Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Wederzien
Wederzien
Wederzien
Ebook91 pages1 hour

Wederzien

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Dirk en Doortje Bloem wonen al enkele jaren in Soerabaja. Hun zeventienjarige dochter, Anna, woont in Nederland maar besluit bij haar ouders te komen wonen. Drie maanden lang is ze onderweg met de familie Lacroix. Eenmaal aangekomen ontstaat er een hechte band tussen de twee families. Het nieuwe leven in Nederlands-Indië brengt een hoop met zich mee voor de jonge Anna Bloem en haar vriendin Adrienne Lacroix. 'Wederzien' van auteur Annie Foore schetst een interessant historisch beeld van het dagelijks leven in het voormalig Nederlands-Indië. -
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateMay 9, 2023
ISBN9788728499948
Wederzien

Read more from Annie Foore

Related to Wederzien

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Wederzien

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Wederzien - Annie Foore

    Wederzien

    Omslag: Shutterstock

    Copyright © 1914, 2023 SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788728499948

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    This work is republished as a historical document. It contains contemporary use of language.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    I.

    „Vrouw, waar zit je?… Door! Ik heb… Maar waar hang je in ’s hemelsnaam uit?

    „Ja! ja! hier ben ik al!"

    En zoo vlug sloffen en corpulentie het haar veroorloven, komt de gade van den heer Bloem aanloopen op zijn geroep.

    „Groote grut!" hijgt zij, terwijl ze neêrvalt op den eersten stoel den besten, „is me dat iemand laten schrikken! Ik was juist aan het gebak maken; er moet toch een extraatje zijn om haar verjaardag te vieren… Wat heb je daar, Dirk?

    „Wat ik hier heb? — veeg je handen af, moeder wat ik hier heb? Een extraatje om haar verjaardag meê te vieren, dát heb ik hier!"

    En met vingers, die plotseling beginnen te beven, scheurt hij papieren af, snijdt hij touwtjes door.

    „Voorzichtig, voorzichtig!" vermaant Doortje.

    Maar hij hoort haar niet, hij gaat voort met knippen en scheuren, ondertusschen sprekend in kort afgebroken volzinnen.

    „Toevallig, hè? Dat de mail juist vandaag moest aankomen… ik wou het niet alleen open maken.

    ’t Brandde me anders in de handen. Maar, niet waar, we hebben het leed samen doorstaan; we moeten ook het pleizier samen deelen."

    Het laatste papier is afgescheurd.

    Er volgen oogenblikken van ademlooze stilte. Dan één kreet van vader en moeder beiden.

    „Anneke!"

    Ze zien dat het háár portret is, maar ook niets meer; er is een mist voor hun oogen.

    Eindelijk snikt een bevende stem: „Anneke… liefje… Och God! Mijn kind, mijn eenigste!"

    „Stil toch," vermaant Dirk, „stil toch! Maak je nu niet overstuur… ik ben zelf heelemaal in de war…

    „Ons meisje, zoo mooi en zoo groot! Een volwassen dame! Wel, ik geloof dat ik ze niet kennen zou, als ik ze op straat tegen kwam."

    „Foei, Dirk! roept nu Doortje, terwijl zij met de mouw van haar kabaai de groote tranen afveegt, die haar over het gelaat rollen. „Foei, Dirk, je eigen vleesch en bloed, ’t is zonde!

    „Ja, maar ze is ook zoo heelemaal veranderd sinds de laatste fotografie!" en de heer Bloem neemt weer het portret in handen, en staart op het lief meisjesgelaat, dat hem tegenlacht, tot — met een plotselinge beweging van onuitsprekelijke teederheid — hij het aan zijn lippen drukt, het aan zijn borst klemt.

    Straks, met de handen ineen, dicht tegen elkaar geleund, de oogen onafgebroken gevestigd op de beeltenis van het aangebeden kind, fluisteren de ouders in weemoedige vreugde:

    „Zie je wel hoe vriendelijk ze ons aanziet…? Zou ze aan vader en moeder gedacht hebben?"

    „Ze heeft haar glimlachje nog. Weet je wel, Dirk, hoe lief ze lachen kon?"

    „’t Zijn dezelfde oogen… wat kon ze ons verwonderd zitten aankijken… als we haar sprookjes vertelden… herinner je je niet, moeder?"

    Zie eens, vin je haar niet wat mager? Ze zullen haar toch wel genoeg te eten geven?"

    „Gekheid… het eten is er best."

    „Ik was toch heel wat steviger, toen ik zoo oud was."

    „En toch lijkt ze op haar moeder… Ja, kind! zoo als jij er uitzaagt een dikke twintig jaar geleden."

    „Nee, Dirk, nee! Zóó ben ik nooit geweest! Ik zal niet zeggen, dat ik geen knappe deern was, flink uit de kluiten gegroeid, gezond en frisch…"

    „Frisch als een meikers, dat was je!"

    „Weet je dat nog? Goeie vent! en er komt over het vriendelijk gezicht een glans, die het tien jaar jonger maakt. „Maar… het verschil is toch te groot… zie je, ik was maar een burgermanskind en zij, ze lijkt wel een freule!

    Eindelijk rijst Bloem overeind om een plaatsje te zoeken voor het nieuwe portret. ’t Moet in de achtergalerij hangen, zóó dat ze het kunnen zien; beiden, den geheelen dag; de moeder heeft een paar rozen geplukt en bekranst daarmee het lijstje, dat de vader zelf aan den muur bevestigt; er is een wereld van liefde in het gebaar van dien grooten, ruwen man, als hij het hoofd buigt en een kus drukt op de hand, die Anna’s beeltenis met bloemen kroonde.

    Nu worden de oude getrouwen binnengeroepen. Ze weten wat men van hen verwacht, en verklaren dan ook eenstemmig, dat nonna Anna manis, manis sekali¹ is.

    Ondertusschen kijken ze tersluiks naar mevrouws handen, want het is de gewoonte dat Anna’s oude meid op dezen dag geld krijgt, om ook achter feest te vieren; inplaats van één, glijden er heden twee zilverstukken in de knokkelige bruine vingers.

    Champagne wordt ontkurkt, gebak binnengebracht; ze gebruiken er zwijgend van, want Bloem, die het eerste glas op Anna’s gezondheid had willen ledigen, wordt door een vreemde prikkeling in zijn keel gewaarschuwd, liever niets te zeggen.

    Ze vieren iederen keer het half droeve, half blijde feest van Anna’s verjaardag op dezelfde wijze; de brieven, die ze in den loop van dit jaar schreef, worden herlezen; de haarlokjes, die ze nu en dan zond, gekust; de teekeningen of handwerken, die ze voor vader en moeder maakte, bewonderd, straks een bezoek gebracht aan „Anneke’s kast", het heiligdom, waarin alles was weggeborgen wat ze achterliet in de woning, die ach! zoo ledig bleef bij haar vertrek.

    Vóór die kast geknield, het jurkje in handen dat ze den laatsten dag thuis heeft gedragen, fluistert straks mevrouw Bloem: „Ze wordt vandaag zeventien, Dirk."

    „Ja Door… wat zou dat?"

    „Neen, niets. Ik wou alleen maar zeggen: ze is nu haast zes jaar weggeweest, weet je dat wel?"

    „Of ik dat weet, Door?…

    Weer

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1