Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Het verloren paradijs
Het verloren paradijs
Het verloren paradijs
Ebook204 pages3 hours

Het verloren paradijs

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

In Het verloren paradijs geeft John Milton een diep menselijke versie van het verhaal van de zondeval in de vorm van een lang episch gedicht. Een charismatische Lucifer verleidt een kwetsbare Adam en Eva in de vorm van een slang en zo wordt de mens uit het paradijs verdreven. In Miltons versie van dit klassieke verhaal krijgt vooral de rol van gehoorzaamheid en autoriteit de aandacht.-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateJul 30, 2019
ISBN9788726237030
Het verloren paradijs
Author

John Milton

John Milton (1608-1657) was an English poet and intellectual. Milton worked as a civil servant for the Commonwealth of England and wrote during a time of religious change and political upheaval. Having written works of great importance and having made strong political decisions, Milton was of influence both during his life and after his death. He was an innovator of language, as he would often introduce Latin words to the English canon, and used his linguistic knowledge to produce propaganda and censorship for the English Republic’s foreign correspondence. Milton is now regarded as one of the best writers of the English language, exuding unparalleled intellect and talent.

Related to Het verloren paradijs

Titles in the series (100)

View More

Related ebooks

Reviews for Het verloren paradijs

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Het verloren paradijs - John Milton

    John Milton

    Het verloren paradijs

    GEAUTORISEERDE VERTALING

    VAN

    J. FEITSMA

    Saga

    Het verloren paradijs

    Translated by

    J. Feitsma

    Original title

    Paradise Lost

    Copyright © 1667, 2019 John Milton and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726237030

    1. e-book edition, 2019

    Format: EPUB 2.0

    All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    SAGA Egmont www.saga-books.com – a part of Egmont, www.egmont.com

    VOORSPEL

    De sigaren brandden en wij begonnen de lichte teleurstelling te voelen, die oude schoolkameraden bekruipt wanneer ze elkaar na jarenlange scheiding weer ontmoeten en ze tot de ontdekking komen dat de voorstelling, die ze van elkaar hadden, niet beantwoordt aan de harde werkelijkheid. Rutherford schreef romans; Wyland was gezantschapssecretaris. Wyland had ons juist een diner aangeboden in het restaurant op het Tempelhofer Feld; ik kreeg de indruk dat hij het niet met een overmaat van hartelijkheid deed, maar toch in ieder geval met de hoffelijkheid, welke diplomaten in dergelijke aangelegenheden weten te betonen. Het scheen wel, alsof slechts het feit dat we alle drie Engelsen en vrijgezel waren, ons in de hoofdstad van Duitsland tot elkaar had gebracht.

    De lichte pedanterie van Wyland Tertius scheen hem in al die jaren niet verlaten te hebben. Rutherford daarentegen was nog dezelfde onstuimige, openhartige snaak van vroeger. Het feit dat hij meer geld verdiende en een avontuurlijker leven leidde dan wij, was oorzaak dat Wyland en ik hem lichtelijk benijdden.

    Desondanks was het geen vervelende avond. We hadden een prachtig gezicht op de grote vliegtuigen der Luft Hansa, die uit alle richtingen van Midden-Europa kwamen en op het vliegveld neerstreken; toen de avond viel en de stralen der schijnwerpers over het vliegveld gleden, werd het zelfs een schitterend toneel. Een der vliegtuigen kwam uit Londen en behoorde aan een Engelse maatschappij; de piloot, nog in vliegerkostuum, passeerde ons tafeltje en groette Wyland, die hem niet terstond herkende. Toen dit echter gebeurde, werd hij aan ons voorgesteld en uitgenodigd bij ons plaats te nemen.

    Hij heette Sanders, was nog vrij jong en maakte een prettige indruk. Wyland mompelde iets van de moeilijkheid die men soms heeft om iemand te herkennen wanneer hij kleding draagt, die men niet van hem gewend is. Waarop Sanders begon te lachen en ten antwoord gaf: „Ik weet er alles van, Wyland. Vergeet vooral niet, dat ik ook in Baskul ben geweest!"

    Wyland lachte eveneens, doch minder hartelijk dan Sanders. Daarop kreeg het gesprek een andere wending. We waren allen met Sanders’ gezelschap ingenomen en dronken het ene glas bier na het andere. Tegen tien uur stond Wyland op om iets te bespreken met iemand die aan een tafeltje verderop zat. Gedurende zijn korte afwezigheid zei Rutherford schijnbaar onverschillig: „Je maakte zoëven een opmerking omtrent Baskul. Ik ben er ook eens geweest, maar ken de streek niet al te goed. Wat bedoelde je eigenlijk?"

    Sanders glimlachte.

    „Niet veel bijzonders. Mijn opmerking doelde op een vreemde gebeurtenis, die zich eens in Baskul afspeelde toen ik er in garnizoen lag! Doch Sanders was te jong en openhartig om lang te kunnen zwijgen. „De zaak zit namelijk zo: op zekere dag kreeg een inboorling een onzer vliegtuigen te pakken. Of de kerel Afghaan of Afridi was, weet ik niet met zekerheid te zeggen. Maar wel weet ik, dat de kerel met het vliegtuig aan de haal ging en dat bij ons onmiddellijk daarop de poppen aan het dansen waren. Het was zo’n ongehoorde diefstal, dat we het nauwelijks konden geloven. De kerel wist de piloot te misleiden en sloeg hem keurig k. o. Daarop trok hij de overall van de bewusteloze piloot aan en klom in de cockpit, zonder dat een sterveling kwaad vermoedde. Hij gaf de juiste signalen aan de mecaniciens en vloog weg op een manier die niemand kon verbeteren. Het enig jammere van het geval was, dat hij nooit meer terugkwam.

    Rutherford keek hem vol belangstelling aan en wilde meer weten.

    „Wanneer gebeurde dat?"

    „Ongeveer een jaar geleden. In 1931. Als gevolg van de juist uitgebroken opstand, waren wij genoodzaakt de burgerbevolking van Baskul naar Peshawur te sturen. Je zult je die geschiedenis nog wel herinneren. In de stad heerste de grootste opwinding en slechts daardoor was de diefstal van het vliegtuig mogelijk. In ieder geval blijkt hieruit weer de waarheid van het gezegde: ‘De kleren maken de man’. Waar of niet?"

    Rutherford knikte.

    „Was er geen bewaking bij het vliegtuig?"

    „Onze eigen vliegtuigen, dat wil zeggen: die van het leger, werden altijd streng bewaakt, gaf Sanders ten antwoord. „Doch het gestolen vliegtuig was particulier eigendom van een of andere excentrieke maharadja. Wij hadden het korte tijd in bruikleen ten behoeve van verkenningsvluchten boven Kashmir.

    „Kwam het nooit in Peshawur?"

    Sanders schudde het hoofd.

    „Nooit. En voor zover ons bekend is: nooit ergens anders. Best mogelijk, dat de dief van het vliegtuig lid was van een of andere roversbende en dat hij met het toestel naar het gebergte vluchtte, ten einde een hoge losprijs voor de ontvoerde passagiers te vragen. Ik geloof echter, dat het vliegtuig ergens is neergestort en alle inzittenden om het leven zijn gekomen. In het grensgebergte zijn streken, waar mensen en dieren verdwijnen en nooit meer te voorschijn komen".

    „Ik weet het. Hoeveel passagiers zaten in het toestel? „Vier. Drie mannen en een vrouw, die aan de zending onder de heidenen werkte.

    „Heette een der drie mannen niet Conway?"

    Sanders keek verbaasd op.

    „Conway? Ja, zeker! Bedoel je soms Glory Conway?"

    Rutherford knikte.

    „Ja. We waren oude schoolkameraden".

    „Ondanks zijn zonderling karakter was het een aardige kerel", liet Sanders er op volgen.

    „Ja, ja, mompelde Rutherford. „Maar toch... het is een vreemde geschiedenis... erg vreemd. Hij dacht even na en hernam: „Maar nog vreemder is, dat die geschiedenis nooit in de kranten heeft gestaan. Hoe kwam dat? Sanders, die deze vraag blijkbaar niet had verwacht, bloosde. „Ik geloof, dat ik meer uit de school heb geklapt dan eigenlijk goed is, mompelde hij. „En misschien is er toch niets aan gelegen; het is nu al lang oud nieuws en iedereen weet het. Maar in het begin trachtte men de juiste toedracht van de zaak te verzwijgen. Hetgeen begrijpelijk is; in dit geval zou de waarheid geen prettige indruk hebben gemaakt. Officieel werd slechts bekendgemaakt dat het vliegtuig vermist was. Zoiets klinkt voor de buitenstaanders minder onaangenaam en wordt eerder vergeten".

    Wyland keerde terug naar ons tafeltje, en Sanders keek hem aan alsof hij excuus wilde vragen.

    „Zeg, Wyland, ik heb met deze heren over Glory Conway gesproken en vrees, dat ik meer van die Baskulse geschiedenis heb verteld dan goed is. Of denk je soms, dat de zaak nu toch weinig meer om het lijf heeft?" Wyland staarde zwijgend voor zich uit; hij zocht blijkbaar een antwoord, waarmee hij aan de hoffelijkheid niets te kort zou doen.

    „Sanders, merkte hij ten slotte op, „ik dacht altijd, dat vliegers nooit uit de school klapten!

    Na met deze minder vleiende woorden het jongmens terechtgewezen te hebben, wendde hij zich tot Rutherford:

    „Ik kan me best voorstellen, dat jij je voor de zaak interesseert. Maar je zult moeten toegeven, dat het soms noodzakelijk is een of andere onopgeloste geschiedenis zo lang mogelijk verzwegen te houden".

    „Best mogelijk", gaf Rutherford koel ten antwoord.

    „Maar jij op jouw beurt zult het begrijpelijk vinden, dat de meeste mensen graag de waarheid willen weten".

    „Men heeft de zaak nooit verzwegen voor die personen, die een geldige reden hadden om de juiste toedracht van de zaak te kennen. Ik was destijds in Peshawur en weet er van mee te praten. Heb je Conway nog weleens ontmoet... ik bedoel: na jullie schooljaren?"

    „Een paar keer. En jij?"

    „Ik maakte met hem kennis, toen ik te Angora in garnizoen lag. Later ontmoette ik hem nog drie of vier keer, en dat is alles".

    „Vond jij hem nogal sympathiek?"

    „Hij scheen me wel flink, maar soms een beetje slap", antwoordde Wyland.

    Rutherford glimlachte.

    „Flink? Ja, dat was hij in ieder geval. Op de universiteit was hij onze beste roeier, en ik wil eerlijk bekennen dat ik nooit een betere pianist heb gehoord dan hij. Een man met een zeldzame alzijdige ontwikkeling en als het ware voorbestemd om eens de staatkunde van zijn land te beheersen. Doch merkwaardig genoeg heeft men na zijn universiteitsjaren weinig van hem gehoord. Toen de wereldoorlog uitbrak, ging hij als vrijwilliger naar Vlaanderen, en wat er verder met hem gebeurde, weet ik niet".

    „Hij werd licht gewond, herstelde vrij spoedig en werd kort daarop tot officier bevorderd", vertelde Wyland.

    „Daarop keerde hij terug naar Oxford om zijn studies voort te zetten. In 1921 vertrok hij naar de Oost. Zijn uitgebreide kennis van de oosterse talen verschafte hem een positie, die anderen slechts door hoge protectie krijgen. In de Oost bekleedde hij verschillende belangrijke posten".

    „Dat verklaart veel, zei Rutherford glimlachend. „De historie zal waarschijnlijk nooit bekend maken, hoeveel schitterend intellect verborgen is achter de grijze muren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

    „Conway werkte in consulaire en niet in diplomatieke dienst" merkte Wyland rustig op. Hij wilde blijkbaar niet dieper op het onderwerp ingaan en scheen evenmin teleurgesteld toen Rutherford aanstalten maakte om te vertrekken. Het werd laat, en ook ik wilde weg. Toen we van elkaar afscheidnamen. was Wylands houding nog altijd die van een gereserveerd ambtenaar. Sanders daarentegen was nog even hartelijk als bij zijn komst en zei dat hij hoopte ons spoedig weer te ontmoeten.

    Ik moest de volgende morgen vroeg op reis, en toen ik met Rutherford op een taxi stond te wachten, vroeg hij me of ik de paar uren tot mijn vertrek in zijn hotel wilde doorbrengen. Hij had een ruime zitkamer, waar we rustig konden praten. Ik nam zijn invitatie dankbaar aan.

    „Uitstekend, zei hij. „Dan hebben we gelegenheid nog wat over Conway te spreken.

    „Heel graag, antwoordde ik, ofschoon ik Conway nauwelijks kende. „Ik ontmoette hem op de universiteit, dat wil zeggen: toen ik nog eerste-jaars-student was. En zelfs op de huidige dag weet ik nog geen verklaring voor zijn vreemde manier van optreden. Maar wel weet ik, dat ik het niet licht zal vergeten.

    „Ook ik vond hem sympathiek", gaf Rutherford toe.

    „En zulks ondanks het feit, dat ik hem slechts weinig kende. Dat wil zeggen: indien je de maatstaf Tijd toepast".

    We zwegen en dachten beiden aan de man, die op ons diepere indruk had gemaakt dan men van een oppervlakkige kennis zou verwachten. Sindsdien heb ik verscheidene mensen ontmoet, die dezelfde herinnering aan Conway bewaarden. Hij was groot, fors en had een prettig uiterlijk; eerste bij alle spelen en wedstrijden, was hij ook in alle leervakken nummer één. Een der leraren noemde hem eens ,.onze glorieuze Conway en sindsdien werd hij door zijn mede-studenten nooit anders dan „Glorie Conway, of kortweg „Glorie", genoemd. Ik herinner mij, dat hij eens een toespraak in het Grieks tot ons hield en in een declamatiewedstrijd de eerste prijs behaalde. Aldus was Glorie Conway zowel geestelijk als lichamelijk een voorbeeld voor de meeste jonge studenten.

    Ik zei tegen Rutherford hoe ik over Conway dacht, en kreeg ten antwoord:

    „Je hebt gelijk. Merkwaardig genoeg wordt zulk soort mensen door iemand als Wyland ‘dilettanten’ genoemd. Laat ik je eerlijk zeggen, dat ik met Wyland allesbehalve ingenomen ben; zijn zelfgenoegzaamheid bevalt me slechts matig".

    Wederom een kort zwijgen, waarop Rutherford hernam: „Hoe het ook zij: ik had deze avond niet gaarne gemist. Want de door Sanders vertelde geschiedenis van Baskul heeft op mij diepere indruk gemaakt dan ik je zeggen kan. Vreemd, hè? Ik heb die geschiedenis al een paar keer gehoord, maar wilde haar niet geloven. Ze was namelijk het onderdeel van een nog veel vreemdere geschiedenis, waarvoor ik geen enkele reden had om haar als waarheid op te vatten. Nu echter heb ik er twee redenen voor. Ik denk niet, dat jij me voor een onnozele hals houdt. Ik heb veel gereisd en weet dat in de wereld vele vreemde dingen te koop zijn. Maar als je ze uit de tweede hand hoort..."

    Hij scheen plotseling te beseffen, dat zijn woorden voor mij zeer onbegrijpelijk waren. „Wat er ook gebeure, ik neem Wyland niet in vertrouwen, hernam hij glimlachend. „Het zou zijn, alsof ik een romantisch gedicht aan de redactie van een geïllustreerd stuiversblad wilde verkopen. Neen, dan beproef ik mijn geluk liever bij jou.

    ,,Is dat niet te veel eer?" vroeg ik.

    „Je laatste boek doet mij het tegendeel vermoeden", antwoordde Rutherford.

    Eerlijk gezegd was ik aangenaam verrast toen ik merkte dat Rutherford van mijn streng wetenschappelijk neurologisch werk had gehoord. Ik zei het hem en kreeg ten antwoord:

    „Je boek interesseerde mij, omdat ook Conway eens aan geheugenzwakte leed".

    Inmiddels hadden we zijn hotel bereikt. Hij ging naar de portier om de sleutel van zijn kamer te halen. Toen we in de lift stapten, zei Rutherford bedaard: „Conway is niet dood. Dat wil zeggen: een paar maanden geleden was hij nog in leven".

    Van verbazing wist ik niets te antwoorden.

    Eerst toen we de vijfde verdieping bereikten, vroeg ik: „Weet je dat zeker?"

    Rutherford stak de sleutel in het slot. „Heel zeker. En zulks om de eenvoudige reden, dat ik nog in November samen met Conway de reis maakte van Shanghai naar Honoloeloe".

    Eerst toen we gemakkelijk in de leunstoelen bij het venster zaten en onze sigaren hadden opgestoken, hernam Rutherford:

    „Ik bracht mijn vacantie in China door. Ik had Conway in jaren niet gezien. Ik had een vriend in Hankau bezocht en keerde terug met de Peiping Express. In de trein maakte ik kennis met een moeder-overste van een Franse congregatie. Ze was op weg naar haar klooster in Chung Kiang en daar ik vrij goed Frans spreek, benutte ze de gelegenheid om met mij een praatje te maken over haar liefdadige instellingen. Eerlijk gezegd heb ik

    weinig op met het hele zogenaamde zendingswerk onder de heidenen. Maar de katholieke zusters maken voor mij een uitzondering. Dat zijn brave vrouwtjes, die hard werken, zich steeds op de achtergrond houden en zich nooit gedragen als bevelvoerende officieren voor een troep soldaten. Hoe het echter ook zij, die Franse non in de Peiping Express vertelde een en ander over het door haar bestuurde hospitaal in Chung Kiang en maakte daarbij gewag van een Europeaan, die er enkele weken te voren was binnengebracht. De man had geen papieren bij zich en kon evenmin rekenschap geven van zijn identiteit. Hij droeg armzalige Chinese kleren en was bij zijn opneming in het hospitaal ernstig ziek. Hij sprak vloeiend Chinees en Frans, doch had de Franse nonnen allereerst in het Engels aangesproken. ‘Zijn uitspraak van het Engels bewees, dat hij een goede opvoeding heeft genoten’, merkte de moeder-overste op. Ik begon te lachen. ‘Maar eerwaarde moeder, hoe kunt u beoordelen of hij een goede opvoeding heeft genoten? U verstaat immers geen Engels?’ Ool zij begon te lachen, en de geschiedenis eindigde er mee dat ze me inviteerde haar ziekenhuis te bezoeken. Tot mijn spijt kon ik de uitnodiging niet aannemen en toen de trein op het station van Chung Kiang stopte, nam ik afscheid van de brave vrouw.

    „Een paar mijl verder kwam de trein plotseling tot staan;

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1