Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Eldorado en het monsterkanon van Staalstad
Eldorado en het monsterkanon van Staalstad
Eldorado en het monsterkanon van Staalstad
Ebook228 pages3 hours

Eldorado en het monsterkanon van Staalstad

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

'Eldorado en het monsterkanon van Staalstad' volgt de plannen van twee wetenschappers, de Franse natuurkundige Sarrasin en de Duitser Schultz. Elk erft een enorm fortuin en besteedt dit aan het project van hun dromen. De humanitaire Sarrasin bouwt de stad Frankville, gewijd aan de gezondheid van zijn burgers. Schultz daarentegen bouwt Steeltown, dat gewijd is aan de productie van oorlogswapens. Verbazingwekkend vooruitziend voorspelt 'Eldorado en het monsterkanon van Staalstad' een aantal technologische ontwikkelingen, waaronder brandbommen, satellieten en zelfs mobiele telefoons. Een spannend en tot nadenken stemmend boek voor wie geïnteresseerd is in dystopische toekomstbeelden.-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateMay 26, 2022
ISBN9788728134399
Eldorado en het monsterkanon van Staalstad
Author

Jules Verne

Jules Verne (1828-1905) was a French novelist, poet and playwright. Verne is considered a major French and European author, as he has a wide influence on avant-garde and surrealist literary movements, and is also credited as one of the primary inspirations for the steampunk genre. However, his influence does not stop in the literary sphere. Verne’s work has also provided invaluable impact on scientific fields as well. Verne is best known for his series of bestselling adventure novels, which earned him such an immense popularity that he is one of the world’s most translated authors.

Related to Eldorado en het monsterkanon van Staalstad

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Eldorado en het monsterkanon van Staalstad

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Eldorado en het monsterkanon van Staalstad - Jules Verne

    Eldorado en het monsterkanon van Staalstad

    Translated by Unknown

    Original title: Les cinq cents millions de la Bégum

    Original language: French

    Omslag: Shutterstock

    Copyright © 1879, 2022 SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788728134399

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    This work is republished as a historical document. It contains contemporary use of language.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    I.

    MR. SHARP VERSCHIJNT TEN TOONEELE.

    »Die Engelsche dagbladen zijn toch waarlijk flink op de hoogte!" zei de goede dokter in zich zelven, terwijl hij zich in zijn grooten lederen leunstoel uitstrekte.

    Dr. Sarrasin had zich gewend om als hij alleen was hardop te spreken, ’t welk een van de eigenaardigheden van een verstrooid mensch is.

    Hij was een man van vijftig jaar, met fijne trekken, levendige, heldere oogen achter de glazen van zijn stalen bril, een ernstig en tegelijk aangenaam gelaat, een van die gezichten waarvan men dadelijk zegt: »dat is zeker een braaf mensch!" In dit vroege morgenuur was de dokter reeds geschoren en droeg hij deftig een witten das, hoewel zijne kleeding overigens zeer eenvoudig was.

    Zooals gewoonlijk, wanneer geen vrouwenhand den scepter voert, heerschte in zijne kamer in een hotel te Brighton, alwaar hij gelogeerd was, eene schilderachtige wanorde en waren over het tapijt en de meubelen eenige dagbladen, als de Times, de Daily-Telegraph en de Daily-News verspreid. Het was nauwlijks tien uur geslagen en toch had de dokter zijn tijd reeds zoo goed besteed, dat hij de rondte in de stad gemaakt en een hospitaal bezocht had, naar zijn hotel teruggekeerd was, en den tijd gehad had in de voornaamste dagbladen het breedvoerige verslag te lezen van een verhandeling, die hij den vorigen dag in de vergadering van het groote internationale kongres van Hygiène gehouden had, over een toestelletje om de bloedlichaampjes te tellen, waarvan hij de uitvinder was.

    Voor hem stond een bord met een heerlijke côtelette, terwijl de tafel met een sneeuwwit tafellaken bedekt was; daarnaast een dampend kop thee en eenige van die lekkere in de boter gebakken kleine broodjes, die de Engelsche keukenmeiden zoo voortreffelijk weten klaar te maken.

    »Ja, zei hij nog eens, »die dagbladen van het Vereenigd Koninkrijk zijn waarlijk goed ingelicht, niemand die het tegendeel zal beweren! . . . . De speech van den vice-president, het antwoord van dokter Cigogna van Napels, de inhoud van mijn verhandeling, alles wordt er volkomen juist in weergegeven.

    ’t Woord is aan dokter Sarrasin van Douai. Het geachte medelid drukt zich uit in de Fransche taal.

    »Mijne toehoorders zullen het mij ten goede houden, zeide hij bij het openen zijner verhandeling, »dat ik de vrijheid neem de Fransche taal te gebruiken, maar ze begrijpen ongetwijfeld mijne taal beter dan ik de hunne kan spreken . . . .

    »Vijf kolommen, compres gedrukt! . . . ’k Weet niet wat beter is, ’t verslag van den Times of dat van den Telegraph . . . Men kan niet nauwkeuriger en juister zijn!"

    Dokter Sarrasin was tot zoover met zijne overdenkingen gevorderd, toen de ceremoniemeester zelf, — men zou aan zulk een deftig in ’t zwart gekleed personage geen minderen titel durven geven, — aan de deur klopte en vroeg of »monsiou" bij de hand was . . . .

    Nu is dat »Monsiou eene algemeene benaming die de Engelschen zich verplicht achten onverschillig aan iederen Franschman toe te kennen, evenals zij aan alle regelen van beleefdheid zouden meenen te kort doen, indien zij een Italiaan niet toespraken met den titel van »Signor en een Duitscher met dien van »Herr". En misschien hebben zij geen ongelijk. Die gewoonte heeft het onbetwistbare voordeel, onmiddellijk de nationaliteit der aangesproken personen aan te duiden.

    Dr. Sarrasin had het hem aangeboden kaartje aangenomen. Tamelijk verwonderd een bezoek te krijgen in een land waar hij niemand kende, was hij het nog meer toen hij op het vierkante stukje papier las:

    Mr. Sharp , solicitor,

    93, Southamptonrow,

    London."

    Hij wist dat een »solicitor in Engeland met een »avoué of zaakwaarnemer in Frankrijk, of liever met een van die tweeslachtige mannen van de wet overeenkomt, die een tusschenpersoon uitmaken tusschen den notaris, den zaakwaarnemer en den advocaat, — den procureur of zaakvoerder van vroeger.

    »Wat drommel heb ik met Mr. Sharp te maken? zei hij bij zich zelven. »Zou ik me onbewust een kwade zaak op den hals gehaald hebben? . . . . Ben je wel zeker dat het voor mij is? hernam hij.

    »O! yes, monsiou."

    »Welnu! laat mijnheer binnenkomen."

    De ceremoniemeester liet een nog jong mensch binnen, dien de dokter op het eerste gezicht onder de groote familie der »doodshoofden rangschikte. Zijne dunne, verdroogde lippen, zijne lange witte tanden, zijne bijna bloot liggende holten aan de slapen onder een perkamenten huid, zijn mummieachtige tint en zijne kleine, grijze oogen, dat alles gaf hem een onbetwistbaar recht op eene dergelijke benaming. Zijn scelet verloor zich van zijn hielen tot aan zijn achterhoofd in een »ulster-coat met groote ruiten, terwijl hij een reiszak van gevernist leder in de hand droeg.

    Deze persoon trad binnen, groette vluchtig, legde zijn zak en zijn hoed op den grond, ging zonder permissie te vragen zitten en zeide:

    »William Henry Sharp junior, deelgenoot van het huis Billows, Green, Sharp en Co . . . . Heb ik de eer dokter Sarrasin te spreken? . . . ."

    »Dezelfde, mijnheer."

    »François Sarrasin?"

    »Dat is werkelijk mijn naam."

    »Van Douai?"

    »Douai is mijn woonplaats."

    »Heette uw vader niet Isidore Sarrasin?"

    »Zoo heette hij."

    »Isidore Sarrasin was dus zijn naam."

    Mr. Sharp haalde nu een aanteekenboekje uit den zak, zocht er iets in op en hernam:

    »Isidore Sarrasin is gestorven te Parijs in 1857, VIe arrondissement, Taranne-straat, numero 54, hôtel des Écoles, dat later afgebroken is."

    »Volkomen juist, zei de dokter, hoe langer hoe meer verwonderd. »Maar zoudt u me willen verklaren? . . . . .

    »De naam zijner moeder was Julie Langévol, vervolgde Mr. Sharp onverstoorbaar. »Ze was afkomstig van Bar-le-Duc, dochter van Bénédict Langévol, wonende in het slop Loriol, overleden in 1812, zooals blijkt uit het doodregister der genoemde stad . . . . Die registers zijn een kostelijke instelling, mijnheer! . . . . Hem! . . . hem! . . . . en zuster van Jean-Jacques Langévol, tamboer-majoor in ’t 36e lichte inf . . . .

    »’k Moet u bekennen, zei nu dokter Sarrasin, verbaasd door deze grondige bekendheid met zijn geslachtsboom, dat u in al die punten beter op de hoogte schijnt te zijn dan ik. Werkelijk was de geslachtsnaam van mijn grootmoeder Langévol, maar dat is ook alles wat ik van haar weet.

    »Ze verliet tegen 1807 de stad Bar-le-Duc met uw grootvader, Jean Sarrasin, dien ze in 1799 gehuwd had. Beiden gingen zich vestigen te Melun als blikslagers en bleven er tot 1811, dagteekening van den dood van Julie Langévol, echtgenoote Sarrasin. Uit hun huwelijk was slechts een kind gesproten, Isidore Sarrasin, uw vader. Van dit oogenblik af aan, is de draad verloren gegaan, uitgenomen wat betreft den datum van den dood van dezen voornoemd, weergevonden te Parijs . . . ."

    »Ik kan den draad verder vervolgen, zei de dokter, die ondanks zich zelven medegesleept werd door deze mathematische juistheid. »Mijn grootvader vestigde zich te Parijs voor de opvoeding van zijn zoon, die in de geneeskunst wilde studeeren. Hij stierf in 1832 te Palasseau, bij Versailles, waar mijn vader zijne praktijk uitoefende en waar ik zelf geboren ben in 1822.

    »Gij zijt mijn man, hernam Mr. Sharp. »Geen broeders of zusters? . . . .

    »Neen! ’k Was eenige zoon en mijn moeder is twee jaar na mijn geboorte gestorven . . . Maar zoudt u me eindelijk eens willen zeggen? . . . ."

    Mr. Sharp stond op.

    »Sir Bryah Jowahir Mothooranath, zei hij, deze woorden met den eerbied uitsprekende, dien ieder Engelschman voor adellijke titels koestert, »’k ben gelukkig u ontdekt te hebben en de eerste te zijn u mijn compliment te maken!

    »Die man is krankzinnig, dacht de dokter. »Dat komt nog al eens voor bij de »doodshoofden. "

    De solicitor las dit vermoeden in zijne oogen.

    »’k Ben volstrekt niet gek, antwoordde hij bedaard. »U zijt op dit tijdstip de eenige bekende erfgenaam van den titel van baronet, verleend op het voorstel van den gouverneur-generaal der provincie Bengalen, aan Jean-Jacques Langévol, genaturaliseerd Engelsch onderdaan in 1819, weduwnaar van de Bégum Gokool, vruchtgebruiker van hare goederen, en overleden in 1841, slechts één zoon nalatende die idioot en zonder nakomelingen, onvermogend en zonder testament gestorven is, in 1869. Deze nalatenschap werd in 1870 geschat op een rond cijfer van eenentwintig millioen pond sterling, of vijfhonderd vijfentwintig millioen franken. Ter uitvoering van een vonnis van het gerechtshof van Agra, bevestigd door het hof van Delhi, gerechtelijk bekrachtigd door den bijzonderen Raad, zijn de roerende en onroerende goederen verkocht geworden, de waarde tot geld gemaakt en het totaal in bewaring gegeven aan de Bank van Engeland. Het is op dit oogenblik een bedrag van vijfhonderd zevenentwintig millioen franken, dat u enkel op vertoon eener assignatie kunt lichten, onmiddellijk na uwe genealogische bewijzen te hebben ingeleverd bij het Kanselarijhof, en waarop ik mij, al was ’t van daag nog, u door bemiddeling van de heeren Trollop, Smith en Co., bankiers, aanbied waarde tot welk bedrag ook voor te schieten . . . .

    Dokter Sarrasin stond versteend. Een oogenblik kon hij geen woord zeggen. Toen, gedreven door een aangeboren geest van tegenspraak en toch ook dien droom der Duizend en een Nachtmaar zoo dadelijk niet als een voldongen feit kunnende aannemen, riep hij uit:

    »Maar, in ’s Hemels naam, mijnheer, welke bewijzen hebt u van de waarheid van die geschiedenis en hoe hebt u me kunnen vinden?"

    »Hier zijn de bewijzen, antwoordde Mr. Sharp, op den zak van vernist leder kloppende. De wijze, waarop ik u heb kunnen vinden, is zeer natuurlijk. Sedert vijf jaar zoek ik u. Het opsporen der naaste bloedverwanten, of »next of kin, zooals we dat in ’t Engelsch recht noemen, ten behoeve van de talrijke nalatenschappen die bij ontstentenis van erfgenamen aan den Staat vervallen en die alle jaren in de Britsche bezittingen in de openbare registers geboekt worden, is een specialiteit van ons huis. Nu is het juist de erfenis der Bégum Gokool die sedert een tijdperk van vijf lange jaren ons geduld op de proef stelt. We hebben onze onderzoekingen naar alle kanten uitgestrekt, honderden families Sarrasin de revue laten passeeren, zonder juist die te vinden die uit Isidore was voortgesproten. ’k Was zelfs tot de overtuiging gekomen dat er geen andere Sarrasin in Frankrijk bestond, toen ’t mij gisteren morgen bij ’t lezen in de Daily-News van het verslag van het congres van Hygiène op viel, er den naam in te vinden van een dokter, die me niet bekend was. Toen ’k me nu onmiddellijk aan het doorsnuffelen zette van de duizenden aanteekeningen die we betreffende deze nalatenschap verzameld hebben, heb ik me met verwondering overtuigd dat de stad Douai aan onze aandacht ontsnapt was. Nu bijna zeker op het goede spoor te zijn, nam ik dadelijk plaats op den trein naar Brighton, zag u bij het uitgaan van het congres, en u ziende was ’k overtuigd. U zijt het levend portret van uw grootvader Langévol, zooals hij is afgebeeld op een photographie van hem in ons bezit, volgens een schilderij van den Indiaanschen schilder Saranoni."

    Mr. Sharp nam uit zijn zakboekje een photographie, die hij dokter Sarrasin overhandigde. Deze photographie stelde een man van eene rijzige gestalte voor met een prachtigen baard, en met een van een pluim voorzienen tulband en een kleed van gebloemde zijden stof met groen omboord, in de aan historische portretten eigenaardige houding van een bevelvoerenden generaal, die een order schrijft om aan te vallen, terwijl hij den toeschouwer daarbij oplettend aanziet. Op den achtergrond onderscheidde men onduidelijk den kruitdamp van een veldslag en een aanval van kavallerie.

    »Deze stukken zullen u beter inlichten dan ik het zou kunnen doen, hernam Mr. Sharp. »’k Zal ze u laten en over een paar uur terugkomen, om met uw goedvinden uwe bevelen in ontvangst te nemen.

    Dit zeggende haalde Mr. Sharp uit den lederen zak zeven of acht bundels processtukken, eenige gedrukt, andere in manuscript, legde ze op de tafel en ging achteruit loopende de kamer uit, prevelende:

    »Sir Bryah Jowahir Mothooranath, ’k heb de eer u te groeten."

    Half geloovende, half sceptisch, nam de dokter de processtukken in handen en begon ze op zijn gemak te doorbladeren.

    Een vluchtig onderzoek was voldoende om hem te overtuigen dat de geschiedenis volkomen waar was en niet den minsten twijfel omtrent de echtheid toeliet. Hoe bijvoorbeeld te twijfelen met een gedrukt document in de hand in dezen vorm:

    »Verslag aan de Hoog-achtbare Lords van den geheimen raad der Koningin, ter griffie gedeponeerd den 5n Januari 1870, betreffende de openstaande erfenis van de Bégum Gokool van Ragginahra, provincie Bengalen.

    »Kort overzicht der feiten. — Dit handelt over de zaak der eigendomsrechten op zekere mehals en op drie-en veertig duizend beegales bebouwbaren grond, mitsgaders de rechten van eigendom op diverse huizen, pakhuizen, ontginningsgebouwen, dorpen, roerende goederen, rijkdommen, wapenen, enz. enz., alles voortkomende uit de nalatenschap der Bégum Gokool van Ragginahra. Uit de verklaringen achtereenvolgens afgelegd aan het burgerlijk gerechtshof van Agra, en het opperste gerechtshof van Delhi, blijkt dat in 1819 de Bégum Gokool, weduwe van den radjah Luckmissur en erfgename voor eigen hoofd van aanzienlijke goederen, huwde met een vreemdeling, Franschman van geboorte, genaamd Jean-Jacques Langévol. Deze vreemdeling, na tot 1815 in het Fransche leger gediend te hebben, waarin hij den graad bekleed had van onderofficier (tamboer-majoor) in het 36e lichte inf., scheepte zich ten tijde van het afdanken der Loire-armée te Nantes in als supercarga ¹ ) op een koopvaardijschip. Hij kwam aan te Calcutta, begaf zich naar het binnenland en verkreeg weldra de betrekking van kapitein-instructeur in het kleine inlandsche legertje, dat de radjah Luckmissur gerechtigd was te houden. Van dezen graad verhief hij zich weldra tot dien van kommandant en korten tijd na den dood van den radjah verkreeg hij de hand zijner weduwe. Verschillende beweegredenen van koloniale staatkunde en gewichtige diensten in eene gevaarlijke omstandigheid bewezen aan de Europeanen van Agra door Jean-Jacques Langévol, die zich tot Britsch onderdaan had laten naturaliseeren, gaven den gouverneur-generaal van de provincie Bengalen aanleiding om voor den echtgenoot der Bégum den titel van baronet te verzoeken en te verkrijgen. Het grondbezit van Bryah Jowahir Mothooranath werd toen tot een leengoed gemaakt. De Bégum stierf in 1839, het vruchtgebruik harer goederen aan Langévol nalatende, die haar twee jaren later in het graf volgde. Uit hun huwelijk was slechts een zoon gesproten, die sedert zeer jeugdigen leeftijd in een toestand van onnoozelheid verkeerde, en onmiddellijk onder voogdij moest gesteld worden. Zijne goederen zijn tot zijn dood toe in 1869 getrouwelijk beheerd. Er zijn van deze ontzaglijke nalatenschap geene erfgenamen bekend. De rechtbank van Agra en het gerechtshof van Delhi, handelende op verzoek van het plaatselijk bestuur in naam van den staat, er den verkoop bij opbod van bevolen hebbende, zoo hebben wij de eer den Lords van den geheimen raad de bekrachtiging dezer vonnissen te verzoeken, enz. enz." Hier volgden de handteekeningen.

    Geverificeerde kopyen van de vonnissen van Agra en Delhi, acten van verkoop, orders uitgevaardigd voor het in bewaring geven van het kapitaal aan de bank van Engeland, een omstandig verhaal van de nasporingen verricht in Frankrijk om de erfgenamen Langévol op te zoeken, behalve een ontzaglijke massa documenten van dezelfde soort, lieten dokter Sarrasin weldra niet den minsten twijfel meer over. Hij was wis en zeker de »next of kin" en erfgenaam van de Bégum. Tusschen hem en de vijf-honderd zevenen-twintig millioen in de kelders der bank gedeponeerd, stond niets meer in den weg dan de formule van een vonnis, op eenvoudig vertoon der authentieke geboorte- en doodacten!

    Een dergelijk onverwacht geluk was wel in staat om zelfs het kalmste gemoed te schokken, en de goede dokter kon zich niet geheel onttrekken aan de ontroering, die zulk eene verrassende zekerheid moest teweegbrengen. Evenwel duurde zijne ontroering slechts kort en verried zich alleen door een driftige wandeling van eenige minuten door de kamer. Al spoedig werd hij weder meester van zich zelven, verweet zich deze voorbijgaande koorts als een zwakheid en bleef, in zijn leunstoel uitgestrekt, eenigen tijd in diepe gedachten verzonken.

    Daarna hervatte hij plotseling zijn wandeling door het vertrek. Maar dezen keer zag men aan zijn verhelderd gelaat dat er een edelmoedige en grootsche gedachte bij hem opwelde. Hij bezag haar

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1