Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

het Amazoneverbond
het Amazoneverbond
het Amazoneverbond
Ebook438 pages6 hours

het Amazoneverbond

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Het Amazoneverbond
Vrouwen aan de macht

John Engles en Laura Sieberg onderzoeken wat lijkt op het fatale ongeval van een populaire politica. Ondanks de nodige tegenwerking komen ze er achter dat de vrouw is vermoord door een geheim genootschap van militante vrouwen. Deze groep stelt alles in het werk om vrouwen aan de top van de wereldorde te krijgen, en daarbij ontzien ze niets of niemand. Zijn de Amazones nog te stoppen voordat een door hen geregisseerd wereldwijd conflict losbarst?


Vol wetenswaardigheden en feitjes over de verschillen tussen mannen en vrouwen.
LanguageNederlands
Release dateMay 22, 2013
ISBN9789461090928
het Amazoneverbond

Related to het Amazoneverbond

Related ebooks

Related categories

Reviews for het Amazoneverbond

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    het Amazoneverbond - Ad van de Lisdonk

    ..

    Vonk

    De roestbruine, geribbelde staaf betonijzer stak vlak onder haar linkerborst triomfantelijk uit haar lichaam omhoog.

    Inspecteur John Engles keek van korte afstand naar de collega’s van de technische recherche, die in hun witte overalls de omgeving van het lijk van de jonge vrouw onderzochten. John droeg een zonnebril die zo donker was dat zelfs zijn vermoeide, branderige ogen een kort moment in de fel stralende zon konden kijken. Dat het zo vroeg in de morgen al zo warm kon zijn was bijna niet te geloven.

    Life sucks,’ mompelde John in zichzelf. Hij had hoofdpijn, en dat kwam niet alleen omdat hij slecht had geslapen. Hij had gedronken. Alweer. Voor de hij-kon-zich-niet-meer-voorstellen hoeveelste keer. Natuurlijk had hij spijt, maar zonder alcohol kon hij het slapen helemaal vergeten. Hij zuchtte en keek weer naar de dode vrouw. Als het niet zo warm was geweest, had ze wellicht dat leren jasje aangehad waarmee hij haar wel vaker op tv had gezien. Dat had haar misschien kunnen beschermen toen de ijzeren staaf via haar rug een weg naar haar hart probeerde te vinden. Nu lag die jas waarschijnlijk thuis en was een onhandige struikelpartij op de houten loopbrug, die over de fundering van het nieuw te bouwen winkelcentrum lag, voldoende geweest om een abrupt einde aan haar leven te maken.

    Niets wees op moord maar John vertrouwde het niet. Hij vroeg zich af of dat kwam omdat de omstandigheden en het slachtoffer zo bijzonder waren dat hij dit gewoonweg niet zonder nader onderzoek als een ongeluk kon bestempelen. Er lag tenslotte niet elke dag een dode BN’er aan je voeten.

    Claire van Ruysdael zou dus niet de eerste vrouwelijke minister-president van Nederland worden. Volgens de opiniepeilers was dat een zekerheid geweest. De politica was ongekend populair, en ook John zou zeker op haar hebben gestemd bij de komende Tweede Kamerverkiezingen.

    Hij nam de omgeving nog een keer nauwkeurig in zich op. Voor de zoveelste keer zocht hij naar een aanwijzing dat er anderen betrokken zouden kunnen zijn bij de dood van de jonge vrouw. Hij schudde vertwijfeld zijn hoofd. Misschien was het dan toch gewoon een ongeval.

    Het bouwterrein werd omsloten door een bijna drie meter hoge, houten schutting. John keek op. Aan de andere kant van de schutting waren geluiden te horen van steeds meer mensen die wilden weten wat er zich had afgespeeld op de bouwplaats. Dat de populaire politica dood was aangetroffen, was blijkbaar al bekend. De verontwaardiging van de mensen aan de andere kant van de schutting was bijna voelbaar.

    ‘U wilde mij spreken?’

    John draaide zich om. Hij was blijkbaar zo in gedachten verzonken geweest dat hij de man die nu achter hem stond niet had horen aankomen.

    ‘En u bent?’ vroeg hij, terwijl hij zijn hand ter begroeting uitstak.

    ‘Harthout. Bart Harthout. Ik ben de uitvoerder hier. Ik heb haar vanochtend gevonden.’

    Johns hand verdween in de enorme kolenschoppen van de reus.

    ‘Inspecteur John Engles, recherche,’ antwoordde hij.

    Bart Harthout was een boom van een vent. Hij moest ruim twee meter lang zijn, had de borstkas van een rugbyprofessional en een paar handen die betonijzer leken te kunnen buigen.

    ‘Ik zou zeker op haar hebben gestemd,’ bromde de uitvoerder, terwijl hij knikte in de richting van het lichaam van de dode vrouw.

    ‘Hmmmm... Wat is hier volgens u gebeurd, mijnheer Harthout?’

    ‘Tja, ik denk dat jullie dat zouden moeten uitzoeken, maar het lijkt erop dat ze nogal ongelukkig is gevallen. Klaar.’

    ‘Daar lijkt het inderdaad op, ja. Maar hoe kon ze hier komen? Hoe kon ze nou net hier op uw bouwplaats vallen? Ik neem toch aan dat een bouwbedrijf er alles aan doet om dit soort dingen te voorkomen?’

    De houding van de uitvoerder verstrakte onmiddellijk. De ogen in het woest bebaarde hoofd keken hem vijandig aan. De uitvoerder had een kort lontje, of hij was bang voor een schadeclaim. Hij bukte zich voorover en bracht zijn hoofd tot vlak bij dat van John.

    ‘Als u maar niet denkt dat u de schuld bij ons bouwbedrijf kunt leggen, meneer de rechercheur. Wij hebben alle verplichte voorzorgsmaatregelen genomen. Klaar. U hebt de schutting gezien, neem ik aan? Deze bouwplaats is ’s nachts goed afgesloten. Klaar. Daar ben ik persoonlijk verantwoordelijk voor en dat controleer ik dus ook altijd. Onze bouwplaats was vrijdagavond toen ik naar huis ging gegarandeerd dicht. En zíj hoorde hier niet te zijn. Klaar.’

    ‘Maar ze is er wel, mijnheer Harthout. Ze is er wel...’ John moest inwendig glimlachen om het stopwoordje van de uitvoerder. Hij negeerde de intimiderende houding van de reus volledig. Dit soort gedrag was een kunstje dat hij waarschijnlijk op de bouw veel gebruikte om rauwdouwers als betonvlechters en grondwerkers in het gareel te houden, maar hem deed het niets. Hij keek de uitvoerder recht in zijn ogen. ‘Hebt u camerabewaking hier?’

    Van zijn stuk gebracht door de stoïcijnse inspecteur ontspande Bart Harthout zich een beetje. Hij nam weer wat afstand.

    ‘Niet in dit gedeelte. Alleen bij de bouwketen en de containers met apparatuur.’

    ‘Waarom niet op het hele bouwterrein?’

    ‘Omdat ze die camera’s meejatten natuurlijk.’

    John grinnikte. ‘Toch zou ik de filmbeelden graag bekijken als dat kan. Misschien staat er iets op dat ons meer inzicht kan verschaffen in wat hier is voorgevallen vannacht.’

    ‘Best. Ik zet ze wel even op een dvd’tje voor u. Wanneer kan ik de bouw trouwens weer vrijgeven? We hebben een strak schema, en er zijn betonwagens onderweg. Die moeten wel door kunnen. Klaar.’

    ‘Ik neem aan dat de collega’s van de technische recherche de rest van de dag nog wel nodig zullen hebben, mijnheer Harthout. Ik waardeer uw strakke planning, maar dit gedeelte van de bouw is voorlopig dicht. Als die betonwagens van u hier moeten zijn, zou ik ze maar afbellen. Is dat klaar?’

    De uitvoerder gromde. Hij had natuurlijk een dergelijke reactie verwacht, maar dat maakte hem niet minder ongewenst. Hij was tenslotte ook verantwoordelijk voor de voortgang op zijn bouw.

    ‘Is u nog iets merkwaardigs opgevallen vanochtend?’ vroeg John.

    ‘Behalve die dode vrouw bedoelt u? Nee, niets. Wat voor merkwaardigs bedoelt u?’

    ‘O, dingen die verplaatst zijn. Schade. Zaken die niet kloppen...’

    ‘Nou de ketting bij de toegang op het Vredenburg was doorgeknipt dus toen wist ik al dat het weer hommeles zou zijn. Er wordt hier zo vaak ingebroken dat ik bijna elke week wel weer ergens een ketting moet vervangen. Maar het viel mee deze keer. Er was niets gesloopt of verdwenen. Alleen zij lag daar...’

    Vanuit zijn ooghoek zag John een geüniformeerde collega naderbij komen met een doorzichtige plastic zak met de spullen van het slachtoffer.

    ‘Oké, mijnheer Harthout. Dank u wel zover. Ik stuur zo iemand bij u langs om de beelden van de beveiligingscamera’s op te halen. Wilt u mij bellen als u nog iets te binnen schiet? Dat zou ons enorm helpen. Hier heeft u mijn kaartje.’

    De uitvoerder pakte het visitekaartje aan en liep terug naar de bouwkeet terwijl hij over zijn schouder riep: ‘Die groene bouwkeet, tweede verdieping. Daar kun je me vinden.’

    ‘Nog een LVT?’ vroeg John aan de agente terwijl hij de plastic tas aanpakte.

    ‘Niets Leuks Voor Thuis, nee. Ik vind dit wel heel erg trouwens. Ik zou op haar hebben gestemd volgende maand, weet je...’

    John knikte. Hij zag niets in de tas dat direct zijn aandacht trok. ‘Ik ga even een rondje lopen. Check jij haar spullen in en leg ze op mijn bureau als je wil. Kan jij trouwens zo ook even bij die uitvoerder langsgaan en de beveiligingsbeelden van vannacht en gisternacht halen? Leg die ook maar op mijn bureau. Ik wil intussen de deur met die doorgeknipte ketting zien. Onze politica lijkt mij niet bepaald iemand die met een betonschaar op zak loopt. Dus iemand anders heeft de toegangspoort opengeknipt. Er zou weleens een getuige kunnen zijn geweest van wat er hier is voorgevallen. Iemand die van plan was om hier iets te halen en die werd gestoord door haar komst. Of misschien toch iemand die het op haar had voorzien...’

    De agente haalde haar schouders op. ‘Wie zou haar nou willen vermoorden?’

    ‘Ach, er is altijd wel iemand die het ergens niet mee eens is...’

    Bij de toegangsdeur tot de bouwplaats waren mannen in witte pakken bezig met het verzamelen van sporen. John bleef op veilige afstand en zorgde ervoor dat hij niets aanraakte. Een van de maanmannetjes kwam naar hem toe.

    ‘Dikke schakelketting met solide slot, doorgeknipt met een betonschaar, moet een zwaar en professioneel ding geweest zijn,’ sprak hij. ‘De schaar is nergens te vinden maar het barst hier van de sporen. Hier bij de deur alleen al zitten tientallen afdrukken. Waarschijnlijk voornamelijk van bouwvakkers die vanochtend deze deur hebben gebruikt om binnen te komen.’

    ‘Verder nog iets?’

    ‘Urinesporen van uitgaanspubliek dat dit donkere hoekje heeft gebruikt om bier te lozen vannacht. Het is hier gewoon een openbaar toilet, man! Maar goed, we zullen de afdrukken natuurlijk allemaal verzamelen en beoordelen. De urine jagen we wel door de DNA-database. Vanmiddag heb je een rapportje in je mail. Gezien het slachtoffer is er haast bij, neem ik aan?’

    ‘Yep, het is...’

    ‘Meneer! Meneer!’

    Ze keken tegelijk om naar de jonge vrouw die John riep vanachter de dranghekken. De vrouw werd door een agent teruggeduwd en vermanend toegesproken toen ze probeerde over het hek te klimmen. Ze wenkte dat John naderbij moest komen.

    ‘Dat is nou het verschil tussen jou en mij,’ zei de forensisch expert. ‘Ik mag mannenzeik verzamelen en jij mag met zo’n lekker ding praten.’

    ‘Zal wel een journalist zijn,’ mompelde John. ‘Daar heb ik dus echt geen zin in!’

    ‘Nou, die journalisten worden anders met de dag mooier.’

    ‘Meneer! Ik móét u spreken!’ riep de jonge vrouw.

    John stond al op het punt het bouwterrein weer op te gaan maar iets in haar stem deed hem besluiten te vragen wat ze wilde.

    ‘Is het waar, dat Claire dood is?’ vroeg ze met grote ogen en een trillende stem. Zijn collega had gelijk; ze was inderdaad mooi. Ze was vrij lang; ruim 1.80 meter schatte John, en ze had een fijn en symmetrisch gezicht met lichtblauwe ogen. De vrouw had lang blond haar dat nat was, alsof ze zo onder de douche vandaan kwam. Ze droeg een eenvoudig wit T-shirt en een strakke, donkerblauwe spijkerbroek. Ze liep op donkerblauwe platte schoenen en had zo te zien geen kousen aan. Haar T-shirt was op haar schouders en rond haar nek nat geworden van haar haren; nog een aanwijzing dat ze geen tijd had gehad om zich rustig af te drogen en aan te kleden. Het eerste dat hem echter aan haar opviel was dat ook het aantrekken van een beha er blijkbaar bij in was geschoten. Hij probeerde niet te lang en zeker niet te nadrukkelijk te kijken.

    Het effect van dit soort non-verbale communicatie was tijdens een recente training uitgebreid aan de orde gekomen. De docente had uitgelegd dat elke vrouw weet dat er naar haar borsten wordt gekeken en dat vrouwen dat in principe ook prima vinden. Vrouwen zijn zich ook goed bewust van het effect dat hun borsten hebben op mannen; van de blijkbaar altijd aanwezige seksuele boodschap die ze uitstralen. Dat is weleens vermoeiend maar vaak ook wel leuk, dus daar hebben ze vrede mee. Maar een nanoseconde te lang of te nadrukkelijk kijken, of ook maar in een flits meer interesse hebben voor de borsten dan voor de vrouw van wie ze zijn, wordt direct door het onderbewustzijn van vrouwen opgepakt en als onplezierig ervaren.

    ‘Kijken mag,’ had ze gezegd. ‘Staren niet!’

    Een collega die lollig wilde zijn, had, terwijl hij overdreven naar de borsten van de docente had zitten staren, gevraagd hoe lang je dan wel ongestraft mocht kijken.

    ‘Denk maar aan de zon als je het niet begrijpt,’ had ze onverstoorbaar geantwoord. ‘Kijken naar de zon is prima. Maar als je te lang naar de zon staart, krijg je hoofdpijn.’ Ze had hem een draai om zijn oren gegeven. ‘Zie je wel? Niet doen dus!’

    Ook John had erg gelachen, maar hij had sinds die training wel geregeld last gehad van de nieuw opgedane kennis. Tot dat moment was hij er zich eigenlijk nooit van bewust geweest dat hij naar de borsten van een vrouw keek. Laat staan of hij dat wellicht te lang deed. Mannen waren gewoon visueel ingesteld. Dat wist toch iedereen?

    ‘Ja sorry,’ zei ze. ‘Ik zie er niet uit. Ik stond onder de douche toen ik het op de radio hoorde. Ik ben zo de deur uitgevlogen omdat ik het moet weten. Is Claire echt dood?’

    Ze had dus inderdaad gemerkt dat hij keek.

    ‘Later op de dag volgt een persverklaring over wat er hier is voorgevallen, mevrouw. Ik stel voor dat u daar op wacht.’ Onder andere omstandigheden had hij graag met haar willen praten. Maar nu had hij het warm, een knallende koppijn, en veel te doen. Geen ideale setting voor een gesprek. John draaide zich om en wilde weer teruglopen naar de bouwplaats.

    ‘Een paar uur geleden was ze nog bij mij. Ik ben het hoofd van het partijbureau van ‘Balans’, en samen zijn we verantwoordelijk voor onze partij. Maar ze neemt haar mobieltje niet op, en nu zeggen ze dat ze dood is, dus ik begin in paniek te raken. U moet mij vertellen of het waar is!’

    John keek haar weer aan. Een eenzame traan biggelde langzaam over haar wang naar beneden. Haar gezicht werd steeds bleker en haar handen trilden. Het leek alsof ze elk moment door haar knieën kon zakken. Een paar uur geleden had deze vrouw nog contact gehad met Claire van Ruysdael. Zij was waarschijnlijk een van de laatste mensen die haar nog in leven had gezien. Hij gebaarde de agenten dat ze haar door moesten laten.

    ‘Loopt u maar even met mij mee, mevrouw.’

    Ze volgde hem door de opengebroken toegangsdeur het bouwterrein op en de bouwkeet in. De plek waar Claire lag was vanaf hier niet te zien. In de eerste lege kamer die hij tegenkwam beduidde John dat ze kon gaan zitten, maar ze bleef staan en keek hem met een mengeling van angst en hoop aan.

    ‘Is het waar?’ vroeg ze opnieuw.

    ‘Ik ben bang van wel.’

    Nu pas ging ze zitten. Verslagen. John sloot de deur en nam plaats tegenover haar, aan de andere kant van de tafel.

    ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ze met een zachte stem.

    ‘Het ziet eruit als een ongeluk, mevrouw,’ antwoordde John.

    ‘O, gelukkig!’ zuchtte ze.

    ‘Merkwaardige reactie.’ Hij keek haar scherp aan.

    ‘Ik bedoel dat ze gelukkig niet vermoord is,’ verduidelijkte ze zichzelf onhandig.

    ‘Werd mevrouw Van Ruysdael dan bedreigd?’

    ‘Nee, nee. Natuurlijk niet... Niet dat ik weet tenminste.’ Ze keek hem hulpeloos aan en begon een beetje te stotteren terwijl er langzaam een rode kleur uit haar hals omhoog kroop. Het was alsof ze zich nu pas realiseerde hoe haar reactie moest hebben geklonken. ‘Ik bedoel moord is zo... zo verschrikkelijk. Bovendien zou dit land het waarschijnlijk niet hebben getrokken als er na Pim Fortuyn nu weer een politicus zou worden vermoord door de een of andere fanatieke gek. Dan waren er vast meer doden gevallen...’

    John had nog wat moeite met de eerste emotie van de vrouw tegenover hem. Of liever gezegd het ontbreken ervan. Op die eenzame traan na, bleef ze hem te rustig. ‘En u bent?’ vroeg hij haar.

    ‘Jacqueline de Uzés,’ antwoordde ze. ‘Ik ben, ehh ik wás... haar vriendin. En ik ben de tweede vrouw van Balans, na Claire. Dus nu eerste vrouw, denk ik... Niet dat ik verkiesbaar ben of zo. Maar ik run wel de organisatie en we hebben samen het grootste deel van de ideeën achter Balans concreet gemaakt. Kan ik haar zien?’

    ‘Op dit moment is de technische recherche bezig met onderzoek naar sporen. Dat zal dus niet gaan.’

    ‘Hoe is het eigenlijk gebeurd?’

    ‘Het ziet er vooralsnog naar uit dat ze ongelukkig is gevallen.’

    ‘Maar waarom was ze op deze bouwplaats?’

    ‘Ik had gehoopt dat u mij dat zou kunnen vertellen, mevrouw.’

    ‘Nou nee. Gisteravond hebben we wat wijntjes gedronken. We hadden wat te vieren. Onze partij doet het erg goed in de peilingen.’ Ze keek met een dromerige blik, dwars door John heen naar buiten. ‘... Ach, het was zo’n heerlijke avond gisteren. We hebben met wat partijgenoten gegeten bij Ouddaen, daarna op een terras aan de gracht gezeten, en toen met zijn tweetjes bij mij boven nog een fles rosé opengetrokken. Ik kan gewoonweg niet geloven dat ze er niet meer is. Hoe moet dat nou met onze partij?’

    John negeerde haar vraag. ‘Waar woont u en hoe laat is ze bij u vertrokken?’

    ‘Ik woon hier nog geen honderd meter vandaan. Aan de Oude Gracht. Boven de stoffenwinkel vlak bij King Arthur. U weet wel, dat café-restaurant. Ik heb daar een appartement. Ik zei nog tegen haar dat ze moest blijven slapen. We hadden namelijk best wel wat gedronken. Maar daar had ze geen zin in. Ze kreeg om een uur of twee een sms’je waar ze blijkbaar op zat te wachten en zei dat ze nog even iemand moest spreken...’

    ‘Wat een raar tijdstip. Vriendje? Man?’ John realiseerde zich dat hij eigenlijk maar heel weinig wist van de vrouw op wie hij zou hebben gestemd. Hij kende haar boodschap een beetje. Hij kende vooral de manier waarop ze de vloer aanveegde met interviewers en concurrerende politici. Dat alleen al had hem zo veel plezier gedaan dat hij haar graag mocht. Of ze getrouwd was, wist hij niet. Aan de andere kant kon hij van de meeste politici niet met zekerheid zeggen of ze een partner hadden. Het leek hem ook niet echt relevante informatie. Tot het moment waarop je dood op een bouwplaats wordt gevonden natuurlijk.

    ‘Voor mannen of vriendjes hebben we geen tijd,’ antwoordde ze, in gedachten verzonken.

    ‘En dan noemen jullie je partij ‘Balans’? Hoort daar niet ook een balans tussen werk en privé bij?’

    ‘Flauw!’ Ze keek hem meewarig aan. ‘Natuurlijk houdt Balans ook rekening met de combinatie werk-privé. Maar we hadden allebei, door omstandigheden die u niets aangaan, geen relatie toen we met ons Balansavontuur begonnen. Sindsdien kost Balans zo veel tijd en aandacht dat we er zeker geen relatie bij kunnen hebben. Een man is bovendien niet zaligmakend hoor.’

    Blijkbaar had hij een pijnpuntje geraakt.

    ‘Maar wie moest ze dan nog opzoeken, zo laat op de avond?’

    ‘Ze wilde niet zeggen wie. Ze liet wel doorschemeren dat het voor de partij was en dat het ging om ons slotoffensief voor de verkiezingen. Plannen hebben we genoeg maar het ontbreekt ons aan fondsen. Die had ze nu gevonden, vertelde ze. Maar pas als het echt zeker was, zou ze het mij vertellen. Na haar afspraak zou ze naar huis rijden omdat ze morgen – vandaag dus – een interview had in Goedemorgen Nederland.’

    ‘We zullen op haar gsm kijken wie haar heeft ge-sms’t. Hier heeft u mijn kaartje voor het geval u nog iets te binnen schiet. Zou u zo vriendelijk willen zijn om uw adres en telefoonnummer op de achterkant van dit andere kaartje te schrijven? Als ik dan nog wat wil weten, kan ik u bereiken.’

    ‘De rest van de dag zal ik wel thuis te vinden zijn,’ zei ze, terwijl ze haar gegevens opschreef. ‘Ik moet natuurlijk een boel mensen op de hoogte brengen en verklaringen opstellen enzo. En ik moet onze kaderleden bijeen zien te krijgen zodat we kunnen beslissen hoe het nu verder moet met Balans.’

    Ze gaf John zijn visitekaartje en zijn pen terug. Hij begeleidde haar naar de dranghekken en keek haar na toen ze met gebogen hoofd in de richting van de Oude Gracht verdween. Ook van achteren zag ze er prachtig uit.

    Zouden vrouwen het eigenlijk ook merken als je naar hun kont keek?

    Terug op de bouwplaats zette John zijn gedachten op een rijtje. Claire van Ruysdael was nog in leven geweest tot zondagnacht laat. Dat scheelde in elk geval alweer het doorkijken van de beveiligingsvideo van zaterdag en het grootste deel van de zondag. Ze had na twee uur ’s nachts nog een afspraak gehad over geld, op loopafstand van het huis van Jacqueline de Uzés. Daarna zou ze pas haar auto pakken om naar huis te rijden. Hoe en waarom ze vervolgens op de bouwplaats terecht was gekomen en wat daar was gebeurd, bleef een raadsel. Was haar mysterieuze afspraak degene die de toegangspoort tot de bouw had opengebroken? Was die persoon aanwezig geweest op het moment van haar overlijden? En was die persoon een getuige of een dader? Het onbehagelijke gevoel dat er meer aan de hand was dan een ongeluk werd sterker. Hij moest weten wie haar nachtelijke afspraak was geweest.

    De dvd met beveiligingsbeelden en de plastic tas met spullen van Claire lagen op hem te wachten op het bureau. Hij pakte de tas uit. Er zat een handtas in, een horloge, wat sieraden en haar pumps. De handtas van Claire bevatte de gebruikelijke zaken: huissleutels, autosleutels, een zakdoekje, een portemonnee met zeventig euro aan biljetten en nog wat muntgeld, een portefeuille met wat passen, een rijbewijs, creditcards, horecarekeningen en een paar foto’s. Er zat ook nog een gouden horloge in waarvan de band aan een kant los was. Kauwgom, een lipstick, twee tampons, een pen en een notitieboekje maakten de lijst compleet. Maar geen mobiele telefoon. Hij belde zijn collega die de spullen naar zijn bureau had gebracht.

    ‘Hoi Anita, John hier. Waar is haar mobieltje?’

    ‘Als ie niet in de zak zit, dan zal ze er wel geen eentje bij haar hebben gehad.’

    ‘Kom op, alle vrouwen hebben altijd en overal een gsm bij zich. Zelfs op de plee volgens mij. Dus zeker als ze door de stad wandelen. En in dit geval weet ik het toevallig nog zeker ook.’

    ‘Ik check wel even bij het team dat haar onderzoekt. Misschien zit hij nog in een broekzak, die ze over het hoofd hebben gezien. Ik bel je zo terug.’

    Terwijl hij wachtte op het telefoontje deed hij de dvd met de beveiligingsbeelden van zondag in de speler. Hij spoelde door tot twee uur ’s nachts. De plek waar Claire van Ruysdael was gevonden was inderdaad niet te zien op de beelden. En op de gedeelten van de bouw die wel door de camera’s werden bestreken was het stil. Tegen de tijd dat hij bij halfdrie in de nacht was aangekomen, ging de telefoon. Het was zijn collega.

    ‘Nee, geen mobieltje gevonden. Dus ze had hem niet bij zich of hij is naderhand verdwenen.’

    ‘Oké. Vreemd. Bedankt. Ik zoek verder.’ Hij verbrak de verbinding en belde het nummer van Jacqueline de Uzés.

    ‘Met Jacqueline.’ Haar stem klonk mat.

    ‘John Engles. Recherche. We spraken vanochtend over Claire van Ruysdael en het sms’je dat ze volgens u ontving. Haar mobiele telefoon is echter nergens te vinden. Heeft ze die mogelijk bij u laten liggen?’

    ‘Kan ik mij niet voorstellen. Die telefoon was haar levensader. Ze had dat ding dag en nacht bij zich want ze vond dat ze altijd en overal bereikbaar moest zijn. Ik heb ook niets zien liggen hier. Maar ik zal het voor de zekerheid even controleren. Ogenblikje...’

    John hoorde haar rondlopen en dingen verplaatsen.

    ‘Nee, hier ligt hij in elk geval niet. Wat betekent dat?’

    ‘O, daar kan ik nu nog helemaal niets zinnigs over zeggen,’ antwoordde John. ‘Ik ga nu eerst uitzoeken wat er met die telefoon is gebeurd. Wat is haar mobiele nummer?’

    Ze gaf het hem en ze verbraken de verbinding.

    John zakte achterover in zijn stoel en keek naar het plafond. Waar was de mobiele telefoon van Claire van Ruysdael? Hij belde een collega bij Digitale Communicatie Sporen.

    ‘John Engles, recherche regio Utrecht. Ik ben op zoek naar een mobieltje met dit nummer. Staat op naam van Claire van Ruysdael.’

    ‘We hoorden dat ze overleden is?’

    ‘Yep. Nog geen alarm hoor, maar ze zou het toestel bij zich moeten hebben en het is er niet. Je zou mij enorm helpen als jullie iets kunnen vinden.’

    ‘Het toestel bevindt zich in de buurt van het Centraal Station in Utrecht,’ antwoordde de DCS-medewerker na een korte stilte.

    ‘Ja, daar ligt mevrouw Van Ruysdael, maar haar toestel dus niet. Dat zeg ik nou net.’

    ‘Hmmm. Vreemd. Ik zoek even verder en dan bel ik je terug.’

    John bekeek het laatste stuk van de beveiligingsvideo. Er was niets te zien. Hij was er net mee klaar toen de telefoon ging. Hij moest zich melden bij de korpschef.

    Korpschef Liesbeth Korenbrits was wat je noemt een kordate dame. Eentje met haar op de tanden. Niemand wist zeker of ze was aangenomen op die positie omdat de overheid nu eenmaal eiste dat er een bepaald percentage vrouwen in leidinggevende posities terechtkwam, of omdat ze echt de beste was geweest voor de functie. Feit was dat er te weinig vrouwelijke korpschefs waren, en dus...

    Officieel heette het dat er bij gelijke geschiktheid een voorkeur uitging naar vrouwelijke kandidaten. Maar wat was gelijke geschiktheid? Ze was het levende bewijs dat positieve discriminatie ook gewoon discriminatie is. En net zo schadelijk. Ze wist dat een aantal van haar ondergeschikten het vrouwenquotum aanhaalden bij elke ongelukkig uitgevallen beslissing van haar hand maar dat weerhield haar niet om ze te nemen. Haar motto was dat in beweging zijn, ook al is het de verkeerde kant op, nog altijd beter is dan niets doen. Ze was dan ook berucht om de snelheid waarmee ze knopen kon doorhakken en de minimale hoeveelheid informatie die ze daarvoor nodig had. Ze compenseerde haar eigen onzekerheid verder door dag en nacht te werken, niet of nauwelijks tegenspraak te dulden, en voortdurend aan een imago van ijzeren dame te bouwen.

    ‘Ga zitten inspecteur Engles,’ zei ze afgemeten toen John haar kamer binnenkwam. Ze wees naar een van de twee fauteuils die voor haar bureau stonden.

    ‘Claire van Ruysdael,’ begon ze. ‘Vertel mij alles.’

    ‘Tsja,’ zei John. ‘Er valt nog niet zo heel veel te vertellen. Ze is vanochtend vroeg gevonden op een bouwterrein in het centrum. Gespietst door een stuk betonijzer na een ongelukkige valpartij. Althans zo lijkt het nu. Op dit moment hebben we nog geen reden om aan te nemen dat er iemand bij haar dood betrokken is. Maar er zijn wel wat rare dingen. Om te beginnen is het onduidelijk wat ze op dat bouwterrein deed. Daarnaast had ze een mysterieuze afspraak midden in de nacht daar in de buurt. En bovendien is haar mobiele telefoon verdwenen. Maar er missen geen geld, sieraden of andere waardevolle zaken. Rijbewijs, creditcards, alles droeg ze nog gewoon bij zich.’

    De korpschef keek hem indringend aan. ‘Ik hoef je neem ik aan niet uit te leggen wat de impact hiervan is. Ik heb de hele ochtend al de pers aan de lijn en de minister van Justitie heb ik al voor mijn ontbijt te woord moeten staan. Voordat je naar huis gaat, verwacht ik van je te horen of we hier met een ongeluk te maken hebben of dat het om strafbare feiten gaat. Heb je al iets terug van de forensisch experts?’

    ‘Ik reken erop in de loop van de middag iets te horen. Op zijn vroegst. Het zal van hen afhangen of wij er iets mee te maken gaan krijgen, want zo op het eerste gezicht is het echt gewoon een ongeluk.’

    ‘Oké. Ik zal ze bellen en zeggen dat ze a.s.a.p. aan je moeten rapporteren. En nu aan het werk. En houd mij op de hoogte.’

    ‘Jawel mevrouw,’ zei John terwijl hij zich ophees uit zijn stoel.

    ‘O, en John...’ riep ze terwijl hij al in de deuropening stond. ‘Gebruik alle resources die je nodig hebt. Maar zorg dat ik vanavond antwoorden heb!’

    ‘Jawel mevrouw,’ zei John weer en hij sloot de deur.

    ‘En John!’

    Hij opende de deur weer en stak zijn hoofd naar binnen. ‘Mevrouw?’

    ‘Scheer je wat vaker en drink wat minder. Ik ruik de alcohol.’

    John zat nog maar net achter zijn bureau toen de telefoon ging.

    ‘Met Edwin, DCS. Je wilde toch weten waar de telefoon van dat Ruysdael-mens is? Nou, ik heb nieuws voor je. Niet alleen is ie nog steeds in de buurt van het station, hij wordt ook nog gebruikt op dit moment. Voor een gesprek naar Marokko. Een gesprek dat overigens al een minuutje of acht duurt nu.’

    ‘Sjeezus. Bedankt!’ riep John en hij gooide de hoorn neer. Hij griste zijn jas van de kapstok en stormde naar buiten. Hij botste in de gang bijna tegen een collega op.

    ‘Kamphuis! Meekomen! Nu!’ riep hij tegen de verbouwereerde brigadier terwijl hij de gang uit rende richting het trappenhuis.

    Het politiebureau lag maar een paar honderd meter van het Centraal Station en beide agenten waren in prima conditie. Nu de binnenstad in verband met de verbouwing van het winkelgebied nog meer overhoop lag dan normaal, zouden ze er zeker langer over doen om met de auto naar het station te gaan dan lopend. Ze renden naast elkaar waarbij John de richting aangaf. Brigadier Kamphuis had nog geen idee waarom hij mee rende.

    ‘Wat?’ riep brigadier Kamphuis.

    ‘Claire van Ruysdael is vanochtend gevonden. Dood. Ziet eruit als een ongeluk maar haar gsm is verdwenen. Wordt nu mee gebeld naar Marokko vanaf het stationsgebied volgens DCS.’

    ‘Eikels,’ zei Kamphuis. ‘Ze leren het nooit die gasten. Die zijn dus voor ons!’

    ‘Als we opschieten wel ja,’ zei John. Hij stak de Catharijnesingel over, richting de parkeergarages onder de kantorencomplexen die aan Hoog Catharijne en het station waren gebouwd. Daarachter lag het rangeergebied van de treinen. Het was een onplezierige, naargeestige omgeving met veel duistere hoekjes, vuilcontainers, stapels pallets en hier en daar een eenzame oplegger.

    Ze zagen de gepimpte Mercedes direct staan waar ze hem hadden verwacht. De motor van de auto draaide niet. John tikte op het raam aan de bestuurderskant. Hij had zijn identificatie in de hand en toonde die door het raam. Zijn andere hand had hij op de kolf van de Walther P5 die nog in zijn holster zat maar binnen een seconde kon worden getrokken. Brigadier Kamphuis stond aan de andere kant van de auto. Het raam aan de bestuurderskant zoemde open.

    ‘Inspecteur Engles. Wat kan ik voor u doen?’

    ‘Rachid, jij hebt net een gestolen gsm geleverd aan een van die vriendjes van je en die staat er op dit moment mee te bellen naar Marokko. Ik wil die telefoon hebben. Nu!’

    ‘Hé, hé, hé! Een beetje respect, man! U weet toch dat ik daar helemaal mee gestopt ben, inspecteur? Ik ben al tijden een eerlijk mens. Ik sta hier alleen maar op mijn vriendin te wachten die even een boodschap aan het doen is in Hoog Catharijne.’

    ‘Geen verhalen Rachid. Wat jij uitspookt interesseert mij even helemaal niets. Maar die telefoon moet ik hebben en ik wil weten hoe je eraan komt. Je kunt mij ook niets vertellen of nog langer de boel lopen vertragen en dan ga je nu mee naar het bureau op verdenking van moord. Wij weten allebei dat jij een rat bent die gestolen telefoons verhuurt aan je maatjes om dure gesprekken mee te voeren naar Marokko. Maar je bent geen moordenaar. Degene van wie deze telefoon was, is echter wel dood. Dus als jij er niet voor wil hangen dan stel ik voor dat je mij nu vertelt hoe je eraan komt en wie ermee aan het bellen is.’

    De perfect Nederlandssprekende Marokkaan trok wit weg.

    ‘Dus als ik je help dan laat je mij met rust voor die telefoon?’

    ‘Nu zeggen dan!’ beet John hem toe.

    ‘Ik heb hem voor een tientje van Swatch gekocht. Nog geen uur geleden. Ik heb hem pas twee keer verhuurd. Fouad is er nu mee aan het bellen. Hij loopt hier achter dit gebouw bij de treinen. Je herkent hem wel aan zijn zilveren jack en baseballcap.’

    ‘Zilveren jack. Honkbalpetje. Hier achter het gebouw,’ riep John tegen zijn collega die het direct op een rennen zette en binnen een paar minuten terugkwam met een tegenspartelende Marokkaan in een zilveren jasje. Kamphuis hield triomfantelijk een gsm omhoog.

    ‘Jullie hebben geen respect man!’ riep Fouad. ‘Ik ben gewoon aan het bellen met familie. Mag dat soms ook al niet meer?’

    ‘Niet als je dat doet met een gestolen telefoon van iemand die dood is,’ zei brigadier Kamphuis.

    ‘Wat nou dood? Ik weet helemaal van geen dooie man! Ik ben alleen maar aan het bellen.’ In het Marokkaans foeterde hij tegen Rachid die net zo hard terugriep.

    ‘Hé! Hé! Nederlands graag! We zijn hier in Nederland en jullie spreken dus gewoon Nederlands. Je hebt net laten zien dat je dat heus wel kan. Dat Marokkaans bewaar je maar voor als je weer eens op vakantie gaat.’

    ‘Je hebt beloofd dat ik er geen problemen mee zou krijgen als ik je zou vertellen van wie ik de telefoon heb. Ik heb jou gegeven wat we hebben afgesproken. Nou jij,’ zei Rachid.

    ‘Eerst nog even zeggen waar Swatch zit. Dan kun je gaan.’

    ‘Weet ik veel. Die zal mijn geld wel aan het inwisselen zijn voor slechte heroïne. Of hij heeft al gescoord en dan ligt ie hier in de buurt ergens in een vuilcontainer. Precies waar hij hoort. De idioot. Ik hoop dat hij eraan kapot gaat.’

    ‘Ja, je bent een vriendelijke vent,’ zei John. ‘Ga nou maar, maar denk erom, Rachid. We weten nu dat je weer bezig bent en we houden je in de gaten. Als je niet stopt is het een kwestie van tijd voordat je weer achter de tralies verdwijnt. En elke keer worden je kansen op een respectabel leven kleiner.’

    ‘Kansen? Respect? Wat weet jij nou van kansen en respect, man?’ schamperde Rachid terwijl hij zijn auto startte. Hij riep nog iets in het Marokkaans tegen Fouad die zijn middelvinger tegen hem opstak. Toen reed hij weg. Ook Fouad lieten ze lopen.

    ‘Ettertjes,’ zuchtte John. ‘Nog even en ze beginnen aan het echte werk.’

    ‘Het is veel te heet om zo hard te rennen man,’ zei Kamphuis tegen zijn collega. ‘Het zweet staat op mijn rug!’

    ‘Kom mee dan trakteer ik je op een kop koffie bij King Arthur. Beter dan dat bocht bij ons op het bureau.’

    Een paar minuten later zaten

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1