs van New York wordt officieel gesloten... Verlaat u alstublieft de verdieping van de Effectenbeurs. Verlaat u alstublieft onmiddellijk de beursruimte. Dit is geen bommelding. Dit is een echt alarm! Dit is een serieus politie-alarm!’

    De Pinnacle Club; Manhattan; 16.00 uur

    Voor de zware stenen en stalen oprit naar het Mobil Building aan East 42nd Street reed een reeks privé-limousines – Mercedessen, Lincolns, Rolls-Royces – met theatrale haast af en aan. Gewichtig uitziende mannen en enkele vrouwen, de meesten in donkere overjassen, stapten gehaast uit de limousines en betraden de vertrouwde Jugendstil-hal van het gebouw. Boven, op de eenenveertigste verdieping, waren andere overheidsfunctionarissen en presidenten van de voornaamste banken en makelaardijen in Wall Street al bijeen in de exclusieve Pinnacle Club.

    De spoedvergadering was bijeengeroepen in de luxueuze grote eetzaal van de privé-club, die glansde van hagelwit tafellinnen, glimmend zilver en kristal dat gedekt was maar nooit gebruikt werd voor de lunch.

    Verscheidene van de in donkere pakken gestoken directeuren stonden versuft en verward voor de van vloer tot plafond reikende spiegelruiten die over de stad uitkeken. Geen van hen had ooit zoiets ondenkbaars meegemaakt of ooit verwacht het te zullen meemaken.

    Het uitzicht over de onregelmatige ravijnen van Manhattan helemaal tot aan het penne-etui van wolkenkrabbers, waar het eigenlijke financiële hart lag, was spectaculair maar ijzingwekkend. Ongeveer halverwege, in 14th Street, lagen ondoordringbare politieversperringen. Politiebussen, ambulances en een paraderende menigte wachtten af en keken naar Wall Street alsof ze een ingewikkeld kunstwerk in een provinciemuseum bestudeerden.

    Niets van dit alles was mogelijk; het was pure waanzin. Elke redelijk denkende geest in de directie-eetzaal was voor zichzelf al tot deze slotsom gekomen.

    ‘Ze hebben niet eens de moeite genomen opnieuw contact met ons op te nemen. Niet sinds vanmorgen zes uur,’ zei de minister van Financiën, Walter O’Brien. ‘Wat voeren ze verdomme in hun schild?’

    George Firth, de minister van Justitie, stond stram tussen vier of vijf vooraanstaande Wall Street-presidenten en stak bedaard zijn pijp aan. Hij zag er verrassend nonchalant en beheerst uit, zij het dat hij drie jaar geleden met roken was gestopt.

    ‘Ze waren in elk geval verdómd duidelijk toen ze hun uiterste termijn bepaalden. Vijf minuten over vijf. Vijf minuten over of anders? Wat willen die klootzakken van ons?’ De minister van Justitie liet zijn pijp in zijn hand uitgaan en met een radeloze blik in zijn ogen stak hij hem weer aan. Degenen die vlak bij hem stonden, zagen de nerveuze trillinkjes die door zijn vingers trokken.

    Waanzin.

    Wat het door terroristen geteisterde Europa tien jaar lang had meegemaakt. Maar nog nooit in de Verenigde Staten.

    Een sombere zakenman, Jerrold Gottlieb genaamd, van Lehman Brothers, hield zijn polshorloge omhoog. ‘Wel, heren, het is een minuut over vijf...’ Hij keek alsof hij er nog iets aan wilde toevoegen, maar wat het ook mocht zijn, hij liet het ongezegd. Maar dat was de onwaarschijnlijke plek die ze nu allemaal hadden betreden. Een onbekend terrein, waar de dingen niet behoorlijk duidelijk gemaakt konden worden: het niet in kaart gebrachte gebied van het onuitsprekelijke.

    ‘Ze zijn tot nu toe ongelooflijk punctueel geweest. Bijna bezeten van het perfectioneren van details en schema’s. Ze bellen wel. Ik zou me maar niet druk maken, ze bellen wel.’

    Het was de vice-president van de Verenigde Staten die dit zei. Hij had zich van de Verenigde Naties naar het nabijgelegen Mobil Building gehaast. Thomas More Elliot was een onbuigzame man met het uiterlijk van een hoogleraar aan een befaamde universiteit. Zijn vinnigste critici vonden hem een snob die het contact met het ingewikkelde leven van het hedendaagse Amerika was kwijtgeraakt. Hij had een groot deel van zijn carrière doorgebracht op het ministerie van Binnenlandse Zaken en had in de woelige jaren zestig veel door Europa gereisd en daarna in de zeventiger jaren door Zuid-Amerika. En nu dit.

    De eerstvolgende honderdtachtig seconden heerste er een nagenoeg volkomen stilte in de eetzaal van de Pinnacle Club.

    Deze suizende stilte was des te angstaanjagender door de aanwezigheid van zoveel bijzonder welbespraakte mensen in het vertrek – de belangrijkste Amerikaanse zakenlui, die gewend waren hun zin te krijgen, gewend waren dat er naar hen werd geluisterd en dat ze zonder veel vragen gehoorzaamd werden. Nu waren hun stemmen tot zwijgen gebracht en waren ze letterlijk hulpeloos. Ze waren niet gewend aan de beklemming en de spanning die dit huiveringwekkende mysterie in hun leven had geworpen. En hun gewoonlijk indrukwekkende macht had zichzelf gedistilleerd tot een reeks korte, duidelijk hoorbare geluiden:

    Het scherpe raspen van een keel die werd geschraapt.

    IJs dat in een glas knapte met het geluid van een gletsjer.

    Het tikken van vingers op de kop van een gedoofde pijp.

    Waanzin. De gedachte leek door het vertrek te galmen.

    De meest huiveringwekkende stadsterreur had ten slotte diep in de Verenigde Staten toegeslagen en stak rechtstreeks naar het hart van Amnerika’s economische macht.

    Er werden herhaaldelijk, bezorgde blikken geworpen op de glanzende wijzerplaten van Rolex, Cartier en Piaget polshorloges.

    Wat wilde Green Band?

    Wat waren hun uiteindelijke eisen? Wat zou de ongetwijfeld waanzinnig hoge losprijs voor Wall Street worden?

    Edward Palin, de zevenenzeventig jaar oude president-directeur van een van de grootste beleggingsondernemingen, was gedwongen zich langzaam terug te trekken van de donkere spiegel van de over de stad uitziende ramen. Enkele anderen keken verlegen toe terwijl hij in een Harvard-stoel ging zitten die naast een van de eettafels was geschoven en met een haast aangrijpend gebaar zijn hoofd tussen zijn grijsgestreepte knieën legde. Hij voelde zich zwak; het was teveel om aan te zien. Stonden ze op het punt alles kwijt te raken?

    Nog maar twintig seconden en het ultimatum van Green Band zou zijn verstreken.

    ‘Bel alsjeblieft. Bel, klootzakken,’ mompelde de vice-president. Naar het leek duizenden alarmsirenes gilden met hun eigenaardige hoog-laag klaagtoon in heel New York. Het was de eerste keer sinds 1963 en de dreiging van een atoomoorlog dat het waarschuwingssysteem werd gebruikt.

    Eindelijk was het vijf minuten over vijf.

    Plotseling drong de huiveringwekkende werkelijkheid tot alle aanwezigen in de eetzaal van de Pinnacle Club door – ze zouden niet meer bellen!

    Ze waren helemaal niet van plan te onderhandelen.

    Zonder enige verdere waarschuwing zou Green Band toeslaan.

    President Justin Kearney; Washington D.C.; 17.05 uur

    ‘Een korte samenvatting,’ zei Lisa Pelham, de chef-staf van de president. Ze was een efficiënte, zelfbewuste vrouw die aan Harvard had gestudeerd en sprak op de afgemeten toon van iemand wiens geest getraind is in het maken van bondige samenvattingen uit bergen informatie.

    ‘Om twaalf uur was de handel op de beurs van New York en op alle regionale beurzen stilgelegd. In Londen, Parijs, Genève en Bonn wordt geen handel gedreven. De belangrijkste zakenlui van New York vergaderen op dit moment in het Mobil Building. Alle grote effecten- en handelsbeurzen over de hele wereld hebben hun activiteiten stopgezet. De onbeantwoorde vraag is overal dezelfde: wat is de aard van de eisen waarover we in het geheim onderhandelen?

    Lisa Pelham zweeg even en streek een haarlok uit haar ovalen gezicht. ‘Iedereen is ervan overtuigd dat we met iemand onderhandelen, meneer.’

    ‘En het is zeker dat we dat niet doen?’ Het gezicht van president Justin Kearney drukte opperste twijfel en argwaan uit. Hij was er tijdens zijn ambtsperiode achtergekomen, dat de ene overheidsinstantie maar al te vaak niet wist wat de andere deed.

    ‘Absoluut zeker, mr. President. Dat hebben zowel de CIA als de FBI ons verzekerd. Green Band heeft nog steeds géén eisen gesteld.’

    President Kearney was onder strenge bewaking van de Geheime Dienst in allerijl naar een raamloze, door lood beschermde kamer midden in het Witte Huis gebracht. Daar, in het verbindingscentrum van het Witte Huis, stonden verscheidene van de belangrijkste politieke leiders van de Verenigde Staten om de president heen, in een houding die duidelijk maakte dat ze hem wilden beschermen tegen alle krachten die momenteel in het land werkzaam waren.

    Vanuit het verbindingscentrum van het Witte Huis was de president in audio-visueel contact gebracht met de Pinnacle Club in New York City.

    Het hoofd van de FBI, Walter Trentkamp, deed een stap naar voren en verscheen op het scherm in Washington. Hij had kort, zilvergrijs haar; de tijd en zijn functie hadden er de vasthoudende, doorgewinterde blik van een politieagent en een geîrriteerde houding aan toegevoegd.

    ‘Green Band heeft niet opnieuw contact opgenomen, afgezien dan van het opblazen van Pier 33-34, wat de demonstratie is die ze ons hadden beloofd, mr. President. Het is het soort guerrilla dat we hebben meegemaakt in Belfast, Beiroet, Tel Aviv, maar nog nooit in de Verenigde Staten...

    We zitten allemaal te wachten, mr. President,’ ging Trentkamp verder. ‘Het is nu vijf uur, zes minuten en plusminus veertig seconden. We hebben hun uiterste termijn duidelijk overschreden.’

    ‘Hebben zich al terroristenorganisaties gemeld om de verantwoordelijkheid op te eisen?’

    ‘Inderdaad. We trekken het momenteel na. Tot nu toe is niet gebleken dat ze een van allen op de hoogte waren van de inhoud van de telefonische waarschuwing van vanmorgen.’

    5.06 werd 5.07. De tijd was loodzwaar.

    5.07 werd 5.08. Nog nooit had een minuut zo lang geleken.

    Het werd 5.09... 5.10 en langzaam aftellen.

    Het hoofd van de CIA ging in het licht en voor de camera’s in het verbindingscentrum van het Witte Huis staan. Philip Berger was een kleine, opvliegende man. Hij was bijzonder impopulair in Washington en zijn voornaamste vaardigheid bestond uit het tegen elkaar opzetten van de belangrijkste Amerikaanse inlichtingendiensten.

    ‘Merken jullie iets van énige activiteit in Wall Street? Zijn er mensen? Rondrijdende voertuigen? Kleine vliegtuigen?’

    ‘Niks, Phil. Afgezien van de politie en de brandweerwagens om de wijk heen zou het een vredige zondagmorgen kunnen zijn.’

    ‘Ze bluffen, verdomme,’ zei iemand in Washington.

    ‘Of’, zei president Justin Kearney, ‘ze spelen een reusachtig zenuwenspel.’

    Niemand was het met de president eens of oneens.

    Niemand zei nu iets.

    Praten was vervangen door de angstaanjagende ongerustheid en onzekerheid van het wachten.

    Alleen maar wachten.

    5.15...

    5.18...

    5.20...

    5.24...

    5.30...

    Maar waarop?

    Vets 1; kolonel David Hudson; 18.20 uur

    Om tien voor half zeven deed kolonel David Hudson het enige dat nog belangrijk was – dat belangrijker was dan al het andere in zijn leven.

    David Hudson was op patrouille. Hij trok weer ten strijde; hij voerde weer een peloton te velde waarin iedere man voor zijn taak was berekend - zij het dat het slagveld nu werd gevormd door een stad in Amerika.

    Hudson was een van die mannen die iedereen vaag bekend voorkomen, zonder dat je precies kunt zeggen waarom. Zijn korenblonde haar was kortgeknipt, wat plotseling weer in de mode was. Hij was knap; hij zag er erg Amerikaans uit. Hij had dat sterke, haast edele gezicht dat het zo ontzettend goed doet op de foto en een schijnbaar onbewuste houding van zelfverzekerdheid, een vaste, geruststellende blik die heel duidelijk zei: ‘Ja, ik kan het – wat het ook mag zijn. ’

    Er was maar één ding verkeerd, wat een heleboel mensen niet eens meteen opviel – David Hudson was tijdens de oorlog in Vietnam zijn linkerarm kwijtgeraakt.

    Zijn blokbandtaxi met het opschrift VETS TAXI’S EN KOERIERS gleed behoedzaam voorwaarts op verkenning langs de lichtgroene pompen van het Hess benzinestation op de hoek van Eleventh Avenue en 45th Street. Het was een van die momenten waarop David Hudson zichzelf kon waarnemen, als in een vreemde droom, dat hij zichzelf objectief kon gadeslaan van ergens buiten de gebeurtenissen. Hij kende het onbehaaglijke, vertekende gevoel maar al te goed van het slagveld.

    Hij had het als een tweede huid om zich heen gevoeld vanaf het moment dat hij uit een tjokvol USMC-transportvliegtuig was gestapt en zichzelf de hitte van vijfenveertig graden tegemoet zag treden, de walgelijke, rottende, zoetige strontgeur van de steden in Zuidoost-Azië. Hij kende dit afschuwelijke gevoel van onthechting, van afstandelijkheid van zichzelf, sinds hij tot het besef was gekomen dat hij inderdaad bij elke harteklop kon sterven...

    Nu voelde hij het opnieuw, ditmaal in de snijdende winterbries die door de besneeuwde grauwe straten van New York City gierde.

    Kolonel Hudson liet operatie Green Band doelbewust wat langer uitlopen; één hoogst belangrijke slag vaster. Het verliep allemaal volgens het ingewikkelde definitieve plan.

    Aan elke seconde was strak de hand gehouden. David Hudsons geest had voor niets zoveel waardering als voor fijnzinnige nauwkeurigheid. Hudson had waardering voor het detail en voor de nauwkeurigheid die vereist waren om alles volmaakt in orde te krijgen.

    Hij was weer in volle strijd gewikkeld.

    Die vreemde, vreemde hartstocht was weer in

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1