Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Amantine's Lied
Amantine's Lied
Amantine's Lied
Ebook517 pages8 hours

Amantine's Lied

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Hoe lang zal het duren voor één van hen de afspraak zal verbreken? Maar meer nog… zullen ze de verschillen die tussen hen bestaan kunnen overbruggen zodat liefde een onderdeel van hun leven kan worden?

Amantine Delamar is een jonge en ambitieuze onderzoekster van Engelse literatuur op de universiteit in Londen. Op een zondagochtend, naast het metrostation van Notting Hill ontmoet ze een jongen met groene ogen die ze aanziet als een zwerver. Terwijl ze moeite doet om hem te negeren, voelt ze zich onweerstaanbaar aangetrokken tot zijn onbeschaamde houding en de wijze waarop hij haar probeert uit te dagen. Ze gaat een aantal keren terug om naar hem te zoeken en komt erachter dat hij helemaal geen gewone jongen is, maar Peter Wiles, lid van een succesvolle, maar voor haar compleet onbekende band. Voor Amantine is showbizz een vreemde wereld waar ze helemaal niet in geïnteresseerd is en waar ze absoluut niet in thuis is, maar ze kan de passie die Peter in haar wakker maakt niet weerstaan. Het is zelfs zo erg dat ze herhaaldelijk haar vriend Geoffrey bedriegt. Amantine weet nog niet wat echte liefde is, en ze heeft er ook geen behoefte aan om erachter te komen. Het enige wat ze echt wil is zich vrij voelen en haar professionele doelen bereiken.
Amantine Delamar en Peter Wiles zijn zich beide ervan bewust dat hun relatie geen toekomst en garanties heeft. Ze stellen regels op die nooit verbroken mogen worden: “geen vragen, geen aanspraken.”
Maar ondanks de regels ligt de liefde op de loer en de band tussen hen wordt steeds hechter en intenser, zo erg zelfs dat Amantine en Peter niet alleen geliefden, maar ook vrienden, partners worden, die elkaar in alles steunen. Zich niet bewust van een passie die hen voor jaren verbonden zal houden.

Hoe lang zal het duren voor één van hen de afspraak zal verbreken? Maar meer nog… zullen ze de verschillen die tussen hen bestaan kunnen overbruggen zodat liefde een onderdeel van hun leven kan worden?
LanguageNederlands
PublisherTektime
Release dateAug 11, 2023
ISBN9788835458203
Amantine's Lied

Related to Amantine's Lied

Related ebooks

Related articles

Reviews for Amantine's Lied

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Amantine's Lied - Barbara Morgan

    PROLOOG

    15 maart 2014

    Ik ben hier. Ik begrijp bijna niet waarom. Ik kijk vanaf een afstand naar je. Mijn aanwezigheid hier slaat nergens op, maar toch ben ik hier op deze late, maar nog steeds koude winterdag. Voor jou, jij die niets anders dan pijn voor me veroorzaakte. Een van de meest onverdraaglijke pijnen in mijn leven. Van dat soort pijn die niet vergeven kan worden en door de jaren heen meegesleept wordt en die overdreven en ergerlijke proporties aanneemt. Misschien zal ik nooit in staat zijn je te vergeven. Hiermee wil ik niet ontkennen dat ook ik fouten heb gemaakt, het waren er veel en ernstige, maar je hebt me alles afgenomen. Waaronder dat waarvan ik op dat moment dacht dat ik ze niet echt nodig had.

    Ze hebben je onder bloemen begraven. Hoe hypocriet. Ik weet zeker dat de meesten die nou naar je verlangen, je eigenlijk nooit echt getolereerd hebben. Ik ben zo niet. Ik zal je niet opeens in een heilige veranderen, en ik zal ook niet voor je ziel bidden, dat kan je vergeten. Ik bid uit principe nooit en volwassen worden heeft daar niets aan veranderd. Ze zeggen dat na verloop van tijd de karakterfouten worden vergroot. Ik ben hier het bewijs van; ik ben nog meer verdord, kouder. Al de woorden die je voor me gebruikte zal ik voor je herhalen, één voor één. Ik heb geen spijt.

    Ik ben kwaad. Je deed me extreem veel pijn en ik ben woedend. Maar ik zeg het nogmaals, het was ook mijn fout. Ik liet me meeslepen en vocht niet terug. Ik was dat wat anderen me dwongen te zijn. Maar ik heb nu vooral duidelijkheid en neem mijn verantwoordelijkheid. Ik ben nu degene die ik wilde zijn.

    Ze vertrekken, eindelijk. Ze kijken vol medeleven nog een laatste keer naar je om en lopen langzaam weg, ze lopen steeds sneller. Ik wed dat op het moment dat ze het ijzeren hek bereiken, hun gedachten, hun emoties zelfs nog verder weg van je zullen zijn dan hun lichamen. Je hebt alles verloren, waaronder de herinneringen van degenen die bij je waren.

    Ik kan nu uit mijn schuilplek komen, mezelf los maken van de boom die me beschermde tegen nieuwsgierige blikken. Het is beter twijfel en misverstanden te voorkomen. Ik ben een onbelangrijke schaduw in jouw aanwezigheid. Ik kijk naar wat nog zichtbaar is van jou. Je naam is geschreven in gouden belettering, je zou het hebben gewaardeerd.

    Ik sta, bewegingsloos, moedeloos. Nu ben ik nog de enige verantwoordelijke die over is. Ik zou weg moeten lopen. Misschien kwam ik hier om er zeker van te zijn dat het echt gebeurd was. Ik moest het met eigen ogen zien. Nu kan ik weg. Ik voel een overweldigende woede die ik niet kan ontkennen. En deze keer heb ik het niet in mijn macht om de omstandigheden naar mijn hand te zetten. Ik vervloek je!

    Ik hoor iets achter me ritselen, misschien schuilde er iemand net als ik, en wacht tot ik te voorschijn kom. Nee. Ik voel een zachte aanraking op mijn schouder. Ik herken hem zonder me om te draaien. Met het oog van mijn gedachten stel ik me zijn afbeelding voor. Ik wacht even voor ik me omdraai om mijn gevoelens te bevestigen. Ja, hij is het echt. Ik knik kort, en glimlach zacht.

    Ik kijk naar beneden. Het is als mijn verleden, mijn verhaal glipt onder mijn ogen weg. Alles, zonder genade het beste gekozen, voor de moeilijke tijden. Ondertussen strelen de mooie momenten mij, raken me aan. Sommigen zeggen dat geluk geen geluk is op het moment dat je het beleeft. Het bestaat alleen in herinneringen, en ik herinner het me nu. Een deel van me kan zich nog steeds gelukkig voelen. Het is als een rilling, een zachte adem vanuit de ziel om deze koude grijze dag te verwarmen.

    Dat lied dat jaren van mij was, zonder dat ik me er bewust van was. En toch had ik het geneuried en er meerder malen naar geluisterd. Ik wilde het, ik heb het gevraagd. Zonder mezelf in te beelden hoezeer het van mij was. Ik dacht dat ik een excuus was, maar ik was veel meer. Ik was de reden. Ook dit heb ik verborgen voor mijn hart. Ook hier zal ik vrede mee moeten vinden. Het lied voor minnaars; Amantine’s Lied.

    November 1991

    HOOFDSTUK 1

    Het enige wat belangrijk voor me was, was het creëren van mijn eigen wereld. En mijn wereld moest een stevige basis hebben. Ik had een duidelijk idee van hoe mijn leven eruit moest zien en van wat mijn behoeften waren, alsof ik mijn lot al kende, de reden van mijn bestaan.

    In de zevenentwintig jaar van mijn leven ben ik nooit slachtoffer geweest van aarzelingen of besluiteloosheid. Mijn pad was bepaald, goed uitgelijnd, als op een landkaart waar iedere afslag uitgetekend is. Ik had mijn bestaan gepland als een kaarsrechte lijn zonder afslagen en kruisingen, en ik durf te stellen tot in mijn oude dag. Mijn verhaal. Ik zou niemand toestaan het te buigen of te breken. Niemand, nooit. Voor geen enkele reden. Nog niet voor de mogelijkheid tot een synchronisatie van het lot.

    Literatuur was alles voor me. Ik heb nooit naar de reden gezocht. Ik wist gewoon dat het zo was. Ik had het gekozen. Of het nu een gezamenlijke keuze was of niet, dat interesseerde me niet, zelfs als het dat had moeten zijn. Studie, specialisatie in Engels, Doctoraat. Voor mij was het als een roeping. Mijn mentor was Professor Hermann Frey. Ik wilde niets liever dan zijn assistente zijn. Op een puur platonische wijze, was hij de man van mijn leven.

    Ik woonde in een luxe appartement in de wijk Notting Hill. Niet van mij. Ik had mijn onderkomen in het huis van familievrienden, Doris en Rupert Parker, met de afspraak dat ik af en toe voor hun dochtertje zou zorgen, kleine Jinny. De werkelijkheid was echter anders. Ik verdroeg redelijk onaangename situaties om ergere te vermijden, en om niet gedwongen te worden mijn vrijheid op te geven. Ik was er nog niet klaar voor en ik wist van mezelf dat ik dat misschien wel nooit zou zijn.

    Ik wilde mijn levensdoelen in mijn eentje bereiken en ik was zo eigenwijs dat ik een compromis niet toe zou staan. Ik wilde mijn eigen wereld bouwen zonder hulp van mijn ouders. Ik was ik, Amantine Delamar, volledig zelfbestuur en onafhankelijk van de rest van de wereld. Alles wat ik zou bereiken zou door mijn toedoen zijn, vanaf het begin tot het einde.

    Wat ik vol enthousiasme van mijn ouders accepteerde, meer omdat er geen mogelijkheid was om het af te wijzen, was een goede dosis van wereldwijsheid die me zou helpen waar ik ook zou wonen. Ik was een samensmelting van culturen. Mijn vader was een Frans-Engelse diplomaat met Spaanse voorouders, mijn moeder een Italiaans-Zwitserse astrofysicus. Misschien hadden ze er eerst over na moeten denken voordat ze trouwden en kinderen ter wereld brachten. Mijn broer Alain en ik, behoorden overal en nergens, met alle voordelen en nadelen van mensen die niet verankerd zijn. Geen verbondenheid, geen hechtenis, geen pijn. Alleen onszelf.

    HOOFDSTUK 2

    Iedere zondagochtend ging ik vroeg van huis. Zelfs vroeger dan op andere dagen. Ik bracht de dag door met wat vrienden en Geoffrey, mijn pseudo vriend, of om het preciezer te zeggen… mijn vaste vriend.

    Ik had er al een tijdje over lopen denken om het huis van de familie Parker te verlaten en compleet zelfstandig te zijn, maar dat zou hebben betekend dat ik zou moeten verhuizen en bij Geoffrey gaan wonen, en daarmee de intensiteit van onze relatie versterken. Ik wist niet of ik daar klaar voor was, en wist ook niet zeker of dat wel was wat ik wilde.

    Geoffrey Carter, vriendelijke gast, serieus, gemotiveerd en briljant. Hij begreep me en steunde me met mijn studie. Met een gelijk lot. En mijn ouders mochten hem. Mijn vader had samen met zijn vader op school gezeten. We waren praktisch voor elkaar voorbestemd. Maar om met hem samen te gaan wonen, dat zou te snel zijn. Nee ik was er nog niet klaar voor om ons ‘iets’ in een serieuze relatie te veranderen, en dat zou dan kunnen leiden tot een huwelijk, kinderen en alles wat daarbij hoort. Ik had intellectuele diepgang nodig, maar emotionele oppervlakkigheid.

    Ik had nog steeds behoefte aan persoonlijke vrijheid. Ik vocht ervoor om niet in diezelfde val als anderen te vallen. Zeventwintig jaar was te oud of te jong afhankelijk van hoe je het bekeek. Te oud, volgens iemand, om nog steeds niet emotioneel volwassen te zijn en niet te weten wat ware liefde betekende. Te jong, naar mijn mening, om je voor de rest van je leven vast te leggen. Te jong voor een ja, te jong voor een voor altijd, te jong voor een val waar ik me ten koste van alles uit zou hebben bevrijd, of ik er nu door mijn eigen fout of per ongeluk in terecht was gekomen.

    Uit ervaring had ik geleerd dat het gemakkelijker was om op zondagochtend vroeg te vertrekken. Ik hoefde niet naar de kleuterschool, gedurende de week had Jinny de gewoonte om bij me rond te hangen zodat ik haar niet alleen kon laten met haar meestal afwezige of afgeleide ouders. Dus ik probeerde naar buiten te sluipen voor ze wakker werd en me smeekte ter plekke een verhaal voor haar te verzinnen.

    Ik liep snel naar het metrostation van Notting Hill om naar Geoffreys appartement in Edgware Road te gaan. We waren met wat vrienden een soort van literaire kring begonnen, hoewel op zondag na een nogal zware week, we de meeste tijd uiteindelijk alleen maar dronken, rookten en praatten over onze tragische en saaie levens van geacclimatiseerde Londenaren. De voornemens voor het houden van serieuze en zware culturele gesprekken waren er wel, hoewel. Nou ja, we hadden ze tenminste.

    Echter, die zondag was ik vastberaden om Geoff en de anderen mijn aantekeningen over Lord Byron zijn brieven te laten zien. Ik had er enkelen gevonden die ik nog niet eerder had gelezen en was er nogal enthousiast over. Ze lieten zien hoe de poëet cynisch en gemeen was, vooral in de liefde. Maar misschien was het niet onterecht: hij had het recht zo te denken.

    Daarna kon ik het geschil over het wel of niet bestaan van Shakespeare niet uit mijn hoofd zetten. Ik had een debat gezien waarin werd gesteld dat het alleen een verzonnen naam was en dat in werkelijkheid al zijn werken waren geschreven door verscheidene mensen. Deze hypothese was voor mij niet aanvaardbaar.

    ‘Nee, nee, ik moet er niet aan denken. Het is te idioot voor woorden en iedereen die dat denkt is ook idioot!’

    Ik stond stil voor het metrostation, en schudde driftig met mijn hoofd. Het was een ijskoude ochtend. Te koud naar mijn zin. En het was nog niet eens zeven uur. Ik maakte mijn bruine haar los uit een staart zodat het mijn nek een beetje verwarmde en deed het elastiek als een armband om mijn pols. Ik klemde mijn wollen jas strak om me heen. Ik had dringend behoefte aan een warme kop koffie. Misschien moest ik bij een koffiebar stoppen. Geoff dronk bijna nooit koffie en vergat het altijd te kopen, dus er was weinig tot geen hoop dat hij koffie in huis zou hebben.

    Zo vroeg op zondagochtend was er nog geen ziel te bekennen. Men had natuurlijk geen ongelijk om lekker in een warm bed te blijven liggen, relaxen. Ik keek rond om te zien waar ik was en realiseerde me dat ik het fout had. Er was een ziel te bekennen. Twee om precies te zijn. Ze stonden op de hoek van twee straten. Ik draaide me om zodat er geen oogcontact zou zijn, maar was niet snel genoeg. De jongere van de twee zielen keek me recht aan met een spottende blik in zijn ogen. Hij had het perfecte gezicht om tegen aan te slaan en een blik die ervoor zorgde dat ik me voelde alsof ik niet voldeed en er niet thuishoorde. Alsof ik mijn gezicht vol slagroom had, of het huis had verlaten en vergeten had om ondergoed aan te doen.

    ‘Hallo liefje. Waar gaan we naartoe zo vroeg in de ochtend?’ Klapsmoel gebaarde met zijn hand om naar hen toe te komen. Hij stond leunend tegen de muur. Hij droeg een gescheurde spijkerbroek en jasje, een zwarte wollen muts en handschoenen zonder vingers in dezelfde kleur. Ik keek naar de andere ziel, een oude man die op de grond zat, nog slechter gekleed. Natuurlijk allebei dakloos. Tegen mijn zin in keek ik weer naar de jongere man. Zijn groene ogen bekeken me van onder tot boven, sluw en rusteloos. Hij leek kalm, maar tegelijkertijd zonder rust. Ik begreep niet wat ik in die blik aantrekkelijk vond of waarom ik niet gewoon besloot om de trappen van het metrostation af te lopen en voor altijd uit hun blikveld te verdwijnen.

    Ik had niet veel tijd voor ik naar mijn vrienden moest gaan, we hadden zoveel te bepraten. Ik wilde alleen even een kop koffie halen. Het was niet mijn bedoeling om de rest van mijn leven overhoop te gooien. Absoluut niet.

    HOOFDSTUK 3

    Ik kan de koffie maar beter vergeten en gelijk vertrekken om weg te komen van deze ochtendverspillers. Metro, richting Edgware Road. Ik kan daar koffie drinken voor ik naar Geoff ga.

    ‘Wil je ons niet vertellen waar je heen gaat liefje?’ De oude man was ook in mijn eindbestemming geïnteresseerd. Ik stond vastgenageld aan de grond, zonder enige reden behalve nieuwsgierigheid naar deze specifieke, jammerlijke en nogal trieste voorbeelden van de mensheid. ‘Kan je voor mij nog een koffie halen, liefje?’ De oude man hield zijn koffiebeker in mijn richting. Kon hij mijn gedachten lezen? Het was precies wat ik ook wilde. ‘Als je het niet erg vindt, de koffiebar is aan de andere kant van de straat.’

    Hij wees het aan en ik draaide me automatisch om, om te kijken. Ik zou graag zijn gegaan, maar als ik ging moest ik voor hem ook een koffie halen. En daarna terugkomen om het aan hem te geven, dichterbij hun komen… contact hebben.

    ‘Ik betaal zelf wel, maak je daar maar geen zorgen om. Ik bedel niet voor liefdadigheid.’ De oude man keek met zijn lichte kalme ogen naar me en zocht in zijn versleten jas. Hij pakte wat munten en duwde ze in mijn hand.

    ‘O, nee geen probleem.’ Ik zuchtte en wees naar de koffiebar met mijn hoofd. ‘Ik vraag me af waarom je niet de luilak die naast je staat stuurt, maar hij zal wel te druk zijn met het rechtop houden van de muur.’

    Ik keek smalend naar de jonge Klapsmoel. Ik had er zo’n zin in, het was mijn beurt. Ik gaf hem geen tijd om te antwoorden en liep richting de koffiebar.

    Heel even dacht ik eraan om ook koffie voor Klapsmoel te halen, maar ik bedacht me. Dat zou ik niet hoeven te doen, ik was geen serveerster! Hij kon het zelf wel halen. Nadat ik mijn koffie in de koffiebar had gedronken, ging ik terug naar de hoek van de straat en vond ze waar ik ze had achtergelaten. Ik gaf de koffiebeker aan de oude man, en glimlachte moeizaam.

    ‘Dank je liefje.’ De oude man nam de beker met een vriendelijke glimlach aan. ‘Ik zou hem niet kunnen sturen… het is drukker aan het worden, er zijn te veel mensen aanwezig, hij zou de aandacht trekken.’

    Ik haalde ongeïnteresseerd mijn schouders op. De oude man sprak in raadsels, maar dat was niet mijn probleem. ‘Goed, fijne dag nog.’

    Ik was er klaar voor om voorgoed te verdwijnen. Ik zorgde ervoor om oogcontact met Klapsmoel te vermijden, ik had genoeg van hem en de hele situatie. Ik wilde in de metro verdwijnen. Ik wilde naar mijn bestemming toe.

    ‘Wat doe jij in het dagelijks leven?’ Wat is dat nou voor een vraag van een vreemde aan wie je net koffie hebt gegeven? En trouwens, ik wilde niet antwoorden. Ik realiseerde me dat de vraag geen antwoorde behoefde, het was iets wat willekeurig gezegd werd. Natuurlijk was het voor veel mensen wel een echte vraag, maar dan was het de vraag, de essentie van een persoon. Wie kan dat met één of met zelfs duizend woorden beantwoorden. Ik besloot dat in dit geval één genoeg was.

    ‘Literatuur.’

    ‘Literatuur?’ De oude man glimlachte en knikte met overdreven veel enthousiasme. ‘Ik ook, heel veel literatuur. Vooral de romantische boeken. Keats, Shelley, Wordsworth, Byron, Coleridge… die allemaal.’

    Ik keek vol ongeloof naar hem. Hij keek terug, fronsend, en toonde meer rimpels dan ik tot nu toe had opgemerkt.

    ‘Hoe heb je je maand doorgebracht? Met wie heb je geglimlacht? Je voelt niet wat ik boel, je weet niet eens wat liefde betekent, misschien ooit, maar het is nog niet de tijd voor jou.’

    Ik was verbaasd, de oude man had me van mijn stuk gebracht. Dat was een gevoel waar ik helemaal niet van hield. Ondertussen ging hij onverstoord verder met reciteren.

    ‘O ster, in onverstoorbaarheid u te gelijken!

    Niet in uw luister, hoog en eenzaam in de nacht,

    Waar u met eeuwig open oog lijkt toe te kijken…’

    ‘John Keats, liefje,’ liet hij me weten, en leunde met zijn rug tegen de muur en kneep zijn ogen samen. Hij leek zichzelf verloren te hebben in een onbekende, verre, verborgen wereld.

    Hij kende poëzie. Hoe was hij hier beland? Misschien juist omdat hij poëzie kende en niet de logica van de echte wereld. Ik had geen behoefte om verder te vragen. Ik wilde weg, weglopen, deze momenten in mijn leven vergeten, de metro pakken en voor altijd verdwijnen naar een ander deel van de stad.

    Ik probeerde het te vermijden, het te weerstaan, maar ik kon het niet laten om nog een laatste keer naar Klapsmoel te kijken. Wat maakte het me eigenlijk uit? Ik zou hem nooit meer zien! Hij keek terug, maar deze keer zonder grijns. Hij was serieus, het leek alsof hij nadacht. Ik hoopte dat niet ook hij poëzie begon te reciteren. Dat zou te veel zijn geweest op een dag.

    ‘Hoe dan ook… nog een prettige dag en tot ziens.’ Beter als ik maar meteen verdween.

    Ondertussen had de oude man zijn lichte bijna levenloze ogen geopend, en keek weer naar mij. Ik wilde niet nog meer opgehouden worden en rende zonder excuus weg voor hij het kon proberen. Vooral voordat ik weer verleid zou zijn om mezelf tegen te houden en tijd te verspillen met die twee zielen. Ik had geen tijd om een moment van mijn leven te verspillen, ik besteedde altijd mijn tijd ergens aan. Zelfs de tijd die ik sliep zag ik als verspilde tijd, maar was jammer genoeg noodzakelijk. Ik had een hekel aan mensen die tijd verspilden. En ik zou niet in een van hen worden, niet langer dan noodzakelijk.

    HOOFDSTUK 4

    Terwijl ik bij de halte van Edgware Road uitstapte probeerde ik die vreemde ontmoeting uit mijn gedachten te wissen, maar ieder stap richting het appartement van Geoff werd zwaarder.

    De waarheid was, dat een deel van mij naar vrijheid verlangde, zowel persoonlijk als mentaal.

    Doe niets. Denk niets. Tenminste voor even. Misschien was ik daarom wel gestopt om naar die twee nietsnutten te kijken. Zij hadden een levensstijl die ik stiekem ook wilde ervaren. Ik zou het nooit toegeven, zelfs niet aan mezelf. Maar de waarheid kon niet worden ontkend.

    Met Geoff en de anderen moest ik altijd over slimme dingen praten en betekenisvolle uitspraken doen. Uiteindelijk hadden ze gelijk, ik was ook zo. Ik had een wereld geschapen waarin het verstand het instinct beheerste, zelfs als we over literatuur, poëzie of kunst aan het praten waren. Dat kon ik nu niet meer veranderen, daar was het te laat voor. Alles werd gedaan op een serieuze en professionele wijze. Door ingewijden, niet door beschouwers van schoonheid.

    Over één ding had de oude man gelijk toen hij de woorden van Keats gebruikte. Ik wist niet wat het betekende lief te hebben. Ik hield niet van Geoffrey Carter. Het te bekennen of te bevestigen kwam niet ter sprake. Ik vroeg het mezelf niet eens af. Het maakte mij niets uit. Hij behoorde tot mijn wereld en dat was genoeg voor mij. Hij was een knappe man met blond haar en een vriendelijke glimlach. Dat was meer dan genoeg. Hij viel me niet lastig, hij gaf me de ruimte. Dat maakte hem in mijn ogen ideaal. Hij begreep me en ik kende hem al zo lang dat ik me niet verplicht voelde mezelf te verklaren om voor hem interessant te zijn. Echter, op mijn eigen manier hield ik van hem. Maar het was vreemd om het te zeggen, het leek nutteloos, oppervlakkig. Hij wist dat ik niet een warm of liefhebbend persoon was, en dat vond hij goed. Hij verlangde niet meer. Misschien was dat de reden waarom ik voor hem had gekozen.

    Zodra ik binnenkwam beantwoordde ik zijn kus zonder passie. Ik wilde liever mijn jas en schoenen uitdoen en lekker op de bank zitten, met mijn knieën opgetrokken. Over een paar minuten moet ik terugkeren uit mijn droom en praten over iets slims en interessant. Over mijn onderzoek voor Frey. Ik wreef met mijn vingertoppen over mijn slapen alsof ik mijn gedachten wilde ordenen, allemaal terug op hun plaats.

    ‘Zijn de anderen er al?’ Er was niemand in de woonkamer, behalve ik en Geoff, die naast me zat. Ik hoopte dat er iemand in de keuken of op het toilet was. Ik wilde niet met hem alleen zijn. ‘Nee…’ Hij trok me naar zich toe en ik leunde met mijn hoofd op zijn schouder. Ik trok me terug toen hij voorover leunde om mijn haar aan de kant te houden en mijn nek te kussen. ‘Ze komen straks, we hebben de tijd.’

    Ik kuste hem snel op de mond en verschoof, met mijn elleboog leunend op de rug van de bank. ‘Ik ben niet in de stemming, sorry.’ Ik fronste, en zocht naar een geloofwaardig excuus. ‘Problemen op de afdeling.’

    ‘De gewoonlijke guerrillaoorlog om Frey over te halen?’ Geoff streelde mijn wang uit sympathie. Tegenwoordig wist hij alles over mij. Alles wat hij behoorde te weten.

    ‘Hij lijkt onmogelijk. Wat ik ook doe, het is nooit genoeg. Hij gaat steeds verder en wil steeds meer.’

    Het was waar. De wedstrijd om de assistent van Hermann Frey te worden was misschien wel te ver gegrepen voor mijn aanwezige vaardigheden en mogelijkheden, maar ik wilde niet opgeven, nog niet. Mijn trots hield me in dat gekkenhuis, door overal voor in te zijn wat met de afdeling Engelse literatuur te maken had. Mijn trots eiste dat ik mijn academische carrière begon met een van de grootste intellectuelen van het land en misschien wel ter wereld.

    ‘Ik kan dat laten vallen bij mijn vader, je weet dat hij…’

    ‘Absoluut niet!’ Hij krijgt niet eens de kans om zijn zin af te maken. Natuurlijk, ik kende het al. Frey en de vader van Geoff waren vroeger goede vrienden geweest op de universiteit. Maar wat had het voor nut als ik iets bereikte alleen door zijn bemiddeling? Ik zou liever opgegeven, de uitdaging vaarwel zeggen. Hoe kon ik anders nog iets betekenen? Ik deed mijn armen over elkaar, geïrriteerd, en nu zeker afstand nemend van Geoff. De gedachte alleen al was een belediging.

    ‘Niet dat je het nodig hebt, Amy. Je bent nog steeds erg goed, maar je zou net als alle anderen hulp kunnen accepteren.’

    Geoff heeft altijd al moeite gehad om mijn hele naam uit te spreken. Alsof de naam iets verbodens inhield. Verboden in de zin van te sensueel, lustig, uitdagend, iets wat hem beschaamde. Ik wist dat, en ik genoot van de macht die alleen al mijn naam over hem had.

    Ik bleef stil bij zijn voorstel, verzwolgen in mijn niet zo kuise gedachten. Om eerlijk te zijn, dacht ik terug aan Klapsmoel... Ik begreep niet hoe, noch waarom. Nou ja, toch wel. Het woord uitdagend was aan hem verbonden, zijn uitstraling, de bijna oneerbiedige wijze waarop hij naar me staarde.

    ‘Je zou bij mij moeten komen wonen in plaats van te blijven babysitten bij die vrienden van je. Hier heb je meer rust…’ Geoff nam de gelegenheid om verder te gaan met zijn ongehoorde voorstellen. Af en toe ging hij terug in de aanval met het idee dat ik bij hem zou moeten gaan wonen.

    Ik streelde zijn blonde haar en leidde hem in mijn richting met de bedoeling hem af te leiden van zijn bedoeling. Bij hem intrekken behoorde absoluut niet tot mijn plan. Dat zou een echte belofte betekenen, en dat ging voor mij te ver. Hoelang was ik nu al samen met Geoffrey Carter? Ik heb geen idee. Het is nooit een serieuze en belangrijke relatie geweest. Laat staan gepassioneerd of romantisch. Het lag niet aan hem. Het lag aan mij en ik heb nooit de moeite gedaan om het te verbergen. Liefde, de echte, maakte geen deel uit van mijn leven, van mijn plannen. Ik had alleen liefde voor papier, poëzie, literatuur en woorden. En zij waren belangrijker dan welk persoon dan ook. Maar Geoff vond het desondanks allemaal goed. Andere jongens zouden het misschien niet geaccepteerd hebben. En daarom was Geoff, en niemand anders, al zoveel jaren met mij samen.

    HOOFDSTUK 5

    De universiteit, mijn onderzoek en mijn leven bij de familie Parker. Weinig ruimte voor iets anders. De waarheid was dat ik niet te veel aan Geoff wilde toegeven. Ik had de leeftijd bereikt waarop het gemakkelijker was om toe te geven. Ik was de eerste die zich dat realiseerde. Geoff zijn bedoelingen waren te serieus voor mij. Ik begreep dat. Maar wat kon ik daar tenslotte aan doen? Misschien zou het voor hem eerlijker en beter zijn als ik hem verliet. Ik kon niet bij hem gaan wonen. Ik was er niet klaar voor. En ik had ook geen idee of ik dat ooit wel zou zijn, en wanneer dat dan zou zijn.

    ‘Nou Jinny… alleen jij en ik vanmiddag!’ Het kleine meisje keek mij strak aan met haar grote donker ogen, en gaf me een tandeloze glimlach met kuiltjes in haar wangen. Terwijl ik knielde om haar in de kinderwagen vast te zetten, deed ik een roze wollen muts op haar hoofd. ‘We gaan lekker wandelen en misschien gaat Amantine wel lekker een kop koffie drinken en dan krijg jij een lekker koekje en…’

    En niets! Ik was schaamteloos en zeker een stoute meid, want ik wist waar ik naar op zoek ging, in volle snelheid van Holland Park naar Notting Hill Gate. En erger nog, precies daar stoppen waar ik dacht dat ik hem zou zien, hij die er nu niet was. Normaal nam ik de metro bij Holland Park, dichter bij huis. Alleen als ik zondagsochtends naar Geoff ging, nam ik liever de metro bij Notting Hill zodat ik niet hoefde over te stappen als ik naar Edgware Road ging.

    Het maakt ons niets uit als hij er niet is… zij er niet zijn…’ snoof ik nors. ‘We gaan een lekker bakkie doen en een koekie eten!’

    ‘Koe…kie!’ herhaalde Jinny enthousiast in haar handjes klappend. Af en toe wees ze naar iets en mompelde een paar woorden en ik, verloren in mijn gedachten, deed alsof ik haar hoorde.

    Ik deed wat ik kon, maar ik stroomde niet over van moederlijke gevoelens voor een gesprek met zo’n jong kind. Misschien was ikzelf wel nooit echt een kind geweest. Ik had nooit de aandacht van iemand opgeëist. Ik was oud, introvert en zeker licht hysterisch geboren.

    Ik pakte de koffie en de koekjes, ook een voor mij, geen rekening houdend met mijn figuur, en we gingen richting Holland Park. Het park had schommels voor kinderen en we konden genieten van een zonnige dag die niet te koud was. Ik zette Jinny op de schommel en duwde haar een tijdje, gemakkelijk tevreden, ze hield van schommelen.

    Ik ging niet ver weg van haar op een bankje zitten en nam uit mijn tas het boek dat ik aan het lezen was en wat over het leven van Byron ging. Ik hield het op mijn knie zonder het te openen en keek rond. Er waren niet veel mensen, alleen wat kinderen in het speeltuintje.

    Het voelde alsof ik werd bekeken. Of misschien voelde ik me wel verloren, geïntimideerd, bang voor een leven zonder bestemming. Of misschien toch wel, het had een bestemming, maar… was het wel wat ik echt wilde? Of was het wat ik dacht dat ik wilde?

    Ik heb altijd precies geweten wat ik wilde doen met mijn leven. Mijn hele leven was een duidelijke, strakke lijn, zonder afslagen. Maar wat als… ik het verkeerd had? Als dat niet het juiste leven voor mij was?  Als ik alleen maar koppig probeerde deel te worden van een leven dat nu niet, en in de toekomst niet, ooit echt van mij zou zijn?

    Echt niet. Ik heb te hard voor die wereld gevochten. Ik ga dat echt niet verliezen. Ik zou het niet loslaten. Het was van mij. Want naast dat ik oud, introvert en zeker licht hysterisch geboren was, was ik ook walgelijk en ongenaakbaar koppig en vasthoudend.

    HOOFDSTUK 6

    Het voelde alsof ik niet serieus werd genomen. Erger nog, alsof ze me bewust aan het vervelen waren. Het was afschuwelijk. Ik dacht er zelfs aan om mijn project op te geven. Het was duidelijk dat Hermann Frey me niet waardig genoeg vond, want hij gaf de laatste tijd al zijn aandacht aan die kontenkusser Gregor Jackman. Een deel van me was er klaar voor om te vertrekken en te kijken of ik ergens anders geluk zou hebben. Datzelfde deel voelde zich bijna opgelucht bij het idee. Maar de waarheid was dat ik geen idee zou hebben gehad wat ik verder met mijn leven zou kunnen doen, of waar heen te gaan. Het was dat deel dat me weerhield en me tegelijkertijd dreef, of misschien wel dwong, om door te gaan.

    Ik hoopte alleen dat het geen nadeel was dat ik een vrouw was. Nee, Professor Frey was niet zo’n type. Maar toch had ik me psychologisch verplicht om twee of zelfs drie keer zo hard te werken om hem te laten zien hoe goed ik was. En hoeveel beter ik kon zijn dan die gladde opportunistische Gregor.

    ‘Waar werk je aan?’

    Mijn pogingen om hem te vermijden hadden geen succes, en ik haatte het dat hij vroeg naar mijn werk. Ik was niet jaloers, juist het tegenovergestelde, ik had graag met ieder ander gepraat. Het zou misschien wel goed voor me zijn om een keer een mening zonder achterliggende bedoeling te horen. Jammer genoeg was die van hem dat niet. Hij probeerde informatie te verkrijgen om terug te vechten, dat was wel duidelijk!

    ‘Niets nieuws.’ Ik hield het vaag. Het was ook waar dat ik de laatste tijd niets spannends had gevonden, het was geen leugen. Maar het irriteerde mij dat hij het wist. En ook omdat hij informatie over zijn werk allemaal erg geheim hield.

    ‘Ben je nog steeds Byron aan het onderzoeken? Weet je zeker dat er nog iets nieuws te vinden is?’ Hij lachte sluw, bijna gemeen naar me. Dit was er nog zo een die ik graag op zijn smoel zou slaan. Maar terwijl de uitdagende uitdrukking van Klapsmoel hem juist extra charmant maakte, deed Gregor me denken aan een spottende en gemene kwelgeest. Een voor wie ik geen genade zou hebben getoond en direct naar de hel zou hebben gestuurd. Hij zou net zo knap kunnen zijn, als hij dat zou willen. Als men houdt van het contrast tussen donkerbruin haar en een rode baard.

    Plotseling dacht ik aan de woorden van de oude man. De verzen van de poëzie van Keats. Misschien kon ik een parallel onderzoek doen, en het aan niemand vertellen. Op het moment zelfs niet aan Frey. Ze zouden blijven denken dat ik me op mijn geliefde Byron aan het concentreren was, terwijl ondertussen…

    Ik was er niet helemaal zeker van, het leek erop dat ik te veel tijd kwijt zou zijn. Ik zou twee keer zo hard moeten werken en al het werk dat ik al gedaan had zou voor niks zijn geweest. Volgde ik mijn instinct of ging ik verder op het pad van het verstand, zelfs als het steeds minder voldoening gaf? Ik wist het niet. Ik wist alleen dat met iedere dag die voorbij ging ik me steeds nuttelozer, gedemotiveerd en vooral vervangbaar voelde.

    HOOFDSTUK 7

    Een nieuwe zondag. Weer een dag waarop ik excuses moest verzinnen, en bij mezelf houvast zou moeten vinden, een reden om door te gaan. Zoals iedere zondag had ik wat tijd over om te besluiten of ik wel of niet naar Geoff zou gaan.

    Ik stond vroeg op, nam en douche, smeerde mijn lichaam met overdreven zorgvuldigheid in met bodylotion en had een gezichtsmasker van komkommers. Daarna deed ik mijn make-up zoals een bevriende visagiste, een vriendin van mijn moeder, me geleerd had om de groene vlekken in mijn ogen te benadrukken… allemaal bullshit! Maar deze keer deed ik het, of in ieder geval probeerde ik het. Ik moest mezelf dwingen niet op mijn lippen te bijten en, binnen drie minuten nadat ik het erop had gesmeerd, de lippenstift van mijn lippen af te eten.

    Ik hoopte bijna dat Jinny me tegen zou houden, zodat ik een excuus had. In plaats daarvan lag Jinny die ochtend zalig te slapen. Misschien had het niet zo moeten zijn. Of misschien toch wel.

    Een deel van me had de ontmoeting van afgelopen zondag volledig gewist. Een ander deel echter, was er zich erg van bewust en kon niet wachten voor een gelijke ervaring. Binnen in mij was er op hetzelfde moment sprake van afwijzing en verwachting. Maar dat zou ik toen niet hebben toegegeven, zelfs nog niet aan mezelf terwijl ik gemarteld werd, maar het was waar.

    Ik liep snel naar de Notting Hill metro, ik rende bijna. Ik had geen reden te rennen. Ik voelde mijn hart in mijn keel kloppen. Ik durfde de oorzaak niet te bekennen, zelfs niet aan mezelf. Ik werd rustiger zodra ik ze in de verte zag verschijnen. Geen enkele van mijn fysieke reacties was logisch omdat ik me niet langer zorgen hoefde te maken over een verlies, een gemis waarvan ik de betekenis niet begreep. Misschien waren het de woorden van de oude man, misschien de blik van de jonge man, hoewel ik dat toen nog niet toe kon geven.

    Ze stonden op dezelfde plek, voor de trap van de metro, op de hoek van twee straten. Ik had het niet moeten doen, maar ik hield voor hen stil. Hoewel de straat bijna leeg was, zagen ze me niet, ze waren te druk met het praten met elkaar. Ik voelde me dom, terwijl ik daar zo naar ze stond te kijken. Ik haatte het om mezelf dom te voelen of zelfs maar de indruk ervan te wekken.

    ‘Morgen, alles goed, schatje?’

    De stem van Klapsmoel bereikte me zodra ik besloten had de eerste treden richting de metro af te dalen. Ik draaide mijn gezicht lichtjes met de meest ongeïnteresseerde blik die ik me maar kon bedenken. Ik kon hem negeren en verder naar beneden gaan, in de richting van mijn bestemming. Maar de waarheid was anders, en ik wist het. Ik had de hele week naar ze uitgekeken. Was mijn leven zo saai en voorspelbaar? Zo erg dat ik zocht naar afleiding in twee vreemdelingen die ik op een willekeurige zondagochtend op straat had ontmoet?

    Terwijl de groene ogen van Klapsmoel naar me bleven kijken, bleef ik bewegingloos staan. Trouwens, ik keek ook naar hem. Ik voelde me niet tot hem aangetrokken, tenminste niet op de normale manier. Maar toch was er iets dat me ervan weerhield mezelf los te maken van zijn gezicht, van zijn ogen. Iets wat ik niet herkende, niet in woorden om kon zetten.

    ‘Kom dichterbij, liefje. Waarom kom je niet hier staan?’ De man gebaarde langzaam met zijn hand. Hij zat rustig op de grond, net zoals afgelopen zondag.

    Ik gehoorzaamde hem in stilte, zonder dat ik een verklaarbare motivatie kon vinden voor mijn gedweeë houding.

    Ik stond voor hem stil, en veranderde mijn blik naar de oude man.

    ‘Ik zie dat je mijn vriend leuk vindt.’

    Wat zag hij? Ik begreep het niet. Want het was onmogelijk het te zien. Dat kon niet, want het was niet waar. Ik wist niet of ik me nu beledigd en vernederd moest voelen door zijn ongegronde uitspraak.

    ‘Hij laat me eigenlijk helemaal onverschillig.’ Ik liet mijn koude kant zien, alsof zijn woorden me niets gedaan hadden. Ik draaide mijn ogen vluchtig richting Klapsmoel. ‘Hij is helemaal niet mijn type.’

    ‘Waarom, wat is jou type dan?’ vroeg Klapsmoel. Hij grinnikte met dezelfde spottende en uitdagende blik die in zijn gezicht ingehouwen leek te zijn.

    Nou dat is nog eens een goede vraag! Wat was mijn type? Het meest logische antwoord zou Geoffrey zijn geweest. Hij was uiteindelijk mijn vriend. En dat zou ik moeten hebben geantwoord, zodat hij stil zou houden. Maar waarom in hemelsnaam was ik mijn privéleven met hem aan het bespreken? Wat een onzin!

    ‘Ik wil niet antwoorden, het is laat, ik moet gaan!’

    ‘Het is half acht ‘s ochtends schatje. Zo laat kan het nog niet zijn.’ Het leek alsof ieder woord van me de hilariteit in Klapsmoel had opgeroepen. Hij had een onverdraaglijke houding. Zo erg dat ik mezelf gedwongen voelde mijn woorden goed af te wegen, zodat hij ze niet in een antwoord tegen me kon gebruiken.

    ‘Ik heb geen reden te stoppen.’ Maar ondertussen zat ik vast, als een idioot. ‘En het is koud!’

    Maar waarom besloot ik dan niet om te bewegen en de trap af te lopen richting de warme en comfortabele metro, die me naar mijn vriend zijn warme en comfortabele appartement zou brengen?

    ‘Als we naar mij gaan, dan kunnen we een manier bedenken om het warm te krijgen.’ Dit had ik niet verwacht. Hij had me weer overrompeld. Maar zoveel brutaliteit was te veel voor me.

    Terwijl Klapsmoel me serieus aankeek, lachte de oude man kijkend naar het tafereel voor zich en mijn geschrokken uitdrukking. Waarschijnlijk zag hij de rook uit mijn neus en oren komen.

    ‘Hoe durf je! Je bent een… een…’

    ‘Ik dacht aan een beker warme chocolademelk of wat sterke drank.’ Klapsmoel haalde zijn schouders op en zijn groene ogen werden bijna engelachtig, onschuldig. ‘Waarom… Wat dacht jij dan?’

    Vervloekt. Rotzak. Verachtelijke klootzak. Hij wist heel goed wat ik had gedacht. Dus ik besloot hem te haten, en ik haatte mezelf ook omdat ik eraan gedacht had en dat hij in de gaten had wat ik had gedacht. Maar eigenlijk niet. Ik had er niet alleen aan gedacht, ik had het me ook ingebeeld. Dat was mijn probleem!

    ‘Ik ben nog geen alcoholist, om zo vroeg in de ochtend al te drinken. En trouwens, het was duidelijk dat je voorstel dubbelzinnig was, maar ik ben zeker niet zo dom om het te accepteren!’ Maar dat was ik wel. ‘Daarom, nee, ik ben niet geïnteresseerd.’

    ‘Heel veel anderen zouden niet zo moeilijk doen!’ De oude man huiverde in een poging om mij na te doen, denk ik. Ik probeerde me te beheersen. ‘Alle anderen, als je bekijkt wie het voorstel gedaan heeft.’

    ‘En van wie komt het dan?’ Ik wilde het niet, maar de vraag kwam zo spontaan dat ik hem niet tegen kon houden. Ik snoof, haalde mijn schouders op en keek bijna woedend naar de jongen. ‘Van een onnozele schurk met…’ Met een gezicht dat ik graag zou slaan. Ik hield net op tijd op met praten. Maar hoe was ik in hemelsnaam aan het praten? Onnozele schurk? Hij zou me nu zeker uitlachen!

    De oude man barstte in lachen uit, vrij grof. Hij probeerde niet eens een goede indruk te maken, dit was nu echt. Niet eens Klapsmoel deed er nu toe. En op dit moment, ook niet voor mij.

    Ik werd langzaam een buitenstaander, achtergelaten op een straathoek, net als zij. Terwijl de wereld verder draaide, stond ik daar met twee vreemden over niets te praten, waar niets anders iets uitmaakte, waaronder mijn echte leven dat op me aan het wachten was tot ik weer helder kon denken, zodat ik mijn rol die ik altijd speelde weer kon hervatten.

    ‘Ik ben Jacob,’ zei de oude man zonder dat ik het gevraagd had. ‘Wat is jouw naam, liefje?’

    Waarom zou ik hem ooit mijn naam vertellen? En hadden we het net niet over

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1