Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Bevroren grasland
Bevroren grasland
Bevroren grasland
Ebook319 pages4 hours

Bevroren grasland

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Geharde, maar eenzame misdadigers, onverbeterlijke junkies met de beste bedoelingen, verdrietige partners, verwarde bankovervallers en frauderende uitkeringstrekkers met spijt. Het zijn de criminelen van alle dag. En verslaggever Rob Zijlstra ziet ze dag in, dag uit aan zich voorbij trekken in zittingszaal 14 van de rechtbank in Groningen. Het gaat over moord en doodslag, over ontucht en mannen met kinderporno op hun computers, over dronkenmansgeweld op straat en in het café, over kleine diefstallen, verborgen hennepkwekerijen en geraffineerde oplichting.

De waargebeurde verhalen van Zijlstra zijn het traditionele rechtbankverslag ver voorbij. Hij heeft een fijn oog voor detail en menselijk drama. Het resultaat: puntgave petites histoires over het criminele leven in het noorden van Nederland. Neem het titelverhaal waarin boer Harm – die met zijn bevroren grasland en een mestoverschot – wordt beboet door agent Bulder. Boer Harm gaat de agent met een mestvork te lijf waarna de politieman zich genoodzaakt voelt zijn dienstwapen te trekken. En dan loopt het volledig uit de hand. Het verhaal is typerend voor de aanpak van Zijlstra: even veel interesse in dader als slachtoffer, vol mededogen en met humor verteld.

Zijlstra is wars van populisme, hij maakt abstracte juridische begrippen inzichtelijk en geeft en passant een verhelderende kijk op de dilemma’s van de moderne rechtspraak.

Bevroren grasland bevat 75 verhalen die tussen 2009 en 2013 verschenen in Dagblad van het Noorden en op het populaire weblog van de auteur: zittingszaal14.nl. In de krant is Zijlstra een van de meest gelezen columnisten. De verhalen werden speciaal voor deze uitgave herschreven.

Rob Zijlstra werkt sinds 1987 als verslaggever voor Dagblad van het Noorden en is sinds 2004 rechtbankverslaggever in Groningen.

NRC Handelsblad over zittingszaal14.nl: ‘Spannend, goed geschreven en onthutsend...’
De Groninger Gezinsbode: ‘Doe maar gewoon, anders schrijft Rob over je. En dat moet je niet willen.’

LanguageNederlands
PublisherFosfor
Release dateSep 2, 2013
ISBN9789462250819
Bevroren grasland
Author

Rob Zijlstra

Rob Zijlstra (Harlingen 1963) werkt als journalist in Groningen. Hij begon als regioverslaggever bij Nieuwsblad van het Noorden, dat later opging in Dagblad van het Noorden. Voor deze krant is hij sinds 2004 rechtbankverslaggever, een van de laatsten van Nederland. Zijlstra beschrijft de harde en soms kille feiten, maar heeft altijd oog voor de menselijke maat in het strafrechtproces. Of het nu om een moord of een winkeldiefstal gaat, altijd vindt Zijlstra de nuance. In 2011 won hij met zijn rechtbankverhalen de Groninger Persprijs, toegekend door vakgenoten.

Related to Bevroren grasland

Related ebooks

Related articles

Reviews for Bevroren grasland

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Bevroren grasland - Rob Zijlstra

    De handrem

    De officier van justitie zegt dat hij fors aanzet met het verwijt dat hij Bouke maakt. Poging tot doodslag. Op zijn partner, op zijn drie maanden jonge baby en op zijn zoontje van vier. Toen de officier van justitie het dossier in handen kreeg en las, had hij als eis een gevangenisstraf in gedachten. Tijdens de zitting zegt hij: ‘Verdachte had niet de intentie zijn vriendin en zijn kinderen iets aan te doen, er is geen opzet op de dood. Toch ga ik voor een bewezenverklaring van poging tot doodslag die immers vele vormen kent.’

    Bouke is 45 jaar. Sinds zijn achttiende rijdt hij in auto’s, altijd schadevrij. Op een dag brengt hij met het gezin een bezoek aan zijn jarige zus die in Roodeschool woont. Hij drinkt er vijf glazen wijn. Het is daarom dat zijn partner, als ze naar huis gaan, terugrijdt. Zo doen zij dat. De twee kinderen liggen (zitten) – zoals het hoort in zitjes en gordeltjes – te slapen op de achterbank. Een aangename rit naar huis wordt het echter niet.

    Er zijn irritaties zoals man-vrouw die kunnen hebben. Zij had wel wat eerder naar huis gewild, hij had op het feestje gerookt waar zij last van had, zij vond dat de muziek in de auto, met een cd’tje van zijn eigen band, veel te hard stond.

    Rechters: ‘Het was dus niet echt gezellig in de auto.’

    Bouke: ‘Nee.’

    Rechters: ‘En toen?’

    Bouke: ‘Explosieve impulsiviteit.’

    Rechters: ‘U trok aan de handrem.’

    Bouke: ‘Ik was niet rationeel, anders had ik het niet gedaan.’

    Nadat Bouke aan de handrem had getrokken, gebeurt er een wonder. Met honderd kilometer per uur raakt de auto in de slip, schiet daar op de Eemshavenweg in Noord-Groningen eerst naar de linkerweghelft waar een tegenligger zijn laatste seconde denkt te beleven, schiet dan terug naar rechts, ploegt door de berm en komt uiteindelijk tot stilstand half boven een sloot waarin niet veel water staat. Het wonder is dat er niemand gewond is geraakt.

    Wel is de schrik groot, vertonen de achterbanden slijtsporen en komt de politie ter plaatse. Zij zegt tegen de agenten, trillend op haar benen, dat Bouke ineens had geroepen: ‘Nou is het genoeg!’ En dat hij toen dus aan de handrem trok. Dat het zo was gegaan.

    Bouke wordt aangehouden en zit de daaropvolgende twaalf dagen in de cel. Hij zegt tegen de rechters: ‘Als ik helder was geweest, had ik het niet gedaan.’ Dat hij niet helder was, lag niet alleen aan die vijf wijntjes, want hij drinkt wel vaker wijn. Het lag aan een combinatie van factoren, denkt hij. Druk op het werk, waar gepresteerd moest worden om meer geld om te zetten en waar een chef rondliep met wie het niet boterde. En dan op zaterdag zijn studie in Utrecht. Zijn muziek in de vrije tijd, een pasgeboren baby. Terwijl hij dacht alles aan te kunnen, had hij veel te veel hooi op zijn vork genomen. De druk was te hoog. Stress. En dat alles explodeerde impulsief in de auto op die nare dag.

    Rechters: ‘Heeft u vaker last van dit soort rare doorbraken?’

    Bouke: ‘Nou nee, ik kan wel boos worden, maar dan loop ik meestal weg.’

    De officier van justitie zegt dat hij kwade opzet niet kan bewijzen, maar wel de lichtere vorm van opzet. Hij redeneert: ‘Verdachte is een ervaren bestuurder. Het is een feit van algemene bekendheid dat het volstrekt onverwacht trekken aan de handrem bij een snelheid van 100 kilometer per uur grote consequenties kan hebben.’ Volgens de officier is hier sprake van ‘het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat anderen om het leven kunnen komen’. De gevolgen hadden enorm kunnen zijn.

    Voor de poging tot doodslag eist de officier van justitie bij nader inzien dus geen gevangenisstraf, maar de maximale werkstraf van 240 uur. Om de ernst van het feit te onderstrepen doet hij daar nog eens zes maanden voorwaardelijke gevangenisstraf bij.

    Maar daarmee is de rekening nog niet betaald.

    De officier eist ook een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de periode van een jaar. Omdat Bouke te veel had gedronken. Als bijrijder. De officier: ‘Hij zat dan wel niet achter het stuur, maar door aan de handrem te trekken, beïnvloedde hij wel de snelheid van de auto. Dan ben je juridisch gezien een bestuurder en in dit geval eentje onder invloed van drank.’

    De advocaat brengt in dat Bouke sinds het ongeluk in de ziektewet zit en dat de afspraak is dat hij na de rechtszaak stap voor stap weer aan de slag gaat. Hij begeleidt mensen met een burn-out naar werk. Dat hij zijn auto nodig heeft voor het werk. Dat het opleggen van een rijontzegging dus een ramp betekent. Dat zo’n extra straf niet alleen Bouke raakt, maar heel het gezin. Dat de partner – als steun aanwezig bij de rechtszaak – de actie van Bouke niet ziet als een daad van agressie of van geweldpleging tegen het gezin.

    De officier van justitie haalt niet zijn schouders op, maar zegt dat hij geen aanleiding ziet zijn standpunt te herzien.

    ••

    Vonnis

    De rechtbank volgt het Openbaar Ministerie in de juridische beoordeling van de zaak. Bouke heeft willens en wetens het risico genomen – door aan de handrem te trekken – dat zijn gezin om het leven zou komen. Als ervaren bestuurder weet hij dat het trekken aan de handrem levensgevaarlijk is. En omdat hij als bijrijder (onder invloed) invloed heeft uitgeoefend op de rijdende auto, kan hij worden aangemerkt als bestuurder (onder invloed). Bij de strafoplegging volgt de rechtbank de officier van justitie niet: de rechtbank beperkt de straf, mede door de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, tot een taakstraf van honderd uur.

    Publieke werken

    In de toekomst wordt de geschiedenis van het nu geschreven. Vast en zeker wijdt men dan enige alinea’s aan de crisissen van vandaag. Aan de banken- en financiële crisis, de normen-en-waarden-crisis, over graaiende mannen en vrouwen en over het waarom in historisch perspectief. Zoals vaker over vroeger gaat de aandacht uit naar de groten, naar de allergrootste grabbelaars in dit geval. Naar de heren van de banken en de fondsen die het land ontvluchtten, naar de mannen van de semipublieke sector die zich als koningen mochten gedragen.

    Die geschiedschrijving zal geen ‘recht doen’ aan de mannen (en vrouwen) die in de onderste regionen hun graantjes meepikten. De kans dat bijvoorbeeld Boudewijn van de plantsoenendienst in Winschoten de boeken zal halen is niet groot.

    Ambtenaren doen, ook in Oost-Groningen, soms mallotige dingen. In Winschoten ging de plantsoenendienst eerst gemeentewerken heten en moest toen zo nodig worden geprivatiseerd. De schoffelbrigade was plots in dienst van NV Winschoten Publieke Taken.

    Afgekort: Publiq. Met een q. In Winschoten.

    Boudewijn kon er via een uitzendbureau aan de slag als financieel administratief medewerker met een bijbehorend salaris. Dat was in april 2003. Het zou daarna snel gaan en acht jaren duren. Hij schopte het tot financieel manager en hij mocht al snel alle belangrijke beslissingen nemen.

    Boudewijn jammert tegen zijn rechters dat het niet had mogen gebeuren. En dat hij het niet terug kan draaien. Hij wilde zijn gezin beschermen tegen de enorme schulden die er waren. Zegt dat hij alleen nog maar aan het overleven was, terwijl het geheim dat hij meedroeg steeds groter en zwaarder werd. Veel vrienden van toen hebben hem de rug toegekeerd, zijn vrouw is nu na 25 jaar zijn ex.

    De officier van justitie had een rekensom gemaakt, vanaf het moment dat Boudewijn als uitzendkracht in dienst kwam tot aan de ontmaskering. Iedere maand grabbelde hij vijfduizend euro extra aan inkomsten bijeen en dat ruim acht jaar lang. Opgeteld: een half miljoen euro. Gemeenschapsgeld, benadrukt de officier van justitie.

    Boudewijn: ‘Het was gewoon te gemakkelijk.’ Als financieel manager verhoogde hij voortdurend zijn salaris en gaf hij zichzelf gratificaties. Met listige kunstgrepen schreef hij grote geldbedragen van de Publiq-rekening naar zijn privérekening, afgedekt door valse facturen die met knip- en plakwerk in elkaar waren geflanst. Ook graaide hij 20.000 euro uit een kas waar contant geld in zat. Dan ging hij op vakantie naar Denemarken of Tsjechië en dan pinde hij met heel het gezin met zijn (ons) Publiq-pasje.

    Zo leefde Boudewijn vrolijk en op grote voet.

    De rechters merken op dat Boudewijn heeft verklaard dat hij ging stelen om zijn schulden af te lossen. Dat dat zijn motief was. Maar dat hij in al die jaren nauwelijks schulden afloste. In plaats daarvan kocht hij een keer een dure auto. Boudewijn luistert met het hoofd gebogen.

    Rechters: ‘Het gaat om enorme bedragen. Waar is al dat geld gebleven?’

    Boudewijn zegt dat hij daarop het antwoord schuldig moet blijven.

    Rechters: ‘Toe nou.’

    Boudewijn: ‘Ik weet het niet.’

    De rechters blikken: En-dat-moeten-wij-geloven?

    De rest van Publiq-Winschoten ‘keek’ kennelijk acht jaren lang toe met de ogen dicht.

    Was dat zo? Wat zegt de man die directeur was van Publiq? Hij is als getuige opgeroepen en moet in de rechtszaal onder ede de waarheid vertellen. De man zegt dat hij van beroep directeur is, op tal van plaatsen en plekken. De burgemeester van Winschoten had hem persoonlijk gevraagd Publiq onder zijn hoede te nemen. De beroepsdirecteur kan de rechters niet veel vertellen, laat staan wijzer maken. Eerder wilde hij niet meewerken aan het onderzoek.

    Nee, hij bemoeide zich niet met salarissen.

    Wat de manager deed?

    Geen flauw idee. Misschien wel ballonnetjes opblazen.

    Daar bemoeide de algemeen-directeur zich dus niet mee.

    Deed hij de functioneringsgesprekken?

    ‘ Nee,’ zegt de algemeen-directeur van Publiq, ‘ik hield niet van functioneringsgesprekken.’

    De rechters: ‘Verdachte beweert dat u op de hoogte was van zijn salarisverhogingen en gratificaties.’

    De getuigende directeur: ‘Zeker weten van niet.’

    Verdachte: ‘Hij zei, jij bent de baas en daar hoort een passend salaris bij, regel het maar.’

    De rechters: ‘Zit de algemeen-directeur dan te liegen onder ede?’

    Verdachte: ‘Misschien is hij het vergeten?’

    Boudewijn zegt dat hij nog veel schaamte voelt over wat er is gebeurd, maar dat hij langzaam weer aan het opkrabbelen is. Hij moet 693.000 euro aan de gemeente Winschoten terugbetalen, dat is inclusief wettelijke rente en proceskosten. Om niet bij diezelfde gemeente de hand op te hoeven houden, is hij voor zichzelf begonnen. Met een eigen bedrijfje, niet ontevreden, hoopt hij zijn toekomst in te gaan.

    De officier van justitie wil iets anders: ‘Ruim vijfduizend euro per maand extra, acht jaar lang een extreem luxe leven, alleen een lange gevangenisstraf is dan op z’n plaats: twee jaar celstraf waarvan acht maanden voorwaardelijk.’ De kans dat Boudewijn de geschiedenisboeken zal halen, is zoals gezegd bijzonder klein. Maar hij heeft wel zijn best gedaan.

    ••

    Vonnis

    De rechtbank acht de feiten bewezen en Boudewijn een strafbare dader. De afrekening: twee jaar celstraf waarvan een half jaar voorwaardelijk. Dat is twee maanden meer dan er was voorgesteld door het Openbaar Ministerie. Een groot deel van het onderzoek is gedaan door een particulier onderzoeksbureau. Dat onderzoek bracht de fraude aan het licht waarna de gemeente aangifte deed. Het strafrechtelijk onderzoek is gebaseerd op de bevindingen van het particuliere bureau. De advocaat van de verdachte had om die reden vrijspraak gevraagd. De rechtbank heeft dit verweer verworpen. Het staat de politie (en justitie) vrij om gebruik te maken van bevindingen van particuliere bureaus.

    Piepende systemen

    Noem dit gerust een opmerkelijke strafzaak. Het gaat over een strafzaak die er eerst wel was, maar achteraf niet. In zittingszaal 14 staat voor de meervoudige strafkamer een 25-jarige man terecht die wordt verdacht van aanranding van de eerbaarheid. In januari dit jaar zou hij in een café aan de borsten van een vrouw hebben gezeten. Een andere vrouw kneep hij in haar achterwerk, zo luidt de verdenking.

    De verdachte weet het niet meer, want zo dronken. De twee vrouwen vonden het zeer ongewenst, maar deden geen aangifte. Het Openbaar Ministerie besloot toch tot vervolging over te gaan. De officier van justitie zegt dat uitgaansgeweld aangepakt moet worden, voor seksueel geweld tijdens het uitgaan is dat niet anders. Dat geen aangifte is gedaan, maakt niet uit.

    De officier van justitie: ‘Deze kwestie is te vergelijken met het geven van een klap in het gezicht in de kroeg. Dulden we ook niet. Mensen moeten gewoon van elkaar afblijven.’

    De advocaat verzoekt de rechtbank het openbaar ministerie niet ontvankelijk te verklaren. In het spel van versieren, zegt de advocaat, gaan we soms net even iets te ver. Maar om dan de rechters hier mee te belasten? De advocaat: 'Dat de vrouwen het niet leuk vonden, heeft meer te maken met hun gevoeligheid dan met de hufterigheid van mijn cliënt.' Zij stelt dat de zaak zo onbenullig is dat strafrechtelijke vervolging geen enkel doel dient. En dat moet strafrechtelijke vervolging wel doen, een doel dienen. De officier van justitie is het er niet mee eens.

    De rechters informeren bij de verdachte of hij een aangeboden transactie zou betalen om daarmee strafvervolging te voorkomen. De verdachte zegt (tegen zijn tolk) dat hij dat zal doen. Dat hij zal betalen.

    De rechters trekken zich terug voor beraad. Na tien minuten hebben ze een praktische oplossing bedacht. De rechters: ‘Het Openbaar Ministerie is wel ontvankelijk, het besluit iemand te vervolgen is immers aan het Openbaar Ministerie en niet aan ons. Maar,’ vervolgen de rechters, kijkend naar de officier van justitie, ‘we hebben de verdachte horen zeggen dat hij bereid is een transactie te betalen. Met die wetenschap zou u, officier van justitie, de zaak kunnen intrekken en alsnog een transactie naar verdachte kunnen sturen.’

    De officier van justitie zegt: ‘Maar kan dit wel? De strafzaak is al door de bode uitgeroepen.’

    De rechters zeggen nu 'ach, ja' en nog een keer 'ach’ en ‘ja'.

    De officier van justitie: ‘Ik begrijp het niet.’

    De rechters: ‘Het is heel simpel.’

    De officier van justitie: ‘Als ik dit doe, gaan bij ons intern alle systemen piepen.’

    De rechters: ‘We moeten soms wat praktisch zijn en ons niet laten leiden door eventuele piepende systemen.’

    De officier van justitie, schoorvoetend: ‘Goed dan. Ik zal verdachte een transactie sturen van 350 euro.’ Rechters tegen verdachte: ‘En die gaat u dan betalen.’ Verdachte knikt.

    Wanneer de rechters zeggen, mooi, dit was het dan, gaat de officier van justitie opnieuw staan en zegt: ‘Maar wat moeten we dan met deze strafzaak die officieel is uitgeroepen?’

    De rechters: ‘Deze zitting wordt geacht niet te zijn geschied.’

    Kwikstaart

    Een paar keer zeggen de rechters dat het misschien wel helemaal niet waar is.

    Dat het niet waar is wat ze allemaal in het strafdossier hebben gelezen.

    Dat het allemaal nog maar moet blijken. Wat wel waar is, is dat dat strafdossier omvangrijk is. Duizenden pagina’s, gebundeld in tientallen mappen met daarop de naam Kwikstaart. Dat is de naam van het politieonderzoek.

    Belangrijk onderdeel van het onderzoek bestaat uit telefoontaps. De Nederlandse politie is Europees kampioen in het afluisteren van onze telefoons. In dit onderzoek gaat het om 28.000 gesprekken en sms-berichten. Die zijn allemaal uitgeschreven.

    Bijna alles draait om Jan B., de hoofdverdachte in het Kwikstaart-onderzoek. Het Openbaar Ministerie verdenkt hem van cocaïnehandel, afpersing, mishandeling, wapenbezit, valsheid in geschrifte en openlijke geweldpleging. Bovenal zou hij de leider zijn van een criminele organisatie.

    In de rechtszaal zitten behalve Jan B. nog vier verdachten. En twaalf politiemensen, omdat het proces is bestempeld als een risicozitting. Tijdens een risicozitting is altijd de snoep- en frisdrankautomaat in de hal van het Groninger gerechtsgebouw defect.

    Excuses voor het ongemak , staat gelogen op het briefje. Sympathisanten van verdachten die piepvrij door de beveiligingspoortjes komen, zouden eens met Snickers of blikjes cola kunnen gaan gooien.

    Jan B. was vroeger de leider van de Groninger voetbalhooligans, de leider van de Z-side.

    Daarnaast is hij fan van West Ham United. Terwijl de rechters zeggen dat het misschien helemaal niet waar is, schetsen de twee officieren van justitie – om beurten – geen fraai beeld van de hoofdverdachte. Het dossier telt achttien geweldsdelicten die aan B. worden toegeschreven. De officieren zeggen dat het wrang is dat in geen van die zaken aangifte is gedaan. Omdat niemand aangifte tegen B. durft te doen of met de politie wil praten.

    Slachtoffers niet, getuigen niet. Iedereen is bang voor Jan B.

    Hij had een vriendengroep opgericht, de Groninger Casual Firm (GCF), vrij naar een idee van zijn West Ham United-vrienden in Londen. De GCF is een soort doorstart van de aloude Z-side. Hardcore. Jan B. heeft de regels bedacht en wie niet luistert, zal voelen. B. organiseerde party’s – Casual Friday – meestal op de dag voorafgaand aan een voetbalwedstrijd van FC Groningen. De uitnodigingen gaan via sms’jes. Wie niet komt, of te laat, krijgt een boete. Wie het boetegeld niet tijdig afdraagt, moet rente betalen. Of klusjes doen.

    B. bepaalt ook de kleding, die moet casual zijn. De vriendenclub komt bijeen in café De Kabouter aan de rand van de Groninger binnenstad. Daar wordt bier gedronken, cocaïne gesnoven en vrolijk op en neer gedanst. Ook wordt daar als het moet de strategie bepaald als er voetbalsupporters uit andere delen van het land in Groningen zijn.

    Dit alles beweert nog steeds het Openbaar Ministerie. De officieren van justitie vertellen bijvoorbeeld over 23 januari 2010. Op die dag lopen zo’n zeventig voetbalsupporters van FC Twente over de Grote Markt. B. is onaangenaam verrast. Hij sms’t zijn vriendenclub bijeen. Hij wil een gewelddadige confrontatie. Maar zover komt het niet en dat ervaart B. als een afgang. Nu denkt iedereen dat hooligans van andere clubs zonder problemen door de binnenstad van Groningen kunnen lopen schreeuwen en doen. Op de tap horen de luistervinken van de politie dat B. spreekt van ‘de ergste dag uit mijn leven’.

    De officieren van justitie vertellen ook over gebeurtenissen in café De Kabouter.

    Een van de leden is onvoldoende actief binnen de Firm (‘wel snuiven, niet vechten’) en krijgt een afranseling. Een ander zeurt dronken over geld. Beiden moeten het bekopen met een gebroken neus. De afstraffingen zijn opgenomen door beveiligingscamera’s van het café en de opnames worden in de rechtszaal getoond. De rechters: ‘Niet echt tof.’

    Een andere keer zou een GCF-lid in het café op een stoel zijn vastgebonden en vervolgens met een mes in het gezicht zijn gesneden. Zijn moeder had de politie gebeld, want zoonlief zelf weigerde aangifte te doen. Er zou sprake zijn geweest, verklaarde de zoon, van een ongelukje en bovendien had B. de volgende dag zijn excuses aangeboden.

    Het litteken is blijvend.

    De officieren van justitie zeggen dat de GCF niks geen vriendenclub is, maar een criminele organisatie met als hoofddoel het plegen van geweldsmisdrijven rond de wedstrijden van FC Groningen. Tientallen keren vragen de rechters aan Jan B. of het waar is, of het wel klopt wat er in het strafdossier staat. Even zo vaak zegt B. dat hij zich beroept op zijn zwijgrecht. Hij zegt niks.

    Er was iets met de manege in Westerbroek. De rechtbank in Almelo had B. veroordeeld wegens openlijke geweldpleging tot een werkstraf van zestig uur. B. regelde het zo dat op de manege de werkbriefjes van de reclassering werden ingevuld, zonder dat hij er ook maar een uur werkte. Dat regelde hij ook voor iemand anders, voor een tientje per uur.

    De reclassering heeft aangifte gedaan en de manegeman moet zich binnenkort ook verantwoorden voor de rechter.

    De rechters mopperen tegen B. dat er in Den Haag stemmen opgaan om de werkstraf maar af te schaffen. En dat B. de werkstraf, door zo te doen, een slechte dienst heeft bewezen.

    Cocaïne. Daarover zegt Jan B. dat het klopt. Dat hij twee keer een partij cocaïne heeft verkocht. Een keer 500 gram en een maand later een kilo. Maar dat had hij niet zonder meer gedaan. Hij is er ingeluisd. Hij erkent dat hij wel eens wat grammetjes verkocht.

    ‘Ik ben een klein dealertje.’

    Hij was in een café een man tegengekomen. Een Engelsman. Vanwege de liefde voor West Ham heeft B. iets met Engelsen. Hij had gevraagd of de Engelsman Charley kende. De Engelsman wist direct wat B. bedoelde: Charley is Engelse straattaal voor cocaïne. De Engelsman wist dat direct omdat hij een geheime politieman is. Dat wist B. natuurlijk niet.

    B. zegt dat hij zoveel kan leveren als de Engelsman maar wil. Kilo’s als het moet.

    Of wapens. B. tegen de rechters: ‘Het was grootspraak.’ Hij zegt dat hij weet dat de meeste Engelsen die op stap zijn cocaïne gebruiken. Hij had de man een grammetje willen aanbieden. De geheime agent (A1794) meldt het incident bij de Groninger politie.

    Die is dan al een tijdje met B. bezig, maar het onderzoek (naar de geweldsmisdrijven) vlot niet. Omdat niemand iets over B. te zeggen heeft.

    Besloten wordt een pseudokoopactie op te zetten: operatie Kwikstaart. Vanuit Engeland worden andere geheime agenten ingevlogen. B1266 krijgt onder toezicht van het openbaar ministerie de leiding. A1200 zoekt na bemiddeling van A1794 contact met B.

    B. ruikt handel. Zegt: ‘Dollartekens.’

    Er wordt in een café een monster (gratis) geleverd van vier gram. Een paar dagen later levert B. in café De Kabouter 500 gram en incasseert 22.500 euro. Een week later is er de tweede deal: een kilo cocaïne voor 45.000 euro. Kort nadat de Engelse nephandelaar het café met de drugs in een plastic zakje verlaat, dendert een arrestatieteam De Kabouter binnen.

    Bij huiszoekingen op datzelfde moment worden op diverse adressen in de stad wapens, nog meer cocaïne en duizenden euro’s aan contanten gevonden. Het is het einde van de Groninger Casual Firm.

    De officieren van justitie zeggen dat na de arrestatie van Jan B. de hoop bestond dat de aangiftes van geweldsmisdrijven zouden binnenstromen. Dat de angst, met B. veilig achter de tralies, verdwenen zou zijn. Maar dat bleek niet het geval. Later ontdekt de politie waarom dat zo is. Vanuit de gevangenis blijft B. de baas in Groningen. De politie ontdekt dat omdat

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1