Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Samos
Samos
Samos
Ebook471 pages7 hours

Samos

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

De Teopoulossen, een eenvoudige vissersfamilie, wonen op het Griekse eiland Samos. De toevallige redding van een paar schipbreukelingen zal een radicale ommezwaai veroorzaken in hun leven.

In het jaar 264 v.C. verzakt Griekenland, na Alexander de Grote, naar de achtergrond tegenover Rome en Carthago. De belangen van de twee supermachten zullen leiden tot de Eerste Punische Oorlog.

Een opwindend drama dat de lezer in zijn greep heeft vanaf het begin. Zonder het te wensen worden de personages ondergedompeld in de oorlog die hen omringt, vechtend tegen meesters, crisis, ziektes en een onzeker lot. Een doek dat het dagelijkse leven toont in de Pre-Romeinse tijd aan de Middellandse Zee, van Griekenland tot Tyrus, Alexandrië of Carthago.

Een roman die de evolutie van de hoofdpersonages verbindt met historische feiten, vrucht van een diepgaand onderzoek, die de lezer zal meevoeren naar een tijd die zowel facinerend als onbekend is: De Middellandse Zee van de Feniciërs en Carthagen, Romeinen en piraten, slaven en bevrijde mensen; van het individu dat toen niets waard was als mens en toch zo groot kon worden.

LanguageNederlands
PublisherBadPress
Release dateMar 2, 2020
ISBN9781393371342
Samos

Related to Samos

Related ebooks

Related categories

Reviews for Samos

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Samos - Xisco Bonilla

    SAMOS

    OP WEG NAAR DE VRIJHEID

    ================================

    XISCO BONILLA

    Vertaald door Luc Wyn

    Samos

    © Francisco Bonilla Garriga

    Translator: Luc Wyn

    contacto@xiscobonilla.com

    www.xiscobonilla.com

    https://twitter.com/xiscobonilla

    www.facebook.com/Xisco-Bonilla-Escritor-459553574169363

    www.instagram.com/xiscobonilla_escritor

    Aan mijn vrouw, Marina, de beste metgezel en vriend waarmee te genieten van deze prachtige reis dat is het leven, en mijn dochters Ana en Marta, die met hun steun hebben dit boek mogelijk gemaakt.

    I

    Word wakker!, hoorde Magón temidden een tumult van kreten en lawaai die hem uit zijn diepe slaap rukten. Word toch wakker! Hij herkende de angstige stem van zijn maat en slaagde erin zijn ogen te openen.

    Wat is er aan de hand? Wat is al dat rumoer?, vroeg hij, terwijl hij zich in de ogen wreef.

    De Romeinen! Ze hebben ons ontdekt en staan op het punt ons in te halen.

    Verward keek Magón de spreker slaperig aan, alsof hij de betekenis van de laatste  woorden niet had begrepen. En toen merkte hij met een schok het tumult om zich heen op. Benedendeks liepen mannen heen en weer. Hij wilde recht gaan zitten, maar een hevige schok wierp hem tegen de grond. 

    Hij zou niet hebben kunnen zeggen hoeveel tijd was verlopen na het incident. Misschien enkel een ogenblik, maar hij lag nog steeds op de grond, doorweekt door een mengeling van zout water, urine en ontlasting uit het ruim. Hij betastte zijn pijnlijk hoofd en opende opnieuw de ogen. Alles was donker en het sonore gemurmel van water vertelde hem dat er een groot gat in de romp van het schip zat. Vruchteloos zocht hij het licht van de lantaarns en begreep meteen dat ze bij de schok gevallen waren en al ondergelopen moesten zijn. Hij keek op op zoek naar de opening waardoor men op het dek komt. Dezelfde stem die hem had gewekt, riep hem opnieuw.

    Ben je daar, Magón?

    Hier, Ascipo! Hij strekte zijn hand uit naar de plek waar de stem vandaan kwam, en vond de arm van zijn  maat. Ze hebben ons geramd. We moeten naar het dek klimmen.

    Ik denk dat ik mijn been heb gebroken, antwoordde Ascipo. Ga jij. Het schip is verloren.

    Geen denken aan! zei Magón terwijl hij pijnlijk rechtstond. Tastend naderde hij zijn maat en hielp hem rehtstaan. Zijn we aan de grond gelopen? Zijn we in de buurt van de kust?, vroeg Magón terwijl hij zijn vriend naar het dek leidde.

    Nee, we zijn nog op zee. Ascipo hield even pauze om te rusten. De pijn in zijn been was ondraaglijk. Toen ik naar beneden kwam, kwam er een Romeins schip op ons af. Ze hebben ons net geramd met hun sneb maar gelukkig hebben ze ons niet tot zinken gebracht.

    Eindelijk bereikten ze de kleine ladder die naar het dek leidde. Magón klom naar boven om hulp te roepen, maar voor hem verdedigde een wanordelijke mierenhoop van zeelui en soldaten zich tegen hun aanvallers met alles wat ze ter beschikking hadden. Hij zag een bekend gezicht. Utibaal uit Lixus kwam net voorbij en hielp hem. Beiden trokken ze Ascipo omhoog, die uitgeput door de inspanning ging zitten om zijn wonde te onderzoeken.

    Je hebt geluk gehad, trachtte Magón hem op te beuren. Ik denk niet dat je iets hebt gebroken. Het ziet er alleen naar uit dat een stuk hout gehakt heeft gemaakt van je dij.

    Vooruit!, onderbrak Utibaal hen. Het gewonde en bezwete gezicht van de handelaar leek op het punt te staan om te ontploffen. De Romeinen komen terug!, riep hij uit terwijl hij zijn arm uitstak naar bakboord.

    Magón stond op en richtte zijn blik naar waar de Lixiet wees. Het was nog nacht, maar de maan verichtte de wolkenloze hemel voldoende om het silhouet waar te nemen van de Romeinse trireem, die luguber door de zwarte zee sneed. Magon´s spieren spanden zich en een angstscheut schoot door zijn lichaam toen hij het zeil herkende van hen die zijn vrouw en kinderen reeds hadden gedood in Syracuse. Hun achtervolgers wilden hen niet doen zinken, ze wilden hen enteren.

    Komaan, Ascipo. Hij hielp zijn vriend rechtstaan. Sta op. We moeten overboord springen.

    De drie mannen  begaven zich naar stuurboord en Magón keek even achterom om zijn sombere gedachten te bevestigen.  De Romeinse trireem manoevreerde om het onfortuinlijke schip te enteren en zijn bemanning als slaven mee te nemen. Hij greep Ascipo vast met zijn arm en keek naar het zwarte water, zijn god Eshmun biddend om hen veilig te houden in zijn rijk. 

    Het driehoekig zeil flapperde zachtjes aan bakboord boven de uitgestrekte blauwe deken die hen omringde, temidden het gemurmel van de speelse golven die braken tegen de houten romp en weer terugvielen in een wolk van schuim. 

    Voorzichtig! Als die schorpioenvis je steekt, haal je misschien je tien jaar niet, vermaande Hermes zijn zoon. De rode vis sprong energiek rond over het dek met zijn kieuwen open en zijn stekels vol pijnlijk gif uitgetoken om zich te verdedigen. Almices trok zijn voet net op tijd terug.

    Het spijt me, vader, antwoordde de jongen terwijl de ervaren handen van de zeeman achter hun prooi aangingen, gewapend met een puntige houten stok van tamarinde, en spiesten de gevaarlijke vis en legden hem in een versleten hennepmand.

    Wanneer je de netten inhaalt, moet je alert blijven. Het is je al eens overkomen en op een dag ga je erg schrikken, legde zijn vader hem vriendelijk uit. Een steek van hem kan dodelijk zijn. Herinner je je de oude Aristofanes, die verleden jaar niet meer levend terugkeerde. Het hangt enkel af van de hoeveelheid gif die je krijgt.

    Je hebt gelijk, vader, trachtte Almices zich te verontschuldigen, maar jij weet dat ik het liefst soldaat zou zijn om te kunnen reizen en nieuwe plekken leren kennen.

    Ik hou van de frisse ochtendbries, antwoordde Hermes, van onderwerp veranderend, alsof hij de onredelijke woorden van zijn zoontje niet had gehoord. Je weet niet hoe gelukkig we zijn dat we aan de zee wonen. De ervaren zeeman die al in de dertig was, sprak hem teder toe terwijl hij hen naar de kust stuurde. Met één hand hield hij stevig de helmstok vast terwijl hij met de andere speelde met de schoten om het zeil bollend in de wind te houden. Het gevoel van het water dat me in het gezicht spat terwijl we door de golven snijden, is al de moeite die we doen waard. Geen enkel avontuur zal je gelukkiger maken, mijn zoon. En bovendien is het werk van een soldaat heel ondankbaar. Er ligt geen geluk, noch verdienste in het nemen van het leven van een andere mens."

    Dat kan wel zijn, maar ik zou andere plaatsen willen zien en ik ken geen andere manier om dat klaar te spelen, alhoewel ik ook graag vis, gaf Almices toe. En van zeilen hou ik ook. Vooral als de wind ons snel voort stuwt, wanneer de boot zodanig overhelt dat we het water kunnen aanraken zonder moeite.

    Je hebt gelijk, Almices. Maar zeg dat niet aan je moeder. Je weet dat ze niet graag heeft dat we spelen met dat wat ons voedt. De vader glimlachte voldaan terwijl hij toekeek hoe zijn zoon de rest van de vis in de rieten manden legde op de bodem die al duizenden malen was gerepareerd met verschillende houtsoorten die een onregelmatige mozaiek vormden doorheen het hele vaartuig. Hij had het hem goed aangeleerd. Hij was er zeker van dat indien zijn vrouw het hem toeliet, hij reeds alleen zou kunnen gaan vissen. Kom, neem een tijdje het roer, want je wordt niet alle dagen tien jaar en dat moet worden gevierd. Wacht maar op het maal dat je moeder vanavond zal bereiden.

    Almices keek hem samenzweerderig aan. Theoretisch was het verboden voor hem om het roer te nemen. Zijn moeder was altijd al bang geweest voor de zee. Ze zeilde overigens nooit. Ze kwam niet eens haar voeten nat maken aan de rand van het water tijdens de hete zomerdagen. Wanneer Almices daarentegen alleen was met zijn vader, zonder dat zijn zusters hun mond voorbij konden spreken, was eender welk excuus altijd genoeg voor Hermes om hem de controle over de boot te geven. En hij genoot ervan. Hij wist dat het hem in het bloed zat. Zijn grootvaders en zelfs zijn overgrootvaders waren zeelui of vissers geweest. En hoewel één van hen door de woeste zee was weggenomen, was het toch de beste ervaring in de wereld om de golven te berijden, de wind te beheersen en af en toe, steeds ver uit de kust om ongewenste verklaringen te vermijden, zich te meten met de zoons van andere vissers tot hij hen de loef afstak. De tijd aan het roer vloog voorbij. 

    Hermes genoot ervan te zien hoe zijn nakomeling het vaartuig terug naar huis stuurde. De jongen deed helemaal niets verkeerds en hij was erg trots op hem. Hoe snel was hij opgegroeid. De tijd was voorbij gevlogen. Hij was niet meer zijn kleine zoontje, maar was aan het veranderen in een man. De eerste maal dat hij hem mee naar zee nam, was hij nauwelijks twee jaar oud. Hij herinnerde zich zijn onvaste en wankele tred terwijl de vermaningen van zijn vrouw nog in zijn geheugen weerklonken. Die dag huilde de kleine Almices niet, maar bleef de hele tijd zitten in het midden van de boot met de ogen wijd open en een wijde glimlach op zijn gelaat terwijl hij keek naar zee overal om zich heen. Hermes keerde nog verder terug in zijn herinneringen tot de dag dat hijzelf voor het eerst contact had gehad met de zee. Hij was zes of zeven jaar oud en zijn oudere broer was ziek, dus nam zijn vader hem op de schouders en vertelde hem dat hij ook een man was en dat hij voor enkele dagen de plaats van zijn broer moest innemen in de boot. Hij had nooit eerder voet gezet in een boot maar sindsdien was hij onafscheidelijk van de zee. Ze fascineerde hem, en hij kon nu diezelfde bedwelmende betovering in de ogen van Almices vaststellen, alhoewel niet alles tijdens zijn leven vreugde was. Toen hij zo’n vijftien jaar oud was, sloegen enkele Syrische zeelieden de vruchten van hun lange werkdag aan, waarna ze hun netten opeisten en hem en zijn vader afranselden. Het was een wonder dat die mannen hen niet ver van hun thuis hadden meegenomen. Sindsdien trachtte hij steeds zijn koers te wijzigen wanneer hij een onbekend schip waarnam, al was het maar onmerkbaar. Zijn herinnering bracht hem terug naar het laatste onbekende schip, dat hij had waargenomen bij dageraad.

    Waar denk je aan, vader? Hermes bleef die in gedachten, met de blik gericht op de horizon.

    Waarom denk je dat die trireem die we deze ochtend zagen zo dicht bij het eiland passeerde? vroeg zijn vader die terug naar het heden kwam.

    Ik weet het niet. Misschien brachten ze troepen naar het eiland Kos of achtervolgden ze een ontsnapte slaaf. De vader knikte instemmend en richtte zijn blik op de kust.

    Goed, we zijn al dichtbij. Het is beter dat je het roer terug geeft. Almices gehoorzaamde knarsetandend. De oostkust van het eiland Samos was enigzins ruig. Enkele rotsen bevonden zich erg dicht onder het oppervlak en konden  het vaartuig gemakkelijk beschadigen.

    Dennen, steeneiken en tamarinden groeiden door mekaar dicht bij de rand van het water en lieten wat plekken open aan de kust. Ze passeerden een klein schiereiland en voeren naar een charmante kleine baai met kristalhelder water. Het huis van de Teopoulos, hun huis, was van daaruit al zichtbaar. Hoewel het zich wat hoger van de zee weg bevond, lag het dichtbij de kleine pier. Zowat honderd passen, schatte Almices. De meeste vissers woonden samen in de grote straat, achter een kleine heuvel vol stenen. Maar zijn vader en een andere visser, Andreas, wiens huis net aan de voet van de heuvel lag, hadden besloten om een pier te bouwen in de baai, want op die manier hadden ze hun materiaal bij de hand en moesten ze niet zoveel uitleg geven aan hun buren. De enige die soms klaagde was zijn moeder, die iets verder verwijderd was van het water van de kreek dan de vrouwen van de grote inham.

    Hou je klaar om de lijn aan de pier vast te binden. Almices knikte, ging naar de boeg terwijl hij zijn kleren vast hield om niet te struikelen en greep de lijn terwijl hij zich klaar maakte om aan wal te springen.

    Met één sprong haalde de jongen de wankele steiger en hield de lijn strak. Ogenblikkelijk was de boot goed vastgebonden, naast die van zijn buur.  

    Goed gedaan, jongen, complimenteerde de vader. Verzamel nu alle lijnen  en vouw het zeil goed op, terwijl ik de vis weg breng. Morgen zullen we er gebruik van maken dat het weer schijnt te verergeren en we niet uit kunnen varen om de bodem te schrobben. Haast je wat want het is al namiddag en weldra gaan we eten. Hij nam de manden met vis en ging naar het strand.

    Almices bleef achter om het verstelde zeil voorzichtig op te vouwen, en maakte het stevig vast aan de mast. Daarna begon hij enkele lijnen op te rollen die over het dek uitgespreid lagen. Hij pakte de einden en begon ze op te rollen in spiralen, net zoals zijn vader hem had geleerd, om te vermijden dat ze zich om de voeten rolden tijdens de vaart. Hij was bezig met de laatste op te rollen toen hij zijn vader hoorde die hem riep vanaf  het strand.

    Almices, kom snel!

    De jongen ging rechtop zitten en zag dat zijn vader halverwege het huis was, gehurkt over wat hij, hoewel hij een perfect uitzicht had, enkel kon identificeren als wat balen aan de rand van het strand. Hij had de manden neergezet en gebaarde naar hem dat hij zich moest haasten door hevig met te armen te zwaaien. Almices liet de laatste lijn halfopgerold liggen en rende blootsvoets naar het strand. Naarmate hij zijn vader naderde, begonnen de balen op de grond steeds meer op menselijke silhouetten te lijken. Toen hij hen bereikte, bleken het twee doorweekte mannen vol zand te zijn wier lichaam nog half in het water lag.

    Kom, zoon, help me om hen uit het water te halen. Zijn vader trachtte één van de mannen om te draaien opdat hij niet nog meer water zou slikken.

    Vader, hij is te zwaar, kloeg Almices terwijl hij de dichtste uit het wáter trachtte te trekken. Hij schatte dat hij zo zwaar was als de oude waard van de taveerne in het dorp, die een bolle bierbuik had.

    Maak je geen zorgen, zoon, ik haal er hem wel uit. Hij bukte zich om de eerste man, die de magerste was, wat verderop neer teleggen op het droge zand, en greep met zijn andere arm de tweede man. Vader en zoon trokken uit alle macht en na enkele pogingen slaagden ze erin ook hem uit het water te trekken.

    Almices bekeek de schipbreukelingen verrast en zenuwachtig terwijl zijn vader hen voorzichtig onderzocht en hen op hun zij legde zodat ze het opgeslokte water zouden uitspuwen. Hun kledij was erg verschillend van de zijne. De mannen droegen tunieken in intens paars, die gescheurd waren door de branding. En ze zagen er niet uit als Grieken. Almices kon niet vaststellen waar ze vandaan kwamen, maar hij had dan ook weinig gelegenhed om vreemden te zien in het dorp.

    Ga aan je moeder vragen dat ze me een handje toesteekt. Neem daarna je zusters mee naar de boot om de kapotte netten mee te nemen en te repareren. Ondertussen halen je moeder en ik hen uit het water en brengen hen naar huis, en daarna komen we jullie halen om te eten. Vraag haar ook om wat water en droge kleren mee te brengen. Hermes drukte zijn zoon de hand en Almices gehoorzaamde en rende naar huis.

    Almices duwde krachtig tegen de deur die op een kier stond en liep struikelend het huis binnen.

    Hallo, moeder!, riep hij hijgend, terwijl hij zoekend om zich heen keek.

    Hallo, zoon. Wat is er aan de hand? Waarom kom je buiten adem aan? Ze zat naast het venster en pelde de uien die ze op haar schoot had om het avondmaal te bereiden. Haar gezicht dat zwaar was getekend door de pokken en een moeilijke kindertijd, toonde verbazing door het haastige verschijnen van haar zoon.

    Gelukkige verjaardag!, riep Janira, het kleine zusje van Almices dat slechts vier jaar oud was, uit, terwijl ze zich stevig vastklampte aan zijn middel en kleine sprongetjes maakte om hem een kus op het gezicht te kunnen geven.

    Dankje, antwoordde haar broer terwijl hij haar haar streelde. Moeder, we hebben twee half verdronken mannen gevonden op het strand en vader vraagt om hem water en droge kleren te brengen, beantwoordde hij zijn moeder met een stem die nog moe was van het rennen terwijl hij naar zijn zusje glimlachte.

    Ik ga meteen. Zorg jij voor je kleine zusje, want de andere twee zijn naar de grot gegaan om te spelen. Ze kon het niet vermijden dat twee uien op de grond vielen toen ze haastig opstond. Je kan nooit eens rustig zijn in dit huis, kloeg de vrouw binnensmonds. Er gebeurde altijd wat om de rust van haar thuis te verstoren.

    Ik raap ze wel op, bood Almices aan. Vader zei dat we de netten moesten repareren en daarna zouden jullie ons komen halen, dus neem ik Janira mee om ze te gaan halen en dan zullen we ze repareren in de grot. Zijn moeder knikte terwijl ze vastbesloten een leren zak vol water nam en enkele droge hemden.

    Met zijn drieën verlieten ze het huis. De moeder ging met een flukse tred naar het strand en Almices maakte een kleine omweg met zijn zusje opdat ze de schipbreukelingen niet zou zien. Zijn moeder had hem dat aangeraden zodat Janina niet bang zou worden wanneer ze de mannen zag die misschien gewond waren or erger.

    De twee kinderen liepen hand in hand langs de tamarindebomen die aan de rand van het strand stonden. Janina wou met haar moeder meegaan om te ontdekken wat er zo belangrijk was dat ervoor had gezorgd dat ze stopte met het eten klaarmaken. Ze vocht als een bezetene om zich los te rukken uit de hand van haar broer, terwijl hij haar moest meeslepen naar de boot. Hij bereikte zijn doel door haar om te kopen met de belofte van een spelletje wanneer ze zich bij hun zussen hadden gevoegd. Toen ze bij de pier waren aangekomen, keek hij naar het strand en stelde vast dat de schipbreukelingen reeds bij bewustzijn waren en recht zaten terwijl zijn ouders hen afdroogden. In de verte zag hij ook het onmiskenbare silhouet van hun buur Andreas die naast enkele tamarindes verdween. Hij was een vreemde man, vond hij, die zich met niemand in het dorp onderhield. Hij had hem ooit een keer zien praten met zijn vader, maar met de rest van de familie beperkten de conversaties zich tot droge groeten en korte commentaren over het weer.

    De grot lag net aan het andere eind van de kleine baai, aan de oostkant. De toegang, die rond rotsen liep die in de loop van de tijd waren losgeraakt, was comfortabel, hoewel de ingang van de grot aan het oog was onttrokken door een vreemde bocht in de rotsen. Velen van de dorpsbewoners herinnerden zich er overigens het bestaan niet van. Ze bestond uit een kleine opening, die was uitgehold in de rotswand, en uitgaf op de zee. Ze had één ruimte die voldoende groot was dat een dozijn mensen er konden gaan liggen,  Het interieur was als gevolg van de grote omvang van de ingang niet voldoende beschermd tegen de elementen, waardoor ze nooit bewoond was geweest en ze de favoriete plek was geworden voor de kinderen van Teopoulos.

    Janira en Almices gingen de grot binnen met één van de netten. Dar zaten zijn zussen Telma en Nerisa in een hoek de schelpen uit te zoeken die ze die ochtend hadden verzameld terwijl ze over het strand wandelden. Telma’s bruine haar viel voor haar heldere honingkleurige ogen. Haar vader wist dat ze een goede vrouw zou zijn. Met veertien was ze al bijna klaar om het huis te verlaten en met een visser uit het dorp te huwen. Haar slanke lichaam, haar goede manieren, haar basiskennis vam het Griekse schrift, net als Almices. Dat was een onderwerp dat haar vader van vitaal belang beschouwde. Hij had nooit de kans gehad om te leren en liet Almices alles wat hij leerde telkens wanneer de wijze in het dorp bezocht, vertellen aan zijn oudere zus, tegen de zin van de moeder die schrijven enorm nutteloos vond. Alles samen maakte het van haar een goede kandidate voor de beste jongelingen van het dorp. Hermes had zelfs al gepraat met enkele families in het dorp, achter de rug van zijn vrouw en zijn oudste dochter.

    Nerisa was negen, één jaar jonger dan Almices, en haar ondeugend figuur was één en al zenuwen. Haar moeder zei haar steeds dat Zeus zich met haar had vergist, dat ze een jongen had moeten zijn. Al de fijnheid en delicaatheid van haar oudere zus ontbraken compleet in haar. Haar meisjeslichaam met haar warrige haar, haar handen en benen vol schrammen van het springen en spelen in het struikgewas, katten en vlinders achtervolgend. Haar lichte, honingkleurige, onrustige ogen die leken op die van haar oudere zus, weerspiegelden de levendigheid van haar bewegingen. 

    Hallo Nerisa, Hallo Telma. Verveelt het julllie niet om altijd hetzelfde te spelen?, vroeg Almices hen terwijl hij de schelpen bekeek.

    We zijn de schelpen aan het uitzoeken van de messen, kokkels en zeeslakken die we deze ochtend op het strand hebben verzameld, antwoordde Nerisa hem glimlachend.

    Kijk Janira, we hebben twee zeesterren gevonden en ook een reuzenslak, onderbrak Telma. Ze stond op en nam de hand van haar kleine zusje zodat van dichtbij de waardevolle vondsten kon bekijken. Kijk deze gebroken schelp lijkt op de vlek die we op ons been hebben. Janira boog zich voorover om de gelijkenis na te gaan van de schelp met de moedervlek die de vier kinderen hadden. Ze glimlachte toen ze de gelijkenis zag, en zonder er verder acht op te slaan, ging ze zitten om met de schelpen te spelen.

    Vader zei dat we dit net moeten repareren voor het eten, benadrukte Almices met autoriteit terwijl hij het uit de zak haalde die hij op de rug droeg.

    Laat ze maar spelen. Wij kunnen dat repareren zonder hun hulp. Telma bleef naast haar broer rechtstaan, en inspecteerde met ervaren ogen het net. Heb je al het nodige meegebracht? Almices knikte.

    Ze bleven tot ‘s middags in de grot. De kleintjes speelden met de schelpen, waarbij ze ze volgens verschillende kenmerken groepeerden: eerst volgens vorm, dan volgens kleur, waarbij ze ze verdeelden en uitwisselden. Telma en Almices reinigden eerst het reeds halfdroge net, en toen begonnen ze het te repareren met de zekerheid van de ervaring die het regelmatig uitvoeren van een taak biedt. Toen ze klaar waren met hun taak, had Almices reeds alles verteld aan Telma van de schipbreukelingen en, daar het reeds namiddag was, bood hij aan om te gaan kijken of ze konden gaan eten. De jongen liep rondom de rotsen naast de grot en stond oog in oog met zijn vader.

    Hallo, jongen, ik kwam jullie halen om te eten. Vooruit, ga naar je moeder en ik zal je zussen verwittigen. Almices knikte en vertrok naar het huis terwijl zijn vader de grot in liep om zijn dochters te gaan halen.

    De zon begon schuchter vanuit de hoogte haar loop van de namiddag toen ze allen thuis kwamen. Almices bleef binnen bij zijn moeder. Buiten, tegen een hoek van de woning, lagen de schipbreukelingen opgerold onder een deken tegen de wand, en warmden zich in de stralen van de sterrenkoning. Hun blik was leeg, verloren in het blauw van de horizon. De meisjes bekeken hen fluisterend met nauwelijks verholen nieuwsgierigheid. Hun vader liet hen naar binnen gaan, sprak even met de schipbreukelingen en vervoegde dan zijn familie binnen. De tafel, die was genaakt van oude planken, was geflankeerd door twee lange banken. Op één ervan zaten reeds de drie kleintjes, Almices, Nerisa en Janira. De andere was nog vrij.

    Niobe, we zijn er allemaal. Wat schaft de pot? Zijn vrouw kwam naar de tafel met een waterkruik.

    Hermes, ga zitten want het eten wordt koud, was het korte, droge en bijn snijdende antwoord van zijn vrouw, terwijl ze ging zitten. Telma, ga ook zitten. De oudste dochter had net de olijfhouten bekers op de tafel gezet. Ze vulde ze met water uit de kruik en nam plaats tussen haar ouders, net als een muur tussen twee pilaren.

    Hermes, die angst had voor de natuurlijke en bovennatuurlijke krachten van de wereld, hief de handen om de goden te danken voor het voedsel dat ze ging eten, terwijl hij een eenvoudig gebed mompelde. Zwijgend luisterden de kinderen aandachtig naar hun vader, terwijl Niobe strak door het venster keek. Hermes beëindigde zijn gebed en gebaarde hen te beginnen eten. Ëén enkele schotel met voedsel prijkte op de tafel, waarin de gekookte groenten een heerlijke mengeling van stukken van verschillende soorten vis begeleidden. Hermes had hen speciaal opzij gehouden om de verjaardag van zijn zoon te kunnen vieren. Vastbesloten stak Janira haar hand uit en nam een stuk zeebaars. Almices, Telma en Nerisa volgden, terwijl Niobe haar man ijzige en doordringende blikken toewierp.

    Je had me kunnen raadplegen voor je ze redde. Je vraagt me nooit mijn mening. Je weet niet wie ze zijn, noch waar ze vandaan komen, fluisterde ze met een beschuldigend klinkende stem terwijl ze opzij keek naar de muur waarachter de drenkelingen rustten, verborgen voor haar blik, en verdiept in hun eigen gedachten.

    Mensen in nood helpen is niet iets wat ik moet overleggen, het is onze plicht, antwoordde Hermes kalm. De zee kent geen stammen of rassen of sociale klassen. Ze behandelt ons allen eender. Je schijnt te vergeten dat je vader, net als de mijne stierf, opgeslokt door de zee. Zijn vrouw liet de ogen zakken toen ze zich haar vader herinnerde. De opmerking van haar man had haar gekwetst. Poseidon kan heel overtuigend zijn wanneer hij het wil. En als onze gasten het overleefd hebben, is het niet aan ons om de goddelijke rechtvaardigheid in vraag te stellen.

    Ze zullen ons problemen bezorgen. Het zijn vreemdelingen. Je weet dat het geen goed idee was hen hierheen te brengen. Niobe, die er gespannen en bezorgd uitzag, sprak met een hoofdbeweging de redenering van haar man tegen. Hin kinderen luisterden zonder hen te onderbreken, terwijl ze aten.

    Het zijn Carthagers. Ze hebben me bedankt en me gevraagd dat we hen zo snel mogelijk laten vertrekken. Maar ik heb dat geweigerd. Ze moeten op krachten komen. Ze kunnen niet verder reizen zoals ze zijn. Niobe stootte een kreet uit en hief de handen op. Haar geduld was bijna ten einde.

    Zij willen vertrekken en jij laat hen niet. Denk je zelfs ook maar aan mij?

    Onze kinderen moeten leren wat juist is en wat niet. Die mannen hebben hulp nodig en geen enkele Teopoulos gaat hen dat weigeren. Ik laat daarover geen enkele discussie toe. Hermes’ toon was snijdend.

    Je hebt gelijk vader, merkte Nerisa instemmend op.

    Bemoei je niet met de gesprekken van volwassenen! vermaande haar moeder haar met een doorborende blik. Het meisje liet het hoofd zakken.

    Wat is er met hen gebeurd?, vroeg Almices in een poging om de situatie te verzachten.

    Het is beter dat zij ons dat zelf uitleggen. Nu gaan we rustig eten en wanneer we klaar zijn, laten we ze binnen. Ze hebben reeds iets gegeten en gaven er de voorkeur aan dat wij ongestoord zouden eten. Ze zullen ons alles vertellen en dan zullen we ze een tijdje laten slapen om op kracht te komen.

    Het maal verliep gespannen, en in diepe stilte, een stilte die niemand verstoorde. Een paar rode appelen vormden het einde van het maal en Telma stond op om een infusie klaar te maken.

    Almices, ga naar buiten en vraag hen beleefd of ze willen binnen komen om wat van die hete polei te drinken die je zuster aan het klaarmaken is. Aarzelend stond de jongen op. Vader, ik spreek geen Carthageens, verontschuldigde hij zich. Maak je geen zorgen, ze spreken Grieks en begrijpen ons perfect, legde zijn vader glimlachend uit.

    Almices kwam terug binnen en wachtte naast de deur om de drenkelingen door te laten. De twee mannen kwamen traag binnen, en nog steeds gewikkeld in hun dekens, bogen ze bij wijze van groet. Telma zette twee krukjes bij de tafel en begon de hete polei op te dienen.

    Ga zitten, vrienden. Hermes stond op terwijl hij naar de krukjes wees.

    Bedankt, antwoordden de net gearriveerden in het Grieks.

    Dit zijn  mijn kinderen. Almices wordt vandaag tien en is al een goede visser. De jongen leek te zwellen bij het compliment. Telma is de oudste van mijn dochters. We moeten weldra beginnen zoeken naar een echtgenoot voor haar zodat ze ons sterke kleinkinderen kan schenken. Nerisa en Janira zijn de kleintjes en met hun lach vullen ze ons huis met blijdschap. De meisjes lachten terwijl Telma bloosde.

    We zijn erg dankbaar voor uw gastvrijheid. De dikste van de Carthagers praatte een iets anders Grieks, maar hij was goed te begrijpen.We hebben een paar erg moeilijke dagen doorgemaakt. Hij keek naar zijn kompaan en die knikte.

    Wat is er precies met U gebeurd? vroeg Almices indiscreet nieuwsgierig. Hoe bent U hier beland?

    Wel, jongen, dat verhaal is wat lang om te vertellen. Het gaat verscheidenen maanden terug en we willen jullie niet vervelen.

    Vooruit, we zouden uw verhaal graag horen, als dat geen probleem is voor U, spoorde Hermes hen aan met een kop thee in de handen.

    Goed dan. Zoals ik al zei, begon alles verscheidene maanden geleden, toen Agathocles van Messina stierf. Kennen jullie Messina? De kinderen keken mekaar onwetend aan. Hermes knikte onzeker en keek zijn vrouw schuin aan. Dat is een stad op het eiland Sicilië, een eiland zoals het uwe, maar veel groter. Maar goed, toen Agathocles stierf, rebelleerde zijn elite wacht, die zichzelf de Mamertijnen, of zonen van Mars,  noemen, tegen de macht van Syracuse met de bedoeling om van Messina een onafhankelijk koninkrijk te maken. De kinderen en hun ouders luisterden aandachtig.

    Hiëro, die de nieuwe, legitieme koning van Sicilië is, ging de drenkeling voort, versloeg hen en belegerde de stad Messina. Dus vroegen de Mamertijen hulp van Rome en tegenover zoveel ongelijkheid vroeg Hiëro op zijn beurt onze stad, Carthago,  om hulp, om zijn koninkrijk te bestendigen opdat de strijd niet zouden keren en de Romeinen haar niet zouden veroveren, want Messina is een stad die op een strategisch belangijke plek ligt die de doorgang van alle koopvaardij van het Iberische schiereiland controleert.

    We hadden de situatie onder controle, ging de dikste drenkeling voort, toen de Romeinse troepen, die waren gezonden door cónsul Apius Claudius, ons verrasten door te ontschepen achter onze linies en de manschappen van koning Hiëro versloegen om daarna ons aan te vallen in onze basis in Kaap Peloro. He feit is dat het Romeinse leger indrukwekkend was, en heel goed georganiseerd. Niettegenstaande versloegen we hen bijna, maar de strijd strekte zich uit naar de zee en verscheidenen schepen, waaronder het onze, werden afgezonderd van de hoofdgroep. De Romeinen beseften dat en een half dozijn Romeinse triremen kwamen achter ons aan. Ze dachten ongetwijfeld dat Hiëro zelf of één van zijn familieleden zich aan boord van één van onze schepen bevond. De eerste dag vernietigden ze de andere twee schepen, maar wij slaagden erin dagen lang te vluchten tot we uw eiland in zicht kregen. Hij dronk een beetje van de geurige thee om zijn keel vrij te maken. Uiteindelijk haalden ze onze gisteravond in, en enterden ons bij verrassing en aan boord brak een slachting uit. Drie van ons konden de slachting die we moesten ondergaan ontsnappen door onszelf overboord te werpen.

    Maar U bent slechts met zijn tweeën, onderbrak Almices hem gespannen.

    Ja, je hebt gelijk. Ascipo verdronk iets voor de dageraad . De vreemde keek somber.

    Het spijt ons. Hermes trachtte zijn verontschuldigingen aan te bieden voor de indiscretie van zij zoon.

    Maak U geen zorgen, die dingen gebeuren. Het lot dat de goden voor ons voorbestemd hebben is onontkoombaar. Dat weten Melkart en Eshmun goed. Nu moeten we ons klaar maken om zo snel mogelijk terug te keren naar ons land. We weten niet wat er is gebeurd in Sicilië.

    Deze ochtend zagen mijn zoon en ik een Romeins schip rond hangen hier in de buurt.

    Dat is mogelijk. De Romeinen zijn experten in het vinden en afmaken vn drenkelingen. Het kan zijn dat andere kompanen ook zijn kunnen vluchten door zich in het water te werpen om hun levens proberen te redden. De kinderen trokken grote ogen.

    Goed, ik neem aan dat jullie moe zijn en een tijdje willen slapen, onderbrak Hermes, die niet wilde dat de drenkelingen nog bloederige details zouden geven in het bijzijn van de kleintjes. Hij gaf het voorbeeld aan zijn kinderen en stond recht. Wij hebben andere dingen te doen, dus maak daarvan gebruik om te rusten. Mijn echtgenote heeft de bedden opgeaakt zodat jullie gemakkelijk zouden kunnen rusten. Morgen zullen we zien hoe we jullie terugreis kunnen organiseren. Misschien kan één of ander schip jullie naar één van jullie kolonies brengen.

    Wij zijn jullie erg dankbaar. Maar goed dat we beland zijn in een gebied waar Rome minder invloed heeft. Ze hebben nog altijd angst voor de gebieden die Alexander de Grote toebehoorden.

    Ons eiland wordt bestuurd door Ptolomeus van Egypte. Hier moeten jullie geen angst hebben voor de Romeinen, stelde hun gastheer hen gerust.

    De kinderen van Hermes en Niobe verlieten het huis. De verhalen die de schipbreukelingen hen hadden verteld, hadden naar plekken gevoerd waarvan ze het bestaan niet eens hadden gekend.  Ze hadden gepraat over veldslagen waarover ze enkel hoorden in de verhalen over hun goden en van de oude Griekse helden, veldslagen die hen anderzijds ook ver weg in de tijd toeschenen. Per slot van rekening was het enige uitwendige gevaar dat hen op Samos bedreigde geënterd worden door piraten, hoewel dat enkel voorkwam buitengaats op zee.

    Telma, die gemerkt had hoe het verhaal haar kleine zusje had aangedaan, nam Janira op in haar armen en legde haar met zorg uit dat de Carthagers hun verhaal een beetje hadden overdreven, dat de Romeinen noch iemand anders zulke slechte dingen deden en dat ze zich geen zorgen hoefde te maken. Ondertussen bespraken Nerisa en Almices het verhaal dat de drenkelingen hen hadden verteld en beeldden ze zich de gebeurtenissen in die de drenkelingen hadden beleefd en de prachtige plekken waar ze vandaan kwamen.

    Hermes verliet na een tijdje het huis en keek Niobe scheef aan. Zij was nog steeds boos, en keek met een ernstig gezicht naar de horizon. Hij deed hem verdriet dat ze zo koel was tegen andere mensen. Een ogenblik dacht hij erover om haar over te halen, maar op hetzelfde moment bedacht hij zich en ging naar zijn kinderen.

    "Telma, Almices, vandaag is een buitengewone dag geweest. Ga maar naar de grot om te spelen en bij het vallen van de avond komen we jullie wel halen voor het avondmaal, zodat onze gasten op krachten kunnen komen. Ondertussen brengen wij de vis naar Andreas zodat hij er vandaag mee naar de taveerne kan gaan om hem te verkopen. We zullen er nu niet veel meer voor krijgen, maar dat is nog altijd beter dan niets.

    De kinderen waren akkoord en gingen naar het strand om de waterlijn te volgen tot aan de steiger en het pad te nemen dat naar de grot leidde. Het gemurmel van de zee was perfect te horen van waar ze zich bevonden. De zachte zeebries was veranderd in een  vrolijke wind die de ruggen van de golven streelde en kleine schuimkoppen op hun toppen veroorzaakte.

    Toen ze bij de steiger aankwamen, ging Almices naar de boot om te controleren of die goed aangemeerd lag. Hoewel de kleine baai goed beschermd lag van de zee, wist je het nooit. Zijn zussen wachtten tot hij klaar was en ze namen nog een net, dat al helemaal droog was, om het in de grot te repareren. Binnenin de grot was de wind nauwelijks voelbaar, daar die van de tegenovergestelde zijde van de ingang kwam en dat zorgde voor voor een aangename temperatuur in hun speelruimte. Janira en Nerisa gingen verder met het spelen met hun schelpen terwijl Telma en Almices aan de slag gingen met het net.

    De namiddag verliep snel voor de vier.  Toen Telma an dAlmices klaar waren met het net, namen ze de kleintjes mee en begonnen kleine krabbetjes en schaalhorens, die tussen de rotsen langs de zee leefden, te verzamelen.  De kleine plasjes die zich hadden gevormd op de geërodeerde rotsen nadat de tij was teruggetrokken, deden dienst als geömproviseerde recipiënten waarin de krabbetjes zich goed voelden, en een beetje warmer en beter beschermd dan in de zee, De vangst was uitgebreid en vermakelijk. Nerisa vond een kleine inktvis in het ondiepe en ze brachten een tijdje door met het proberen hem vantussen de rotsen uit te laten komen.

    Het begint al avond te worden, Almices. We zouden naar huis moeten terugkeren, vind je niet? Telma had zin om te rusten, want de hele dag voor haar zusjes zorgen kon uitputtend zijn. Bovendien had ze spijt dat zij de vis niet naar de taveerrne had kunnen  brengen, want dan zou de knappe zoon van de waard hebben kunnen zien. Hopelijk zou haar vader de bruiloft met hem regelen. Zij zou er wat duidelijker over moeten zijn de volgende keer dat ze spraken.

    Je hebt gelijk, ze zouden ons al moeten hebben verwittigd. Blijf hier met de kleintjes terwijl ik de netten naar huis breng en hen vraag of we al mogen komen eten.

    Almices liep de grot uit rond de rotsen voor de ingang terwijl hij de netten droeg. Hij begon langs het strand over het vochtige zand te wandelen in de richting van de aanlegsteiger. De wind, die steeds lastiger werd, blies minuscule zandkorreltjes tegen zijn benen. Onderweg stelde hij zich voor dat hij over de wijde zee voer aan boord van een groot vaartuig dat in alle havens voor anker ging. De zon verdween achter de bergen en haar licht begon te vervagen. Hij keek naar zijn huis en zag licht in het huis achter de versleten planken die de venster afsloten. Hij liep de steiger voorbij en wilde de netten in de boot achterlaten. Maar zijn vader liet hen

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1