Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Rozeknop
Rozeknop
Rozeknop
Ebook382 pages6 hours

Rozeknop

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

In Rozeknop keren we weer terug naar het weesmeisje Rosa, dat ook de hoofdrol speelde in Een nichtje met zeven neven. In dat boek lazen we hoe Rosa na het overlijden van haar ouders intrekt bij haar oom en tante, die al zeven kinderen hebben: alleen maar jongens. In dit tweede deel is Rosa al wat ouder, en begint ze wat meer de wereld in te trekken. Ze leert de leuke en minder leuke kanten van het leven als een ontluikende volwassene kennen, compleet met allerlei verwikkelingen op liefdesgebied.-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateJul 30, 2019
ISBN9788726119251
Rozeknop
Author

Louisa May Alcott

Louisa May Alcott was a 19th-century American novelist best known for her novel, Little Women, as well as its well-loved sequels, Little Men and Jo's Boys. Little Women is renowned as one of the very first classics of children’s literature, and remains a popular masterpiece today.

Related to Rozeknop

Titles in the series (100)

View More

Related ebooks

Reviews for Rozeknop

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Rozeknop - Louisa May Alcott

    Rozeknop

    Original title

    Rose in bloom

    Copyright © 1876, 2019 Louisa May Alcott and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726119251

    1. e-book edition, 2019

    Format: EPUB 2.0

    All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    SAGA Egmont www.saga-books.com – a part of Egmont, www.egmont.com

    HOOFDSTUK I.

    DE THUISKOMST.

    Op een helderen Octoberdag stonden drie jongelui op een werf de aankomst van een zeeboot al te wachten, en gaven nu en dan hun ongeduld lucht in levendige schermutselingen met een kleinen jongen, die zich als een dwaallichtje overal op en tusschen vertoonde, tot groot vermaak van de andere, daar verzamelde groepjes.

    „Dat zijn de Campbells; zij wachten hun nichtje, dat een paar jaar met haar oom den dokter op reis is geweest," fluisterde een dame tot haar vriendin, toen de knapste der jongelui den hoed in ’t voorbijgaan voor haar afnam, terwijl hij den jongen met zich sleepte, dien hij juist verhinderd had een ontdekkingsreisje beneden, tusschen de ingeheide palen te gaan doen.

    „Wie van hen is dat?" vroeg de vreemde dame.

    „Prins Charlie, zooals hij genoemd wordt — een knappe jongen en de meestbelovende van de zeven; maar, naar men zegt, nog al een los heertje, zei de eerste spreekster, hoofdschuddend.

    „Zijn de anderen zijn broers?"

    „Neen, neven. De oudste is Archie, een voorbeeldig jongmensch. Hij is juist bij zijn oom, den koopman, op het kantoor gekomen, en schijnt zijn familie eer te zullen aan doen. Die andere met den bril en zonder handschoenen is Max, de „rare van de familie; hij is juist van school gekomen.

    „En de kleine jongen?"

    „O, dat is Jamie, het jongste broertje van Archie, en de lieveling van de heele familie. Bewaar ons! hij valt er stellig nog in, als zij hem niet vasthouden."

    Hier werd het gesprek der dames plotseling afgebroken, want nadat Jamie uit een okshoofd was opgevischt, kwam de stoomboot in het gezicht en deed alle andere dingen vergeten. Terwijl zij langzaam wendde om de haven binnen te loopen, riep een jongensstem:

    „Daar is zij! Ik zie haar, en oom en Phebe! Hoera voor nichtje Rosa!" en Jamie barstte uit alle macht los in een schril welkomstgejuich, terwijl hij op een paal stond en als een windmolen met de armen zwaaide, waarbij zijn broer hem achter aan zijn jekker vasthield.

    Ja, daar waren zij. Oom Alec, als een jongen den hoed zwaaiend, met de glimlachende en knikkende Phebe aan den eenen kant, en aan den anderen Rosa, die van verrukking in de handen klapte, toen zij de bekende gezichten in het oog kreeg en de bekende stemmen haar het welkom hoorde toeroepen.

    „Die Roos, zij is mooier dan ooit! Zij lijkt wel wat op een madonna, hè? — met dien blauwen mantel en dat lichte haar, fladderend in den wind!" riep Charlie opgewonden, terwijl de jongens met verlangende blikken naar de groep op het dek tuurden.

    „Madonna’s dragen niet zulke hoeden. Rosa is niet veel veranderd, maar Phebe wel. Ze is bepaald een beauté geworden!" antwoordde Archie, die geen oog af had van het donkeroogige jonge meisje met haar frissche wangen en dikken, zwarten haardos.

    „Die goeie ouwe oom! Is ’t niet heerlijk hem terug te hebben? was al wat Max zei; maar hg keek niet naar „den goeien ouwen oom toen hg die warme ontboezeming deed, want hij zag alleen het tengere blonde meisje, en strekte reeds de hand uit, om de hare te drukken, vergetende dat de groene golven hen nog scheidden.

    Gedurende de verwarring, die een oogenblik heerschte, terwijl de kabels van de stoomboot werden vastgesjord, zag Rosa neer op de drie omhoog geheven gezichten, en scheen ze er iets verblijdends, maar ook iets bedroevends in te lezen. Het was slechts een enkele blik, en haar eigen oogen waren vochtig, maar door den nevel van vreugdetranen heen kreeg zij den indruk, dat Archie ongeveer dezelfde was gebleven, dat Max veel knapper was geworden, en dat er met Charlie iets niet in den haak was. Er bleef evenwel geen tijd voor opmerkingen, want in een oogenblik begon het gedrang om van de boot te komen, en eer zij haar reistasch grijpen kon, klemde Jamie zich reeds aan haar vast als een uitgelaten jonge beer, Nadat zij met moeite aan zijn omhelzing was ontkomen, verviel zij in de meer zachtzinnige van de oudere neven, die van de algemeene opgewondenheid gebruik maakten om de beide blozende meisjes met liefdevolle onpartijdigheid te verwelkomen. Toen werden de reizigers in triomf naar wal gevoerd, terwijl Jamie vol verrukking voor hen uit, tot zelfs op de loopplank, allerlei bokkesprongen maakte.

    Archie bleef aan boord om zijn oom met het visiteeren van de koffers te helpen, en de anderen geleidden de jonge dames huiswaarts. Maar zoodra waren zij niet in een rijtuig gepakt, of een nieuw en vreemd gevoel van stijfheid overviel het jeugdige troepje; want op eens werd het hun duidelijk, dat hun speelmakkers van vroeger nu jonge vrouwen en jonge mannen geworden waren.

    Gelukkig voelde Jamie nog niets van deze gedwongenheid, maar ondernam, tusschen de beide meisjes ingestopt, allerlei vrijheden met hen en hun bagage.

    „Wel, baasje, hoe vind je ons nu wel?" vroeg Rosa om een benauwend stilzwjjgen af té breken.

    „Jullie zijn allebei zoo mooi geworden, dat ik niet weet, wie ik het aardigst vind. Phebe is de grootste en ziet er het vroolijkst uit, en ik heb altijd erg veel van Phebe gehouden; maar jij bent toch ook zoo lief en prettig om naar te kijken, dat ik je nog eens even knuffelen moet," antwoordde de kleine jongen, de daad bij het woord voegende.

    „Als je t meest van mij houdt, geef ik er niets om of je Phebe het mooist vindt, want dat is ze ook. Is ’t niet, jongens?" vroeg Rosa, met een ondeagenden blik naar de heeren tegenover haar, wier gezichten een eerbiedige bewondering uitdrukten, die haar bizonder amuseerde.

    „Ik ben zoo verblind door al de schoonheid en glans, die mij zoo plotseling overstraalt, dat ik geen woorden heb om aan mijn gevoelens lucht te geven," antwoordde Charlie, de gevaarlijke vraag galant ontduikend.

    „Ik weet het nog niet, want ik heb nog geen tijd gehad om naar iemand te kijken. Als jullie er niet tegen hebt, zal ik het nu eens doen," en tot groot vermaak van de overigen, zette Max bedaard zijn bril op en begon zijn inspectie.

    „En?" vroeg Phebe, glimlachend en blozend onder zijn eerlijken blik, die haar evenwel niet zoo scheen te hinderen, als de genadige goedkeuring van Charlie’s brutale oogen, die zij met een ongeduldige flikkering van haar zwarte kijkers had beantwoord.

    „Ik geloof, Phebe, dat ik heel trotsch op je zou zijn als je mijn zuster was, omdat je gezicht uitdrukt wat ik meer dan je schoonheid bewonder, namelijk oprechtheid en moed," zei Max met een kleine buiging, zoo vol welgemeende waardeering, dat verrassing en blijdschap Phebe’s oogen vochtig deden worden en voldoening schonken aan haar fijngevoeligen, vrouwelijken trots.

    Rosa klapte in de handen, nog net zooals zij vroeger deed wanneer haar iets bizonder vroolijk stemde en lachte Max goedkeurend toe, terwijl zij zei:

    „Nu, die critiek is de moeite waard, en wij zijn je zeer verplicht. Ik was er zeker van, dat jij Phebe zou bewonderen, als je haar kende; maar ik geloofde niet, dat je zoo slim zou zijn, om haar deugden dadelijk in te zien; je bent dus verscheiden graden in mijn achting gerezen, dat verzeker ik je."

    „Je weet, dat ik altijd veel van mineralogie heb gehouden, en in den laatsten tijd ben ik nogal aan het verzamelen geweest; zoo heb ik geleerd kostbare metalen gauw te onderscheiden, als ik ze zie," zei Max met zijn schranderen glimlach.

    „Dat is dus je laatste stokpaardje? Wij hebben altijd ontzettend veel plezier over je brieven gehad; want in iederen brief kwam een nieuwe theorie of eene nieuwe proefneming op de proppen, en de laatste was altijd de beste. Ik dacht, dat oom een stuip zou krijgen van het lachen over die vegetariër-manie; het was zoo dwaas je ons voortestellen, levende van melk en brood, en van appels of aardappelen, op je eigen vuurtje gebakken," ging Rosa voort, weer van onderwerp veranderend.

    „Dit jongemensch werd door zijn heele klasse uitgelachen. Zij noemden hem Don Quichot; en het was de moeite waard, te zien hoe hij op allerlei windmolens lostrok," viel Charlie in, blijkbaar van gevoelen, dat Max al meer in de hoogte was gestoken, dan goed voor hem was.

    „En toch kwam de Don met vlag en wimpel door zijn examen. Wat was ik trotsch, toen tante Jane het ons schreef! en wat was zij blij, dat haar jongen de eerste van zijn klasse was gebleven en de medaille had gewonnen!" riep Rosa uit, zoo hartelijk Max’ beide handen drukkende, dat Charlie heimelijk wenschte, maar met dokter Alec te zijn achtergebleven.

    „Och kom, dat is maar nonsens van moeder. Ik begon eerder dan de andere jongens en ik hield er meer van; ik heb dus geen lof verdiend. Maar Prins heeft gelijk, ik heb me als een gek aangesteld, en toch geloof ik, dat mijn wilde haren niet van zoo’n verkeerd soort waren als die van sommige anderen. In ieder geval hebben ze mij niet veel gekost, en ben ik er niets minder van geworden," zei Max kalm.

    „Ik weet wel wat „wilde haren zijn. Ik hoorde oom Max zeggen, dat Charlie er te veel had; toen vroeg ik mama wat het beteekende, en toen heeft zij het mij verteld. En ik weet dat hij op school iets heeft gekregen, ik weet niet precies meer, zijn konsjee of zooiets, maar iets heel ergs, en tante Clara heeft er om gehuild, ratelde Jamie in één adem voort; want hij bezat de noodlottige gave ongewenschte opmerkingen te maken, waardoor hij de schrik van de heele familie was.

    „Wou je soms liever op den bok zitten?" vroeg Prins dreigend.

    „Neen, liever niet!"

    „Houd dan je mond."

    „Max hoeft me niet te schoppen, want ik zei alleen maar" — begon de jeugdige boosdoener, zonder te beseffen dat hij de zaak nog erger maakte.

    „Zwijg! viel Charlie hem streng in de rede, en Jamie kroop geheel vernietigd in een hoekje, waar hij zich met Rosa’s nieuw horloge troostte, over de onrechtvaardigheden die hij te verduren had van de „wijsneuzen, zooals hij de ouderen, met heimelijke wraakgierigheid, noemde.

    Max en Charlie begonnen dadelijk zoo druk mogelijk te praten en brachten allerlei vroolijke onderwerpen op het tapijt, met zulk goed gevolg, dat een hartelijk gelach menig voorbijganger met een glimlach van sympathie het vroolijke troepje deed nazien.

    Een lawine van tantes overviel Rosa zoodra zij thuis kwam, en gedurende het overige van den dag hoorde men in het oude huis een gegons als in een bijenkorf. ’s Avonds kwam de heele familie in de gezellige suite bijeen, behalve tante Peace, wier plaats nu ledig was.

    Natuurlijk vormden langzamerhand de ouderen een groepje, terwijl de jongens om de meisjes heendraaiden als kapellen om twee pas ontloken bloemen. In de éene kamer was dokter Alec de hoofdpersoon en Rosa in de andere; want het kleine meisje, dat zij allen hadden liefgehad en vertroeteld, was tot een jonge vrouw opgegroeid, en de afwezigheid van twee jaar had een wonderlijke verandering teweeggebracht in de verhouding tusschen haar en de neven, vooral wat de drie oudsten betrof, die haar aanstaarden met een mengeling van jongensachtige genegenheid en mannelijke bewondering, even nieuw als aangenaam voor haar. Zij had iets zachts en tegelijk iets levendigs, dat hen aantrok en hun nieuwsgierigheid wekte; want zij was niet precies als andere meisjes, en verbaasde hen nu en dan door het een of andere kleine onafhankelijke gezegde of door een handeling, die hen elkander met een verholen glimlachje deed aanzien, en er hen aan herinnerde dat Rosa „oom’s meisje" was.

    De ouderen waren inmiddels reeds bezig voor het jonge volkje luchtkasteelen te bouwen.

    „Het lieve kind! Wat is het heerlijk haar veilig en wel weer thuis te hebben; en zij ziet er zoo gezond en gelukkig uit, met hetzelfde dierbare gezichtje!" zei tante Plenty, de handen vouwende, alsof zij dankte voor een grooten zegen.

    „Het zou mij niet verbazen, als je een twistappeltje in de familie had gebracht, Alec, of eigenlijk twee, want Phebe is een mooi meisje, dat hebben de jongens ook al ontdekt, als ik mij niet vergis," waarschuwde oom Max, met een knikje naar de andere kamer. Aller oogen volgden de zijne, en een tooneeltje dat veel te denken gaf, vertoonde zich aan het publiek van vaders en moeders in de achterkamer.

    Rosa en Phebe zaten naast elkander op de sofa en hadden blijkbaar dadelijk de plaats ingenomen, hun door sekse, jeugd en schoonheid aangewezen, want Phebe was reeds lang van kamenier vriendin geworden, en Rosa verlangde dit onmiddellijk als een erkend feit te doen aannemen.

    Jamie lag op het haardkleed, waarvoor Will en Geordie zich geposteerd hadden, om hun uniformen op het voordeeligst te doen uitkomen; want zij waren nu op een groot instituut, waar militaire oefeningen de vreugde huns levens uitmaakten. Steven poseerde in sierlijke houding in een armstoel, terwijl Max over den rug hing; Archie leunde op een der hoeken van den schoorsteenmantel en zag op Phebe neer, die glimlachend en met wangen, even bloeiend als de anjers in haar ceintuur, naar zijn gekeuvel luisterde. Maar Charlie maakte het meeste effect, hoewel hij gezeten was op een pianokruk, een vrij lastige zitplaats voor elk jongmensch dat de gave mist zijn beenen gemakkelijk te bewegen. Prins bezat echter die gave, en hij had een ongedwongen houding aangenomen, met één arm geleund op de sofa en het welgevormde hoofd een weinig gebogen, terwijl hij, met een voorkomen van innige toewijding en een hem zeer flatteerende uitdrukking van tevredenheid op het gezicht, Rosa in beslag nam.

    Tante Clara glimlachte voldaan; tante Jessie keek bedenkelijk; tante Jane’s scherpe oogen gingen bezorgd van het fattige Steventje naar den breedgeschouderden Max; tante Myra lispelde iets over haar „lieve Caroline die was heengegaan" en tante Plenty riep vol vuur:

    „God zegene de kinderen! Iedereen zou trotsch kunnen zijn op zoo’n aardig troepje."

    „Ik ben bereid om zoodra je wilt voor chaperonne te spelen, Alee, want ik denk, dat je het lieve kind nu toch wel dadelijk zult presenteeren, daar ze nog niet uit is geweest voor zij heenging. Ik verbeeld mij, dat mijn diensten niet lang noodig zullen zijn; want met al haar avantages zal wel in haar eersten winter haar toekomst beslist worden, of ik moest mij erg vergissen," zei tante Clara, met veelbeteekenende knikjes en lachjes.

    „Je moet dat alles maar met Rosa bepraten; ik ben nu niet langer kapitein, maar eenvoudig stuurman, antwoordde dokter Alec, waarna hij ernstig, half tot zichzelf, half tot zijn broer, voortging: „Het verwondert mij altijd, dat de meeste menschen zoo’n haast hebben om hun dochters „in de wereld te brengen, zooals men het noemt. Voor mij is er iets aandoenlijks in de gedachte aan een jong meisje, dat op den drempel van ’t leven staat, zoo onschuldig en vol verwachting, zoo onwetend van al wat vóór haar ligt, en gewoonliijk zoo slecht toegerust voor de tegenspoeden die haar wachten. Wij vervullen onzen plicht beter voor de jongens; maar de arme deerntjes hebben zelden een wapenrusting die iets beteekent; en vroeg of laat krijgen zij er toch behoefte aan, want ieder moet zijn eigen strijd strijden, en de moedigen en sterken alleen kunnen overwinnen."

    „Jij hoeft je zelf geen verwijt van dien aard te doen,Alec, want je hebt je verplichting aan George’s kind trouw vervuld; en ik benijd je de voldoening en het geluk zoo’n dochter te hebben, want dat is zij toch voor je," antwoordde de oude Max, onverwachts die vaderlijke soort van teederheid verradende, die mannen zelden voor hun zonen voelen.

    Ik heb mijn best gedaan, Max, en ik ben trotsch en gelukkig; maar met ieder jaar schijnt mijn bezorgdheid te vermeerderen. Ik heb getracht Rosa geschikt te maken voor haar toekomst, zoover ik die kon voorzien; maar nu moet zij alleen staan, en ai mijn zorg kan niet beletten, dat haar hart misschien zal moeten lijden en haar levensgeluk verduisterd worden door eigen misslagen, of gedwarsboomd door daden van anderen. Ik kan het slechts aanzien, klaar staan om in haar vreugde en droefheid te deelen, en afwachten hoe zij haar leven zal inrichten."

    „Wel, Alec, wat wil het kind beginnen, dat jij er ernstig om kijken moet?" riep tante Clara uit, die een soort van recht op Rosa scheen te willen doen gelden.

    „Luister maar, dan kan ze ’t je zelf vertellen," antwoordde dokter Alec, terwijl allen Rosa op ernstigen toon hoorden zeggen:

    „Nu heb jullie allemaal je plannen voor de toekomst meegedeeld, waarom vraag je niet naar de onze?"

    „Omdat er maar één ding te doen is voor een mooi meisje — eerst zoowat een dozijn harten breken, eer zij er een, dat haar aanstaat, kan vinden, en dan te trouwen en een huishouden op te zetten," antwoordde Charlie, alsof er geen ander antwoord denkbaar was.

    „Dat mag voor veel meisjes het geval zijn, maar niet voor ons; want Phebe en ik gelooven dat het even goed voor vrouwen als voor mannen een recht en een plicht is, iets met hun leven uit te voeren; en wij willen niet tevreden zijn met zulke nietige rollen als jullie ons toedeelt, riep Rosa met glinsterende oogen, „Ik meen wat ik zeg, en jullie kunt mij niet door lachen van mijn stuk brengen. Zouden jullie tevreden zijn als je gezegd werd een poosje plezier te maken, dan te tróuwen en verder tot aan je dood toe niets meer uit te voeren, voegde zij er bij, zich tot Archie keerende.

    „Natuurlijk niet, dat is maar een gedeelte van het leven van een man," antwoordde hij beslist.

    „Een heerlijk en kostbaar gedeelte, maar niet alles, ging Rosa voort, „en dat behoort het voor een vrouw ook niet te zijn, want wij hebben evengoed verstand gekregen als een hart, evengoed eerzucht en talenten als schoonheidjes en begaafdheidjes, en wij verlangen evengoed te leven en te leeren, als lief te hebben en bemind te worden. Ik heb er genoeg van, te hooren dat liefde alles is, waarvoor een vrouw deugt. Ik wil niets met liefde te maken hebben, voordat ik getoond heb nog iets anders te kunnen zijn dan een huishoudster of een kindermeid.

    „De hemel beware ons! De rechten der vrouw in vliegenden aantocht!" riep Charlie uit, met gemaakt afgrijzen opspringende, terwijl de anderen Rosa met glimlachende verwondering aanstaarden, blijkbaar in de meening dat dit alles maar een meisjesachtige nitbarsting was.

    „O, doe maar niet alsof jullie geschrikt zijn; je zult het gauw in ernst wezen, want dit is nog maar het begin van mijn geëmancipeerdheid, vervolgde Rosa, zonder zich door het goedhartig, ongeloovig of spottend gelach der neven te doen intimideeren. „Ik ben vast besloten mij de dingen, die iemand werkelijk goed en gelukkig kunnen maken, niet te laten verbieden, en alleen omdat ik een rijk meisje ben, mijn handen in den schoot te leggen, en maar op den stroom mee te drijven. Ik ben niet te vergeefs al deze jaren met Phebe samengeweest; ik weet wat moed en zelfvertrouwen waard zijn, en soms zou ik wenschen geen cent in de wereld te bezitten, om met haar mee te kunnen gaan en mijn eigen brood te verdienen, en even onafhankelijk te worden als zij gauw zijn zal!

    Het bleek duidelijk dat Rosa in vollen ernst was, want onder het spreken wendde zij zich tot haar vriendin met zoo’n uitdrukking van eerbied en van liefde op haar gczicht, dat de blik nog meer dan de woorden zeide, hoe innig het rijke meisje de goede hoedanigheden waardeerde, die een harde levenservaring het arme meisje hadden geschonken, en hoe vurig zij verlangde te verdienen, wat voor al haar rijkdom niet te koop was.

    Iets in dien tusschen de vriendinnen gewisselden blik maakte indruk op de jongens, in spijt van hun vooroordeelen, en zonder een zweem van spot in zijn stem, zei Archie:

    „Ik denk, dat je de handen vol zult krijgen, nichtje, als je werk verlangt; iedereen beweert tenminste altijd, dat rijkdom, even goed als armoede, zijn zorgen en moeite met zich brengt."

    „Dat weet ik, en ik zal trachten mijn plaats goed te vervullen. Ik heb een paar heerlijke plannetjes kant en klaar, en ik ben al begonnen mijn beroep te bestudeeren," antwoordde Rosa, met een beslist knikje.

    „Zou ik mogen weten wat dat is?" vroeg Charlie op een toon van diep ontzag.

    „Raad eens?" en Rosa zag met een half ernstige, half schalksche uitdrukking naar hem op.

    „Wel, ik zou zeggen, dat jij ’t best geschikt was voor de rol van schoonheid en nufje, maar nu die blijkbaar niet naar je smaak is, vrees ik dat je in de medicijnen zult gaan studeeren en dokter worden. Wat zullen je patiënten dan een goddelijk leventje hebben? Het moet zoet zijn te sterven zelfs, als een engel je vergiftigt."

    „Hè, Charlie, dat is flauw, terwijl je heel goed weet, hoe goed vrouwen in dat beroep zijn geslaagd, en hoe uitstekend Dr. Mary Kirk voor tante Peace gezorgd heeft. Ik had in de medicijnen willen studeeren, maar oom vond het minder wenschelijk zooveel doktoren in de familie te hebben, nu Max er ook een hoopt te worden. Buitendien schijnt mij ander werk te zijn opgelegd, waartoe ik beter geschikt ben."

    „Je bent geschikt voor al wat edelmoedig en goed is; en op mij kun je rekenen, het doet er niet toe, wat je gekozen hebt," riep Max hartelijk, want dit was een nieuwe taal van meisjeslippen, die hem bizonder beviel.

    „Philanthropie is een mooi, goed beroep; en ik heb dat gekozen omdat ik veel te geven heb. Ik ben enkel rentmeesteres van het vermogen, dat papa mij heeft nagelaten, en ik denk dat het meer zegen aan zal brengen, wanneer ik het op een verstandige manier voor anderen gebruik, dan wanneer ik alles voor mij zelf houd."

    Rosa zei dit heel lief en eenvoudig, maar het was opmerkelijk te zien hoe verschillend de hoorders het opnamen.

    Charlie wierp een snellen blik op zijn moeder, die, als haars ondanks, uitriep:

    „Maar Alec, zul je dat kind ooit toestaan een mooi fortuin te verkwisten met allerlei liefdadigen nonsens en onzinnige plannen tegen bedelarij en misdaad?"

    „Die den arme geeft, leent den Heer, en een practisch Christendom was de soort die Hij het liefste zag," was al wat dokter Alec antwoordde; maar het bracht de tantes tot zwijgen, en deed zelfs den voorzichtigen oom Max met plotselinge tevredenheid denken aan een paar geheime geldbeleggingen, die hem geen anderen interest dan de dankbaarheid der armen opbrachten.

    Archie en Max schenen er bizonder mee ingenomen en beloofden hun raad en hulp, met al het vuur van edelmoedige jonge harten.

    Steven schudde het hoofd en zei niets; en de jongens op het haardkleedje kwamen dadelijk met een voorstel voor den dag om een hospitaal te stichten voor gebrekkige honden, paarden, witte muizen, en gewonde soldaten.

    „Vind je ook niet, dat een vrouw beter doet met haar leven op die manier te besteden, dan met dansen, toilet maken, en uitzien naar een man, Charlie?" vroeg Rosa, verwonderd over zijn stilzwijgen, en verlangend naar zijn goedkeuring.

    „Heel aardig voor een poosje, en ’t zal wel effect maken ook: allerbekoorlijkst, zoo’n lief meisje met een stemmig hoedje op, dat op liefdadigheid-bezoeken uitgaat en de huizen der armen verlicht met een verkwikkelijk mengsel van schoonheid en menschlievendheid. Gelukkig krijgen de lieve schepseltjes er gauw genoeg van, maar het is prachtig, zoolang het duurt."

    Charlie sprak op een toon van spottende bewondering en glimlachte met een air, alsof hij volmaakt op de hoogte was, zoowel van al de onschuldige illusies, als van de looze voorwendsels der vrouwelijke sekse, en hij ook niets meer van haar verwachtte. Zijn toon verwonderde en bedroefde Rosa, want hij klonk niet als van den Charlie, dien zij twee jaar geleden verlaten had. Maar ze zei alleen maar, met een verwijtenden blik en een kleine, fiere beweging van hoofd en hand, alsof zij het onderwerp ter zijde schoof, daar het niet met den noodigen eerbied behandeld werd: „Het spijt mij, dat je zoo’n geringe opinie van de vrouwen hebt; er was een tijd, toen je in hun geloofde."

    „Dat doe ik nog, op mijn woord! Zij hebben geen nederiger bewonderaar en slaaf in de wereld dan mij. Neem er de proef maar eens van, dan zul je ’t zien!" riep Charlie uit, met een galanten kushand aan de sekse in het algemeen.

    Maar Rosa was niet voldaan, en haalde minachtend de schouders op, terwijl zij met een blik, die Zijn Hoogheid niets aanstond, antwoordde: „Dankje, ik verlang geen bewonderaars of slaven, maar vrienden en helpers. Ik heb zoolang geleefd met een verstandig, goed man, dat ik misschien moeilijk te voldoen zal zijn, maar ik ben niet van plan mijn ideaal lager te stellen, en ieder die op mijn vriendschap prijs stelt, moet maar zijn best doen, daarnaar te streven."

    „Hola, wat een vertoornd duifje! Kom, Max, strijk haar opgezette veertjes eens glad. Ik ga er maar van door, eer ik nog meer kwaad doe," en Charlie drentelde weg, de andere kamer in, terwijl hij ’t in zijn hart betreurde, dat oom Alec zoo’n mooi meisje bedorven had door haar zulke besliste ideëen bij te brengen.

    Maar binnen vijf minuten verlangde hij al weer terug naar zijn oude plaats, want Max zei iets, dat een uitbarsting van gelach ten gevolge had, en toen Prins eens over zijn schouder gluurde, zat het „vertoornde duifje" zoo vreedzaam en vroolijk te koekeloeren, dat hij in groote verzoeking kwam om terug te gaan en het zijne van de grap te hebben. Maar Charlie was door te veel toegevendheid bedorven, en het viel hem hard te erkennen, dat hij ongelijk had, al wist hij, dat het zoo was. Vroeg of laat kreeg hij altijd zijn zin, en reeds lang bij zich zelf besloten, dat Rosa en haar vermogen hem zouden toebehooren, was hij heimelijk ontstemd over de nieuwe plannen en meeningen der jonge dame, maar vleide zich toch, dat die wel spoedig veranderen zouden, als ze zag, hoe lastig en weinig in trek ze waren.

    Mijmerend over de gelukkige toekomst, die hij voor zich had vastgesteld, nestelde hij zich gemakkelijk naast zijn moeder in het hoekje der sofa, totdat de verschijning van allerlei versnaperingen de beide groepen tot één versmolt. Tante Plenty hechtte veel aan eten en drinken; daarom verheugde de geringste aanleiding tot een feestje haar gastvrije ziel, en bij deze blijde gelegenheid overtrof ze zich zelve.

    Gedurende dit ongedwongen feestmaal, dwaalde Rosa van den eenen bewonderenden bloedverwant naar den anderen, en stuitte zoodoende ook op de drie jongste jongens, die in een verborgen hoekje een heimelijk vechtpartijtje hielden.

    „Toe, kom daar eens uit, en laat ik jullie eens bekijken," verzocht zij uitlokkend; want zij voorzag een uitbarsting en openlijke ongenade, als de vrede niet spoedig hersteld werd.

    Zeer vereerd door het bevel, haastten de drie jongeheeren zich om weer een beetje in hun fatsoen te komen en boden hun drie blozende en vroolijke gezichten ter inspectie aan.

    „Lieve tijd, wat zijn jullie lang geworden! Wat een reuzen! Hoe durf je me zoo boven ’t hoofd groeien!" riep Rosa, zich op de teenen uitrekkende, om de krullebollen vóor haar te streelen; want Will en Geordie waren gegroeid als onkruid en grinnikten nu goedmoedig op haar neer, terwijl zij hen met comische verbazing aanstaarde.

    „De Campbells waren allemaal flinke kerels, en wij zijn van plan de grootste van de heele familie te worden. Het zou me niet verwonderen, als wij zes voet werden, zooals grootpa," merkte Will trotsch op, terwijl hij er zoo typisch als een jonge ooievaar uitzag, niets dan beenen en een klein hoofdje, dat Rosa met moeite haar lachlust bedwong.

    „Wij zullen wel wat aandikken, als wij onze lengte eenmaal hebben. Wij zijn nu allebei al een half hoofd grooter dan Steven," voegde Geordie er bij, met den neus in de lucht.

    Rosa keerde zich om, naar Steven rondziende, en wenkte hem lachend. Hij wierp zijn vingerdoekje neer, en vloog op, om aan de oproeping gehoor te geven, want Rosa was de koningin van den dag, en hij had haar openlijk zijn onbegrensde dienstvaardigheid toegezegd.

    „Vraag of al de jongens eens hier komen. Ik wou jullie zoo graag allemaal op een rij zetten en eens opnemen, zooals je mij deedt op dien vreeselijken dag, toen ik me niet wist te bergen van verlegenheid," zei zij, lachend bij de herinnering.

    Zij traden in t gelid, en schouder aan schouder staande, maakten ze zoo’n indrukwekkend front, dat de jonge bevelvoerster een oogenblik uit het veld geslagen was. Maar zij had den laatsten tijd te veel in de wereld rondgekeken, om door een kleinigheid van streek te raken: en de begeerte ze eens bij vroeger te vergelijken, gaf haar den moed om de rij van glimlachende neven met waardigheid onder de oogen te zien.

    Nu zal ik jullie eens aanstaren, zooals je mij toen hebt aangestaard. Dat is mijn wraakoefening op jullie, zeven akelige jongens, die vroeger één ongelukkig klein meisje zoo in ’t nauw dreven en nog pret hadt om haar angst! Ik ben nu geen zier bang meer voor jullie! Beeft dus en past op!"

    Terwijl zij sprak, keek Rosa Archie in ’t gezicht en knikte hem goedkeurend toe, want de kalme, grijze oogen zagen haar open aan en kregen onderwijl een zachtere uitdrukking — een verandering die hun goed stond; want van nature waren zij eerder scherp dan zacht.

    „Een echte Campbell; ik geef je mijn zegen!" zei Rosa, hem hartelijk de hand drukkende, terwijl zij verder ging.

    Nu kwam Charlie aan de beurt, en bij hem voelde zij zich minder voldaan, zonder recht te weten waarom; want terwijl zij hem aankeek, trof haar een uitdagende blik, die plotseling overging in iets dat vuriger was dan toorn en sterker dan trots, waarvoor ze terugschrikte, haastig zeggende;

    „Ik vind niet denzelfden Charlie terug, dien ik verliet; maar de Prins is er nog, zie ik."

    Met een gevoel van verlichting keerde zij zich toen tot Max, nam hem zacht zijn „kijkglazen" af, zooals Jamie ze noemde, terwijl ze met een blik van voldoening en op hartelijken toon zei:

    „Jij bent niets veranderd, mijn goeie, ouwe Max, en daar ben ik zóó blij om!"

    „Zeg nu eens iets extra liefs tegen mij, omdat ik de „bloem des huizes, ben, verzocht Steven, zijn blond kneveltje opstrijkende, dat blijkbaar de trots van zijn leven uitmaakte.

    Rosa zag met een oogopslag, dat „het fatje" zijn naam meer dan ooit eer aandeed, en diende dadelijk aan zijn ijdelheid een verfrisschend stortbad toe, door met een tergend lachje

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1