Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Oorlog en vrede 1
Oorlog en vrede 1
Oorlog en vrede 1
Ebook816 pages10 hours

Oorlog en vrede 1

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

"Oorlog en Vrede" volgt vijf adellijke families - het geslacht Bezukhov, het geslacht Bolkonsky, het geslacht Rostov, het geslacht Kuragin en het geslacht Drubetskij - tijdens de veldtocht van Napoleon tegen Rusland in de vroege jaren 1800. Het machtige Russische rijk van de tsaar wankelt in deze periode die wereldgeschiedenis zal schrijven.De slag bij Austerlitz speelt een belangrijke rol in de roman, als een prelude op de latere poging van Napoleon om Rusland binnen te vallen. Een van de hoofdpersonen, prins Andrei, eindigt in het heetst van de strijd als krijgsgevangene van de Fransen, waarna hij Napoleon ontmoet, van wie hij veel had verwacht, maar hij ziet alleen een kleine, ijdele man bedwelmd door het idee van militaire overwinningen. Door zijn universele karakter is "Oorlog en Vrede", een van de krachtigste literaire werken ooit en een van 's werelds grootste klassiekers.-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateNov 9, 2018
ISBN9788726109702
Oorlog en vrede 1
Author

Leo Tolstoi

Leo Tolstoy grew up in Russia, raised by a elderly aunt and educated by French tutors while studying at Kazen University before giving up on his education and volunteering for military duty. When writing his greatest works, War and Peace and Anna Karenina, Tolstoy drew upon his diaries for material. At eighty-two, while away from home, he suffered from declining health and died in Astapovo, Riazan in 1910.

Related to Oorlog en vrede 1

Titles in the series (100)

View More

Related ebooks

Reviews for Oorlog en vrede 1

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Oorlog en vrede 1 - Leo Tolstoi

    Eerste hoofdstuk.

    I.

    Vóók tilsit.

    1805—1807.


    „Wel, prins, wat heb ik u gezegd? Genua en Lucca zijn het eigendom van de familie Bonaparte geworden. Ik verzeker u, dat ik niet meer van uw vriendschap wil weten, dat gij ophoudt mijn trouwe slaaf te zijn, zooals ge u zelf noemt, wanneer gij den oorlog nog langer ontkent en verder de ellende en de afschuwelijkheden verdedigt, die door dezen Antichrist zijn bedreven …, want het is de Antichrist in eigen persoon, ik ben er zeker van! Kom, waarde prins; ik zie dat ik u vrees aanjaag … ga hier zitten en laat ons wat praten."

    Zoo sprak in Juli 1805 Anna Paulowna Schérer, die hofdame was van Hare Majesteit de keizerin Maria Feodorowna en zelfs tot de vertrouwdste omgeving der vorstin behoorde. De woorden werden gericht tot prins Wassili, een ernstig en deftig heer, die het eerst op haar soirée verscheen.

    Freule Schérer hoestte al eenige dagen; zij had de griep, zeide zij (het woord „griep" was toen heel nieuw en werd nog weinig gebruikt).

    Een lakei in roode livrei — de livrei van het hof — had des morgens door de heele stad briefjes rondgebracht, die het een zoowel als het ander aldus luidden: „Indien gij geen andere plannen hebt, mijnheer de graaf, of mijn prins, en indien het vooruitzicht om den avond bij een arme zieke door te brengen, u niet al te veel schrik aanjaagt, zal het mij zeer veel eer zijn u van avond tusschen zeven en acht uur bij mij te zien. — Anna Schérer."

    „Lieve God, welk een boosaardige uitval!" antwoordde de prins, zonder zich door deze ontvangst uit het veld te laten slaan.

    De prins droeg een gala-uniform met goud geborduurd en met ridderorden behangen, zijden kousen en schoenen met gespen; zijn plat gezicht glimlachte vriendelijk; hij drukte zich in ’t Fransch uit, dat gezochte, taalkundig onberispelijke Fransch, dat onze grootvaders eigen was, zelfs bij hun denken, en zijn stem had dat minzame en afgemetene van een invloedrijk en aan het hof vergrijsd hoveling.

    Hij naderde Anna Paulowna, kuste haar hand, terwijl hij zijn kaal en geparfumeerd hoofd boog, en ging vervolgens op zijn gemak op de sofa zitten.

    „Stel mij voor alles toch gerust omtrent uw gezondheid, lieve vriendin," vervolgde hij op een hoffelijken toon, die echter eenigen spot en zelfs onverschilligheid liet doorschemeren tusschen die woorden van banale beleefdheid.

    „Hoe zou ik wel kunnen zijn, als de moraal ziek is? Wat heeft een gevoelig hart dezer dagen niet te lijden! Gij blijft toch den geheelen avond, hoop ik?"

    „Tot mijn spijt niet; ’t is vandaag Woensdag; de Engelsche gezant geeft een groot feest en dat moet ik bijwonen; mijn dochter komt mij halen."

    „Ik meende dat het feest tot later was uitgesteld en ik wil u wel bekennen, dat al die vermakelijkheden en al dat vuurwerk me verschrikkelijk beginnen te vervelen."

    „Als men het geringste vermoeden had gehad van uw verlangen, zou de partij zeker uitgesteld zijn," antwoordde de prins werktuigelijk, als een goed geregeld horloge, en zonder te wenschen, dat men zijn woorden ernstig zou opnemen.

    „Kom, plaag mij niet; en gij, die alles weet, zeg mij eens, wat men beslist heeft omtrent het bericht van Novosiltzow?"

    „Wat zal ik u zeggen? hernam de prins met een uitdrukking van vermoeienis en verveling. „Gij zijt er op gesteld om te weten, wat er beslist is? Welnu, men heeft uitgemaakt, dat Bonaparte zijn schepen heeft verbrand, en het schijnt dat wij op ’t punt zijn hetzelfde te doen.

    Prins Wassili sprak altijd op achtelooze wijze als een tooneelspeler, die een oude rol repeteert. Freule Schérer daarentegen was, ondanks haar veertig jaren, levendig en opgewekt. Haar maatschappelijke positie bracht mede, om voor een vrouw vol geestdrift door te gaan; het gebeurde haar wel eens, dat zij zich opwond zonder vuur, zonder er lust toe te hebben, alleen om de verwachting van haar kennissen niet te beschamen. De half ingehouden glimlach, die altijd op haar gelaat lag, was wel is waar volstrekt niet in overeenstemming met haar vermoeide trekken; maar hij drukte volkomen de bewustheid uit van dat bekoorlijk gebrek, waarvan zij zich, evenals een bedorven kind, niet wilde verbeteren. Het staatkundig gesprek, dat zich ontspon, wond Anna Paulowna zeer op.

    „Och, spreek me niet van Oostenrijk. ’t Is mogelijk, dat ik er niets van begrijp; maar mijns inziens heeft Oostenrijk den oorlog nooit gewild en wil het dien nog niet. Het verraadt ons. Rusland alleen zal Europa bevrijden. Onze weldoener begrijpt zijn hooge roeping en hij zal niet in gebreke blijven haar te vervullen. Ik geloof er aan en ik houd er aan vast met mijn gansche ziel. Een groote rol is voor onzen keizer weggelegd. God zal hem niet verlaten. Hij zal zijn taak vervullen en de hydra der omwentelingen vermorzelen, die onder de trekken van dat monster, dien moordenaar, zoo mogelijk nog afschuwelijker is geworden. Wij moeten het bloed der martelaars wreken! Op wie kunnen we vertrouwen, ik vraag het u? Engeland heeft te veel handelsgeest, om de grootheid van ziel van keizer Alexander te begrijpen. Het heeft geweigerd, Malta af te staan. Het wacht en zoekt een nevenbedoeling achter onze daden. Wat hebben ze Novosiltzow gezegd? Niets. Neen, neen, zij begrijpen de zelfverloochening van onzen vorst niet, die niets voor zich zelven wenscht en slechts het algemeene welzijn beoogt. Wat hebben zij beloofd? Niets, en hun beloften zelven zijn nul. Heeft Pruisen Bonaparte niet onoverwinnelijk verklaard en Europa onmachtig om hem te bestrijden. Ik vertrouw Hardenberg zoomin als Haugwitz! Die geduchte Pruisische onzijdigheid is niets dan een strik. Maar ik vertrouw op God en ik geloof in de hooge roeping van onzen dierbaren keizer, den redder van Europa."

    Zij hield plotseling op, zacht glimlachend, dat ze zich zoo door haar eigen woorden had laten meesleepen.

    „Waarom zijt ge niet in de plaats van onzen goeden Wintzingerode! Met uw welsprekendheid zoudt gij stormenderhand de toestemming van den koning van Pruisen hebben verworven; maar … krijg ik ook thee?"

    „Oogenblikkelijk! … A propos, voegde zij er op bedaarden toon bij, „ik verwacht van avond twee zeer belangwekkende heeren, den vicomte de Mortemart, die door de Rohan’s vermaagschapt is aan de Montmorency’s, een van de doorluchtigste geslachten van Frankrijk, een goed en waar uitgewekene. De ander is de abt Morio, die groote geleerde! — Ge weet, hij is door den keizer ontvangen.

    „Wel, het zal me veel eer zijn! … Maar zeg mij, bid ik u, vervolgde de prins met toenemende onachtzaamheid, alsof de vraag, die hij wilde doen, hem juist te binnen schoot, terwijl zij inderdaad het voornaamste doel was van zijn bezoek, „zeg mij eens, is het waar, dat Hare Majesteit, de keizerin-moeder, de benoeming van baron Founcke tot eersten secretaris te Weenen wenscht? De baron lijkt mij zoo onbeduidend!

    Prins Wassili hoopte voor zijn zoon op dezen zelfden post, dien men door de voorspraak van keizerin Maria Feodorowna aan baron Founcke trachtte te verschaffen. Anna Paulowna sloeg de oogen neer, zoodat de prins vruchteloos poogde, daarin iets te lezen; zij wilde er mee zeggen, dat noch zij, noch iemand anders wist, wat de keizerin behagen of mishagen zou.

    „Baron Founcke is de keizerin-moeder aanbevolen door de zuster van Hare Majesteit," zeide zij met iets treurigs en eentonigs in haar stem.

    Onder het uitspreken van deze woorden toonde haar gelaat een uitdrukking van innige en oprechte toewijding, vermengd met een weinig melancholie; zij nam deze uitdrukking altijd aan, wanneer zij den naam van haar doorluchtige beschermster uitsprak; en haar blik werd opnieuw als ’t ware omfloerst, toen zij er bijvoegde, dat Hare Majesteit baron Founcke bijzondere achting toedroeg.

    De prins zweeg met een voorkomen van totale onverschilligheid, en toch had Anna Paulowna hem met haar vrouwelijke takt en scherpzinnigheid even haar nageltjes laten voelen, omdat hij de stoutheid had gehad een onbesuisd oordeel uit te spreken over iemand, die in de gunst der keizerin was aanbevolen; zij haastte zich echter terstond om weer goed te maken, wat zij had misdaan.

    „Kom, laten we eens over uw familie spreken. Weet gij wel, dat uw dochter iedereen bekoort, sedert zij in onze kringen verschijnt? Iedereen vindt haar verrukkelijk schoon!"

    De prins boog ten teeken van eerbied en dank.

    „Hoe dikwijls werd ik niet getroffen, vervolgde Anna Paulowna na een oogenblik stilte, „door de onrechtvaardige verdeeling van het geluk in dit leven.

    Zij naderde den prins met een beminnelijk lachje, om hem te kennen te geven, dat zij het politieke terrein en de salongesprekken vaarwel zeide, om een intiem onderhoud te beginnen. „Waarom, b.v. heeft het lot u zulke allerliefste kinderen gegeven, altijd met uitzondering van uw jongsten zoon Anatole, van wien ik niet houd, voegde zij er bij met de beslistheid van een vonnis zonder appèl, terwijl zij de wenkbrauwen fronste. „Maar gij waardeert het voorrecht volstrekt niet, en dus verdient gij ze ook niet.

    En zij lachte op haar eigenaardige, geestdriftvolle wijze.

    „Wat zal ik u zeggen? zeide de prins. „Lavater zou zeker ontdekt hebben, dat mij de knobbel van het vaderschap ontbreekt.

    „Scherts ter zijde! Ik moet eens ernstig met u spreken. Ik ben, onder ons gezegd, heel ontevreden over uw jongsten zoon. Men heeft Hare Majesteit over hem gesproken (bij deze woorden nam haar gezicht een droevige uitdrukking aan), „en men beklaagt u.

    De prins antwoordde niets. Zij sloeg hem in stilte gade en wachtte.

    „Ik ben ten einde raad! hernam hij gemelijk. „Als vader heb ik alles voor hun opvoeding gedaan wat ik kon, en met beiden neemt het een slechten keer. Hippolyte is ten minste een vreedzame, rustige dwaas, terwijl Anatole een onstuimige dwaas is, dat is het eenige verschil tusschen die twee.

    Hij glimlachte dezen keer natuurlijker en ongedwongener, terwijl een onaangename, ruwe trek zich om zijn mond plooide.

    „Menschen als gij moesten geen kinderen hebben; als gij geen vader waart, had ik niets op u aan te merken," zeide freule Schérer op nadenkenden toon.

    „Ik ben, zooals gij weet, uw trouwe slaaf; ik zou ook aan niemand anders dan aan u durven bekennen, dat mijn kinderen een zware last voor mij zijn en het kruis van mijn bestaan. Dat is nu eenmaal zoo, daar is niets aan te doen." Hij zweeg met een gebaar van onderwerping aan zijn noodlot.

    Anna Paulowna scheen na te denken.

    „Hebt gij er nooit over gedacht, om Anatole, uw verkwistenden zoon, uit te huwelijken? Men zegt altijd, dat oude vrijsters koppelaarsters zijn! ik ben mij wel is waar deze zwakheid niet bewust; maar toch heb ik voor hem een jong meisje op ’t oog, een bloedverwant van ons, de prinses Bolkonsky, die geen gelukkig leven heeft bij haar vader."

    Prins Wassili antwoordde niet, maar een nauw merkbare beweging met het hoofd bewees, dat hij met een voor een man van de wereld niet ongewone vlugheid de gevolgen van het voorstel overwoog en alles nauwkeurig naging.

    „Weet ge wel, dat die Anatole mij jaarlijks veertigduizend roebels kost? zuchtte hij, aldus aan zijn treurige gedachten den vrijen loop latende. „Wat zal dat na vijf jaar zijn, als dat zoo voortgaat. Ziet ge, dat is het geluk om vader te zijn! … Is de prinses rijk?

    „Haar vader is zeer rijk en zeer gierig; hij woont buiten op het land. Het is die bekende prins Bolkonsky, die nog tijdens het leven van den vorigen keizer zijn ontslag kreeg en die den bijnaam had van „Koning van Pruisen. Hij is een zeer ontwikkeld, maar zonderling man en lastig in den omgang. Het arme kind is diep ongelukkig. Zij heeft nog een broeder, die onlangs met Lize Heynen is getrouwd en die adjudant van Koetoezow is. Ge zult hem zoo aanstonds hier ontmoeten.

    „O lieve Annette, riep de prins uit, terwijl hij in een plotselinge opwelling de hand van freule Schérer greep, „maak deze zaak voor mij in orde, en ik zal voor eeuwig de trouwste uwer slaven zijn, zooals mijn starost zijn rapporten steeds onderteekent. Zij is van goede familie en rijk; wat zou ik meer kunnen wenschen!

    En met de losse bevalligheid en gemakkelijkheid, die hem eigen waren, kuste hij de hofdame de hand, drukte haar even, zonk toen in zijn leunstoel terug en keek een anderen kant uit.

    „Luister, zeide Anna Paulowna, „ik zal van avond nog met Lize Bolkonsky spreken. Wie weet, misschien komt de zaak in orde. In het belang van uw familie zal ik dus mijn oude-vrijstersloopbaan beginnen.

    II.

    Langzamerhand kwamen de gasten opdagen; weldra vulde de élite van Petersburg het salon van Anna Paulowna; het gezelschap bestond wel is waar uit personen van de uiteenloopendste karakters en van verschillenden leeftijd, maar allen behoorden toch tot denzelfden kring. De dochter van prins Wassili, de schoone Helena, was gekomen om haar vader te halen voor het feest van den Engelschen gezant. Zij was in baltoilet en droeg het onderscheidingsteeken als hofdame. Ook de bekoorlijkste vrouw van geheel Petersburg, de jonge, lieftallige prinses Bolkonsky, was tegenwoordig, die, den vorigen winter gehuwd, wegens haar aanstaande bevalling de groote partijen vermeed, maar nog wel op kleine bijeenkomsten verscheen. Verder zag men er prins Hippolyte, den zoon van prins Wassili, in gezelschap van Mortemart, dien hij aan zijn kennissen voorstelde, den abt Morio en nog vele anderen.

    „Hebt gij mijn tante al gezien? of wel: „Kent ge mijn tante niet? vroeg Anna Panlowna aan elken gast, terwijl zij hem naar een kleine, oude dame bracht, die een oogenblik te voren was binnengekomen. Freule Schérer richtte bij de voorstelling langzaam haar blik van den nieuw aangekomene naar „haar tante en verwijderde zich dan terstond, om anderen op dezelfde wijs bij haar te brengen. Alle gasten onderwierpen zich aan dezelfde plechtigheid en begroetten deze onbekende en onbeduidende tante, die niemand belang inboezemde. Anna Paulowna sloeg met een droefgeestigen blik plechtig en stilzwijgend de ontmoeting gade. De tante vroeg altijd in dezelfde bewoordingen naar ieders gezondheid, sprak over haar eigen en die van Hare Majesteit de keizerin, „welke, Goddank! vandaag veel beter was. Beleefdheidshalve liet niemand blijken, dat hij hoe eerder hoe liever trachtte weg te komen en geen van allen dacht er aan de oude dame voor den tweeden keer toe te spreken.

    De jonge prinses Bolkonsky had haar werk in een met goud geborduurd, fluweelen taschje meegenomen. Haar fraaie, kleine, met donzige haartjes bedekte bovenlip sloot nooit geheel op de onderlip, maar de moeite, die zij deed, om ze op elkaar te krijgen, maakte haar nog bevalliger, en dit kleine gebrek, deze eigenaardigheid van haar persoon, gaf haar iets aantrekkelijks; die half geopende mond verleende haar een nieuwe bekoorlijkheid. Iedereen bewonderde het jonge, levenslustige vrouwtje, dat zoo weinig bezwaard werd door haar toestand. Slechts enkele woorden, met haar gewisseld, gaven allen den indruk, alsof zij toch niet zoo heel veel met haar verschilden, of dat zij heden bijzonder beminnelijk waren, getuige haar vroolijk glimlachje, dat bij elk woord haar fraaie witte tandjes deed schitteren. Geblazeerde jonge lieden en gemelijke, knorrige grijsaards, allen ondervonden den invloed van het bekoorlijk persoontje.

    De prinses drentelde langzaam om de tafel en nam toen, nadat zij de plooien van haar japon had geordend, naast den samovar op de canapé plaats op een wijze, alsof alles wat zij deed slechts ten pleziere van zich zelve en anderen was.

    „Ik heb mijn werk meegebracht," zeide zij, terwijl zij haar werktaschje opende.

    „Pas op, Annette, speel me geen poets; ge hebt mij geschreven, dat ge slechts een klein gezelschap verwachtte, zie dan ook maar, hoe eenvoudig ik gekleed ben ….."

    Zij strekte de armen uit, om haar elegante, grijze japon beter te doen uitkomen, die keurig met kant gegarneerd was en met een breede ceintuur nauw om het middel sloot.

    „Stil maar, Lize; ondanks alles zijt ge toch de mooiste."

    „Weet gij reeds, vroeg zij op denzelfden toon aan een generaal, „dat mijn man mij verlaten zal? Hij wil zich laten doodschieten!

    „Die afschuwelijke oorlog, waartoe is hij nut?" vroeg zij prins Wassili.

    En zonder zijn antwoord af te wachten, knoopte zij een gesprek aan met de dochter van den prins, de schoone Helena.

    „Welk een lief persoontje, die kleine prinses!" zeide prins Wassili zacht tot Anna Paulowna.

    Spoedig daarop trad een jonge, krachtige en forsch gebouwde man met kort geschoren haar het salon binnen. Hij droeg een bril, een lichte broek, zooals het toen mode was, een buitengewoon groot overhemd en een bruinen rok. Het was de natuurlijke zoon van een zeer bekend, voornaam heer uit den tijd van Catharina, van graaf Besoekow, die nu te Moskou gevaarlijk ziek lag. De jonge man, die nog geen loopbaan had gekozen, was juist uit het buitenland, waar hij zijn opvoeding had genoten, teruggekeerd en verscheen voor het eerst in de wereld. Anna Paulowna begroette hem op de wijze, waarop zij haar minst aanzienlijke gasten ontving. Maar niettegenstaande haar onachtzame begroeting nam haar gelaat bij den aanblik van Peter toch een uitdrukking van ononrust en vrees aan, alsof zij iets bemerkte, dat niet op zijn plaats was. Peter was inderdaad veel forscher en grooter van gestalte dan een der andere gasten, maar de ongerustheid van Anna Paulowna had een andere oorzaak; zij was bang voor dien goedhartigen, schuchteren en onderzoekenden blik en voor de oprechtheid, die uit zijn oogen straalde, en die hem onderscheidde van alle anderen uit het gezelschap.

    „Het is heel lief van u, mijnheer Peter, om een arme zieke op te zoeken," zeide zij, terwijl ze een vluchtigen blik met haar tante wisselde bij de voorstelling, die natuurlijk plaats had.

    Peter stamelde iets onverstaanbaars en ging intusschen voort met nieuwsgierig rond te kijken. Eensklaps glimlachte hij vroolijk en groette de kleine prinses als een goede kennis. Vervolgens maakte hij een buiging voor „de tante. Anna Paulowna had waarlijk wel reden om zich ongerust te maken; want Peter verliet plotseling „de tante, zonder zelfs het einde van haar zin over de gezondheid Harer Majesteit af te wachten. Geheel verschrikt hield zij hem tegen en vroeg hem: „Kent gij den abt Morio? ’t Is een zeer belangwekkend mensch."

    „Ja, ik heb over zijn ontwerp van een eeuwigen vrede gehoord; dat is heel geestig …. maar het is niet voor verwezenlijking vatbaar."

    „Zoudt ge denken?" zeide Anna Paulowna, alleen om iets te zeggen, terwijl zij terstond daarop wilde heengaan, om als gastvrouw verder de honneurs waar te nemen.

    Peter maakte zich echter aan een tweede onbeleefdheid schuldig; had hij even te voren de oude dame verlaten, zonder het einde harer woorden af te wachten, nu hield hij Anna Paulowna, die zich wilde verwijderen, staande, om haar met gebogen hoofd en wijd uitgespreide beenen uit te leggen, waarom het plan van den abt niets anders dan een utopie was.

    „We zullen er later wel eens over praten," zeide freule Schérer glimlachend, en zich nu losmakend van den jongen man, die zoo weinig wist, hoe het behoorde, hervatte zij haar plichten als gastvrouw, luisterde, keek opmerkzaam rond en was steeds gereed, om, als het noodig was, een kwijnend gesprek opnieuw aan den gang te brengen. Evenals de opzichter van een spinnerij, die, als hij de ronde doet in de fabriek, den stilstand, het kraken of het ongewone geluid van een klos of spil bemerkt en zich dan haast, om den geregelden gang der werkzaamheden te herstellen, wandelde Anna Paulowna door haar salon, en hield nu eens stil bij een zwijgende en dan weer bij een al te luidruchtige groep, om door een enkel woord van haar mond of een handig volbrachte verwisseling van plaatsen, de conversatie-machine in een behoorlijke en regelmatige beweging te houden. Zelfs onder deze bezigheid kon zij de vrees niet van zich afzetten, die Peter haar inboezemde; zij bemerkte, dat hij luisterde naar hetgeen er in de omgeving van Mortemart werd gezegd en dat hij daarna zich bij den kring voegde, die zich om den abt had gevormd. Het was de eerste soirée, die Peter in Rusland bijwoonde; hij wist, dat alles, wat te Petersburg voornaam en ontwikkeld was, zich daar bevond en zijn levendige blik gleed, evenals die van een kind in een speelgoedwinkel, met groote snelheid van den een naar den ander, als vreesde hij, dat iets van de geestige gesprekken hem zou ontsnappen. Wanneer hij de personen gadesloeg, wier gelaat een groote mate van beslistheid en voornaamheid uitdrukte, dan verwachtte hij altijd het een of ander geestig gezegde. Daar het gesprek van den abt Morio hem aantrok, bleef hij in diens nabijheid, in de hoop dat hij gelegenheid zou hebben met zijn raad voor den dag te komen; een zwak, dat hij met alle jonge lieden gemeen had.

    III.

    De soirée bij Anna Paulowna was in vollen gang; de raderen draaiden gelijkmatig en zonder stoornis aan alle kanten. Met uitzondering van de tante, naast wie een andere oude dame met een droefgeestig, beschreid gezicht zat, die eigenlijk misplaatst was in het schitterende gezelschap, vormden de gasten drie groepen. De eerste groep, die hoofdzakelijk uit mannen bestond, had zich om den abt geschaard; de tweede, uit de jongeren van het gezelschap bestaande, omringde de schoone prinses Helena, de dochter van prins Wassili en prinses Bolkonsky, het mooie, bekoorlijke en frissche, hoewel voor haar jeugdigen leeftijd misschien iets te forsche vrouwtje; de overige gasten eindelijk hadden zich om Mortemart en freule Schérer gegroepeerd.

    De vicomte, een man met zachte gelaatstrekken en aangename manieren, was zeer met zich zelf ingenomen en wilde blijkbaar doorgaan voor een beroemdheid, maar welstaanshalve liet hij de zorg om gevierd te worden over aan het gezelschap, dat hem omringde. Paulowna trok er klaarblijkelijk partij van op de wijze van een schranderen hotelhouder, die een stuk vleesch, dat door een ander toebereid misschien niet eetbaar zou zijn, voor iets heel keurigs en bijzonders laat doorgaan; op die manier had zij haar gasten eerst den vicomte en vervolgens den abt als een uitgezochte lekkernij gepresenteerd. In de groep van Mortemart werd over den moord op den hertog van Enghien gesproken. De vicomte hield staande, dat de hertog door zijn grootheid van ziel was gestorven en dat er zeer bijzondere redenen bestonden voor de verbittering van Bonaparte.

    „Och toe, vertel ons dat, vicomte! riep op vroolijken toon Anna Paulowna, die in de woorden: „vertel ons dat, vicomte, een zeker onbestemd iets à la Louis XV vond.

    De vicomte glimlachte en boog, ten teeken dat hij bereid was aan haar verzoek te voldoen. Er werd een kring om hem gevormd en Anna Paulowna noodigde haar gasten uit om hem aan te hooren.

    „De vicomte, zeide zij fluisterend tot haar buurman, „kende den hertog zeer intiem; de vicomte, herhaalde zij, zich tot een ander wendende, „is een bewonderenswaardig verteller; de vicomte, zeide zij tot een derde, „behoort tot de eerste kringen, dat merkt men terstond.

    Zoo werd de vicomte als een zeldzame wildschotel den gasten aangeboden op de uitgezochtste en aanlokkelijkste manier.

    „Kom toch hier zitten, lieve Helena," zeide Anna Paulowna tot de schoone prinses, die iets verder zat en het middelpunt van een andere groep vormde.

    Prinses Helena stond op, met een fijn glimlachje als bij haar komst; dat lachje scheen bij haar onvergelijkelijke schoonheid te behooren, maakte er als ’t ware een deel van uit. Haar witte met klimop en mos versierde baljapon kwam in het voorbijgaan slechts even in aanraking met de heeren, die voor haar plaats maakten; als een levend zinnebeeld van den glans van een bal schreed zij tusschen hen door, terwijl de gloed van haar lokken en de schitterende blankheid harer schouders met het tintelende vuur van haar kleinoodiën wedijverden. Zij keek niemand in het bijzonder aan, maar daar haar glimlach allen gold, verleende zij om zoo te zeggen aan iedereen het recht, de schoonheid van haar leest en haar fraaie ronde schouders te bewonderen, die haar laag en boogvormig uitgesneden japon, naar de mode dier dagen, met een deel van rug en boezem onbedekt liet. Helena was zoo buitengewoon schoon, dat er zelfs niet het geringste spoor van coquetterie aan haar te bespeuren was; het scheen zelfs, dat ze zich als verlegen voelde onder zulk een volmaakte en overweldigende schoonheid en dat zij, als het mogelijk ware geweest, gaarne den indruk, die haar verschijning teweegbracht, had verzwakt.

    „Wat is zij schoon!" sprak iedereen, die haar zag.

    Toen Helena voor den vicomte plaats nam en hem met haar onveranderlijken glimlach begroette, maakte hij een beweging van verrassing en sloeg de oogen neer, als getroffen door een bovennatuurlijke verschijning.

    „Zulk een auditorium maakt me verlegen en beschroomd," zeide hij.

    Helena, met haar fraaien arm op een tafel geleund, oordeelde het niet noodig hierop te antwoorden; zij glimlachte en wachtte. Onder de vertelling bleef zij in een onberispelijke houding zitten, sloeg den blik nu eens op haar mooie, poezele hand, of al spelende met het diamanten halssnoer op haar nog schooneren boezem, en trok dan weer de plooien van haar balkleed recht, terwijl zij bij de gedeelten van het verhaal, die indruk maakten, Anna Paulowna gadesloeg en de uitdrukking van haar gelaat navolgde, om een oogenblik daarna weer een kalmen en vreedzamen glimlach te toonen.

    De kleine prinses had eveneens de theetafel verlaten.

    „Wacht, ik zal mijn werk nemen. Kom, waar denkt ge aan? zeide zij tot Hippolyte. „Haal me even mijn werktaschje.

    Al pratende en lachende had de prinses algemeene opschudding veroorzaakt.

    „Ziezoo, vervolgde zij, terwijl ze plaats nam en Hippolyte haar het verlangde werktaschje gaf, „nu zit ik heel op mijn gemak. Prins Hippolyte schoof een fauteuil naderbij en ging naast haar zitten.

    De „aanminnelijke Hippolyte geleek op een in ’t oog loopende wijze op zijn zuster, „de schoonste der schoonen, hoewel hij verwonderlijk leelijk was. Zij hadden dezelfde trekken, maar bij de zuster waren zij verheerlijkt door dien stralenden tevreden glimlach, tintelend van levenslust en door de klassieke volmaaktheid van haar geheele voorkomen, het gelaat van den broeder droeg daarentegen den stempel van onnoozelheid, terwijl hij bovendien een stuursch en eigenzinnig humeur had en er zwak en ziekelijk uitzag; oogen, neus en mond schenen in voortdurend gegrijns de akeligste vormen aan te nemen en met handen en voeten wist hij geen weg.

    „Is het een spookhistorie?" vroeg hij, zijn lorgnet opzettend, alsof hij zonder dat voorwerp niet kon spreken.

    „Volstrekt niet," zeide de verbaasde verteller.

    „’t Is maar, dat ik die soort van geschiedenissen niet kan uitstaan," hernam Hippolyte, en men kon uit zijn toon opmaken, dat hij de beteekenis der woorden onmiddellijk had gevoeld; hij sprak echter altijd met zulk een nadruk, dat men zich steeds afvroeg, of hij geestig of dom was.

    Hij droeg een donker groenen rok met panden, een broek van een kleur, die hij zelf „chair de nymphe émue" noemde, kousen en schoenen met gespen.

    De vicomte vertelde op aangename wijze de anecdote, die over den hertog van Enghien de ronde deed. De hertog was, zooals men zeide, in het geheim naar Parijs gegaan, om daar met juffrouw Georges een samenkomst te hebben; hij had Bonaparte bij haar ontmoet, dien de beroemde kunstenares eveneens haar gunsten bewees. Tengevolge van dit ongelukkig toeval was Bonaparte in zwijm gevallen en zoodoende in de macht van zijn vijand geraakt, waarvan deze echter geen gebruik maakte; Bonaparte evenwel had zich later over deze edelmoedige behandeling gewroken met den moord op den hertog. Dit pikante en belangwekkende verhaal, dat vooral treffend werd, toen het oogenblik van de ontmoeting der beide medeminnaars werd geschetst, ontroerde de dames zeer.

    „Bekoorlijk!" zeide Anna Paulowna, met een vragenden blik op de kleine prinses.

    „Bekoorlijk!" herhaalde deze, terwijl ze de naald in haar werk stak, om te toonen dat de belangstelling en de bekoring van de geschiedenis haar beletten met haar handwerkje voort te gaan.

    De vicomte genoot van dezen zwijgenden lof en wilde juist zijn verhaal vervolgen, toen Anna Paulowna, die den geduchten Peter niet uit het oog had verloren, den jongen man in een al te heftig gesprek met den abt zag gewikkeld. Terstond ijlde zij naar het bedreigde punt, om het gevaar af te wenden. Peter was er werkelijk in geslaagd, den abt in een gesprek te wikkelen over het staatkundig evenwicht; de abt, blijkbaar gevleid door de ongekunstelde opgewektheid en de belangstelling van den jongen vrager, ontvouwde hem breedvoerig zijn lievelingsplan; beiden spraken luid, levendig en met geestdrift, en dat was het juist, wat der hofdame mishaagd had.

    „Welk middel? Wel, het Europeesche evenwicht en het recht der volkeren, zeide de abt. „Een enkel machtig rijk als Rusland, dat den naam heeft barbaarsch te zijn, behoeft zich maar met eerlijke bedoelingen aan het hoofd te stellen van een verbond, dat het staatkundig evenwicht van Europa beoogt, en de wereld zou gered zijn!

    „Maar hoe zoudt ge zulk een evenwicht vestigen? vroeg Peter op het oogenblik dat Anna Paulowna, met een strengen blik op den jongen man, den Italiaan vroeg, of het koude Noordsche klimaat hem geen kwaad deed. Het gelaat van den abt nam terstond een andere uitdrukking aan. Met een zoetsappig gezicht antwoordde hij: „Ik ondervind al te zeer den bekorenden invloed van den geest en de beschaving van de kringen, waarin ik de eer heb te verschijnen, en vooral ook van de dames, dat ik nog geen tijd heb gehad, om aan het klimaat te denken. Intusschen had freule Schérer de beide heeren bij het overige gezelschap doen plaats nemen, om hen niet uit het oog te verliezen.

    Op dit oogenblik kwam een nieuwe bezoeker binnen, de jonge prins Bolkonsky, de echtgenoot van de kleine prinses. Hij was een knap man van middelbare grootte, met harde en scherpe trekken. Met zijn vermoeiden en onverschilligen oogopslag en zijn afgemeten, kalmen tred was hij in alles het tegendeel van zijn levendig en bewegelijk vrouwtje. Hij kende alle bezoekers. De een zoowel als de ander was hem volmaakt onverschillig, en het zou hem veel waard zijn geweest om ze nooit weer te zien of te hooren, zijn eigen vrouw zelfs niet uitgezonderd. Zij scheen hem nog meer tegenzin in te boezemen dan de overigen, en hij wendde zich van haar af met een gebaar, dat zijn schoon gelaat niet voordeeliger deed uitkomen. Hij kuste Anna Paulowna de hand en keek toen met gefronste wenkbrauwen de rij eens rond.

    „Gij maakt toebereidselen, om mee ten oorlog te trekken," vroeg de gastvrouw.

    „Generaal Koetoezow, zeide hij, een sterken nadruk leggend op de laatste lettergreep van dezen naam, „is zoo goed geweest, mij tot zijn adjudant te benoemen.

    „En uw vrouw?"

    „Zal naar buiten gaan."

    „Schaamt ge u niet ons van het gezelschap van uw bekoorlijk vrouwtje te berooven?"

    „Andreas, riep de kleine vorstin uit met dezelfde coquetterie, die ze ook tegenover de anderen in praktijk bracht, „ge moest eens weten, welk een mooie historie de vicomte ons verteld heeft van juffrouw Georges en Bonaparte!

    Prins Andreas grijnsde even en keerde zich om.

    Peter, die, sedert prins Andreas was binnengekomen, hem met opgeruimden en hartelijken blik had gadegeslagen, trad nu op hem toe en vatte zijn hand, zonder dat de prins zijn voorhoofd ontplooide. Toen hij echter het lachende gezicht van Peter herkende, helderde het zijne eensklaps op en met een oprechten, hartelijken glimlach zeide hij:

    „Wel zoo! gij ook in de groote wereld!"

    „Ik wist, dat gij hier zoudt zijn. Ik kom bij u soupeeren; is dat goed?" voegde hij er fluisterend bij, om den vicomte, die nog aan het vertellen was, niet te hinderen.

    „Neen, dat is onmogelijk!" antwoordde Andreas lachend, terwijl hij door een hartelijken handdruk Peter de overbodigheid van zijn vraag deed gevoelen.

    Hij wilde nog iets zeggen, toen prins Wassili en zijn dochter opstonden en de anderen plaats voor hen maakten.

    „Neem ons niet kwalijk, waarde vicomte, zeide de prins, terwijl hij Mortemart vriendelijk drong te blijven zitten, „dat vervelende feest bij den Engelschen gezant berooft ons van een groot genoegen en dwingt ons u te storen. Het spijt mij zeer, lieve Anna Paulowna, u nu reeds te moeten verlaten.

    Zijn dochter Helena nam de plooien van haar japon losjes bijeen en baande zich toen steeds glimlachende een weg tusschen de stoelen door. Peter sloeg haar schitterende schoonheid gade met een mengeling van verrukking en schrik.

    „Schoon, niet waar?" zeide prins Andreas.

    „Prachtig!" antwoordde Peter.

    In het voorbijgaan drukte prins Wassili hem de hand en zich tot freule Schérer wendende, zeide hij: „Help me, bid ik u, dien jongen beer opvoeden. Al een maand is hij bij mij en ’t is nu pas de eerste keer, dat hij in de wereld verschijnt. Niets doet een jongen man zooveel goed als het verkeer met verstandige vrouwen."

    IV.

    Anna Paulowna beloofde lachend, zich Peter aan te trekken, die, zooals zij wist, door zijn vader aan prins Wassili verwant was. De oude dame, die bij „de tante" was blijven zitten, stond nu haastig op en hield den prins in de voorzaal staande. Van haar zacht en droefgeestig gezicht was nu alle wezenlijke en voorgewende belangstelling verdwenen, het verried slechts vrees en onrust.

    „Wat hebt ge me nu over mijn Boris te zeggen, prins? vroeg zij met een zeer eigenaardigen klank van de o. „Ik kan niet langer in Petersburg blijven. Zeg mij toch, welke tijding ik mijn zoon kan geven.

    Ondanks het misnoegen, dat het gelaat van den prins teekende en de onbeleefdheid, waarmee hij haar aanhoorde, glimlachte zij en hield hem bij de hand vast, om zijn heengaan te beletten.

    „Wat kost het u, een goed woord voor hem te doen bij den keizer? Hij zou dan terstond in de garde worden opgenomen."

    „Wees overtuigd, prinses, dat ik alles zal doen wat in mijn vermogen is, maar ik kan het moeilijk aan Zijne Majesteit vragen. Wend u liever door bemiddeling van prins Galatzin tot Roemianzow, dat is voorzichtiger en beter."

    De oude dame was prinses Droebetzkoï en behoorde tot een der eerste Russische geslachten; maar daar zij arm was en al sedert lang niet meer in de wereld verkeerde, had zij al haar vroegere kennissen verloren. Zij was alleen in Petersburg gekomen, om te trachten, voor haar eenigen zoon een plaats in de garde te verwerven.

    Alleen in de hoop om prins Wassili te ontmoeten, was zij op de soirée van Anna Paulowna verschenen. Haar eertijds schoon gelaat drukte een levendige ontevredenheid uit, maar slechts voor een oogenblik; zij glimlachte opnieuw en greep den arm van prins Wassili stevig vast.

    „Luister, prins; ik heb u nooit om een gunst verzocht en ik zal het ook nimmermeer doen; nooit heb ik een beroep gedaan op de vriendschap, die u met mijn vader verbond. Maar doe nu in Godsnaam dat voor mijn zoon en ik zal u eeuwig dankbaar zijn, voegde zij er haastig bij. „Ach neen, word niet boos, beloof het mij slechts. Ik heb het Galatzin reeds gevraagd, maar hij heeft het mij geweigerd. Wees de goede vriend, dien gij u vroeger hebt betoond, vervolgde zij, terwijl ze door haar tranen heen trachtte te glimlachen.

    „Papa, wij verlaten ons," zeide prinses Helena, die bij de deur op haar vader wachtte.

    Bij deze woorden keerde zij haar bekoorlijk gelaat haar vader toe.

    Macht en invloed zijn in deze wereld een kapitaal, waarmee men zuinig moet zijn; dat wist Wassili beter dan iemand; hij had al spoedig begrepen, dat het zekerste middel om nooit iets voor zich zelven gedaan te krijgen was om zijn invloed altijd terwille van anderen te gebruiken. Hij deed dit dan ook zelden, maar het dringend smeeken van prinses Droebetzkoï riep een herinnering wakker, die hem eenige wroeging veroorzaakte. Wat zij had gezegd was waar. Haar vader had hem werkelijk den voet in den stijgbeugel geholpen. Daarbij had hij al terstond gemerkt, dat zij tot die vrouwen, of liever tot die moeders behoorde, die rust nog duur hebben, eer ze het doel van haar rusteloos streven hebben bereikt en die, als ze niet slagen, onmiddellijk op weerwraak bedacht zijn en zelfs niet voor onaangename tooneelen terugdeinzen. Deze laatste overweging deed de schaal overslaan.

    „Lieve Anna Mikaïlowna, zeide hij op gerekten toon en met zijn gewone vertrouwelijkheid, „het is mij bijna onmogelijk te doen, wat gij mij vraagt; toch zal ik u toonen, hoe hoog ik de nagedachtenis van uw vader schat en hoe zeer ik u genegen ben; uw zoon zal in de garde worden opgenomen, daar kunt gij zeker van zijn! Zijt gij nu tevreden?

    „Beste vriend, gij zijt mijn weldoener! Ik dacht het wel; ik wist, hoe goed gij zijt. Sta me nog één woord toe, vervolgde zij, toen hij wilde heengaan. „Als hij eens bij de garde geplaatst is …. Zij hield verlegen op. „Gij kent Koetoezow zoo goed, kunt ge hem mijn Boris niet voor adjudant aanbevelen? Ik zou u dan met rust laten en nooit weer …."

    Prins Wassili glimlachte.

    „Dat kan ik u niet beloven. Na zijn aanstelling tot bevelhebber, wordt Koetoezow overstelpt met dergelijke aanvragen. Hij heeft mij zelf gezegd, dat alle Moskousche dames hem voorstellen haar zonen als adjudant te kiezen."

    „Och vriend, toe, beloof mij ook dat nog, beloof het mij, ik laat u nog niet los."

    „Papa! herhaalde de schoone Helena, „we komen veel te laat.

    „Nu, tot ziens; gij ziet, ik kan niet …."

    „Gij zult er dus morgen met den keizer over spreken?"

    „Daar kunt ge op rekenen, maar dat van Koetoezow kan ik u niet beloven."

    „Wassili!" hernam Anna Mikaïlowna met een coquet glimlachje om den mond; zij vergat dat dit glimlachje, hoe werkzaam vroeger misschien ook, volstrekt niet meer paste op haar flets en vervallen gelaat. Zij dacht in het geheel niet meer aan haar leeftijd, zij was op dit oogenblik slechts vrouw en gebruikte de middelen, die haar als zoodanig ten dienste stonden. Maar nauwelijks was de prins vertrokken, of haar gezicht stond koud en strak als vroeger; zij voegde zich weer bij den kring in welks midden de vicomte zijn verhaal voortzette, en veinsde opnieuw een belangstelling, die zij niet had, wachtende op een gunstige gelegenheid om heen te gaan; zij had immers haar doel bereikt.

    „Wat zegt ge toch wel van die laatste komedie, de kroning te Milaan? vroeg Anna Paulowna. „En van de bevolking van Genua en Lucca, die mijnheer Bonaparte komen gelukwenschen! Mijnheer Bonaparte op een troon en de wenschen der volken verhoorende. Is het niet heerlijk! Neen, ’t is om dol te worden! Men zou zeggen, dat de heele wereld het hoofd heeft verloren.

    Prins Andreas keek Anna Paulowna met een spottend lachje aan.

    „God geeft haar mij; wee hem die haar aanraakt!" zeide hij.

    Dat waren de woorden, die Napoleon had gesproken, toen hij zich zelven de kroon op het hoofd zette.

    „Men zegt, dat hij er indrukwekkend en schoon uitzag, toen hij die woorden uitte, voegde hij er bij en herhaalde toen in het Italiaansch: „Dio mi la dona, guai a chi la toca!

    „Ik hoop, zeide Anna Paulowna, „dat dit de waterdroppel zijn zal, die den emmer doet overloopen. Waarlijk, de souvereinen mogen dien man niet langer dulden, die voor allen een levende bedreiging is.

    „De souvereinen! Ik spreek niet van Rusland, zeide de vicomte beleefd en aarzelend, „de souvereinen, mevrouw? Wat hebben zij gedaan voor Lodewijk XVI, voor de koningin, voor prinses Elizabeth? Niets! vervolgde hij, zich opwindend, „en geloof mij, zij zullen hun straf ontvangen voor het verraad, aan de zaak der Bourbons gepleegd. De souvereinen? Zij zenden gezanten, om den overweldiger te begroeten …." En met een minachtend gebaar veranderde hij van houding.

    Prins Hippolyte, die al dien tijd den vicomte door zijn lorgnet had gadegeslagen, wendde zich bij die woorden plotseling tot de kleine prinses, vroeg haar om een naald en nadat hij daarmee het wapen der Condé’s op de tafel had gekrabbeld, begon hij haar dit met een onverstoorbaren ernst uit te leggen, alsof zij hem er om verzocht had.

    „Een balk van keel, gekarteld van keel en azuur, huis Condé."

    De prinses luisterde lachend toe.

    „Indien Bonaparte nog een jaar op den Franschen troon blijft, zeide de vicomte, zoodoende op zijn onderwerp terugkomend als iemand, die gewoon is zijn eigen gedachten te volgen, zonder groote aandacht te schenken aan de overwegingen van anderen, „zullen de zaken er slechts des te beter om gaan; de Fransche kringen der maatschappij, ik bedoel natuurlijk de goede kringen, zullen voor altijd ten onder gebracht zijn door listen, geweld, verbanningen en terechtstellingen … en dan ….

    Hij haalde de schouders op en hief zijn armen ten hemel. Peter wilde iets zeggen, het gesprek boezemde hem belang in, maar Anna Paulowna, die hem in ’t oog hield, was hem voor.

    „Keizer Alexander, begon zij met dat droevige in haar stem, dat ze altijd aannam, als zij over de keizerlijke familie sprak, „keizer Alexander heeft verklaard, dat hij het aan de Franschen zelven overliet, om hun eigen regeeringsvorm te kiezen en ik ben overtuigd, dat de geheele natie, zoodra ze zich aan het juk van den overweldiger heeft ontworsteld, zich in de armen van haar koning zal werpen.

    Anna Paulowna liet, zooals men bemerkte, geen gelegenheid voorbijgaan, om den koningsgezinden uitgewekene te vleien.

    „Dat is niet heel waarschijnlijk, wierp prins Andreas tegen. „Mijnheer de vicomte onderstelt met reden, dat de zaken heel ver zijn gegaan, en het zal, dunkt me, moeilijk zijn, tot den ouden stand van zaken terug te keeren.

    „Ik heb gehoord, voegde Peter er bij, „dat het grootste gedeelte van den adel voor Napoleons belangen gewonnen is.

    „Dat zeggen de Bonapartisten, riep de vicomte uit, zonder Peter aan te zien. „Het is onmogelijk met zekerheid te weten, wat tegenwoordig de openbare meening in Frankrijk is.

    „Bonaparte heeft het toch gezegd, hernam prins Andreas op ironischen toon, om met dezen uitval den vicomte, dien hij niet kon uitstaan, te ergeren. „Ik heb hun den weg geopend tot den roem en zij hebben niet gewild; ik heb hun toegang verleend tot mijn salons en zij kwamen in gansche scharen binnenstormen; deze woorden moet Napoleon gezegd hebben. Ik weet niet in hoever hij recht had ze te zeggen.

    „Hij had er in ’t geheel geen recht toe, antwoordde de vicomte; „na den moord van den hertog van Enghien hebben zelfs zijn grootste vereerders opgehouden in hem een held te zien; en al had hij dan ook in de oogen van enkele personen dien naam een oogenblik verdiend, vervolgde hij, zich tot Anna Paulowna wendend, „na dezen moord is er in den hemel een martelaar meer en op aarde een held minder."

    Nog had het gezelschap niet door goedkeurend lachen instemming betuigd met de laatste woorden van den vicomte, of Peter had zich reeds opnieuw in het strijdperk geworpen, zonder dat Anna Paulowna, die iets buitensporigs en verschrikkelijks duchtte, tijd had tusschenbeide te komen.

    „De terechtstelling van den hertog van Enghien, zeide Peter, „was een staatkundige noodzakelijkheid, en Napoleon heeft juist blijk gegeven van een buitengewone grootheid van ziel, door alle verantwoordelijkheid op zich te laden.

    „God! God!" lispelde freule Schérer met afschuw.

    „Maar, mijnheer Peter, vindt gij, dat er zielegrootheid ligt in een moord?" vroeg de kleine prinses, terwijl zij glimlachend haar werk weer ter hand nam.

    „Ach! foei!" hoorde men van verschillende kanten.

    „Capital!" riep prins Hippolyte in het Engelsch uit en hij sloeg met de hand op zijn knie, terwijl de vicomte zich tot een schouderophalend stilzwijgen bepaalde.

    Peter keek over zijn bril heen het gezelschap ernstig aan.

    „Ik zeg dat daarom, vervolgde hij, „omdat de Bourbons voor de omwenteling gevlucht zijn en zoodoende het volk aan regeeringloosheid hebben prijs gegeven. Napoleon alleen heeft de revolutie begrepen en haar weten te overwinnen, en daarom kon hij, met het algemeene welzijn voor oogen, zich niet laten weerhouden door het leven van een individu.

    „Wilt ge niet aan de andere tafel plaats nemen?" vroeg Anna Paulowna. Maar Peter, die hoe langer hoe meer in vuur raakte, zette zijn pleitrede voort, zonder haar te antwoorden.

    „Ja, waarlijk, zeide hij, „Napoleon is groot, omdat hij zich boven de revolutie heeft weten te stellen, omdat hij haar misbruiken heeft uitgeroeid zonder het goede, dat zij had, mee te vernietigen, zooals de gelijkheid der burgers, de vrije uiting in woord en geschrift, en daardoor alleen heeft hij de macht in handen gekregen.

    „Had hij deze macht aan den wettigen koning teruggegeven en er geen misbruik van gemaakt om een moord te bedrijven, dan zou ik hem een groot man genoemd hebben," zeide de vicomte.

    „Maar dat was onmogelijk. De natie had hem immers alleen daarom macht verleend, om haar van de Bourbons te bevrijden, en omdat zij in hem een groot man zag. De revolutie was een groote daad," vervolgde Peter, die door het op den voorgrond zetten van eigen meening en door de verkondiging van allerlei vooruitstrevende en ergernis wekkende ideeën blijk gaf van jeugdige onbezonnenheid en gebrek aan ervaring.

    „De revolutie en de koningsmoord groote daden! Met zulke … Maar wilt ge niet liever aan de andere tafel gaan," riep Anna Paulowna uit.

    „Het Contrat social!" antwoordde de vicomte met een medelijdenden glimlach.

    „Ik spreek niet van vorstenmoord, ik spreek alleen over de idee."

    „Jawel, ideeën van plundering, doodslag en koningsmoord," klonk het ironisch.

    „Dat zijn de ontaarde uitersten; maar de ware beteekenis van de idee ligt in het bestrijden van vooroordeelen en de gelijkheid der burgers en daaraan is door Napoleon met alle kracht vastgehouden."

    „Vrijheid, gelijkheid! zeide de vicomte op minachtenden toon, alsof hij zich gereed maakte om den jongen man de ongerijmdheid zijner redeneering aan te toonen. „Die hoogdravende woorden hebben hun waarde al verloren. Wie toch zou niet voor vrijheid en gelijkheid zijn? De Verlosser heeft ze ons reeds gepredikt. Zijn wij gelukkiger geworden na de revolutie? Integendeel. Wij verlangden vrijheid, en Bonaparte heeft te onzen koste beslag op haar gelegd.

    Prins Andreas keek lachend nu eens Peter, dan den vicomte, en dan weer de gastvrouw aan, die niettegenstaande haar gemakkelijkheid in den omgang en haar wereldkennis, zeer ontstemd was door Peters uitvallen. Toen zij echter bemerkte, dat zijn lasterlijke taal den vicomte in ’t geheel niet vertoornde, en het onmogelijk was den jongen man het zwijgen op te leggen, nam zij de taktiek van den edelen uitgewekene over, en al haar krachten verzamelende, viel zij op haar beurt den spreker aan.

    „Maar, mijnheer Peter, zeide zij, „hoe verklaart gij het gedrag van den grooten man, die een hertog, of wilt ge liever een mensch, zonder vorm van proces laat ter dood brengen, en dat nog wel een onschuldig mensch.

    „Ik zou ook wel eens willen weten, hoe mijnheer Peter den 18 Brumaire verklaart, zeide de vicomte. „Was dat geen verraad, of vindt ge beter, een goochelpartij, in elk geval een handeling, die volstrekt niet den grooten man teekent?

    „En de gevangenen in Afrika, die op zijn bevel zijn omgebracht, riep de kleine prinses uit; „het is verschrikkelijk!

    „Ge kunt zeggen wat ge wilt, voegde prins Hippo lyte er bij, „hij is een gelukzoeker.

    Peter, die niet wist, wien het eerst te antwoorden, keek allen glimlachend aan, niet met een nietszeggenden, nauw merkbaren glimlach, maar met dien opgewekten, oprechten trek, die aan zijn meestal streng en zelfs eenigszins wrevelig gezicht een uitdrukking van kinderlijke goedheid verleende en die den indruk maakte, alsof hij vergiffenis vroeg voor hetgeen hij had misdaan.

    De vicomte, die hem nooit gezien had, begreep terstond, dat deze Jacobijn lang zoo geducht niet was als zijn woorden. Allen zwegen.

    „Hoe kunt gij toch verlangen, dat hij u allen tegelijk antwoordt? zeide prins Andreas plotseling. „Mag men dan iemands daden als privaat-persoon, als staatsman, als veldheer en als keizer alle over één kam scheren? Het komt mij voor, dat zoo iets niet te pas komt.

    „Neen, zeker niet," riep Peter uit, overgelukkig met deze onverwachte hulp.

    „Napoleon op de brug van Arcole of in het hospitaal te Jeffa, de hand toestekend aan de pestlijders, is groot als mensch, dat kan niemand loochenen, maar er zijn ook daden van hem aan te wijzen, die men moeilijk kan verdedigen," vervolgde prins Andreas, die de onhandigheid van Peter blijkbaar wilde goed maken en die na de laatste woorden opstond en zijn vrouw een wenk gaf.

    Prins Hippolyte stond ook op, maar met de hand wenkend, verzocht hij allen weer te gaan zitten.

    „Er is mij vandaag een alleraardigste Moskousche anecdote verteld, zeide hij levendig. „Gij moet haar hooren. Gij neemt niet kwalijk, vicomte, dat ik haar in het Russisch vertel, men zou anders de geestigheid niet vatten ….

    En hij deed zijn verhaal in het Russisch, maar met het accent van een Franschman, die een jaar in Rusland heeft doorgebracht.

    „Er is in Moskou een dame, een voorname dame, zeer gierig, die twee knechten noodig had, groot van gestalte, om achter op het rijtuig te staan … Deze dame nu had ook, dat was haar smaak, een kamenier, die heel groot was …."

    Hier hield prins Hippolyte op en dacht na, alsof hij moeite had met zijn verhaal voort te gaan.

    „Zij zeide, ja, zij zeide tot de kamenier: meisje, trek de livrei aan en ga achter op het rijtuig; ik moet bezoeken afleggen …."

    Hier barstte prins Hippolyte in lachen uit, maar ongelukkig vond zijn gelach geen weerklank onder de toehoorders, wat een ongunstigen indruk op den verteller scheen te maken. Toch waren er enkelen, die flauwtjes glimlachten, onder anderen de oude dame en freule Schérer.

    „Zij vertrok, vervolgde prins Hippolyte; „eensklaps zette de wind op; het meisje verloor haar hoed en haar lang haar ging los.

    Nu kon hij zich niet meer bedwingen, hij barstte in zulk een hevige lachbui los, dat hij bijna niets meer kon uitbrengen.

    „Ja, eindigde hij, „haar lang haar ging los … en de heele stad heeft er over gesproken!

    En daarmee was de anecdote uit. Niemand had er eigenlijk het fijne van begrepen, noch waarom zij noodzakelijk in het Russisch verteld moest worden. Maar Anna Paulowna en een paar anderen waren den verteller dankbaar, dat hij zoo behendig een einde had gemaakt aan den vervelenden en onaangenamen uitval van mijnheer Peter. Het gesprek bepaalde zich verder tot alledaagsche dingen en onbeduidende opmerkingen over het bal, dat nog komen moest en het bal, dat al voorbij was, over tooneelvoorstellingen en dergelijke, en verder werd er gevraagd, waar en wanneer men elkander terug zou zien.

    V.

    Na dit intermezzo begonnen de gasten van Anna Paulowna op te staan en na haar dank gezegd te hebben voor den genoegelijken avond, ging de een voor, de ander na, heen.

    Peter, die zoo breed van schouders, buitengewoon forsch gebouwd en zeer onbeholpen was, had bovendien lompe, roode handen; hij verstond zoomin de kunst een salon binnen te komen, als een gezelschap, met eenige vriendelijke woorden tot de gastvrouw, te verlaten. In zijn afgetrokkenheid had hij in plaats van zijn eigen hoed den driekanten pluimsteek van een generaal genomen, waaraan hij in zijn verlegenheid stond te plukken, tot de rechtmatige eigenaar hem ontsteld het hoofddeksel terugvroeg. Maar zijn spreekwoordelijke verstrooidheid en zijn verregaande linkschheid werden ruimschoots opgewogen door zijn welwillendheid, zijn oprechtheid en zijn bescheidenheid.

    Freule Schérer kwam op hem toe en groette hem vriendelijk, als om hem met echt christelijke zachtmoedigheid vergiffenis te schenken.

    „Ik hoop nog vaker het genoegen te hebben u te zien, zeide zij; „maar ik hoop ook, dat gij voor dien tijd van meening veranderd zult zijn.

    Hij gaf hierop geen antwoord, maar toen hij haar vaarwel zeide, lag op zijn open gelaat die oprechte, ongeveinsde glimlach, die scheen te zeggen: „Bij slot van rekening zijn meeningen toch maar meeningen, en gij ziet dat ik toch een goede en brave kerel ben." Dit was zoo in allen deele waar, dat iedereen, freule Schérer niet uitgezonderd, het als bij ingeving gevoelde.

    Prins Andreas was zijn vrouw en prins Hippolyte naar de voorzaal gevolgd; terwijl hij zich door een lakei zijn mantel liet aangeven, luisterde hij onverschillig naar hetgeen zij zeiden. Prins Hippolyte stond met zijn lorgnon in het oog naast de kleine prinses en keek haar brutaal aan.

    „Blijf hier staan, Annette, zeide het jonge vrouwtje bij het afscheid nemen; „ge zult kou vatten …. Dat blijft afgesproken! voegde zij er fluisterende bij.

    Anna Paulowna had nog tijd gehad, met Lize over de verbintenis te spreken, die zij tusschen de schoonzuster van deze en Anatole wilde tot stand brengen.

    „Ik reken op u, lieve, was het antwoord, dat eveneens fluisterend gegeven werd. „Gij schrijft er haar een enkel woordje over en zegt mij, hoe haar vader de zaak opneemt. Tot ziens.

    Zij ging naar het salon terug.

    Prins Hippolyte kwam dicht bij de kleine prinses, boog zich over haar heen en fluisterde haar iets in het oor.

    Zijn eigen lakei en die van de prinses stonden met een officiersmantel en een sjaal te wachten, totdat het gesprek uit was en hoorden het Fransche gebabbel aan, alsof zij het begrepen en het konden volgen, maar het niet wilden laten merken.

    De kleine prinses praatte en lachte tegelijk.

    „Ik ben blij, dat ik niet naar den gezant ben gegaan, zeide prins Hippolyte. „Zoo vervelend! Een heerlijke avond, niet waar? Allerheerlijkst!

    „Het bal van van avond moet heel mooi zijn, antwoordde de prinses, haar met fijne haartjes bedekt lipje optrekkend; „alle schoone vrouwen zouden er komen.

    „Niet allen; want gij waart er niet," zeide hij lachend. En de sjaal van den bediende overnemend, stiet hij dezen op zij, om haar het kleedingstuk om te doen. Langer dan noodig was, liet hij daarbij zijn handen op de schouders der jonge vrouw rusten, zoodat het bijna scheen, alsof hij haar omhelsde: het was niet uit te maken, of het uit onbeholpenheid voorkwam, dan of hij het opzettelijk deed. Steeds glimlachend maakte zij zich met een bevallige wending van hem los, keerde zich om en keek naar haar echtgenoot, die met moede, half gesloten oogen een eindje verder stond.

    „Zijt gij klaar?" vroeg hij aan zijn vrouw, haar een blik toewerpend.

    Prins Hippolyte nam haastig zijn mantel, die volgens de laatste mode tot op de hielen neerhing, wikkelde zich er in en ijlde toen de trap af, om de prinses bij het instijgen behulpzaam te zijn.

    „Tot ziens, prinses!" riep hij, even onbeholpen met de tong als met zijn voeten. De prinses nam haar japon op en ging in den donkersten hoek van het rijtuig zitten, terwijl haar echtgenoot zijn sabel omgespte. Prins Hippolyte hinderde iedereen onder den schijn van hulp te verleenen.

    „Pardon, mijnheer, zeide prins Andreas op drogen en onvriendelijken toon in het Russisch tot den jongen man, die hem den toegang tot het rijtuig versperde. En hartelijk volgde daarop tot Peter: „Komt ge aanstonds? Ik wacht u!

    De postiljon zette zich in beweging en het rijtuig rolde weg.

    Prins Hippolyte lachte zenuwachtig en bleef op de stoep de komst van den vicomte afwachten, dien hij beloofd had te vergezellen.

    „Wel, mijn waarde, uw kleine prinses is mooi, heel mooi, zeide de vicomte, terwijl hij in het rijtuig plaats nam, „heel mooi, op mijn woord. En hij bracht de toppen zijner vingers aan den mond.

    Hippolyte lachte triumfantelijk.

    „Weet ge wel, dat gij gevaarlijk zijt met uw gezicht, alsof ge geen tien kunt tellen? Ik beklaag haar armen man, dat officiertje, dat zich een houding geeft van een koning in eigen persoon."

    Hippolyte schaterde van de pret en bracht er met veel moeite uit: „En gij zeidet, dat de Russische dames niet in de schaduw der Fransche konden staan: men moet maar met haar weten om te gaan, dat is de heele zaak."

    VI.

    Peter was als goede bekende terstond prins Andreas’ kabinet binnengetreden; hij was de eerste. Als naar gewoonte ging hij op de canapé liggen en nam het eerste het beste boek, dat onder zijn bereik was, Cesars Commentaren, op, en, op de ellebogen geleund, maakte hij zich gereed er in te lezen.

    „Wat hebt ge bij freule Schérer gedaan? Zij zal er stellig ziek van worden," zeide prins Andreas, die een oogenblik na Peter binnentrad, en zich in de kleine, blanke handen wreef.

    Peter keerde zich eensklaps

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1