Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Galgendief
Galgendief
Galgendief
Ebook438 pages7 hours

Galgendief

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Het is 1817 en "something is rotten in the state of England". Mensen worden opgehangen voor kleine misdrijven, of ze nu schuldig zijn of niet. Eén van hen is Charles Corday, een homoseksuele kunstenaar die wordt beschuldigd van moord. Wanhopig richt hij een smeekschrift aan de koning. Kapitein Rider Sandman, een verarmde edelman, heeft de taak om te onderzoeken of Corday inderdaad onschuldig is. Hij beseft niet dat hij het zal moeten opnemen tegen een machtige groep edelen, die er alles voor overhebben om de waarheid binnenskamers te houden. Gelukkig heeft Sandman ook helpers, zoals de pittige actrice Sally en zijn ex-verloofde, de mooie Eleanor. Bernard Cornwell, specialist in historische fictie, schudt dit keer een historische detective uit zijn mouw, met een messcherp plot en veel actie. -
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateApr 28, 2023
ISBN9788728418482
Author

Bernard Cornwell

BERNARD CORNWELL is the author of over fifty novels, including the acclaimed New York Times bestselling Saxon Tales, which serve as the basis for the hit Netflix series The Last Kingdom. He lives with his wife on Cape Cod and in Charleston, South Carolina.

Related to Galgendief

Related ebooks

Reviews for Galgendief

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Galgendief - Bernard Cornwell

    Galgendief

    Translated by Erica Feberwee

    Original title: Gallows Thief

    Original language: English

    GALLOW’S THIEF © Bernard Cornwell, 2001

    Cover image: Shutterstock

    Copyright ©2001, 2023 Bernard Cornwell and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788728418482

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    Voor Antonia en Jef

    PROLOOG

    S ir Henry Forrest, bankier en alderman van de Stad Londen, moest zich beheersen om niet te kokhalzen bij het betreden van de Press Yard, want de stank was verschrikkelijk, nog erger dan de weerzinwekkende lucht van de Fleet Ditch die uitkwam in de Theems en waarin de riolen van de stad hun inhoud loosden. Het was een stank als van de helse beerputten, een walm waarvan de ogen gingen tranen en die een mens naar lucht deed snakken. Sir Henry deed onwillekeurig een stap achteruit, drukte een zakdoek tegen zijn neus en hield zijn adem in, bang dat hij elk moment kon gaan overgeven.

    Zijn gids grinnikte. ‘Ik ruik het al niet eens meer, sir. Maar ik neem aan dat het fnuikend is voor de gezondheid, sir, werkelijk fnuikend. Pas op voor de treden, sir. Pas op.’

    Sir Henry haalde aarzelend de zakdoek weg en dwong zichzelf de vraag te stellen die hem ondanks alles bezighield. ‘Waarom heet dit eigenlijk de Press Yard?’

    ‘Dat zal ik u vertellen, sir. De gevangenen werden hier in het verleden onder een plank gelegd, en dan werden er steeds meer stenen op gestapeld, zodat ze werden platgedrukt, in de hoop dat ze dan de waarheid zouden vertellen. Jammer genoeg doen we dat niet meer, met als gevolg dat ze liegen dat ze scheel zien. Werkelijk, sir, u hebt geen idee.’ De gids, een van de gevangeniscipiers, was een dikke man, gekleed in een leren broek en een smoezelige jas, en gewapend met een stevige houten knuppel. Hij lachte. ‘Er zit hier geen man of vrouw die schuldig is. Tenminste, niet als u het hún vraagt!’

    Sir Henry probeerde slechts oppervlakkig adem te halen, om zo min mogelijk van de geur van uitwerpselen, zweet en rotting binnen te krijgen. ‘Is er wel een systeem om de afvalstoffen af te voeren?’ vroeg hij.

    ‘Zelfs een heel modern systeem, Sir Henry. Uiterst modern, zou ik willen zeggen. Heel Newgate is voorzien van een pijpenstelsel. Als u het mij vraagt, wordt dat gajes hier in de watten gelegd. Beesten zijn het, sir! Smerige beesten. Ze bevuilen hun eigen nest. Daarom zeg ik, ze bevuilen hun eigen nest.’ De cipier deed de getraliede poort dicht waardoor ze de binnenplaats hadden betreden, en schoof er een grendel voor. ‘De veroordeelden mogen de hele dag, zolang het licht is, hier buiten zijn, sir, op de Press Yard,’ vervolgde hij. ‘Behalve op hoogtijdagen en feestdagen, zoals vandaag.’ Hij grijnsde, om zijn eigen grap. ‘Vandaag moeten ze wachten tot wij klaar zijn, sir. Als u hier linksaf slaat, komt u bij de Verzamelkamer. Daar vindt u Mister Brown en de andere heren.’

    ‘De Verzamelkamer?’ herhaalde Sir Henry vragend.

    ‘Daar zitten de veroordeelden overdag bij elkaar, sir,’ legde de cipier uit. ‘Behalve op hoogtijdagen en feestdagen zoals vandaag, sir. En die ramen aan uw linkerhand, sir, dat zijn de zoutkisten.’

    Sir Henry keek naar de ramen aan het eind van de langgerekte, smalle binnenplaats. Het waren er vijftien – in drie rijen van vijf boven elkaar – en ze waren stuk voor stuk voorzien van stevige tralies. Achter die kleine, donkere vensters lagen de cellen die de zoutkisten werden genoemd. Hij had geen idee waar die naam vandaan kwam, en hij wilde het niet vragen, uit angst de cipier aan te moedigen tot het maken van nog meer grove grappen. Hij wist echter wel dat de vijftien zoutkisten ook bekendstonden als de wachtkamers van de duivel, de antichambres van de hel. In Newgate werden daar de gevangenen opgesloten nadat ze waren veroordeeld. Sir Henry ontdekte de ogen van een van de verdoemden, slechts een glinstering achter de dikke tralies. De ogen keken hem aan, en Sir Henry wendde zich haastig af, bijna dankbaar dat de cipier op dat moment de zware deur van de Verzamelkamer opendeed. ‘Mag ik u bedanken, Sir Henry? Ik ben u zeer verplicht.’ De cipier tikte aan zijn hoofd toen Sir Henry hem een shilling gaf als dank voor zijn rondleiding door het labyrint van gangen waaruit de gevangenis bestond.

    In de Verzamelkamer werd Sir Henry begroet door William Brown, de Bewaarder, een naargeestige man met een kaal hoofd en brede kaken. Naast hem stond een welgedane priester, compleet met soutane, een smoezelig superpellicum en dito bef. Op zijn hoofd droeg hij een ouderwetse pruik, en er lag een kruiperige uitdrukking op zijn gezicht. ‘Mag ik u voorstellen aan de Ordinaris?’ zei de Bewaarder. ‘De Eerwaarde Horace Cotton. Eerwaarde, dit is Sir Henry Forrest.’

    Sir Henry nam zijn hoed af. ‘Aangenaam kennis te maken, Eerwaarde.’

    ‘Ik beschouw het als een eer, Sir Henry,’ antwoordde de priester kruiperig en met een diepe buiging. Zijn ouderwetse pruik bestond uit drie dikke rollen wit haar die zijn vuilwitte gezicht omlijstten. Op zijn linkerwang zat een steenpuist. Sir Henry zag tot zijn afschuw dat er pus uit druppelde. Tegen de stank in de gevangenis had de priester een ruikertje om zijn hals gebonden, net boven zijn bef.

    ‘Sir Henry is hier uit hoofde van zijn functie als alderman,’ vertrouwde de Bewaarder de gevangenispriester toe.

    ‘Aha!’ Horace Cotton sperde zijn ogen wijd open, als om de suggestie te wekken dat Sir Henry een zeldzame traktatie te wachten stond. ‘En is dit uw eerste bezoek als zodanig?’

    ‘Inderdaad,’ gaf Sir Henry toe.

    ‘Ik ben ervan overtuigd dat u het een buitengewoon stichtende ervaring zult vinden, Sir Henry,’ zei de geestelijke.

    ‘Stichtend?’ De woordkeuze trof Sir Henry als ongepast.

    ‘Absoluut. Menige ziel is door deze ervaring tot Christus gekomen!’ zei de priester streng. ‘Menige dwalende heeft hierdoor de ware weg gevonden.’ Hij glimlachte en maakte een kruiperige buiging toen de Bewaarder Sir Henry meetroonde naar de andere zes gasten die naar de gevangenis waren gekomen voor het traditionele ontbijt waarom Newgate bekendstond. De laatste gast was Matthew Logan en hoefde niet aan Sir Henry te worden voorgesteld. Ze waren al jaren met elkaar bevriend. Beiden waren alderman van de stad en werden uit hoofde van hun functie als hoge gasten beschouwd, omdat de Raad van Aldermannen het officiële bestuur vormde van Newgate Prison. De Bewaarder en de priester, wier salarissen door de aldermannen werden vastgesteld, boden de twee mannen een kop koffie aan, die door beiden werd afgeslagen. In plaats daarvan pakte Logan Sir Henry bij de arm en loodste hij hem naar de smeulende sintels en de rokende as van de haard, waar ze onder vier ogen konden praten.

    ‘Weet je zeker dat je de executie wilt bijwonen?’ vroeg Logan bezorgd aan zijn vriend. ‘Je ziet zo wit als een doek.’

    Sir Henry was een knappe verschijning; een lange, slanke man met een rechte rug, een intelligent gezicht en een kritische, onderzoekende blik in zijn ogen. Als bankier was hij buitengewoon succesvol, en hij was dan ook verre van onbemiddeld. Hoewel hij pas enkele dagen eerder vijftig was geworden, was zijn haar al zilvergrijs, hetgeen hem een gedistingeerde aanblik verleende. Terwijl hij voor de haard in de Verzamelkamer van Newgate stond, maakte hij echter een oude, broze indruk. Mager in plaats van slank, met een bijna ziekelijke uitstraling. ‘Het is nog erg vroeg, Logan,’ zei hij tegen zijn vriend. ‘Dan ben ik nooit op mijn best.’

    ‘Ach, natuurlijk,’ antwoordde Logan alsof dat alles verklaarde. ‘Maar je moet wel een sterke maag hebben voor zo’n executie. Trouwens, het ontbijt achteraf is altijd uitstekend. Pittige niertjes. Ik denk dat dit misschien mijn tiende of elfde ophanging wordt, en het ontbijt heeft me nog nooit teleurgesteld. Hoe maakt Lady Forrest het?’

    ‘Florence maakt het heel goed, dank je.’

    ‘En je dochter?’

    ‘Ach, Eleanor komt er wel overheen,’ zei Sir Henry droog. ‘Er is nog nooit iemand gestorven aan een gebroken hart.’

    ‘Behalve in de poëzie.’

    ‘Dichters!’ Sir Henry glimlachte en stak zijn handen uit naar het smeulende vuur, dat vers hout nodig had om nieuw leven te worden ingeblazen. De gevangenen hadden hun kookpotten en ketels langs de rand van het vuur gestapeld, en in de as lag een berg zwartgeblakerde, door de hitte opgekrulde aardappelschillen. ‘Arme Eleanor,’ zei Sir Henry. ‘Als het aan mij lag, mocht ze met hem trouwen, Logan. Maar Florence wil er niets van horen, en ze zal wel gelijk hebben.’

    ‘In dat soort kwesties hebben moeders doorgaans gelijk,’ zei Logan luchtig. Op dat moment verstomde het gedempte geroezemoes achter hen. Alle gasten keerden zich naar een getraliede deur, die onder luid geknars werd opengezwaaid. Heel even bleef de deuropening leeg, en het was alsof alle gasten hun adem inhielden. Toen ging er een zucht door de kamer, want er kwam een man binnenstrompelen met een stevige leren zak over zijn schouder. Niets in zijn verschijning rechtvaardigde de zucht. De man was stevig gebouwd, hij had een rood gezicht en was gekleed in een zwarte broek met bruine slobkousen en een zwarte jas, waarvan de knopen op springen stonden door zijn dikke buik. Bij het zien van de hoge heren die hem opwachtten, nam hij eerbiedig een sjofele, bruine hoed af, maar hij groette niemand in het bijzonder, en er was ook niemand in de Verzamelkamer die hem op zijn beurt begroette.

    ‘Dat is James Botting,’ zei Logan op gedempte toon tegen Sir Henry. ‘Mister James Botting, beter bekend als Jemmy.’

    ‘De beul?’ vroeg Sir Henry zacht.

    ‘Inderdaad.’

    Sir Henry onderdrukte een huivering en hield zichzelf voor dat een mens niet op zijn uiterlijk mocht worden beoordeeld. Het viel echter niet mee om niet te griezelen van een man die zo lelijk was als James Botting. Zijn vlezige, rode gezicht was ontsierd door wratten, builen en littekens. Zijn kale schedel werd omkranst door een vettige rand sluik, bruin haar dat over zijn rafelige boord viel, en wanneer hij zijn gezicht vertrok – wat hij om de paar tellen deed, als gevolg van een soort zenuwtrek – werden zijn gele tanden zichtbaar en zijn teruggetrokken tandvlees. Met zijn grote handen trok hij een bank naar achteren en liet hij zijn leren buidel op de tafel vallen. Hij was zich er duidelijk van bewust dat de zwijgende omstanders hem oplettend gadesloegen, terwijl hij de riem rond de buidel losgespte en acht rollen dun, wit koord te voorschijn haalde. Nadat hij ze op tafel had gelegd, begon hij er overdreven zorgvuldig mee te schuiven tot ze in een keurige rij op gelijke afstand van elkaar lagen. Toen haalde hij met het gezicht van een samenzweerder vier witte, katoenen zakken te voorschijn, elk ongeveer een voet in het vierkant, die hij naast de rollen touw legde. Ten slotte keek hij op, om zich ervan te overtuigen dat hij nog altijd in het middelpunt van de belangstelling stond, en legde hij vier dikke touwen, elk gedraaid uit drie strengen gevlochten hennep, op de tafel. Sir Henry schatte de touwen op zo’n tien tot twaalf voet lang. Aan het ene eind bevond zich een strop, aan het andere uiteinde waren de hennepvlechten gespleten zodat ze een oog vormden. Toen alles naar zijn tevredenheid was geschikt, deed James Botting een stap naar achteren. ‘Goedemorgen, heren,’ zei hij beleefd.

    ‘O, Botting!’ zei William Brown, de Bewaarder, op een toon alsof hij Bottings aanwezigheid nu pas had opgemerkt. ‘Jij ook een heel goede morgen.’

    ‘En dat is het ook, sir,’ zei Botting. ‘Ik was bang dat het zou gaan regenen, want ik had zo’n last van jicht in mijn ellebogen, maar er is geen wolkje te zien, sir. Hebben we nog steeds vier klanten vandaag, sir?’

    ‘Het zijn er nog steeds vier, Botting.’

    ‘Ze hebben flink wat bekijks getrokken, sir. Daarom zeg ik, flink wat bekijks.’

    ‘Mooi zo. Dat is mooi,’ zei de Bewaarder afwezig. Toen hervatte hij zijn gesprek met een van de ontbijtgasten. Sir Henry keerde zich weer naar zijn vriend Logan. ‘Weet Botting waarom we hier zijn?’

    ‘Ik hoop het niet.’ Logan, die net als Sir Henry bankier was, vertrok zijn gezicht. ‘Als hij het wist, zou hij de boel wel eens kunnen verknoeien.’

    ‘Hoe bedoel je, de boel verknoeien?’

    ‘Om duidelijk te maken dat hij een assistent nodig heeft,’ zei Logan glimlachend.

    ‘Wat betalen we hem ook alweer?’

    ‘Tien shilling en zes duiten per week, maar daar komen de emolumenten nog bij. De handoplegging, maar bovendien de kleren en de touwen.’

    ‘De emolumenten? Wat bedoel je?’

    Logan glimlachte. ‘Wanneer de executie een feit is, trekken wij ons terug voor de pittige niertjes van William Brown, en zodra we weg zijn, nodigt Mister Botting het publiek uit op het schavot om de hand van een van de doden aan te raken. Er wordt gezegd dat zo’n handoplegging wratten geneest. Ik geloof dat hij voor elke behandeling een shilling en zes duiten vraagt. De kleren van de veroordeelden verkoopt hij aan Madame Tussaud als die er belangstelling voor heeft, en zo niet dan zijn ze als aandenken erg gewild bij de toeschouwers. De touwen snijdt Botting in stukken en dan worden ze op straat uitgevent. Neem maar van mij aan, dat Mister Botting niks te klagen heeft. Hij kan er goed van leven. Sterker nog, ik heb wel eens gedacht dat we de baan van beul aan de hoogste bieder zouden moeten geven, in plaats van dat stuk tuig een salaris uit te betalen.’

    Sir Henry keerde zich om en wierp een blik op Bottings mismaakte gezicht. ‘De handoplegging werkt blijkbaar niet bij de beul zelf.’

    ‘Nee, niet bepaald een lust voor het oog, hè?’ viel Logan hem glimlachend bij. Toen hief hij zijn hand op. ‘Hoor je dat?’

    Sir Henry spitste zijn oren en ving een rinkelend geluid op. Er was opnieuw doodse stilte neergedaald in de Verzamelkamer en Sir Henry voelde een rilling van angst over zijn rug lopen. Wat was dat voor morbide interesse om hier aanwezig te willen zijn, vroeg hij zich af, vol afschuw jegens zichzelf. Hij huiverde toen de deur naar de Press Yard openging.

    Er kwam opnieuw een cipier binnen. Hij salueerde naar de Bewaarder en liep met een stevige hamer in zijn hand naar een hoek van het vertrek, waar een houten plank op de grond lag. Sir Henry vroeg zich af wat de bedoeling was, maar hij wilde het niet vragen. Bovendien werd zijn aandacht afgeleid doordat de gasten die het dichtst bij de deur stonden, hun hoed afnamen voor de Sheriff en zijn plaatsvervanger die de veroordeelden de Verzamelkamer in duwden. Het waren er vier, drie mannen en een jonge vrouw, nauwelijks meer dan een meisje. Haar gezicht was vertrokken van angst en zo wit als een doek.

    ‘Brandewijn, sir?’ Een van de bedienden van de Bewaarder boog eerbiedig voor Matthew Logan en vervolgens voor Sir Henry.

    ‘Graag.’ Logan pakte twee glazen van het blad en gaf er een aan Sir Henry. ‘De kwaliteit is bedroevend,’ zei hij zacht. ‘Maar ik zou het maar opdrinken. Dat kalmeert de maag.’

    Toen de gevangenisklok plotseling begon te luiden, vertrok het meisje zenuwachtig haar gezicht. Op hetzelfde moment droeg de cipier met de hamer haar op haar voet op het houten aambeeld te zetten, zodat hij de kluisters van haar enkels kon slaan. Sir Henry rook de stank van de gevangenis inmiddels allang niet meer, maar toen hij een slok van de brandewijn nam, was hij bang dat hij het goedje niet zou kunnen binnenhouden. Hij voelde zich licht in zijn hoofd, alsof het allemaal niet echt gebeurde. De cipier hamerde krachtig op de klinknagels van de eerste kluister, en toen deze wegviel, zag Sir Henry de ring van zweren daaronder.

    ‘Andere voet, meid,’ zei de cipier.

    De klok luidde nog steeds en zou blijven luiden tot alle vier lichamen waren losgesneden van de galg. Sir Henry merkte dat zijn hand trilde. ‘Ik hoor dat graan vorige week in Norwich drieëenzestig shilling per kwart heeft opgebracht,’ zei hij, iets te luid.

    Logan staarde naar het bevende meisje. ‘Ze heeft een collier van haar mevrouw gestolen.’

    ‘O ja?’

    ‘Parels. Blijkbaar heeft ze het collier verkocht, want het is nooit gevonden. De volgende in de rij, die lange vent, is struikrover. Jammer dat het Hood niet is, hè? Maar die zien we ook ooit nog wel bungelen. De andere twee hebben een grutter vermoord in Southwark. Wat zei je, drieënzestig per kwart? Je begrijpt niet hoe de mensen in leven kunnen blijven met zulke prijzen.’

    Het meisje schuifelde weg van het provisorische aambeeld, onbeholpen omdat ze niet meer gewend was zonder enkelboeien te lopen. De tranen stroomden over haar wangen. Sir Henry kon het niet aanzien en wendde zich af. ‘Pittige niertjes, zei je?’

    ‘Ja, de Bewaarder serveert altijd pittige niertjes na het ophangen,’ zei Logan. ‘Dat is traditie.’

    De cipier hamerde de enkelboeien van de struikrover los, de klok luidde, en James Botting snauwde naar het meisje: ‘Kom hier, en sta stil! Hier, meid. Drink op! Je mag het allemaal hebben.’ Hij wees naar een mok brandewijn op de tafel, naast de keurig opgerolde touwen. De handen van het meisje trilden zo, dat de inhoud van de mok over de rand klotste, maar ze dronk hem helemaal leeg en liet hem vervolgens met veel lawaai op de stenen vallen. Ze wilde zich al verontschuldigen voor haar onhandigheid, maar Botting kapte haar af. ‘Armen langs je zij!’ zei hij streng. ‘Armen langs je zij.’

    ‘Ik heb niks gestolen!’ jammerde ze.

    ‘Rustig, kindje. Rustig maar.’ De priester was naast haar komen staan en legde een hand op haar schouder. ‘God is ons een toevlucht en sterkte, kindje. Vertrouw op Hem.’ Hij kneedde haar schouder. Ze droeg een vaalblauwe, katoenen jurk met een wijde hals, en de vingers van de priester knepen liefkozend in haar blanke vlees. ‘De Here is ten zeerste bevonden een hulp in benauwdheden.’ Zijn vingers lieten rode vlekken achter op haar witte huid. ‘Hij zal je troosten en geleiden. Heb je berouw van je verwerpelijke zonden, kindje?’

    ‘Ik heb niks gestolen!’

    Sir Henry dwong zichzelf diep adem te halen. ‘Heb je van die Braziliaanse leningen weten af te komen?’ vroeg hij aan Logan.

    ‘Ik heb ze doorverkocht aan Drummonds,’ zei Logan. ‘Dus ik ben je verduiveld dankbaar, Henry. Werkelijk verduiveld dankbaar.’

    ‘Dan moet je bij Eleanor zijn,’ zei Sir Henry. ‘Ze las een artikel in een Parijse krant en trok meteen de juiste conclusie. Slimme meid, die dochter van me.’

    ‘Wat jammer toch van die verloving,’ zei Logan. Hij keek naar het ten dode opgeschreven meisje dat hardop stond te huilen terwijl Botting haar ellebogen achter haar rug bij elkaar bond en het touw zo strak aan trok dat ze hijgde van pijn. Botting grijnsde alleen maar en gaf nog een extra ruk aan het touw, waardoor het meisje gedwongen werd haar borsten naar voren te steken, zodat de dunne, goedkope stof van haar jurk er strak omheen spande. Horace Cotton boog zich zo dicht naar haar toe dat zijn adem langs haar gezicht streek. ‘Je moet berouw tonen, kindje. Anders kan de Heer je niet vergeven.’

    ‘Ik heb het niet gedaan!’ zei ze hakkelend. Nog altijd stroomden de tranen over haar van angst vertrokken gezicht.

    ‘Handen naar voren, meid!’ snauwde Botting, en toen ze met moeite deed wat hij haar opdroeg, pakte hij een van haar polsen, wikkelde er een tweede touw omheen en maakte dat vervolgens vast aan haar andere pols. Haar ellebogen waren vastgebonden achter haar rug, haar polsen voor haar lichaam, maar omdat Botting haar ellebogen zo ver naar achteren had getrokken, lukte het hem niet haar polsen ook tegen elkaar te krijgen. Enigszins mopperend bond hij ze zo strak mogelijk vast.

    ‘Je doet me pijn!’ jammerde ze.

    ‘Botting?’ kwam de Bewaarder tussenbeide.

    ‘Het boeien zou niet mijn taak moeten zijn,’ grauwde Botting, maar hij liet de knoop om de ellebogen van het meisje iets vieren. Ze knikte dankbaar en bood een hartverscheurende aanblik.

    ‘Een knap ding. Jammer dat ze zo smoezelig is,’ zei Logan.

    Sir Henry stond de pannen en potten bij de haard te tellen. Het leek allemaal zo onwezenlijk. God sta me bij, bad hij in stilte. God sta me bij.

    ‘Jemmy!’ De struikrover was bevrijd van zijn enkelboeien en begroette de beul met een honende uitdrukking op zijn gezicht.

    ‘Kom hier, kerel.’ Botting ging niet in op zijn familiaire toon. ‘Drink op en doe je armen langs je zij.’

    De struikrover legde een munt op tafel naast de mok met brandewijn. ‘Die is voor jou, Jemmy.’

    ‘Brave kerel,’ zei de beul zacht. De munt zou ervoor zorgen dat de armen van de struikrover niet te strak werden vastgebonden. Bovendien zou Botting zijn dood zoveel mogelijk bespoedigen.

    ‘Eleanor zegt dat ze de verbroken verloving heeft verwerkt,’ zei Sir Henry, nog altijd met zijn rug naar de gevangenen. ‘Maar ik geloof er niks van. Ze is diep ongelukkig. Dat zíé ik aan haar gezicht. Ook al vraag ik me soms af of ze niet gewoon erg koppig en eigenwijs is.’

    ‘Hoe bedoel je?’

    ‘Ik krijg wel eens de indruk dat ze zich sinds de verloving is verbroken, alleen maar méér tot Sandman voelt aangetrokken.’

    ‘Het was ook een keurige vent,’ zei Logan.

    ‘Dat is hij nog steeds,’ zei Sir Henry vol overtuiging.

    ‘Maar overdreven gewetensvol,’ zei Logan.

    ‘Ja, daarin gaat hij wel erg ver.’ Sir Henry keek naar de grond en probeerde het zachte snikken van het meisje niet te horen. ‘Sandman is een goeie kerel, een buitengewoon fatsoenlijke vent, maar zonder enige toekomst. Hij is al zijn vooruitzichten kwijtgeraakt! En ik kan Eleanor niet laten trouwen met iemand uit een familie die in ongenade is gevallen.’

    ‘Nee, dat kan niet,’ viel Logan hem bij.

    ‘Zij zegt natuurlijk van wel, maar dat is typisch iets voor Eleanor.’ Sir Henry schudde zijn hoofd. ‘Rider Sandman kan er zelf niets aan doen, maar hij zit aan de grond. Hij zit volledig aan de grond.’

    Logan fronste zijn wenkbrauwen. ‘Hij staat toch wel op wachtgeld?’

    Sir Henry schudde zijn hoofd. ‘Hij heeft zijn aanstelling verkocht en het geld aan zijn moeder en zijn zuster gegeven.’

    ‘Dus hij onderhoudt zijn moeder? Dat afschuwelijke mens? Arme Sandman.’ Logan lachte zacht. ‘Maar ik kan me niet voorstellen dat Eleanor gebrek heeft aan vrijers.’

    ‘Integendeel,’ zei Sir Henry somber. ‘Ze staan in de rij! Maar Eleanor heeft op allemaal wel iets aan te merken.’

    ‘Ja, dat is typisch iets voor Eleanor,’ zei Logan zacht maar zonder afkeuring. Hij was dol op de dochter van zijn vriend, ook al vond hij wel dat ze erg werd verwend. Eleanor was inderdaad intelligent en buitengewoon belezen – veel te belezen – maar dat was nog geen reden om haar de roede te sparen en haar niet af en toe te laten merken wie er de baas was. ‘Maar ik neem aan dat ze toch op korte termijn wel zal trouwen.’

    ‘Vast wel,’ zei Sir Henry droog, want behalve dat zijn dochter een bijzonder aantrekkelijke vrouw was, had Sir Henry er geen geheim van gemaakt dat haar toekomstige echtgenoot op een royaal inkomen mocht rekenen. Dat was de reden waarom Sir Henry soms in de verleiding kwam om haar alsnog met Rider Sandman te laten trouwen, maar haar moeder wilde er niets van weten. Florence wilde dat Eleanor door haar huwelijk een titel zou krijgen, en die kon Rider Sandman haar niet bieden. Bovendien had hij inmiddels ook geen toekomst meer, dus het huwelijk tussen Kapitein Sandman en miss Forrest was van de baan. Een kreet van het veroordeelde meisje deed Sir Henry opschrikken uit zijn gedachten over de huwelijksvooruitzichten van zijn dochter. Geschokt draaide hij zich om. Het arme kind klonk zo deerniswekkend, zo wanhopig. James Botting had een van de dikke stroppen om haar schouder gehangen, en het meisje kromp ineen alsof de hennep in zoutzuur was gedrenkt.

    ‘Rustig maar, kindje,’ De geestelijke opende zijn gebedenboek, deed een stap naar achteren en ging voor de vier gevangenen staan, die nu allemaal geboeid waren.

    ‘Dit is nooit het werk van de beul geweest,’ klaagde James Botting voordat de geestelijke aan de liturgie van de rouwdienst kon beginnen. ‘De ijzers werden losgeslagen en de gevangenen werden geboeid op het erf – op het erf! – door de Koninklijke Wacht van de Galg! Daarom zeg ik, door de Koninklijke Wacht van de Galg. Het is nooit het werk geweest van de beul om de gevangenen te boeien!’

    ‘Hij bedoelt dat zijn assistent het vroeger deed,’ mompelde Logan.

    ‘Dus blijkbaar weet hij waarom we hier zijn,’ concludeerde Sir Henry, terwijl de Sheriff en zijn plaatsvervanger – beiden gehuld in een lange mantel en met hun ambtsketen op hun borst, beiden gewapend met lange staven met zilveren punten, en beiden duidelijk tevreden dat de gevangenen gepast waren voorbereid – naar de Bewaarder liepen, die een formele buiging maakte en de Sheriff een vel papier overhandigde.

    Ik ben de opstanding en het leven,’ zei de geestelijke dreunend en met luide stem. ‘Wie in mijn gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven.

    De Sheriff bestudeerde het papier, knikte tevreden en stopte het in een zak van zijn met bont afgezette mantel. Tot op dat moment waren de vier gevangenen de verantwoordelijkheid geweest van de Bewaarder van Newgate, maar met het overhandigen van het papier waren ze overgedragen aan de Sheriff van de Stad Londen, die – nu de formaliteiten waren afgehandeld – met uitgestoken hand en een gastvrije glimlach op Sir Henry kwam toelopen. ‘U bent voor het ontbijt gekomen, Sir Henry?’

    ‘Ik ben gekomen uit hoofde van mijn functie,’ zei Sir Henry streng. ‘Maar het doet me goed u te zien, Rothwell.’

    ‘U mag het ontbijt beslist niet missen,’ zei de Sheriff terwijl de priester de gebeden opzegde voor de doden. ‘De pittige niertjes zijn erg goed.’

    ‘Ik kan thuis ook een goed ontbijt krijgen,’ zei Sir Henry. ‘Nee, ik ben hier omdat Botting om een assistent heeft gevraagd. Om die eventuele uitgaven te kunnen rechtvaardigen vonden we dat we zelf moesten beoordelen of hij inderdaad hulp nodig heeft. U kent Mister Logan?’

    ‘Ja, alderman Logan en ik kennen elkaar al heel lang,’ zei de Sheriff terwijl hij deze de hand schudde. ‘Het voordeel van een assistent is dat Bottings opvolger dan het klappen van de zweep al kent,’ voegde hij er op gedempte toon aan toe tegen Sir Henry. ‘En mochten er ooit problemen rijzen op het schavot, dan is het altijd beter om er twee mannen te hebben dan een. Ik ben blij dat u er bent, Sir Henry, en u ook, Mister Logan.’ Hij trok zijn gezicht weer in de plooi en keerde zich naar Botting. ‘Ben je zover?’

    ‘Ik ben er klaar voor, sir. Ik ben er helemaal klaar voor.’ Botting pakte de vier witte zakken van de tafel en stopte die in zijn broek.

    ‘Tijdens het ontbijt praten we verder,’ zei de Sheriff tegen Sir Henry. ‘Pittige niertjes! Ik rook ze al toen ik binnenkwam.’ Hij haalde een zwaar, ouderwets horloge uit zijn vestzak en klapte het deksel open. ‘Tijd om te gaan, zou ik zeggen. Tijd om te gaan.’

    De Sheriff ging de stoet voor, de Verzamelkamer uit en de nauwe Press Yard over. Horace Cotton had een hand op de nek van het meisje gelegd en las ondertussen hardop de uitvaartliturgie, dezelfde teksten die hij de dag tevoren in de kapel had uitgesproken tegenover de veroordeelde gevangenen. Het viertal had in de beruchte Zwarte Bank gezeten, gegroepeerd rond de verhoging met de zwarte kist, en de priester had gepreekt over de straf die ze zouden ontvangen voor hun zonden, zoals God had bepaald dat mannen en vrouwen gestraft behoorden te worden. Hij had een levendige beschrijving gegeven van de vlammen van de hel die hen wachtten, hij had hun verteld over de duivelse kwellingen die op datzelfde moment voor hen in gereedheid werden gebracht, en hij had het meisje en een van de twee moordenaars in tranen gekregen. De galerij van de kapel was tot de laatste plaats gevuld geweest. Er waren meer dan genoeg mensen die er een shilling en zes duiten voor over hadden om getuige te zijn van de laatste kerkdienst van vier verdoemde zielen.

    De gevangenen in de cellen die uitkeken op de Press Yard, protesteerden luidkeels en riepen woorden van afscheid terwijl de stoet langskwam. Sir Henry was geschokt door het lawaai en verrast dat hij in het koor van beledigingen en obsceniteiten een vrouwenstem herkende. ‘Mannen en vrouwen zijn toch zeker wel gescheiden opgesloten?’ vroeg hij.

    ‘Niet meer.’ Logan volgde de blik van zijn vriend. ‘Maar dat is vast geen gevangene, eerder een dame van de nacht, Sir Henry. Ze betalen wat ze vuil geld noemen aan de cipiers om hier wat te kunnen verdienen.’

    ‘Vuil geld? Grote God!’ Sir Henry vertrok zijn gezicht van afschuw. ‘En wij staan dat toe?’

    ‘We negeren het,’ zei Logan zacht. ‘Met als rechtvaardiging dat we beter hoeren in de gevangenis kunnen toelaten dan dat de gevangenen in opstand komen.’ De Sheriff had de processie over een reeks stenen treden een gang binnen geleid die onder de hoofdgevangenis door liep en uitkwam bij het Portiersverblijf. In de sombere gang passeerden ze een lege cel waarvan de deur openstond. ‘Hier hebben de gevangenen hun laatste nacht doorgebracht.’ Logan wees naar de cel. Het veroordeelde meisje wankelde op haar benen, zodat een van de cipiers haar bij haar elleboog pakte en haar tot grotere spoed aanspoorde.

    Want wij hebben niets op de wereld medegebracht,’ schalde de stem van de priester tegen de vochtige, granieten wanden van de tunnel. ‘Wij kunnen er ook niets uit medenemen. De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen, de Naam des Heren zij geloofd.

    ‘Ik heb niks gestolen!’ riep het meisje plotseling.

    ‘Rustig maar, kindje. Rustig maar,’ bromde de Bewaarder. Net als de cipiers en de Sheriffs was hij nerveus. Ze zagen het liefst dat de gevangenen zich willoos lieten leiden, maar het meisje verkeerde op de rand van de hysterie.

    Laat mij, Here, mijn einde kennen,’ bad de priester. ‘En welke de maat van mijn dagen is.

    ‘Ik wil niet dood!’ jammerde het meisje. ‘Nee, nee! Ik wil niet dood!’ Er kwam een tweede cipier naast haar lopen, voor het geval dat ze instortte en de rest van de weg moest worden gedragen, maar ze strompelde voort, met de moed der wanhoop.

    ‘Als ze te veel verzet plegen, worden ze op een stoel gebonden en met stoel en al opgehangen,’ vertelde Logan aan Sir Henry. ‘Maar ik moet bekennen dat ik dat in geen járen meer heb zien gebeuren, hoewel ik me wel kan herinneren dat Langley het zo een keer heeft moeten doen.’

    ‘Wie is Langley?’

    ‘Bottings voorganger.’

    ‘Heb je al meer executies gezien?’ vroeg Sir Henry.

    ‘O ja, al heel wat. En jij?’

    ‘Nog nooit. Ik beschouw het vandaag gewoon als mijn plicht.’ Sir Henry zag dat de gevangenen de treden aan het eind van de tunnel begonnen te beklimmen en wenste dat hij niet was gekomen. Hij had nog nooit iemand een gewelddadige dood zien sterven. Rider Sandman, die bijna zijn schoonzoon was geworden, had in het leger gezeten en was wat dat betrof door de wol geverfd. Sir Henry wenste dat hij de jonge militair bij zich had gehad. Hij had Sandman altijd graag gemogen. Het was triest dat het met zijn familie zo bergafwaarts was gegaan.

    Aan de bovenkant van de treden kwamen ze in het Portiersverblijf, een grotachtige ruimte die toegang gaf tot de straat, Old Bailey. De deur naar de straat werd de Deur der Zondaren genoemd en stond open, maar er viel geen licht naar binnen, want het schavot was er vlak voor gebouwd. Het lawaai van de menigte zwol aan, de gevangenisklok klonk gedempt, maar de klok van Saint Sepulchre’s aan de andere kant van Newgate Street luidde inmiddels ook voor hen die gingen sterven.

    ‘Heren?’ De Sheriff, die de leiding van de procedure had overgenomen, keerde zich naar de ontbijtgasten. ‘Als u de treden naar het schavot beklimt, ziet u links en rechts stoelen staan. U kunt gaan zitten waar u wilt, maar wees zo goed aan de voorkant twee stoelen voor ons vrij te laten.’

    Terwijl Sir Henry door de hoge, gewelfde Deur der Zondaren liep, keek hij recht in de donkere ruimte onder het schavot, en hij stelde zich voor hoe het daar zou zijn, onder en achter een stellage ondersteund door ruwe houten balken. De planken aan de voor- en de zijkant van het podium waren bedekt met lappen zwart baai. Het enige licht drong door de spleten tussen de planken waaruit de bovenkant van het schavot bestond. Aan zijn rechterhand zag Sir Henry houten treden omhooggaan. Ze verdwenen in de schaduwen en sloegen scherp linksaf naar een overdekt paviljoen dat achteraan op het schavot stond. De treden en het platform zagen er uitermate degelijk uit, en het was nauwelijks voor te stellen dat het schavot pas de dag voor de executie was opgebouwd en onmiddellijk erna weer zou worden afgebroken. Het overdekte paviljoen was bedoeld om te zorgen dat de eregasten bij slecht weer droog zaten, maar deze ochtend baadde Old Bailey in de zon, en Sir Henry knipperde met zijn ogen toen hij de laatste treden beklom en het podium betrad.

    De aankomst van de gasten werd begroet met een stormachtig gejuich. Niet dat het iemand kon schelen wie ze waren, maar hun verschijning kondigde de komst van de veroordeelden aan. Old Bailey was afgeladen vol. Alle ramen die uitkeken op de straat stonden open en waren gevuld met mensen, en zelfs op de daken had het publiek zich geïnstalleerd.

    ‘Tien shilling,’ zei Logan.

    ‘Tien shilling?’ herhaalde Sir Henry niet-begrijpend.

    ‘Om een raam te huren,’ legde Logan uit. ‘Tenzij het om een beroemde misdaad gaat. In dat geval kan de prijs oplopen naar twee, soms zelfs drie guinje.’ Hij wees naar een taveerne recht tegenover het schavot. ‘De Magpie and Stump heeft de duurste ramen, omdat je vandaaruit rechtstreeks in het gat kunt kijken waar ze in vallen.’ Hij grinnikte. ‘De baas verhuurt kijkers zodat je ze kunt zien sterven. Maar wij hebben natuurlijk het beste uitzicht.’

    Sir Henry wilde in de schaduw achter op het paviljoen gaan zitten, maar Logan had zich al geïnstalleerd op de voorste rij, dus Sir Henry had geen andere keus dan naast hem plaats te nemen. Zijn hoofd tolde door de verschrikkelijke herrie van de straat. Het leek wel alsof hij op het toneel van een schouwburg stond, kon hij niet nalaten te denken. Hij was verblind en voelde zich overweldigd. Wat een mensenmassa! Waar hij ook keek, zag hij gezichten die gespannen naar het in zwart baai gedrapeerde platform tuurden. Het schavot zelf, vóór het overdekte paviljoen, was dertig voet lang en vijftien voet breed. Erboven was een zware balk bevestigd, van het dak van het paviljoen naar het eind van het platform. In de onderkant van de balk waren zwarte, ijzeren slagershaken geschroefd, en er stond een

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1