Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Nachtmerrie in Californië
Nachtmerrie in Californië
Nachtmerrie in Californië
Ebook187 pages2 hours

Nachtmerrie in Californië

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

In de greep van doodsangst...

Een vrouw wordt verward wakker in een witte kamer. Groot, leeg, stil. Ze heeft pijn, honger en dorst en het is koud. Ze weet niet waar ze is. Een man vindt haar, na een zwerftocht door een gebouw dat enkel lijkt te bestaan uit lange witte gangen, gesloten deuren, trappen en twee kamers. De hare en de zijne.
Ze zijn alleen. Of toch niet?

Samen proberen ze uit te vinden wat er is gebeurd, waar ze zijn, waarom. En hoe ze kunnen ontsnappen. Dit verhaal gaat over honger, dorst, angst, pijn en verlies. En over vriendschap, warmte, vertrouwen en liefde.

LanguageNederlands
Release dateApr 22, 2020
ISBN9780463030660
Nachtmerrie in Californië
Author

Marit van Santen

Geboren in 1970, schreef Marit haar eerste (hele) korte verhaaltjes als kind al. Op kleine memovelletjes, of op een vel van een notitieblokje. Toch duurde het nog tot ver in de jaren '90 voor ze zich aan het schrijven van een boek waagde.Hoewel dat manuscript nog altijd niet af is, was dit wel de aanzet tot het schrijven van Nachtmerrie in Californië. Deze misdaadroman werd in 2010 voor het eerst als paperback gepubliceerd. Sindsdien heeft ze een tweede misdaadroman geschreven en recent (in 2020) haar derde voltooid.Marits voorkeur voor zowel lezen als schrijven gaat uit naar misdaad, spanning en fantasy, met een vleugje romantiek. Categorieën waar ook haar geschreven boeken en de boeken waaraan gewerkt wordt in thuis horen. Tijdens het schrijven leeft ze zich volledig in haar hoofdrolkarakter en het verhaal in. De reden waarom haar eerste drie boeken in eerste persoon (ik-vorm) zijn geschreven.Als echte "doe-het-zelver" houdt Marit van het creatieve proces van schrijven en ontwerpen, en kan daar net zo in opgaan als ze doet wanneer ze een goed boek leest.

Read more from Marit Van Santen

Related to Nachtmerrie in Californië

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Nachtmerrie in Californië

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Nachtmerrie in Californië - Marit van Santen

    Hoofdstuk 1

    Er kreunt iemand.

    Na enige tijd besef ik dat ik dat zelf ben. Langzaam wordt mijn hoofd helderder. Ik heb pijn. Mijn hoofd. Mijn schouders en mijn heupen… Het wordt lichter, maar ik kan niets zien. Oh ja, mijn ogen zijn nog dicht. Ik probeer ze te openen, maar dat lukt niet. Tenminste, alles is wit, meer zie ik niet. Ik ben moe, wil slapen. Het wordt weer donker.

    Allerlei beelden spelen door mijn hoofd. Zon, strand, prachtig blauw water, palmbomen… een gezicht. Dirk, natuurlijk. We zijn samen voor het eerst in Californië op vakantie. Prachtig hotel, heerlijk eten, heerlijk weer. Romantisch samen, ons 15-jarig huwelijksfeestje. Dirk lacht naar me, terwijl hij een foto maakt. Ik wil lachen, maar mijn mond wil niet. Mijn lippen zitten aan elkaar geplakt, mijn mond voelt droog.

    Ik word weer wakker. Oooh, mijn hoofd, schouders en heupen. Ik wil anders gaan liggen, maar het lukt niet. Ik lig op de grond. Ik probeer mijn ogen te openen en zie een wit plafond. Weer zak ik weg in het verlokkende duister van de slaap.

    Ik hoor iets. Er kreunt weer iemand. Dat was ikzelf toch? Ik word wakker. Pijn. Niet alleen mijn schouders en heupen. Ik voel pijn tussen mijn dijen en in mijn kruis. En mijn nek en hoofd. Het voelt of ik al uren hier lig. Ik probeer overeind te komen. Al mijn spieren protesteren. Het lukt niet. Ik kijk om me heen vanaf de grond. Ik lig in een kale ruimte. Alles wit, behalve de vloer. Die is grijs. Ik hoor weer wat. Maar dat ben ik niet.

    Iemand roept iets. Ik versta niet wat. Ik heb pijn. En dorst… Voorzichtig probeer ik mijn handen en voeten te bewegen. Ik maak mijn tong los in mijn mond, maak speeksel. Mijn hoofd wordt wat helderder. Hoe kom ik hier, waar ben ik eigenlijk. Ik til mijn armen op, ze voelen als lood. Ik kan mijn benen bewegen. Met veel moeite draai ik op mijn zij. Het ligt hard, maar ik slaak een zucht van verlichting. Ik moet al uren in dezelfde houding op de grond hebben gelegen. Voor mijn gevoel duurt het minuten lang, maar het lukt me uiteindelijk om te gaan zitten.

    Ik zie een fles water staan bij mijn voeten. Dorst. Weer hoor ik iemand roepen. Dichterbij lijkt het. Of ben ik gewoon helderder dan daarnet. Ik probeer mijn keel te schrapen, dat lukt niet. Water heb ik nodig, maar ik kan er nog niet bij. Ineens heb ik de fles in mijn handen. Ik merk dat mijn handen trillen. Met moeite draai ik de dop los. Ik probeer te drinken, maar de fles is zwaar. Ik knoei, maar krijg een slok binnen. Heerlijk koud water. Koud…

    Ik heb het koud. Zo koud. Wat doe ik hier eigenlijk, waar ben ik? Opnieuw kijk ik om me heen. Deze keer lukt het me de hele ruimte te bekijken. Een vrijwel vierkante kamer, met alleen een deur. Dicht. Geen ramen, het licht komt uit TL-balken hoog aan het plafond. Een heel hoog plafond.

    Ik drink nog wat water. Nu lukt het me om mijn keel te schrapen. Moeilijk kom ik overeind. Met de fles water krampachtig in mijn hand geklemd. Ik voel mijn schouders, heupen, benen, nek en hoofd. Mijn kruis en dijen. Het voelt of ik heb gevreeën met een rotsblok. Zo zou Dirk nooit doen… Of ben ik verkracht? Dat zou ik me toch wel herinneren? Ik ben nog te duf om te schrikken van dat idee. Het lijkt gewoon een mogelijkheid. Ik begin te rillen en mijn tanden klapperen. Koud. Bang. Mijn buik protesteert. Ik heb honger. En niet zo’n beetje ook.

    Langzaam voel ik paniek opkomen. Ik ben alleen. Ik heb pijn. Ik weet niet waar ik ben. Waar is Dirk? Ik strompel naar de deur. Zit ik opgesloten, wie of wat is er buiten? Dan hoor ik weer iemand roepen. Een man. Dirk? Nee. Ik ben bij de deur maar aarzel. Durf de deur niet open te maken. Dan hoor ik de stem weer, hij praat Engels. Hallooo, is daar iemand.

    Het is vlakbij. Ik doe een stap achteruit. Ben bang. Plotseling gaat de deur open. Er staat een man in de opening. Hij is lang en pezig. Ziet er verwilderd uit. In een reflex doe ik nog een stap achteruit. Maar ook hij schrikt. Zijn donkere haar zit in de war, hij is ongeschoren. Zijn kleren zijn verkreukeld en vies. Ze lijken te wijd. En ik zie een enorme blauwe plek op zijn rechterwang. Ik denk dat hij net zo is als ik. Dat hij ook niet weet wat er is gebeurd en waar hij is. Ik zie aan de manier waarop hij kijkt dat ik er net zo uit zie. Ik ben bang. Hij ook?

    Aarzelend komt hij een stap de ruimte in en zegt: Wie ben jij? Ik doe een stap terug en weet niet wat ik zeggen moet.

    Alsjeblieft, niet bang zijn voor mij. Hij klinkt verontrust en opgelucht tegelijkertijd. Ik ben zo blij dat ik eindelijk iemand zie.

    Ik denk dat ik niet bang voor hem hoef te zijn. Ik beweeg mijn mond, wil wat zeggen. Waar zijn we? Het klinkt raar, mijn stem kraakt. Hij denkt na, kijkt onzeker. Ik weet het niet. Hij ziet de fles water. Drink nog wat, er is meer. Ik knik, maar drink nog niet. Ik ben bang. Nu knikt hij. Het is even stil en ik neem toch een slok water.

    Dan vraagt hij: Je bent niet Amerikaans?

    Nee… Ik kom uit Nederland. Dan ineens herken ik hem, Robert Sunday. Hij speelt in een serie op tv. Ik ben verward, hoe kan dat nou. Hij ziet aan me dat ik hem herken en knikt, met zijn beroemde glimlach erbij. Nou ja, een vaag glimlachje. Hij heeft ook pijn, denk ik.

    Het laatste wat ik me herinner is dat ik met mijn vrouw in een hotel zat in Laguna Beach, in Californië.

    Ik ben toch nog niet zo heel helder, want het duurt even voor ik de overeenkomst zie. Ik ook! Ik bedoel, met mijn man Dirk. Ook in een hotel in  Laguna Beach, het Carlton Ocean Resort.

    Er verschijnt een niet begrijpende, nadenkende blik gezicht op zijn. Het begint te dagen bij mij. Het zelfde hotel? Hij knikt. Raar.

    Nogal ja. Dat is geen toeval. We laten het op ons inwerken en ik bevoel mijn pijnlijke plekken nog eens. Behalve mijn kruis natuurlijk. Niet waar hij bij is. Ik neem nog een slok water en maak bewegingen met mijn mond en tong. Het voelt nog steeds droog en mijn lippen zijn gebarsten en pijnlijk.

    Ik denk dat ze ons één of andere drug hebben gegeven, zegt Robert. Die droge mond en dat we niet weten wat er is gebeurd… Ik knik, het klinkt aannemelijk in ieder geval. GHB? Nee, ik weet er niet veel van, maar volgens mij doet dat niets met je geheugen. Maar zoiets zou wel de zeurende pijn tussen mijn dijen en in mijn kruis verklaren. Flitsen van mannen zonder gezicht komen in me op en ik druk het weg. Dat is mijn angst, dat moet wel, dat kan niet echt gebeurd zijn. Ik kan het niet accepteren. Wil het niet geloven. Ik focus op iets anders.

    Je… je hebt een blauwe plek op je wang.

    Hij raakt zijn rechterwang aan. Ja, dat dacht ik al. Zijn gezicht vertrekt, Ik weet niet waarvan… Bij mij doet ook alles zeer. Hij knikt naar de grond. Volgens mij hebben we lang op de grond gelegen.

    Ik knik ook. Opnieuw. Saai hoor. En de beelden dringen zich weer op. Nee!

    Hoe heet je?

    Marian. Ik probeer te glimlachen, maar dat lukt niet erg. Is het ook niet echt de situatie voor, bedenk ik.

    Nou, Marian, ik ben Robert, maar dat wist je al. Hij steekt zijn hand uit en ik beantwoord zijn gebaar automatisch. Het is iets normaals, iets veiligs in deze absurde situatie.

    Er is hier niets. Alleen maar gangen en deuren. Ze zijn allemaal dicht. Hij maakt een beweging om zich heen. Ik heb lang gezocht voor ik jou vond. Hij kijkt de kamer rond. Niets te zien. Ik weet niet hoe lang… heb geen horloge meer.

    Ik voel automatisch naar mijn pols. Geen horloge. Ik draag altijd een horloge.

    Geen uitgang? Maar ik weet het antwoord al. Hij schudt zijn hoofd.

    Weet ik niet. Tot nu toe heb ik niets gevonden, dus we moeten verder zoeken. Maar we blijven allebei staan. Bang om deze kamer te verlaten.

    Hij aarzelt en zegt dan: Zullen we eerst even water halen? In mijn kamer stonden meer flessen.

    Ik knik. Hij loopt voorop, de gang in. Ook wit, met deuren. E allemaal dicht. Lopen gaat nog steeds moeizaam. We zijn nog geen tien stappen de gang in of de deur van mijn kamer slaat dicht. Een harde klap, die nagalmt in de kale gangen. We schrikken ons allebei rot en lopen terug. Op slot.

    Hoe kan dat?, fluister ik schor.

    Hij haalt zijn schouders op. Verontrust kijkt hij in de richting waar we naar toe liepen. Het water…, en hij holt weg. Ik kan hem niet bijhouden, ben nog te stijf.

    Wacht op mij!

    God, wat klink ik bang. Afschuwelijk. Maar hij stopt en draait zich om. Hij grijpt mijn hand en begint weer te rennen. Iets rustiger, maar nog steeds te hard voor me. Al mijn spieren protesteren, maar ik klem mijn kiezen op elkaar en zeg niets. Liever pijn dan achter blijven.

    Zijn hand voelt sterk en warm aan en ik voel me er ongemakkelijk bij. Onherkenbare gezichten knagen aan de grenzen van mijn verbeelding. Of herinnering? Ik probeer me voor te stellen dat ik Dirks hand vast houd. Maar dat lukt niet. Ik mis hem.

    De gang gaat de hoek om. Zowel links als rechts zitten deuren. Sommigen dicht bij elkaar, sommigen met meters ertussen. Allemaal dicht. Weer een hoek om. Weer allemaal deuren. Aan het eind staat er één open. Achter die deur gaat de gang verder en we rennen erdoor. Weer slaat de deur achter ons dicht. Van schrik struikel ik, maar ook Robert mist een stap terwijl hij zich omdraait en het scheelt niet veel of we vallen.

    Verbaasd en geschrokken staan we stil en kijken elkaar aan. Zijn gezicht krijgt een verbeten trek en zijn blauwe ogen vlammen. Ik voel me er wat beter door. Er wordt met ons gespeeld, maar Robert is het duidelijk zat. Zijn verontrusting slaat om naar woede. Ik ben nog niet zover.

    Gaat ‘t?, vraagt hij, terwijl hij me doordringend aan kijkt.

    Ja. Het klinkt opgewekter dan ik me voel, maar ik wil me niet laten kennen. Ik zie aan zijn blik dat hij het begrijpt. Bijna tegelijkertijd draaien we ons om en kijken de lange gang in. Verder maar, wat moeten we anders?

    Ook hier weer eindeloze gesloten deuren, deze keer afgewisseld met doodlopende zijgangen. Uiteindelijk bereiken we een gang met weer aan het einde een open deur. Daarachter zit een trappenhuis. Voorzichtig stappen we naar binnen en kijken afwachtend om. Maar de deur blijft open. Er gaan trappen naar beneden en omhoog. En er zitten nog drie deuren, in elke muur één. Robert kijkt niet eens naar de deuren. Wij gaan omhoog.

    Dan slaat alsnog de deur achter ons dicht. Ik sta stijf van de spanning stil. Ook Robert stopt, kijkt naar de treden voor hem. Dan draait hij zich om en kijkt me aan. We zien in elkaars ogen de spanning. Ik zie bij hem ook vastberadenheid. Ziet hij mijn angst? Zonder omkijken gaan we verder.

    Na twee verdiepingen in een hoog tempo kan ik niet meer en trek mijn hand uit de zijne. Ik stop en ga op de trap zitten. Trillend drink ik wat water. Dat helpt tegen de dorst. Maar mijn maag doet gewoon pijn van de honger.

    Robert is ook gestopt. Hij kijkt op me neer en weer omhoog, twijfelt. Het water, zegt hij weer.

    Ik moet even zitten, sorry. Ik ben heel moe. Dat ken ik niet van mezelf. Ik fitness minimaal vier keer in de week, zodat ik voldoende conditie heb om ontspannen en lekker te kunnen paardrijden. Ik mest de stal van mijn paard zelf uit en rij bijna elke dag. Door dat alles heb ik best een aardige conditie.

    Toch ben ik nu zo moe dat ik na een paar trappen moet gaan zitten. Het maakt me onzeker. Komt dat ook van de honger? Heb jij ook zo’n honger? vraag ik hem.

    Robert gaat ook zitten. Hij knikt berustend en legt een hand op zijn buik. Ja.

    Ik bied hem het water aan en hij drinkt ook wat. Een paar minuten zitten we daar. Dan sta ik op en haal diep adem. Maar weer doorgaan. Blijven zitten helpt meestal niet echt voor mijn herstel.

    Laten we verder gaan. Maar niet te hard, ok?, vraag ik.

    Hij knikt en staat ook op. We gaan verder. Het lopen gaat nu makkelijker, gelukkig. Mijn spieren worden losser, soepeler. Ik merk op dat mijn kleren erg los om mijn lijf zitten. Net als bij Robert, bedenk ik. Ben ik zo afgevallen? Er flitsen opnieuw beelden door mijn hoofd. Ik begin te beseffen dat het wel eens echt kan zijn gebeurd. Dat het wel eens herinneringen kunnen zijn. Nee! Nee. Om van de beelden af te komen concentreer ik me op het traplopen.

    We gaan nog eens twee verdiepingen omhoog. Volgens Robert zijn er op de tussenliggende verdiepingen alleen gesloten deuren. Is hij daar ook al geweest? Waarom is hij zoveel eerder bijgekomen dan ik?

    Na de deur waar we het trappenhuis verlaten zijn nog meer deuren. Net als in de gang waar mijn kamer was. Alles is wit met grijs. Met TL verlichting. Geen ramen.

    Voor we een paar stappen de gang in zijn, slaat de deur naar het trappenhuis dicht. Ik krijg er echt de kriebels van. De angst schiet langs mijn benen omhoog naar mijn buik. Ik probeer het gevoel weg te drukken. Robert loopt terug en probeert de klink. Op slot. Ik kijk of ik iets zie wat kan verklaren dat de deuren sluiten als wij er net door zijn. Geen sensoren, geen knoppen, geen camera’s. Tenminste… wij kunnen niets vinden.

    Toch voel ik me bekeken. Naakt. De beelden komen weer en gaan gepaard met gevoel deze keer. Een grote man neemt me, ik zie het, voel het. Háát het. Maar ik kan niets doen om hem te stoppen. Ik lijk verlamd.

    Verdomme!, roept Robert. Ik schrik van zijn uitval. De beelden verdwijnen. Gelukkig. Ik schaam me om mijn gedachten. Tegelijkertijd voel ik angst. Dat de beelden echt zijn, maar ook voor dat gedoe met die gangen en die deuren. Ik probeer grip te krijgen op mijn angst. Probeer het weg te drukken.

    Er was geen andere deur open in deze gang, zegt Robert verbeten.

    Welja, maak het nog maar erger. De zenuwen knijpen mijn keel dicht. Ik heb er pijn in mijn buik van. Of is dat

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1