Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

De Greet Hofmans-affaire
De Greet Hofmans-affaire
De Greet Hofmans-affaire
Ebook461 pages7 hours

De Greet Hofmans-affaire

Rating: 4.5 out of 5 stars

4.5/5

()

Read preview

About this ebook

De Greet Hofmans-affaire is de beruchte hofkwestie waarin een eenvoudige gebedsgenezeres het voortbestaan van het Nederlandse koningshuis in gevaar bracht. Lambert J. Giebels (1935-2011) was de eerste historicus die deze affaire in zijn geheel in kaart heeft weten te brengen.

De affaire was een aaneenrijging van conflicten. Toenmalig premier Drees dacht dat de gebedsgenezeres daarvan de aanstichtster was. Prins Bernhard beschouwde haar als de splijtzwam in zijn huwelijk. De conflicten schiepen een constitutionele crisissfeer en de verwijdering tussen koningin en prins dreigde op een echtscheiding uit te lopen, die onvermijdelijk tot troonsafstand zou leiden.

In juni 1956 kwam de affaire in de openbaarheid door een artikel in het Duitse blad Der Spiegel. Daarna boog een commissie van drie wijze mannen zich over de kwestie. Crisis en dreigende echtscheiding zijn uiteindelijk door Drees met veel moeite bezworen, nadat koningin Juliana beloofde definitief met Greet Hofmans en haar aanhang te breken.

De conflicten tussen koningin en kabinet in de jaren vijftig van de vorige eeuw laten zien dat de grondwettelijke regel ‘de koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk’ niet werkt als de koning van geen wijken wil weten.

De Greet Hofmans-affaire stelt de verreikende vraag ter discussie of in een moderne democratie nog past dat de koning deel vormt van de regering, en of ons land niet voor een louter ceremonieel koningschap dient te kiezen.

‘Alles wat we thans kunnen weten van de kwestie en het leest als een trein’ – Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap

LanguageNederlands
PublisherFosfor
Release dateApr 27, 2013
ISBN9789462250666
De Greet Hofmans-affaire
Author

Lambert J. Giebels

Dr. Lambert J. Giebels (1935-2011) was a Dutch politician and writer who was renowned in the Netherlands for his political biographies. His two-volume biography of Sukarno, written in Dutch, originally consisted of 1,100 pages. The English translation, Sukarno – A biography, is an abridged version of those two volumes. The translation is a collaboration between the Indonesian-American Raden M. Gatot Kusuma Sujanto and Geert van der Linden, a former vice-president of the Asian Development Bank in Manila. Dr Lambert J. Giebels (1935-2011) was politicoloog, jurist en historicus. Tijdens het kabinet Den Uyl (1973-1977) zat hij voor de PvdA in de Tweede Kamer. Daarna werd hij schrijver. Giebels schreef de verhalenbundel Taboe op Bali over zijn ervaringen als ontwikkelingswerker in Indonesië. Tegelijk kwam Ontwikkeling van het democratisch denken uit, later uitgegeven als De geschiedenis van de democratie. Giebels beschouwde dit werk als zijn magnum opus. Daarna legde hij zich toe op biografieën. In 1995 promoveerde hij op zijn biografie van de eerste naoorlogse premier Louis Beel. Beel kreeg de taak de Greet Hofmans-affaire op te lossen. Daarna volgde de tweedelige, wetenschappelijke biografie van Soekarno en De Greet Hofmans-affaire. Giebels overleed op 12 oktober 2011 op 76-jarige leeftijd. Een jaar later kwam postuum zijn laatste boek uit: Hitler als kunstenaar.

Related to De Greet Hofmans-affaire

Related ebooks

Reviews for De Greet Hofmans-affaire

Rating: 4.2999999 out of 5 stars
4.5/5

5 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    De Greet Hofmans-affaire - Lambert J. Giebels

    1

    De figuur Greet Hofmans

    Namen van bekende Nederlanders uit de jaren vijftig van de vorige eeuw zijn inmiddels grotendeels in de vergetelheid geraakt, de naam van de gebedsgenezeres Greet Hofmans leeft echter nog steeds voort. Haar naam is onverbrekelijk verbonden met een affaire die nu al ruim een halve eeuw het koninklijk huis achtervolgt. De talrijke personen die in de Greet Hofmans-affaire ten tonele zullen verschijnen, waren voor- ofwel tegenstanders van de gebedsgenezeres. De gevoelens die de eersten jegens Greet Hofmans koesterden, varieerden van sympathie tot verering, die van haar tegenstanders van antipathie tot haat. We zullen eerst de vrouw die aan het begin van de affaire stond, en die zo uiteenlopende gevoelens opriep, in beeld brengen.

    Een onbeduidend bestaan

    Over de eerste vijftig levensjaren van Greet Hofmans bestaan slechts fragmentarische gegevens. Wat ervan bekend is, wekt allerminst de verwachting dat voor haar een bijzondere rol zou zijn weggelegd.

    Greet Hofmans werd op 23 juni 1894 geboren in Amsterdam. Zij was de oudste dochter van de Amsterdammer Frits Hofmans en de Friezin Hermien Penner. Het gezin zou na Greet worden uitgebreid met een zoon, die de naam van de vader kreeg, een zus Lies en de jongste dochter Hermien, die negen jaar jonger was dan Greet. Het gezin woonde in een volksbuurt. Het portret van Greet Hofmans in het Biografisch Woordenboek tekent haar vader als een man met een nogal grillige loopbaan; hij was eerst bootwerker, toen los werkman en wordt ten slotte het beroep van sportleraar toegekend. Breed hadden ze het in ieder geval niet.

    Een lid van de commissie-Beel sprak tegenover een van degenen die door de commissie werden ondervraagd zijn verwondering erover uit dat koningin Juliana vriendschap had gesloten met een ongeletterde volksvrouw. Greet heeft inderdaad maar vier klassen van de lagere school doorlopen, maar volks was zij niet. Het gezin Hofmans week in meerdere opzichten af van de volkse omgeving waarin het leefde. De vader met zijn wisselende baantjes had als hobby beeldhouwen. Greets moeder had een interesse die in haar buurt uitzonderlijk moet zijn geweest, zij was lid van de Theosofische Vereniging; ook was zij de klassieke muziek en dichtkunst toegedaan. Van Greets broer en jongere zussen ging Frits naar de tekenacademie, Hermien naar het conservatorium en Lies werd sportlerares.¹

    De opleidingen moeten het gezinsbudget danig hebben belast, maar gelukkig sprong Greet bij.

    Na haar korte lagereschooltijd werd Greet dienstbode bij een gegoede burgerfamilie aan de Amsteldijk. Het lijkt alsof zij de assepoester in het gezin is geweest. Greet zag zichzelf evenwel geenszins als een assepoester. Het zich opofferen zat haar in het bloed. Jaren later, op 19 november 1966, zei ze in een interview met Het Parool dat zij geen enkele jaloezie had gekoesterd jegens haar broer en zussen; ze hadden nu eenmaal talenten die zij niet bezat. Greet had andere ambities; als kind al was zij op zoek naar de zin van het bestaan. In het Parool-interview zei ze: ‘Ik was twaalf en toen al voelde ik de nutteloosheid van veel dingen. Ik zag alle mensen almaar in hetzelfde kringetje ronddwalen en ik dacht, daar moet ik uit.’

    Mag Greet hebben getracht zich los te maken van de geestdodende kringloop van alledag, zij ontkwam niet aan de tredmolen van een werkend bestaan. Kort nadat de affaire die haar naam droeg in de openbaarheid was gekomen, vertelde Greet Hofmans in een interview in Elseviers Weekblad van 23 juni 1956 aan redacteur H.A. Lunshof hoe gewoontjes haar leven was geweest. Na haar dienstje was zij fabriekarbeidster geworden, en ze zei:

    Langzaam en moeizaam ben ik omhooggeklommen. Ik heb wat administratie geleerd, kreeg de leiding van een afdeling; heb op verschillende textielateliers gewerkt. Ja, ik heb ook nog modetekeningen gemaakt.

    In 1914 kreeg Greets moeder een dwarslaesie en raakte grotendeels verlamd. De twintigjarige werd nu niet alleen medekostwinster, maar kreeg als oudste dochter de taak erbij haar hulpbehoevende moeder te verzorgen, terwijl ze daarbij ook nog de zorg voor het huishouden had. ‘Mijn leven was hard,’ verzuchtte zij tegenover Lunshof. Toch beklaagde zij zich niet. Ze dacht met dankbaarheid terug aan haar moeder, die haar naar haar zeggen zoveel geschonken had; zij had haar liefde voor de kunst bijgebracht en had haar levensweg verhelderd door de theosofie. De vrouw die zo juist in de pers was geëtaleerd als een Raspoetin aan het hof, leek in het interview van Lunshof eerder op een moderne mater dolorosa.

    De theosofie

    Met de dood van haar moeder in 1929 en die van haar vader een jaar later viel Greets taak in het gezin weg. Om richting te geven aan haar leven klampte zij zich vast aan de theosofie; in navolging van haar moeder was zij lid geworden van de Theosofische Vereniging.

    In 1875 was in New York door de Russin Helena Blavatsky de Theosophical Society opgericht. De theosofie verbreidde zich daarna in een verrassend snel tempo naar oost en west. In Nederland werd al in 1897 een afdeling van de Theosophical Society opgericht; dit was de Theosofische Vereniging waarvan Greet Hofmans lid was. De vereniging organiseerde jaarlijks zogenoemde ‘sterkampen’ op het landgoed Eerde bij Ommen.²

    Een trekpleister op deze theosofische kampen was de Indiër Krishnamurti. Tot de deelnemers behoorde Greet Hofmans. Zij bezocht de sterkampen voor het eerst in 1930, samen met haar zusje Hermien. Het jaar daarop togen ze opnieuw naar Ommen, nu in een groter gezelschap, onder wie zus Lies en Greets lievelingsneef Frits Hofmans. In 1932 was er geen sterkamp, maar in 1933 was Greet weer van de partij.

    De Theosofische Vereniging moedigde haar leden aan tot vergelijkende studie van godsdienst, wijsbegeerte en wetenschap en stimuleerde hen de onverklaarde wetten in de natuur en de latente krachten van de mens te onderzoeken. Greet Hofmans, wie het niet aan intelligente ontbrak, ontwikkelde zich dankzij de zelfstudie waartoe de theosofie haar aanzette tot een erudiete vrouw met levendige culturele belangstelling. Tegelijkertijd maakte zij zich de esoterische spreektrant eigen die in theosofische kring gebruikelijk is. Daarmee vervreemdde zij zich van buitenstaanders die haar niet konden volgen. De twee kanten, eruditie en esoterie, gaven aan haar persoonlijkheid iets tweeslachtigs. Zo kon ze in het Elseviers-interview de behartigenswaardige gedachte ontvouwen: ‘De gezagsdrager moet zijn broeders hoeder zijn’, om de interviewer meteen daarop de ondoorgrondelijke breinbreker voor te schotelen: ‘U voelt wel dat de aangolving van een nieuw evolutiestadium niet meer is te kanaliseren.’

    Greet Hofmans toonde zich een vrouw die de een voor zich innam en bij de ander argwaan wekte. Dit bleek bijvoorbeeld toen zij in 1933 een baan had gekregen bij de NV Amsterdamsche tricot en kunstzijde fabrieken ATEK. Omdat Greet Hofmans in 1956 wereldnieuws werd, polste de redactie van het Algemeen Handelsblad haar vroegere werkgever wat deze zich van haar herinnerde. De directeur van ATEK, A.M. Veder, schreef de redactie terug dat ‘zij zich had doen kennen als een vreemd mensch, die de haar opgedragen werkzaamheden wel naar behoren verrichtte, doch waarbij steeds een griezelig gevoel achterbleef’. Veder rondde de beoordeling van zijn vroegere werkneemster af met de conclusie dat Greet Hofmans gedurende de tijd dat zij bij ATEK had gewerkt ‘met een virtuositeit in staat is geweest tweedracht en onrust te veroorzaken’. Greets functie van ‘looninschrijfster’ plaatste haar in een positie die wel iets lijkt op wat later een maatschappelijk werkster werd. Een andere beoordelaar van haar werkzaamheden bij ATEK vertelde dat zij opkwam voor de belangen van het lager personeel, en dat ze daarom slecht lag bij de directie. Het verschil in beoordeling van Greet Hofmans dat hier blijkt, toont opnieuw twee verschillende kanten van haar persoonlijkheid die in het oordeel over haar zouden blijven terugkeren. De ene prijst Greet wegens haar hulpvaardigheid, door de ander wordt zij als een intrigante afgeschilderd.

    De Tweede Wereldoorlog

    Na de dood van haar ouders was de 42-jarige Greet Hofmans in Amsterdam op kamers gaan wonen. Even leek voor Greet de huwelijkse staat te wenken, toen ze kennis kreeg aan een (getrouwde) man, zo heeft René Zwaap, die zich heeft verdiept in het leven van Greet Hofmans, achterhaald. Het was een politie-inspecteur, Louis Visser geheten, met wie zij de zondagmiddagconcerten in het Concertgebouw placht te bezoeken. Doordat de politieman de hoge vlucht van Greets theosofische spiritualiteit en het esoterische taaleigen dat daarbij hoorde niet kon volgen, raakte de relatie uit. Greet keerde zich in zichzelf en hield de buitenwereld op afstand. Ze werd een hoekige, schrale vrouw met een mannelijk gezicht, veelal gekleed in fantasieloos zwart, wit en grijs. Zij moet hebben beseft dat het perspectief van een huwelijk voorgoed vervlogen was.

    Het was de oorlog die Greet richting gaf bij haar zoektocht naar de taak in het leven. Zij was inmiddels verhuisd naar een eenvoudige kamer aan de Vijzelstraat. Ze vertelde later aan de antroposofische arts L.F.C. Mees hoe zij in 1942 in de Vijzelstraat iets meemaakte wat blijvende indruk op haar maakte. Vanachter het raam van haar kamer was ze er machteloos ooggetuige van dat in de stille straat een joodse jongen door een Nederlandse politieagent werd opgebracht. Ze zag hoe het joch twee koffers meezeulde die veel te zwaar voor hem waren. De jongen pakte de ene koffer op en sjouwde hem een eind mee, kwam dan terug om de andere koffer mee te sjouwen. Het gedoe van de jongen maakte de politieman zichtbaar steeds kwader. Greet zag dat hij de joodse jongen bij zijn lurven pakte en ongenadig afranselde. Ze vertelde Mees:

    Toen gebeurde het. […] Opeens werd ik vervuld van een gevoel waarvan ik besefte dat het iets geheel ongewoons was. Liefde en medelijden namen bezit van mij. Dit medelijden gold niet alleen het jongetje, maar net zozeer de agent. Ja, tegelijkertijd voelde ik dat mijn liefde en medelijden naar de hele mensheid uitging.

    Greet Hofmans was niet alleen een meelevende vrouw, maar blijkbaar ook een praktisch mens. In het interview in Elseviers Weekblad zegt zij dat ze vervolgde joden ging helpen. ‘Wij hadden een bepaalde lijn, zoals men dat in die dagen noemde.’ Het bekende tv-programma Andere Tijden, dat op 11 december 2001 een uitzending wijdde aan de Greet Hofmans-affaire,³ heeft onderzoek gedaan naar de hulp aan joden waarover Greet sprak. De redactie zegt dat navraag bij diverse verzetsgroepen geen gegevens hierover heeft opgeleverd, en dat op het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie geen documentatie over Greet Hofmans te vinden is. Eerdergenoemde neef van Greet, Frits Hofmans, bevestigde wat ook andere bronnen beweren, dat zijn tante wel degelijk tijdens de oorlog joden heeft geholpen; hij zei dat zij met haar zus Lies via de groep-Waterman bij het verzet was gekomen.

    Kaiser

    Tijdens de oorlog leerde Greet Hofmans een man kennen die een belangrijke rol in haar leven zou krijgen. Dit was J.W. Kaiser, zoon van een beginnend gynaecoloog. Nadat zijn vader plotseling was overleden, had hij de studie aan de handelsschool die hij volgde moeten opgeven. Om de kost te verdienen nam hij een baan aan bij de Stoomvaartmaatschappij Nederland, de SMN. Wim Kaiser haalde MO Engels en werd Engels vertaler bij de SMN. Kaiser had een hang naar het occulte en paranormale, en deed aan astrologie – hij stelde zijn astrologische gaven mede in dienst van zijn broodheren: hij trok horoscopen van schepen van de SMN op de dag van hun tewaterlating.

    Kaiser (l) en Exler (r), medio jaren dertig

    Anders dan Greet Hofmans zat Kaiser nog dicht bij het christendom. Hij had echter een heel eigen benadering van het evangelie ontwikkeld, dat hij te lijf ging met de kabbala. Kaiser ontvouwde zijn buitenkerkelijke visie in tal van boeken. Het eerste was Sprokenwijsheid, dat meteen al de diepzinnigheid, maar ook de eigenzinnigheid van de schrijver blootlegde. Kaiser verwierf enige bekendheid met het boek Beleving van het evangelie, waarin hij een esoterische vertolking gaf van het evangelie van Markus, die in bijbelkringen enig opzien baarde.

    Kaiser was in 1931 getrouwd; in 1933 werd zijn eerste dochter Wies geboren. Hij had nu naast de SMN, de bijbelse kabbalistiek en de astrologie er een taak als huisvader bij gekregen. Tijdens de oorlog vielen de activiteiten van de SMN, die voornamelijk op Nederlands-Indië voer, vrijwel stil. Waarschijnlijk in de hoop op betere tijden, hield de directie het personeel aan. Kaiser kon daardoor het grootste deel van zijn tijd wijden aan zijn geestelijke roeping.

    De oorlogstijd bracht gelijkgezinden dichter bij elkaar. Sommigen zochten elkaar op in huiskamerbijeenkomsten, om gezamenlijk antwoord te zoeken op de vraag naar de zingeving van de geschokte wereld om hen heen.

    Ook Kaiser ging bij hem thuis in Amsterdam in de Terborghstraat, waar hij met zijn gezin een verdieping bewoonde op drie hoog, huiskamerbijeenkomsten organiseren. Het waren familieleden en vrienden, en vrienden van vrienden die op de wekelijkse bijeenkomsten verschenen en onder leiding van Kaiser filosofeerden over het Hogere. Kaisers dochter Wies herinnert zich dat de gasten niet zelden na spertijd naar huis slopen, hopende uit handen te blijven van patrouillerende Duitsers en hun Nederlandse handlangers.

    Kaiser schreef tijdens de oorlog met enige regelmaat in een blaadje dat Uitzicht heette. Het blad trachtte in een esoterische taal inzicht te geven in de occulte wereld van het boven- en onderaardse. Een van de blaadjes kwam Greet Hofmans onder ogen. Zij herkende er het idioom in waarmee zij sinds de sterkampen in Ommen vertrouwd was geraakt, en schreef een nieuwsgierige brief aan Kaiser. Deze nodigde haar prompt uit voor zijn huiskamerbijeenkomsten. Het klikte meteen tussen de twee leeftijdgenoten, die met elkaar de hang naar het paranormale deelden. Weldra leidden zij gezamenlijk de huiskamerbijeenkomsten. Er werd een band gesmeed die eerst door de dood van Kaiser in 1960 verbroken zou worden.

    Wat Kaiser en Hofmans bond, heeft mevrouw Minnema-Kaiser uitgelegd, was dat ze beiden de goddelijke verlichting waaraan ze behoefte voelden buiten de kerk zochten. Beiden hadden ook gemeen een afkeer van de politiek; Kaiser was antipolitiek, vertelde zijn dochter, Greet Hofmans apolitiek. De band tussen beiden werd zeer hecht; ze spraken elkaar vrijwel dagelijks. Greet werd een huisvriendin van de Kaisers, waar ze minstens eenmaal per week aan de avonddis verscheen. Haar moeder vond het gezellig als Greet er was. Wies herinnert zich ‘tante Gré’, zoals zij haar noemde, uit die tijd als een lange, magere gestalte met een streng, krachtig gezicht. Ze had grote, sprekende ogen, waarin je een twinkeling bespeurde. ‘Ze zeiden dat ze lelijk was, maar dat zie je niet als kind. Ze was hartelijk, warm, kon goed luisteren, ook naar kinderen.’

    De opdracht

    Na de bevrijding viel Greet in een zwart gat, heeft zij in het Elseviers-interview verteld. Tijdens de bezetting had zij zich kunnen uitleven in wat haar passie was, mensen helpen die in nood verkeerden. Het had haar naar eigen zeggen het gevoel gegeven deel uit te maken van een gemeenschap van broeders en zusters. ‘Nu goed, daar stond ik, arm meisje, na de oorlog, brandend van verlangen mensen bij te staan,’ vertrouwde zij Lunshof toe. Je zou zeggen dat de naoorlogse wederopbouw een ruim arbeidsterrein bood aan iemand die in hulpvaardigheid haar levensvervulling zag. ‘Naar het uiterlijk was er niemand om te helpen,’ vond Greet echter. ‘Daardoor werd de bevrijding een conflict.’ Kennelijk was het een conflict met haarzelf; ze worstelde met de vraag wat ze nu verder moest in het leven. ‘Ik heb geworsteld en gesmeekt en was verlaten. Ik was in een donkere nacht.’ Maar toen was er ineens aan het eind van de donkere tunnel het licht, te weten de opdracht die zij kreeg. In het Parool-interview wist Greet Hofmans exact te vertellen wanneer ze de opdracht had gekregen: op 2 maart 1946, in haar kamer in de Vijzelstraat. ‘Wat gebeurde er toen met u?’ vroeg de interviewer. ‘Dat is niet te beschrijven,’ was het antwoord van Greet. De journalist drong aan. De verklaring die Greet Hofmans gaf van de opdracht die ze had gekregen, lijkt nog het meest op wat de apostelen met Pinksteren overkwam toen de Heilige Geest in de gedaante van vurige tongen op hen neerdaalde. Wat Greet zei dat haar overkomen was, leek al even ondoorgrondelijk: ‘Het was geen vervoering. Geen extase. Ik zag de altijd openstaande bron, waaruit ik mijn werk kan doen. Een concreetheid en feitelijkheid die iedere fantasie tot nul reduceert.’

    Maar wat was nu de opdracht? Dat heeft Greet in wat begrijpelijkere taal in haar interview in Elseviers aan Lunshof verteld: ‘Een opdracht mijn medemensen te helpen die in ziekte en nood verkeren.’ Dat kon voor haar niet zo’n uitzonderlijke opdracht zijn geweest; zij was daar immers van jongs af aan op geconditioneerd. Zij had bijvoorbeeld verpleegster kunnen worden. Maar ze had een ongekende gave bij zichzelf ontdekt. Dat was de gave om met, wat ze in beide interviews noemde, haar ‘doorgevingen’ zieken en nooddruftigen op de been te helpen. Zij was niet langer een sloofje, maar een zelfbewuste vrouw die wist wat haar te doen stond. Gewapend met dit zelfbewustzijn, zou Greet Hofmans zich een nieuwe weg in het leven banen.

    Greet Hofmans heeft in 1950 in een kruisverhoor van theologen en medici, dat in het volgende hoofdstuk aan de orde komt, verteld dat ze haar genezende kracht als bij toeval ontdekte, toen ze in contact kwam ‘met een jongetje, bij wie ik plotseling waarnam dat het tuberculose bij de maag had en dat ik kon helpen door gebed’ – naar medische begrippen een wat wonderlijke diagnose. Toen wist zij het: ‘dit werk moet ik als een roeping beschouwen.’ Een van haar eerste gebedsgenezingen moet zijn geweest die van een lensvertroebeling bij een Amsterdamse jongen, Peter Kars geheten, die leed aan kinderstaar – na de gebedsgenezing heeft hij een staaroperatie ondergaan, en is later een bekende psychiater geworden.

    Bezeten van Exler

    De twee biografen van Greet Hofmans, A. Bredenhoff en J. Offringa, hebben ontdekt wat Greet Hofmans in het interview van Het Parool bedoelde met de duistere woorden ‘de altijd openstaande bron’. Deze ‘bron’ was een overleden man, Exler geheten.

    M. Exler was een homoseksueel die in het begin van de twintigste eeuw enige bekendheid had gehad door in zijn boek Levensleed openlijk te getuigen van zijn seksuele geaardheid. Het boek beleefde drie drukken, en gaf de schrijver ervan een zeker gezag op het terrein van de toen nog met grote geheimzinnigheid omringde homofilie. Exlers belangstelling ging ook uit naar de theosofie en de astrologie. Zo hield hij in 1917 in zijn woonplaats Amsterdam lezingen, getiteld ‘Christendom en Theosofie’ en ‘De oude godsdiensten’.

    De rusteloze Exler trok van tijd tot tijd erop uit. Zo belandde hij in het toenmalige Tsjecho-Slowakije bij een vriend, die een pluimveehouderij had opgezet. De wispelturige Exler besloot kippenfokker te worden. Via via vond hij in het Gelderse stadje Hattem een plek waar hij met zijn nieuwe onderneming van start kon gaan, en hij vestigde zich in 1925 in Hattem. Exler was kennelijk een communicatieve man. Binnen de kortste keren bouwde hij een netwerk van contacten op met Hattemse boeren en burgers; hij werd algauw voorzitter van de plaatselijke pluimveevereniging.

    De kosmopolitische kippenfokker legde contact met notabelen van het stadje. Tot hen behoorde de familie Van Heeckeren, die woonde op het landgoed Molecaten. Exlers pluimveebedrijf was geen vetpot; hij verdiende er een centje bij met horoscooptrekken. Zo trok hij ook de horoscoop van Evert baron van Heeckeren van Molecaten, die als lid van de Theosofische Vereniging ontvankelijk was voor de astrologie. Er ontstond een vriendschap tussen Exler en de baron. De band werd zo hecht dat de kippenfokker op het landgoed een huisje kreeg met een stuk grond om kippenhokken en een kippenren te bouwen. De baronesse Adolphine van Heeckeren, geboren Groenix van Zoelen, was minder enthousiast over de nieuwe bewoner van haar landgoed, die chronisch geldgebrek had, en nogal eens een beroep deed op haar goedgeefse echtgenoot. Exler kon het beter vinden met de tienerzoon Walraven, die van tijd tot tijd als hulpje in Exlers kippenbedrijf fungeerde.

    Ondanks de hartelijke contacten in Hattem, waar Exler zelfs voorzitter werd van de voetbalclub, en ondanks de gastvrijheid op het landgoed Molecaten, werd het provinciestadje hem na een aantal jaren te benauwd. In 1936 verhuisde hij naar het Gooi. Toen kwam een fatale dag. Op 21 september 1939 werd Exler bij een bezoek aan Amsterdam in de tram getroffen door een hartstilstand. Daarmee eindigde het lijfelijk bestaan van Exler. Hij keerde in geestelijke staat terug in de gedaante van de ‘Meester’ van Greet Hofmans.

    De gedachte dat de theosoof op aarde een buitenaardse Meester moest zien te vinden, was afkomstig van de stichteres van de Theological Society, madame Blavatsky. Greet was die wekroep blijkbaar van de sterkampen bijgebleven. Maar dat zij zes jaar na diens dood in de gewezen homo-emancipator, astroloog en kippenfokker haar Meester moest ontdekken, leek nogal wonderlijk, en zo presenteerde zij het ook aan haar omgeving. Ze zei een stem te hebben gehoord van een wezen dat zich bekend had gemaakt als Marie, Jacobus, Johannes Exler. Haar vondst van een overleden man, die ze nooit had ontmoet, was minder wonderlijk dan zij voorgaf. Exler had enige tijd gewerkt bij de Stoomvaartmaatschappij Nederland. Daar had hij Kaiser leren kennen. De twee geestverwante mannen sloten vriendschap; de vriendschap was na het vertrek van Exler bij de SMN voortgezet. Volgens Wies Kaiser heeft haar vader Greet Hofmans verteld over zijn vroegere vriend. Niettemin beschouwde Kaiser het al even (para)normaal als Greet dat zijn oude vriend zich meester had gemaakt van zijn nieuwe vriendin.

    Greet Hofmans zei op 7 oktober 1945 haar baan bij ATEK op en stortte zich nu volledig op haar mystieke missie, daarbij geleid door Exler, die haar voortdurend boodschappen gaf – ze werd zo vertrouwd met hem dat ze familiair over hem sprak als ‘Ex’. Een symptoom van haar waan was dat ze, geïnspireerd door haar Meester, deze en gene met brieven begon te bestoken. Een van hen was haar gewezen werkgever van ATEK. In eerdergenoemde brief aan de redactie van het Algemeen Handelsblad schreef Veder:

    Op de 8e juli 1947 ontving de ondergetekende van haar een brief van 4 kantjes met een dergelijke kolder en chantageachtige uitdrukkingen, dat wij aanleiding hadden deze zaak in handen van de politie te stellen.

    De politie had tegen Veder gezegd ‘dat zij aan veel mensen de allergekste brieven schreef’. Hij vertelde erbij dat de politie haar aan het verstand had gebracht dat ze voor haar eigen bestwil met die onzin moest stoppen, omdat ‘haar geschrijf op het kantje van strafbaar was’.

    Er waren turbulente tijden voor Greet aangebroken. In opdracht van Exler reisde ze stad en land af om aan wildvreemden de meest bizarre boodschappen te brengen. Ook kon Ex, als ze in de tram zat, haar opdragen uit te stappen, naar de volgende halte te lopen, en daar weer in te stappen. De waan werd een zelfkwelling.

    Greet Hofmans’ kennismaking met Hattem

    Na enige tijd begonnen de boodschappen van Exler richting te krijgen. Ze voerden naar Hattem, waar Exler tien jaar had gewoond – wat Greet inmiddels wel van Kaiser zal hebben gehoord.

    In Hattem was na de oorlog een groep wat geëxalteerde idealisten een blad begonnen dat ze Cosmisch Licht hadden gedoopt. De ondertitel van Cosmisch Licht geeft de welhaast onbegrensde belangstellingssfeer van het blad weer: ‘Beschouwingen over religie, astrologie, philosophie, parapsychologie, graphologie, aardstralen, psychische therapie, enz.’ (!) Rond Cosmisch Licht vormde zich een vriendenkring van gelijkgestemden, van wie de familie Voorhoeve in hun villa Windekind het centrale punt vormde.

    Cosmisch Licht werd landelijk verspreid. Een van de abonnees was Kaiser. Zo kreeg Greet Hofmans het onder ogen. Mevrouw Voorhoeve schrijft in haar ‘Herinneringen’ (waarvan haar zoon mij een kopie heeft gegeven) dat ze op een dag een brief kregen van ‘een zekere juffrouw uit Amsterdam. Ze vroeg of Cosmisch Licht brieven van een overleden vriend wilde opnemen.’ De briefschrijfster was Greet Hofmans. De Hattemers reageerden positief. Greet kwam naar Hattem om met de Voorhoeves kennis te maken. Bep Voorhoeve herinnert zich dat ze haar van de bushalte ophaalden. ‘Zij was een lange, magere en schrale vrouw, in de vijftig.’ Mevrouw Voorhoeve schrijft: ‘Het werd een boeiend contact.’ Greet was de kennismaking kennelijk ook goed bevallen. Ze kwam telkens terug naar Hattem.

    Greet bracht Kaiser mee naar Hattem. In de periode van goed drie jaar dat zij Kaiser kende, had zij een sterke invloed op hem gekregen; hij stelde zich geheel in dienst van haar. Terwijl Kaiser beter had moeten weten, liet hij zich meeslepen door het fenomeen Exler. Mevrouw Voorhoeve schrijft in haar Herinneringen dat ze eens met haar man in Amsterdam werd uitgenodigd voor een lezing bij Kaiser waar, zo werd aangekondigd, ook Exler present zou zijn. Ze troffen in de huiskamer van de Kaisers een flink gezelschap aan, gezeten op stoelen langs de muren. Een stoel die leeg moest blijven was bestemd voor Exler. ‘Een mevrouw had haar tas op de stoel gelegd,’ schrijft Bep. ‘Ze moest hem meteen weghalen. Het leek wel heiligschennis!’ De eregast was Ex, die door de mond van Greet sprak. De beschrijving die mevrouw Voorhoeve van de bijeenkomst bij Kaiser geeft, lijkt te wijzen op een spiritistische seance, waarbij Greet Hofmans als medium optrad. Niettemin heeft Greet in het Elseviers-interview van 1956 met stelligheid ontkend dat zij aan spiritisme deed, maar toen had zij Ex allang uit haar gedachten gebannen.

    Vanaf 1946 kwam Greet vrijwel ieder weekend naar Hattem, waar ze bij de gastvrije Voorhoeves logeerde. Zij werd een dominante figuur in de kring rond Cosmisch Licht, die in villa Windekind placht samen te komen. De Hattemers raakten in de ban van Greet, zonder zich kennelijk te verwonderen over de waan van de Amsterdamse, die beweerde dat via haar een dode sprak. Greet wist echter niet alles af te dwingen wat ze in haar hoofd zette. Zij bood de redactie van Cosmisch Licht enkele artikelen aan onder de door haar al aangekondigde titel ‘Brieven van een overleden vriend’. Het waren verwarde betogen waar geen touw aan viel vast te knopen. Bovendien was elk artikel op zich zo lang dat er wel twee nummers nodig waren om het te publiceren. De redactie liet de schrijfster voorzichtig weten dat haar bijdragen voor hun blad te hoog gegrepen waren. Greet stuurde per kerende post een dreigbrief, ondertekend door Exler, waarin het hele blad voor de Meester werd opgeëist. De beduusde redactie wist niet hoe te reageren, en liet Greets dreigbrief onbeantwoord. Greet liet geruime tijd niets meer van zich horen. Ze kon de Hattemse kring echter niet missen. Na een tijdje verscheen ze weer bij de Voorhoeves, en deed of er niets was gebeurd.

    Ondanks of wellicht dankzij haar waan moet Greet Hofmans zich hebben ontwikkeld tot een sterke persoonlijkheid met een grote overtuigingskracht. Want het waren niet de eersten de besten die zich door haar lieten leiden. Greet Hofmans’ biografen, die grondig onderzoek hebben gedaan in Hattem, vonden onder de leden van de kring rond Cosmisch Licht naar hun zeggen: twee artsen, een wiskundige, een neerlandicus, een topfunctionaris bij Philips en de directeur van een reclamebureau. De invloed van de weekendgast in de kring op Windekind ging zo ver dat zij in hun leven begon in te grijpen. Bep Voorhoeve vertelt in haar Herinneringen dat Greet haar man, die verzekeringsagent was bij de Nilmij, ervan overtuigde dat verzekeringen een inbreuk waren op het vertrouwen dat je moest hebben in de goddelijke bestiering van de wereld. De ontvankelijke Voorhoeve ging niet meer op pad om verzekeringen af te sluiten. Na een waarschuwing werd hij door de Nilmij ontslagen. Daarmee raakte het gezin met drie kinderen brodeloos. Bij de echtgenote van Voorhoeve begon de twijfel te knagen.

    Verhuizing naar Hattem

    Exler ontpopte zich meer en meer als een dwingeland. Greet deelde de kring in Windekind mee dat zij van Ex opdracht had gekregen om in diens voetspoor te treden en naar Hattem te verhuizen. Bij een van haar weekendbezoeken aan de Voorhoeves troonde Greet haar gastvrouw mee naar het landgoed Molecaten, waar Exler had gewoond. Greet verzekerde haar dat op het landgoed ‘een soort kapelletje van hem moest staan’. Ze zochten tevergeefs. Mevrouw Voorhoeve kreeg algauw daarna een brief uit Amsterdam met de opdracht verder te zoeken; de brief was ondertekend met ‘Uw broeder in Christus, Ex’, vertelt zij in haar Herinneringen. Zij ging opnieuw op zoek. Ze vond een schuurtje dat er wat solider uitzag dan de hokken die ze op het landgoed had gezien. Nadat ze haar vondst had gemeld, kwam Greet meteen naar Hattem, om het schuurtje in ogenschouw te nemen. Zij verzekerde Bep dat het inderdaad het kapelletje was, en bedankte haar namens Ex hartelijk.

    Greet begon vervolgens Huize Molecaten te bestoken met brieven waarin ze vroeg het ‘kapelletje’ van de gewezen gast op het landgoed Exler te mogen huren. De oude baron, die het zo goed met Exler had kunnen vinden, was in 1942 overleden. De douairière voelde er weinig voor een vreemde op haar erf te huisvesten. Na een nieuwe, dringende brief stuurde de baronesse haar zoon Walraven naar Amsterdam om te zien wat voor vlees ze in de kuip hadden. Ook nu weer deed zich het verschijnsel voor dat een man bij de eerste de beste kennismaking met Greet Hofmans in de ban raakte van de vroegoude juffer, die op het oog zo weinig tot de verbeelding sprak. De baronesse overkwam hetzelfde, nadat zij de Amsterdamse op advies van haar zoon naar Molecaten had uitgenodigd en

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1