Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Joop ter Heul's problemen
Joop ter Heul's problemen
Joop ter Heul's problemen
Ebook222 pages3 hours

Joop ter Heul's problemen

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Joop ter Heul is het vrouwelijke hoofdpersonage in een serie van vijf boeken, de zogenaamde 'bakvisromans' voor tienermeisjes die erg veel populariteit genoten aan het begin van de 20e eeuw. De auteur Cissy van Marxveldt omschreef Joop als een levendig karakter, vaak tegendraads en dwars. De eerste vier delen zijn geschreven tussen 1918 en 1925 en gaan over Joop ter Heul zelf. Ze hebben betrekking op Joop's middelbare school tijd, haar adolescente jaren, de belevenissen van haar eerste huwelijksjaar en haar kinderen. In het laatste deel is Jopie junior de gemoderniseerde versie van haar moeder. Er wordt door velen gespeculeerd over de grote invloed die de boeken op Anne Frank zouden hebben gehad, waar Anne haar brieven schrijft aan 'Kitty' - een toonaangevend karakter in de Joop ter Heul boeken.'Joop ter Heul's problemen' is het tweede boek in de vijfdelige serie.-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateNov 21, 2022
ISBN9788728518397
Joop ter Heul's problemen

Read more from Cissy Van Marxveldt

Related to Joop ter Heul's problemen

Titles in the series (5)

View More

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Joop ter Heul's problemen

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Joop ter Heul's problemen - Cissy van Marxveldt

    Joop ter Heul's problemen

    Omslag: Shutterstock

    Copyright © 1921, 2022 SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788728518397

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    This work is republished as a historical document. It contains contemporary use of language.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    Hoofdstuk I.

    ‘Oh, de misere van het!’ Dit is woordelijk uit het Engelsch vertaald. Julie zegt het. Dan neemt ze een pose aan: Ze slingert luchtig haar handen ineen, doet haar oogen half dicht, schudt haar hoofd, en opera-achtig jammert ze: ‘Oh, the misery of it.’ Zij zegt het, wanneer haar bont, dat voor echt doorgaat, plotseling aan het verharen slaat, zoodat Jog met een behaarde rechterschouder naast haar voorthuppelt; of wanneer een geplisseerde rok door een onverwachte gietbui uit zijn vouwen is geslingerd. Ik heb Jog eens hooren beweren, toen ze weer zoo iets misèrerigs bekreet: ‘Kindje, wat ben je aanbiddelijk in die houding.’ Stel je voor, ik moest zoo iets eens doen. Ze zouden meteen denken, dat ik half gaar was. En ik heb er anders reden genoeg voor. Want mijn heele, mooie, goddelijke vacantie zit ik thuis. Nou ja, vijf dagen ben ik naar Pop in Bergen geweest. Natuurlijk heeft het al die dagen gestroomd. Ik kwam heelemaal verpieterd weer in stad.

    't Is echt iets voor Julie om in de zomervacantie te willen trouwen. Ik heb haar gesoebat, om ter wille van mij zoo halfweg een woeste repetitie te huwen. Maar: ‘Nee zeg, dan kan Jog toch niet gemist worden in school. En dan kunnen we toch geen behoorlijke huwelijksreis maken. En ik wil ook, dat mijn huis eerst heelemaal in orde is.’ Wat zou mij dat nu kunnen schelen, of er de eerste week van je trouwen een schilder of een behanger bij je rondwandelt. Ik geloof zelfs, dat ik het wel gezellig zou vinden. Je hebt nog wat afleiding. Ik zou vast bij hem op de ladder gaan zitten. Maar 'k geloof, dat dit abnormaal is, want Pop kleurde, toen ik het haar zei en prevelde: ‘Hè, wat onwijs.’ Alleen Kit en Pien konden met me meevoelen. Kit beweerde zelfs, dat ze met plezier zoo'n jongeman een handje zou helpen. En Pien vond, dat zij er dan het artistieke cachet aan geven kon. Niet zoo echter mijn dierbare zuster. Die trouwt in Augustus, wanneer de musschen dood van het dak vallen vanwege de hitte. Julie zegt hètte. Overal slaan de vlammen je uit. Het liefst spiebelde ik de heele dag rond in mijn batisten nachtjapon, een aflegger van Julie. En omdat Ma, om de een of andere diepzinnige reden, het noodzakelijk vindt, dat we, dank zij de trouwerij, de heele vacantie in stad blijven - behalve dan de vijf dagen in Bergen - eet ik me op van sjagrijn. Dat zegt Laura, onze keukenvasal.

    Kees is ook vertoornd. Maar zijn toorn heeft een andere oorzaak.

    ‘Vacàntie,’ met een pluk aan zijn bovenlip, waar weer een snorretje opduikt, ‘kind, ik heb altijd vacantie. Als je student bent, kun je het leven zoo gemakkelijk opvatten, als je zelf wilt.’

    ‘Genoeglijk voor Pop,’ snauwde ik toen. Want ik kan het niet uitstaan, dat hij airs aanneemt, nu hij pas jur. stud. is.

    ‘Nu ja, dat schoolmeisjesachtige geleuter van jou ook,’ zei Kees beminnelijk.

    Och, feitelijk komt alles door de hitte en door het ongezellige gehannes in huis. Pa zwerft in Scandinavië voor zaken rond. En Ma heeft thuis nooit een grein behagelijkheid kunnen geven. Julie is natuurlijk nerveus, en ook Jog is, als hij komt, lichtelijk geagiteerd. Ik tracht zonder kleerscheuren tusschen al die partijen door te zeilen, maar 't is haast ondoenlijk.

    Gisteravond pikte Kees me op, toen ik net uit zou, en hij sleurde me mee naar zijn hok. Zoo heet zijn kamer, nu hij student is.

    ‘Zeg Joost,’ zei hij en hij streek over zijn scheiding, die hij nu als jur. stud. naar het midden verlegd heeft. Zijn hoofd glimt van de brillantine en toch staan z'n haren nog als poesesnorren overeind. ‘Zeg Joost, toe, doe nog 'es een goed woordje bij Julie. Als je 't nu een beetje handig inpikt, dan krijg je 't er wel door.’

    ‘Doe het dan zelf,’ zei ik natuurlijk.

    ‘Maar ik kan toch niet vragen, of Pop bruidsmeisje worden mag. Dan denkt ze dadelijk wonderwat.’

    ‘Dat doet ze toch.’

    ‘Hè Joop, met 'n beetje diplomatie krijg je het wel gedaan.’

    Toen zei ik, wat waar is: ‘Jog heeft volksstammen nichtjes. Die gaan allemaal voor. Als ze twintig bruidsmeisjes nam, zouden we nog in Jog's familie rondzwerven. En daarbij, Julie kan Pop heelemaal niet uitstaan. Die is haar veel te knap.’

    ‘Ja, 't is een dot,’ zei Kees en hij greep naar Pop's portret, dat in veilige oogenblikken tegen Homerus aanleunt.

    ‘Nou dan,’ zei ik. Maar Kees zeurde door.

    ‘Je kunt het toch licht probeeren Joop. Verzin maar 'n idiote reden, dat is jou wel toevertrouwd.’

    ‘Dank je,’ zei ik.

    ‘Pop zou zoo'n snoezig bruidsmeisje zijn.’

    ‘Dat zou ze ook. Veel te snoezig, naar Julie's zin. Snap dat dan toch, uil.’

    ‘Als 't je lukt Joost,’ zei Kees, ‘dan mag je morgen in de zijspan van de motor van Leo van Dil zitten, als ik hem loskrijg tenminste. En dan tuf ik je naar Bergen.’

    ‘Aangenaam. Maar het kan niet. Want ik moet mijn japon passen.’

    ‘Och, dat geleuter. Overmorgen dan.’

    ‘Moet ik met Truus dat stukje repeteeren voor de ondertrouwfuif.’

    Toen zuchtte Kees: ‘Als die nichtjes van Jog maar niet allemaal zoo monsterlijk leelijk waren. Er is geen een leuke bij.’

    ‘Maar goed ook. Voor Pop.’

    ‘O Pò-òp!’ zei Kees en hij tuurde met zoo'n zalige uitdrukking op zijn gezicht naar het portret, dat ik maar wijzelijk zweeg. Dan schudde hij zijn hoofd. ‘Brr, wat zijn dit intens-lamme dagen. Eerst die receptie en dat te koop staan en al dat gefuif, waar Pop niet bij is.’

    ‘Als ik trouw, dan zal geen sterveling er displezier van hebben. Dat zul je zien.’

    ‘O, maar jij trouwt niet,’ zei Kees. ‘O, ik vergis me. Je trouwt wel natuurlijk. Volgend jaar al misschien. En je krijgt 'n reuze-cadeau van me, als je nou maar opschiet.’

    Ik vond het heele geval (Kees zegt, nu hij student is, cheval) toch wel zielig voor Kees, ofschoon hij om den anderen dag in Bergen zit, en dus zei ik: ‘Nu ik zal 't probeeren, maar de gevolgen komen over jouw bebrillantiende hoofd. Je moet 's nachts je hoed ophouden, dan plakt het beter.’

    ‘Toe nou maar,’ zei Kees en hij zette me aan mijn arm buiten de deur.

    Dies zette ik, vol diplomatieke plannen, koers naar Julie's appartement. Ik roffelde een marsch op de deur en Julie's stem zei met een vermoeide uithaal: ‘Jaa, wat is er nu weer Joop?’ Ze kende me aan mijn fanfare.

    ‘May I come in?’ Ik dacht, ik val haar maar in 't Engelsch aan, en ik stapte meteen over een koffer, die openstond en waarin wat vloeipapier en portretten lagen, het heiligdom binnen.

    ‘Maak toch niet altijd zoo'n lawaai,’ verzocht Julie, die op de divan lag.

    Ik heesch me in de vensterbank.

    ‘Ja,’ zei ik, ‘sedert ik jou eens in een tête-à-tête met Jog verrast heb, kondig ik graag mijn komst hoorbaar aan. Je ziet moe, zeg. Een beetje. 't Staat je wel.’ - Begin van de diplomatie.

    ‘Wat wou je?’ zei Julie. ‘Ik ben doodop.’

    ‘Kan ik helpen pakken?’

    ‘Wat 'n liefde. Hoe kom je op eens zoo?’

    ‘Ik hèb nobele neigingen. Alleen - niemand haalt ze naar boven. Maar nu ik jou daar zoo lijdend zie...’

    ‘O, maar 't zijn ook zulke anstrengende dagen tegenwoordig.’

    ‘Ja, dat kan ik me best voorstellen,’ beaamde ik lustig, en ik keek vol sympathie vanaf de vensterbank.

    ‘Ik ben de heele morgen bij de schilders geweest. Ik ben er maar gewoon bij blijven zitten. Ze zijn nu op de logeerkamer bezig. En als je weggaat, voeren ze niets uit. En ik wil het heele huis in orde hebben, voor ik trouw.’ - Dit hoorde ik zeker voor de vijfentwintigste keer, maar ik zei:

    ‘Ja, dat kan ik me best voorstellen. Zoo zou ik ook zijn.’

    Julie draaide zich wantrouwend naar me om. Maar ik leunde tegen het raam, en ik keek schapigonschuldig.

    ‘Wat ben je aan 't pakken?’ vroeg ik, om af te leiden.

    ‘O, portretten en zoo. Voor mijn boudoirtje. 't Wordt zoo snoezig. Heelemaal zacht groen met roomwit. En een ivoor biesje langs het behang. Rose en blauw is zoo gewoon, vin je ook niet?’

    ‘O jé ja, ik zou ook niet rose of blauw moeten hebben,’ fantaseerde ik, ‘zoo algemeen. Je moet je altijd in crème gewaden hullen in die groene omgeving. Of-e-champagne-kleur, of-e-enfin, hoe vindt Jog het?’

    ‘'t Is Jog zijn smaak, dat weet je toch? Jog heeft zoo'n gevoel voor kleuren. En hij is zoo veelzijdig ontwikkeld.’

    ‘Ja, en dat voor een natuurkundeman hè?’ zei ik.

    ‘Als ik trouw, laat ik Jog mijn meubels uitzoeken. En de kleeden en de gordijnen - en ik neem ook zoo'n ondertrouwjapon, als jij hebt.’

    ‘En je hebt hem niet eens gezien.’

    ‘Welwaar, op je bed. Zal je beeldig staan zeg.’ Ik gooide mijn eene been over het andere. ‘Denk je, dat ik aanleg heb voor diplomaat?’

    ‘Wat spring je toch altijd vervelend van de hak op de tak,’ zei Julie.

    ‘Ja, dat is een zwak van me,’ bekende ik. ‘Ik kan mijn gedachten niet beheerschen. Gek hè?’

    Julie ging er niet op in. Ze staarde droomerig voor zich uit.

    ‘Ik vind het vervelend,’ zei ze, ‘dat we nu toch een bovenhuis krijgen. Ik had me zoo vaak voorgesteld een aardige, eigen tuin en een zitje tusschen de rozen.’

    ‘Hè ja,’ zei ik vol vuur.

    ‘Zeg, heb jij bij Broere die snoezige tuinmeubeltjes nog opgelet? Nee? O, doddig in één woord. Ik ben er zoo gecharmeerd van.’

    Julie zuchtte.

    ‘Ja, da's lam voor je,’ zei ik en ik zuchtte van de weeromstuit. Maar toen kreeg ik een schitterende inval. ‘Zeg, weet je wat je doet? Er is natuurlijk een plat dak. Dan sleep je daar varens heen en palmen en de tuinmeubels van Broere. Dan maken we daar de hangende tuinen van Salomé van. Of hoe heette ze ook weer? En achter de schoorsteen zetten we een verborgen strijkje. Leuk zeg. Ik zie Jog al door het zolderraam kruipen met het theeblad.’

    ‘Doe niet zoo absurd,’ zei Julie.

    Ik kwam met een plof weer op de grond terug.

    ‘Hè,’ zei ik ontnuchterd.

    ‘Er is tòch gèen plàt dàk,’ zei Julie met stemverheffing. ‘Jij met je bespottelijke fantasie.’

    ‘Ja dan,’ berustte ik, ‘zie ik ook geen middel om je aan tuinmeubels te helpen op een bovenhuis. Of misschien in Jog z'n kamer.’

    ‘Bespottelijk,’ zei Julie. ‘Je doet altijd mal. Ik snap gewoonweg niet dat je niet verandert. Je bent vorige week toch ook al zeventien geworden. Toen ik zeventien was, was ik al haast verloofd met Jog.’

    ‘Ja, maar jij was altijd aanminnig.’ Ik dong weer naar Julie's gunst. ‘En bovendien, ik ben nog op school. Als ik nu de vijfde door ben, stort ik me misschien ook regelrecht in de armen van een man.’

    ‘Ik vind,’ zei Julie, en ze kneep haar oogen half dicht, ‘ik vind, dat jij heelemaal geen charme hebt.’

    ‘Ja,’ zei ik moedeloos, ‘dat zeg je nu al jaren tegen me. 't Is gek, dat ik niet verander met jouw charme voor oogen. Maar àls ik trouw’ - en ik veerde gewoon overeind, ‘dan neem ik leuke bruidsmeisjes, dàt weet ik wel.’

    Ziezoo, ik was waar ik zijn moest. In het vuur van mijn betoog ging ik bij Julie op de divan zitten, en klopte op haar pantoffel.

    ‘Weet je wel,’ zei ik, ‘dat de entourage, noem je 't zoo niet, er veel toe doet? Zeg, ik zie Pop al met die groote, zwarte hoed, die ma voor ons heeft uitgezocht. Ik vind Pop echt iemand, om jouw bekoorlijkheden naar voren te halen. Heusch. Terwijl nu... wie wordt het, Truus of Mia?’

    ‘Truus. Ze is het oudste nichtje. Ik kan haar niet passeeren. Hoewel Mia aardiger is.’

    ‘Maar niet te vergelijken bij Pop,’ riep ik enthousiast. ‘Toe, je bent anders zoo verlicht. Breek jij nu eens met de sleur. En Jog vindt alles goed. Als jij zegt, dat je een gek figuur slaat, als Truus en ik achter je aan hopsen, dan is hij beslist ontdaan. Dan wil hij Truus al niet meer. Heusch, Pop zou mijn positie ook nog 'n beetje redden, denk je niet?’

    ‘En Pop is de stad uit.’

    ‘Alsof dàt een bezwaar is. Ze kan hier toch logeeren.’

    ‘Merci bien. Ik zou geen rust hebben met Pop en jou hier samen in huis. Dat nooit. Never, never.’

    Toen werd ik kribbig natuurlijk. Al mijn gehannes voor niets. En ik zei fier: ‘Je beoordeelt ons absoluut verkeerd. Ik zal je wat anders vertellen. Met Truus ben ik tot alles in staat. Die werkt op me als champagne. Ik weet zeker, dat mijn jarretelle zal springen of ik haak in je sluier, of ik rol van alle trappen van het stadhuis naar beneden. Dat zal gezellig voor je zijn.’

    Julie ging overeind zitten.

    ‘Wordt daar niet gebeld? Het kan Jog zijn. Die zou nog even aankomen.’

    Ze was meteen weer een geknakte spriet. ‘Toe, ga jij nu weg Joop.’

    ‘O, ik bleef voor geen miljoen,’ zei ik en ik zwaaide de deur open, en ik maakte een prachtréverence voor Jog, die de gang over kwam.

    ‘Edele zwager.’ Jog's oogen knipten.

    ‘Schoone zuster.’

    ‘Hè ja,’ zei ik. ‘Vin je me mooi?’ Ik stak mijn gezicht vooruit, tot bijna onder zijn kin. ‘Dit overhemd flatteert me hè? En je moest me eens zien als bruidsmeisje. 'n Sprookje, Julie zegt het ook. Zoo pas nog. En ik mag ook in jullie boudoir zitten. Leuk hè?’

    Jog lachte. Hij lacht altijd om de onzin die ik zeg. Hij is een absoluut mensch geworden. Maar Julie werd vinnig.

    ‘Jog, doe de deur dicht.’

    ‘Hoe dicht?’ zei ik onschuldig. ‘Jog en ik in de gang? Of Jog en ik in je kamer? Of Jog alleen in je kamer? Nou ik zal zoet zijn.’ En ik gaf Jog een duwtje in zijn rug.

    ‘Ga nu maar gauw. Want ze is zoo jaloersch, die zuster van mij. Dag kinders.’

    Julie heeft toen natuurlijk een uur gezeurd, dat ze heelemaal niet jaloersch is. Toch wel lam voor Jog, hij is altijd even geduldig en Julie zanikt zoo door over iets.

    Kees schoot als een haas uit zijn kamer, toen hij me de trap hoorde afkomen.

    ‘En?’ zei hij.

    ‘Mijn geheime zending is mislukt.’

    ‘Dan heb je het natuurlijk verkeerd ingepikt.’

    ‘Ja natuurlijk.’

    ‘Nu zit ik met die lamme Truus opgescheept. Ze heeft een scheeve neus. En ze giechelt aldoor.’

    ‘Maar jij bent ook zoo geweldig geestig.’

    ‘Nou enfin,’ zei Kees, ‘ik ga er maar even uit. Waar wou jij heen?’

    ‘Even de planten van Juffrouw Wijers water geven. En dan nog wat rondfietsen.’

    ‘Nou goed, dan ga ik zoover mee. Misschien is Leo thuis. Dan vraag ik toch maar zijn motor voor morgen.’

    Kees fietst ook al als een jur. stud., zoo'n beetje onverschillig - wijdbeensch. Af en toe trekt hij een rimpel tusschen zijn wenkbrauwen.

    ‘Die Leo is zoo'n echte fideele kerel,’ zei hij. ‘Als ik het hem vraag, neemt hij je wel eens mee te zeilen.’

    ‘Dank je stichtelijk. Ik heb die Leo van jou niet noodig. Hoe kom je opeens aan die bevlieging?’

    Kees was meteen beleedigd. ‘Bevlieging, bevlieging... As je Leo kende. Zeg, je moet zien, hoe hij cricket. Daar ben ik een prulvent bij, zeg. En

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1