Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Vrouw zoekt man
Vrouw zoekt man
Vrouw zoekt man
Ebook246 pages3 hours

Vrouw zoekt man

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

34 jaar en nog niet de man van je dromen ontmoet? Jane weet er alles van. Haar, soms hopeloze, zoektocht naar de ware loopt uit van de ene teleurstelling in de andere. Liefde, vertrouwen en seks... het is allemaal zo makkelijk niet, weet Jane als ervaringsdeskundige. In 'Vrouw zoekt man' weet Melissa Bank op ongelooflijk nuchtere, scherpe en komische wijze het - vaak zo herkenbare - liefdesleven van Jane te beschrijven. Het boek bestaat uit negen verhalen waarin je Jane leert kennen van veertienjarig meisje tot intelligente volwassen vrouw. 'Vrouw zoekt man' heeft zestien weken op de New York Times bestsellerlijst gestaan. -
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateNov 5, 2021
ISBN9788726915891

Related to Vrouw zoekt man

Related ebooks

Related articles

Reviews for Vrouw zoekt man

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Vrouw zoekt man - Melissa Bank

    Vrouw zoekt man

    Translated by Mireille Vroege

    Original title: The Girls' Guide to Hunting and Fishing

    Original language: English

    Copyright © 1999, 2021 Melissa Bank and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726915891

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    Die ene kunst

    Verliezen is een kunst die je gemakkelijk leert

    zo veel dingen lijken niets te willen dan juist dát:

    dat ze verdwijnen, en niemand ze ontbeert

    Verlies iets elke dag. Omhels wat je begeert –

    verloren sleutels, een verloren uur

    Verliezen is een kunst die je gemakkelijk leert

    Oefen je in grondiger verlies, al wat je beheert

    plekken, namen, je reisbestemming, levensduur

    ook hier is niets wat rampen genereert

    Ik verloor ’t horloge van mijn moeder – wát?!

    en ook mijn huizen, een voor een: het went

    Verliezen is een kunst die je gemakkelijk leert

    Ik verloor twee steden – niet de minste –

    koninkrijken, rivieren, een heel continent

    ik mis ze wel, maar of het me bezeert?

    Zelfs jou – je spottend stemgeluid, het geringste

    lief gebaar – ik ben de laatste die ’t ontkent

    Verliezen is een kunst die je gemakkelijk leert

    al lijkt het soms – schríjf het! – alsof ’t me deert

    uit: Geography III, Elisabeth Bishop

    All you need is love, love, love.

    Love is all you need.

    All you need is love, Lennon/McCartney

    Gevorderde beginners

    Het eerste echte vriendinnetje van mijn broer was acht jaar ouder dan hij – zij was achtentwintig en hij twintig. Ze heette Julia Cathcart, en Henry stelde haar begin juni aan ons voor. Ze kwamen vanuit Manhattan naar ons huisje in Loveladies gereden, aan de kust van New Jersey. Toen de kleine cabriolet, zijn troeteldier, de oprijlaan opreed, zat zij achter het stuur. Mijn moeder en ik stonden vanachter het keukenraam toe te kijken. Ik zei: ‘Ze mag van hem in zijn auto rijden.’

    Ze hadden dezelfde kleren aan, een wijd wit hemd in een spijkerbroek, maar zij had nog een zwarte kasjmieren trui over haar schouders.

    Ze had donkere ogen, hoge jukbeenderen en een prachtige huid, licht, met rode konen, net als een koortsig kind. Ze droeg haar haar in een losse vlecht, met een stukje kant vastgemaakt, en ze had heel kleine pareltjes in haar oor.

    Zij mocht er dan ouder uitzien dan Henry, maar ik vond vooral dat Henry er ouder uitzag dan Henry. Zoals hij daar stond was hij net een man. Om te beginnen had hij zijn baard laten groeien, en hij droeg een nieuwe zonnebril met een dun ijzeren montuur waardoor hij er meer als een bon vivant uitzag dan als een filosofiestudent tussen twee universiteiten in. Zijn haar was langer en nog niet gebleekt door de zon, zodat het de roodbruine kleur van een Ierse setter had.

    Hij gaf me een kus op mijn wang, alsof hij dat altijd deed.

    Toen begon hij te stoeien met onze airedale, Atlas, terwijl zijn vriendin en mijn moeder elkaar een hand gaven. Ze raakten heel damesachtig elkaars vingertoppen aan en glimlachten alsof ze elkaar al aardig vonden en alleen nog nader wilden weten waarom.

    Julia draaide zich naar mij toe en zei: ‘Dan moet jij Janie zijn.’

    ‘De meeste mensen noemen me inmiddels Jane,’ zei ik, waardoor ik nog jonger leek.

    ‘Jane,’ zei ze, zo’n beetje als een volwassene die een kind serieus probeert te nemen.

    Henry laadde de auto uit en stapelde alles wat ze bij zich hadden in zijn armen, grote tassen en kleintjes, een boodschappennetje en een rugzak.

    Toen hij de oprijlaan kwam opgelopen, zei zijn vriendin: ‘Heb je de wijn, Hank?’

    Wie Hank ook mocht zijn, hij had de wijn.

    Afgezien van de slaapkamers en de beschutte veranda was ons huis gewoon één grote multifunctionele ruimte, en Henry gaf haar een leuk bedoelde rondleiding: ‘Dit is de huiskamer,’ zei hij terwijl hij naar de bank wees. Hij wachtte even, wees toen weer naar de bank en zei: ‘En dit is de studeerkamer.’

    Buiten op de veranda strekte ze haar benen voor zich uit – Audrey Hepburn die zich na dansles ontspant. Ze droeg donkerblauwe espadrilles. Ik zag dat Henry instappers droeg zonder sokken en dat hij een muntje voor de metro onder het riempje had gestoken.

    Julia nam een slokje van haar ijsthee en vroeg waar Loveladies zijn naam aan te danken had. Wij wisten het niet, maar Henry zei: ‘Die is ontleend aan de indiaanse naam van de stichter.’

    Julia glimlachte en vroeg mijn moeder hoe lang wij hier al kwamen.

    ‘Dit is ons eerste jaar,’ zei mijn moeder.

    Mijn vader was aan het tennissen en nu hij er toch niet bij was, durfde ik er wel een subversief element aan toe te voegen: ‘We gingen vroeger altijd naar Nantucket.’

    ‘Nantucket is geweldig,’ zei Julia.

    ‘Het is er zeker geweldig,’ gaf mijn moeder toe, maar noemde vervolgens allemaal minpunten ten voordele van New Jersey, vooral omdat dit zo dicht bij ons huis in Philadelphia lag.

    In onze laatste New Jersey-versus-Nantucket-discussie had ik het naar mijn mening nogal gezochte argument aangevoerd dat Camden nog dichterbij was. Ik had bijna ook nog gezegd dat de vuilnisbelt praktisch op loopafstand lag, maar mijn vader was tussenbeide gekomen.

    Ik kon merken dat hij boos was, maar hij verhief zijn stem niet. We zouden het hele jaar door naar het strand kunnen, zei hij, en daardoor zou ons gezin alleen maar hechter worden.

    ‘Nog hechter?’ zei ik, met de bedoeling het wat luchtiger te maken.

    Maar mijn vader keek me met samengeknepen ogen aan, alsof hij niet zeker wist of ik zijn dochter wel was.

    Mijn moeder glimlachte naar me en zei dat het huis vlak aan het water stond! Ik hoefde de deur maar uit te lopen en kon zo een duik nemen!

    Toen begreep ik pas dat ze al een huis gezien hadden – ze hadden een bod gedaan.

    ‘Staat het aan zee?’ vroeg ik.

    ‘Vlakbij,’ zei ze, terwijl ze enthousiast probeerde te blijven.

    ‘De baai,’ zei ik tegen mezelf.

    ‘Het heeft wel een spectaculair uitzicht over de baai,’ zei ze, maar nee, ons huis stond aan een lagune, een kanaal. ‘Net als Venetië,’ zei ze, alsof mij dat iets zou zeggen.

    Nu vroeg Julia of we daar ook in zwommen, en mijn moeder zei: ‘Jazeker.’

    Ik wilde mijn moeders zegetocht niet door zure regen laten bederven, maar op de lagune dreef olie en de bodem was rioolachtig zacht.

    Het verbaasde me dat Henry zo lang bij ons op de veranda bleef zitten, terwijl mijn moeder van onderwerp veranderde en het nu over de zomer begon te hebben, met controversiële onderwerpen als maïskolven (Silver Queen was het best), muggen (hinderlijk) en tennis (goed voor je lichaamsbeweging).

    Eindelijk stond Henry dan toch op. Hij liep naar buiten alsof hij een missie te volbrengen had. Misschien ging hij mijn krabfuiken wel controleren of ging hij kijken of we de fietsen wel hadden meegebracht – hij kon doen wat hij wilde. Mijn vader was net zo: een huis vol gasten, en dan was het mijn moeders taak om voor het eten, drinken, de gezelligheid en de conversatie te zorgen, en mijn vaders taak om een dutje te doen of te lezen.

    Terwijl Moeder de gastvrouw speelde en Vriendin de gast, stond het Jongere Zusje op. Toen hun aardig doen even haperde, liet ik mijn mond in een glimlach krullen: ik zou dolgraag nog even wat blijven praten, maar ik moet nu echt een shot heroïne gaan nemen.

    We aten krab die ik bij de steiger had gevangen. Mijn moeder bedekte de tafel met kranten, en onze armen kwamen onder de drukinkt te zitten. Bij wijze van verrassing serveerde ze Silver Queen van vóór het seizoen, kleine klompjes maïsmeel. Mijn broer at zijn maïskolf als een normaal persoon, in plaats van op de typemachinemanier: meestal gaf hij de kolf aan het eind van een rij een tik en zei dan ‘ding!’

    Mijn moeder informeerde naar Julia’s familie en zij vertelde ons over haar broer in San Francisco en haar zus in Parijs. Ze zouden allebei bij haar moeders jaarlijkse ‘gala’ in Southampton hun ‘opwachting maken’. Julia koos haar woorden zorgvuldig en gebruikte woorden die ik nog nooit iemand had horen uitspreken – ik vond dat ze klonk alsof ze naar een baan als woordenboek solliciteerde.

    Mijn moeder keek me aan: niet grijnzen.

    Julia mocht dan heel langzaam praten, ze kraakte haar krab twee keer zo snel als de anderen, en ik vroeg haar hoe ze dat deed. Ze liet me de strategische plek op de buik zien en hoe je daaraan moest trekken zodat de schaal er in één keer afging. Henry boog zich ook naar haar toe om mee te kijken.

    Mijn vader informeerde naar de uitgeverij waar zij en Henry werkten. Julia beschreef hun baas als een geweldige uitgever en een echte heer. Met een stralende lach op zijn gezicht zei mijn broer: ‘Elke ochtend als we de post openmaken komt meneer McBride de copyright-afdeling binnenlopen en zegt: Hebben we nog geld gevangen, kinders?

    Ik had deze geweldige uitgever en echte heer zelf ontmoet toen ik bij Henry op bezoek was, en ik vertelde nu nog een keer dat meneer McBride tegen mij had gezegd dat mijn broer ‘Aaron’ onvervangbaar was.

    ‘Hank Aaron,’ zei mijn vader, bijna in zichzelf.

    ‘Jullie moeten het meneer McBride maar niet kwalijk nemen,’ zei Julia, ‘als hoogbejaarde baseball-aficionado.’

    Ik dacht: geweldige hoogbejaarde aficionado’s zouden hun opwachting maken bij het gala.

    Toen stelde ik mijn vraag: ‘Weten ze op jullie werk dat jullie iets met elkaar hebben?’

    Mijn vader wierp me een blik toe, en ik keek terug: waarom is alles wat ik wil weten altijd ongepast?

    Henry sneed een ander onderwerp aan: hij was van stagiair gepromoveerd tot assistent. Ik kon merken dat hij verwachtte dat mijn ouders blij zouden zijn, en ik zag meteen dat mijn vader dat in ieder geval niet was. Van mijn moeder was dat moeilijker te zeggen – zij was degene in het gezin die een masker droeg.

    Het ging natuurlijk om de universiteit, besefte ik. Henry had nog steeds niet besloten of hij in het najaar aan de Columbia-universiteit zou beginnen.

    Hij was al vier keer van universiteit veranderd, of vijf keer, als je die twee keer naar Brown meerekende. De redenen die hij telkens voor het overstappen aanvoerde waren altijd goed en logisch, zoals ‘betere colleges’. Ik vroeg me af wat de redenen waren waar hij niets over zei.

    Voor we naar bed gingen zei mijn moeder tegen Julia dat ze bij mij op de kamer zou slapen – een seintje voor mij. Ik liep met haar door de hal naar mijn slaapkamer, die volledig in beslag werd genomen door een ingebouwd stapelbed. Het bood slaapplaats aan vier, maar slechts comfortabele woonruimte aan één, besefte ik.

    ‘Een stapelbed,’ zei ze, alsof ze vertederd was. ‘Net als op kamp.’

    Een cel, dacht ik. Net als in de gevangenis.

    Ik vroeg welk bed ze wilde. Ze koos het onderste, hetgeen betekende dat ik helemaal bovenin ging. Ik pakte schone handdoeken voor haar en liet haar alleen zodat ze zich kon uitkleden. Toen klopte ik op mijn deur, en ze zei: ‘Kom binnen.’

    Ze lag al onder de dekens, dus deed ik het licht uit. Ik klom in mijn bed en veegde het zand van mijn lakens. We zeiden welterusten. Na een paar minuten sloeg er echter een deur dicht en ik moest uitleggen dat de deurposten in dit huis niet goed klemden – de deuren zouden de hele nacht opengaan en dichtvallen. Toen: ‘Welterusten,’ en weer: ‘Welterusten.’

    Ik deed mijn ogen dicht en probeerde me in te beelden dat ik op Nantucket was.

    Het huis dat we daar elk jaar hadden gehuurd had een uitkijkpost – een vierkante veranda op het dak waar de vrouwen van zeekapiteinen op de uitkijk zouden hebben gestaan naar de schepen van hun mannen. ’s Nachts hoorden we altijd gekraak en gezucht. Eén keer dacht ik dat ik voetstappen in de uitkijkpost hoorde. Je kon de spoken in dat huis echt voelen, ze joegen je de stuipen op het lijf.

    Als er in dit huis al spoken waren, dan zuchtten ze niet over op zee verdronken echtgenoten, maar dan sloegen ze met deuren omdat ze boos waren over moderne, triviale zaken, zoals niet mogen waterskiën.

    Ik kon niet slapen met haar in het benedenbed, en ik voelde dat zij het ook niet kon. We lagen wakker in het donker, naar elkaar te luisteren. De stilte tussen ons leek tegelijk intiem en vijandig, als een wedstrijdje staren. Maar Julia lag gewoon te wachten tot ik in slaap zou vallen en zij door de hal naar de kamer van mijn broer kon gaan. Ik hoorde haar blote voeten op de houten vloer en ik hoorde Henry’s deur fluisterend open- en dichtgaan.

    Mijn vader en Henry gingen naar zeilboten kijken die te koop stonden, hoewel ik vermoedde dat ze het over Columbia zouden hebben.

    Mijn moeder, Julia en ik gingen een strandwandeling maken. Ik liep achter hen, het water in en het water weer uit, op zoek naar aangespoeld glas. Mijn moeder was de tentoonstelling aan het beschrijven die we de laatste keer dat we in New York waren toevallig hadden gezien – servies, zilverwerk en kristal dat door vorsten gebruikt was – en Julia had die tentoonstelling zelf ook gezien, bewust.

    Het museum was net het huis van een rijke oude vrouw die geen bezoek wilde: iedereen fluisterde en liep heel voorzichtig, alsof ze probeerden te doen alsof ze er eigenlijk niet waren. Het gastenboek vroeg om commentaar, en mijn moeder, die nooit een gelegenheid voorbij liet gaan om iemand een complimentje te maken, had geschreven dat de tentoonstelling prachtig verzorgd was. ‘Me praktisch dood verveeld,’ had ik geschreven.

    Dat voelde ik nu weer, nu ik hen over serviesgoed hoorde praten. Ze vonden dezelfde borden mooi, om dezelfde redenen en met hetzelfde enthousiasme, en ik dacht: Henry heeft verkering met mama.

    Toen ik dat aan Henry vertelde, zei hij: ‘Mijn zus, de Freudiaan.’

    Julia was in de keuken mijn taak aan het doen, namelijk de tafel aan het dekken en haar zielsverwant aan het helpen met koken.

    Ik zat op Henry’s bed, terwijl hij zijn spullen pakte voor de terugreis naar New York. Als wij aan het praten waren deed hij tegelijkertijd altijd nog iets anders: een andere zender op de radio zoeken, door een tijdschrift bladeren, zijn gitaar stemmen. Hij hoefde niet naar me te kijken, hij wist dat ik er nog zou zijn, met mijn volgende vraag.

    ‘Je zou Freud eens moeten lezen,’ zei hij, en liep naar zijn boekenkast om te kijken of hij iets van Freud had staan. Dat had hij niet, maar hij bleef maar zeggen dat Freud zo’n geweldige schrijver was, alsof ik het daarover wilde hebben nu we eindelijk even met elkaar alleen waren.

    Ik bedankte hem nog voor het laatste boek dat hij me vanaf zijn werk gestuurd had, van een Noorse filosoof, en hij zei: ‘Heb je het gelezen?’

    ‘Ja,’ zei ik, ‘ik heb er op een middag ongeveer een maand in zitten lezen.’

    Hij draaide zich naar me om en zei: ‘Je iq gaat in elke conversatie ongeveer vijftig punten omhoog en omlaag, wist je dat?’

    Ik wist niet of dit een compliment was of een belediging, maar de manier waarop hij naar me keek beviel me niet – net of hij van een afstand, vanuit zijn nieuwe leven naar me keek. Ik zei: ‘Niemand vindt het leuk als ze recht in je gezicht iets onaardigs over je zeggen.’ Toen voelde ik me rot. ‘Hoe het ook zij,’ zei ik, ‘e=mc ² .’

    Henry glimlachte en trok een la open. Hij vertelde me dat hij naar een lezing van die Noor was geweest. ‘Stel je voor dat je die filosofie moet proberen te begrijpen, en dan ook nog in het zwaarste accent dat je ooit gehoord hebt,’ zei hij. ‘En doe daar dan nog eens een hazenlip bij.’

    Maar iedereen had gedaan alsof ze de lezing konden volgen, zei hij, en hij deed na hoe ze serieus aantekeningen hadden zitten maken. Toen onderbrak hij zichzelf – hij had Freud op de onderste plank zien staan.

    Hij bladerde het boek door, op zoek naar de passage die hij me wilde laten horen, en vond hem. ‘Oké, Freud zegt: Wanneer men een kind met zo’n verkeerde psychologische oriëntatie [over sex, bedoelt hij] het leven in stuurt, is het net alsof men mensen die een poolexpeditie gaan maken zomerkleren meegeeft en een kaart van de Italiaanse meren. ’ Hij schudde zijn hoofd. ‘En dat is nog maar een voetnoot,’ zei hij. ‘Een voetnoot.’

    Ik zei: ‘Je lijkt net commandant Peary met die baard.’

    Hij raakte zijn gezicht aan, afwezig, zoals bebaarde mannen dat doen. Toen reikte hij me het boek aan: Civilization and Its Discontents.

    ‘En,’ vroeg ik, ‘heeft Julia het als jullie alleen zijn ook aldoor over schitterende borden?’

    Hij zei dat ik Julia niet zo hard moest vallen – ze was zenuwachtig over de ontmoeting met mama en papa. ‘Probeer het eens van haar kant te bekijken.’

    Ik besloot dat ik dat later wel zou doen.

    Hij pakte een paars hemd uit zijn kast. ‘Hebben?’ Hij gooide het naar me toe. ‘Heb ik gekocht in een tweedehandswinkel in Berkeley,’ zei hij, waarmee hij op zijn laatste stageplaats doelde, een laboratorium voor gedragsaanpassing waar hij herdershonden had getraind om niet te hoeden.

    Ik zei: ‘Volgens mij zag ik je vaker toen je daar woonde.’

    Hij vertelde me dat hij en Julia over een paar weken weer naar de kust zouden komen.

    ‘Misschien herken ik je dan wel niet,’ zei ik. ‘Dan draag je waarschijnlijk een pak en een stropdas.’

    ‘Waar heb je het over?’

    ‘Je ziet er ouder uit,’ zei ik.

    ‘Ik ben ook ouder.’

    ‘Zo veel verschil zouden drie maanden toch niet moeten uitmaken,’ zei ik. ‘Je hele persoonlijkheid is veranderd.’

    Eindelijk hield hij op met wat hij aan het doen was en keek me aan.

    ‘Tegenwoordig ben je Hank,’ zei ik. ‘Je neemt een fles wijn voor mama en papa mee.’

    Toen kwam hij bij me op bed zitten. ‘Misschien ben ik wel volwassen aan het worden,’ zei hij. ‘Waarschijnlijk niet, maar laten we er even van uitgaan dat dat wel zo is. Is dat reden om boos op me te zijn?’

    Ik keek naar het paarse hemd op mijn schoot. Op de zak zat een grote inktvlek.

    Toen riep Julia of we aan tafel kwamen.

    ‘Kom op,’ zei hij.

    Aan tafel: gesprekken over geweldige boeken die iedereen had gelezen of van plan was te lezen, behalve ik. Julia had net een boek gelezen van een beroemde schrijver van wie ik nog nooit had gehoord en

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1