Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Rode draden: Rode trilogie, #2
Rode draden: Rode trilogie, #2
Rode draden: Rode trilogie, #2
Ebook408 pages6 hours

Rode draden: Rode trilogie, #2

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Wat doe je, als het verleden ineens weer heden wordt? Als de herinneringen uit een vorig leven zo sterk zijn, dat ze alles bepalen? Als blijkt dat je niet langer alleen het leven van een moderne vrouw leidt, maar ook dat van een ruige huurling uit een vorig leven in de middeleeuwen?

Amber probeert een manier te vinden om haar lichaam en haar bestaan met de gevaarlijke en intense Tas te delen. De relatie tussen Amber en haar man Jos komt onder hoge druk te staan, wanneer ze beiden steeds meer te weten komen over hun traumatische voorgeschiedenis.


Als Amber en haar vriendin Livine vertrekken naar Hongarije om op zoek te gaan naar hun verleden, keert het lot op genadeloze wijze terug en komen er schokkende geheimen aan het licht...


Rode draden is het vervolg op Rode handen en het tweede deel van de Rode trilogie. Het is een spannende roman over reïncarnatie, gebaseerd op ware gebeurtenissen en herinneringen.


Daniëlle Pasma (1969) is een Twospirit, die het bestaan als vrouw en man in één lichaam maar al te goed kent. Ze maakte in haar leven vele omzwervingen als onder andere dierenarts, klassiek homeopaat en reïncarnatiecoach en is nu fulltime schrijver van de romans die haar zo nauw aan het hart liggen.

Lezersrecensies

Ik zal het boek zeker nog eens her-lezen en dat doe ik alléén met boeken die me raken. Een aanrader dus!

Rode Handen, deel 1, was al fantastisch, maar Daniëlle Pasma heeft zichzelf met deel 2 overtroffen!! Spannend, meeslepend, tergend....

Waar rode handen rauw en confronterend was, soms bijna te veel om verder te lezen, vult rode draden dit aan met diepe compassie voor de moed, eerlijkheid en onderlinge confrontaties.

Must read!

LanguageNederlands
Release dateJul 13, 2019
ISBN9789082312058
Rode draden: Rode trilogie, #2
Author

Danielle Pasma

Daniëlle Pasma (1969) is een Twospirit, die het bestaan als vrouw en man in één lichaam maar al te goed kent. Ze maakte in haar leven vele omzwervingen als onder andere dierenarts, klassiek homeopaat en reïncarnatiecoach en is nu fulltime schrijver van de romans die haar zo nauw aan het hart liggen.

Related to Rode draden

Titles in the series (3)

View More

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Rode draden

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Rode draden - Danielle Pasma

    1

    Hoe heeft hij ooit kunnen denken dat het allemaal voorbij was? Netjes verwerkt, de cirkel rond, klaar. Dat alles weer zou terugkeren naar hoe het was… Jos staart naar het plafond en zucht. Wat is er in godsnaam gebeurd? Waarom overkomt hem dit allemaal? En hoe is het mogelijk dat hij het echtelijk bed deelt met zijn zoon?

    Jos richt zich op zijn elleboog op en staart naar het slapende gezicht van Amber. Haar rode haren liggen verward over het kussen verspreid. Haar mond staat een klein stukje open; ze ziet er zacht en kwetsbaar uit, vindt Jos. Kleine lijntjes waaieren om haar ogen. Haar arm ligt over haar borsten, haar huid glanst zacht in het ochtendlicht. Ze lijkt een en al vrouwelijkheid; rond, warm, ontvangend. Jos slikt. Hij weet wel beter.

    Onder haar zachte vormen voelt hij hem. De man die ze was in haar vorige leven van bijna zevenhonderdvijftig jaar geleden. De man die zich weer in haar huidige leven heeft teruggevochten. De krijger, meedogenloos, weerbarstig, een persoonlijke vriend van de dood, die weet hoe het is te vertoeven op de grensvlakken van het leven en de dood, tussen het licht en het duister. Deze man kent het perverse genoegen om anderen over die grens te brengen en het verlangen om ze te volgen. En die man was zijn zoon...

    Jos knippert met zijn ogen en probeert het beeld van zijn vrouw weer helder te krijgen. Haar gezicht zo bekend, iedere lijn, ieder moedervlekje, hij heeft ze allemaal gekust in de twaalf jaren dat ze samen zijn. Deze vrouw, de moeder van zijn kind, bood hem al die tijd de veiligheid van het bij iemand horen, de aangename last van de verantwoordelijkheid voor haar geluk, de liefdevolle trots om voor haar te zorgen, haar te beschermen. Maar nu twijfelt hij of ze die bescherming nog wel nodig heeft. Zelfs de rol van de man in huis is al niet meer exclusief voor hem weggelegd.

    Binnen in haar voelt hij een intense energie, horend bij de man die zich door niets laat tegenhouden, zelfs niet door de dood. Hij voelt de angst voor zijn onvoorspelbaarheid. Hij kent hem niet. Heel voorzichtig strekt hij zijn hand uit en streelt de zachte huid van zijn vrouw. Zo voelde hij ook toen hij net geboren was. Hij herinnert zich het kleine snoetje, nog net zichtbaar ingebakerd in zachte doeken. De beelden uit het verleden vormen zich voor zijn geestesoog. Hij staat naast de wieg en kijkt neer op de zuigeling, wiens bestaan is ingeruild voor dat van zijn moeder.

    Een steek van onverteerbaar verdriet laat hem zijn hand terugtrekken. Het kindje beweegt zijn mondje, zoekend naar de tepel die nooit die van zijn moeder zal kunnen zijn. Stil staart Christoph naar zijn zoon. Een klein plukje roodblond haar piept onder de doeken uit, de bruine wimpers en de blanke huid zijn als die van haar, nu voor altijd bedolven onder de aarde.

    Wat moet er van dit kind worden? Hij is de zoon van een graaf, maar verstoken van alle privileges die daarbij horen. Een bastaard, uitgejouwd en weggehoond, het bewijs voor zijn vaders ontrouw. Wat kan hij hem geven, anders dan voor de rest van zijn leven als verschoppeling gebrandmerkt te worden? Christoph zucht diep.

    Een klein handje glijdt in zijn palm. Hij kijkt omlaag in de heldere blauwe ogen van een vierjarig jongetje, verwonderd en verdrietig, maar vol vertrouwen in zijn grote sterke vader. Het kind is degene die het dichtst bij hem stond kwijtgeraakt. Net als hij. Maria...

    Dit zijn zijn kinderen. De één geboren uit een liefdeloos huwelijk, zijn erfgenaam. De ander uit een buitenechtelijke verhouding met een Schots kindermeisje, een bastaard. Broers die nooit een gelijkwaardig bestaan kunnen hebben. De verantwoordelijkheid voor het welzijn van beiden drukt zwaar op zijn schouders.

    Verdriet nestelt zich in zijn hart. Het is zijn schuld. Maria's dood, een zoon van een moeder die hem haat, een andere zoon, geboren uit liefde, die hij nooit zal kunnen erkennen. Zijn keel knijpt zich dicht. Hij kijkt naar de slapende zuigeling en naar het kleine jongetje naast hem. Plotseling draait hij zich om en loopt de kamer uit.

    Jos voelt de herinneringen van Christoph uit zich wegglijden, als water dat in de aarde zakt. Hij moet nog steeds wennen aan de diepte die zijn beleving heeft gekregen toen zijn herinneringen aan dit vorige leven zich aan hem begonnen op te dringen. Het blijft onbegrijpelijk voor hem, dat hij zich tegelijkertijd een man in het hier en nu kan voelen en een Hongaarse graaf uit de dertiende eeuw. Verward schudt hij zijn hoofd.

    De groene ogen tegenover hem in het bed nemen hem aandachtig op. Hij ziet de kleurintensiteit wisselen, als zeewater waarboven zon en wolken elkaar najagen.

    'Goedemorgen. Heb je lekker geslapen?'

    Ze knikt en rekt zich uit. Ze kruipt tegen hem aan en stopt haar neus in zijn hals. Haar zachte rondingen drukken tegen zijn borst. Aarzelend legt hij zijn arm om haar heen. Hij voelt alleen maar vrouwelijke zachtheid. Hij trekt haar tegen zich aan en drukt een kus op haar hoofd. Zijn spieren zijn gespannen, klaar om te reageren. Hij voelt haar warme adem in zijn nek. Hij zucht en staart naar het plafond.

    Amber veegt de waterdruppels van zich af. Ze masseert een beetje olie in haar huid. Haar handen glijden over haar lijf. Het is stevig en sterk. Haar borsten zijn rond, haar billen strak. Ze mag niet klagen voor haar leeftijd. Ze is dankbaar voor haar lichaam. Het is gezond en mooi.

    En toch verlangt ze ineens intens naar dat andere, jongere lichaam, dat ze ook zo goed kent. Dat grote, sterke lijf. Als ze wil kan ze het nog steeds voelen. Brede schouders, een ruime borstkas, een platte buik, lange dijbeenspieren. Het lichaam van een krijger, altijd alert, vol littekens, maar in de bloei van zijn kracht. Aftakeling heeft het nooit gekend, daar is het niet van gekomen. Amber vraagt zich af hoe Tas daarmee zou zijn omgegaan. Zou hij, als hij was blijven leven, het ouder worden ooit hebben kunnen omarmen? Een rilling glijdt langs haar rug en ze schudt haar hoofd. Ze voelt zijn weerstand in haar omhoog komen.

    De herinnering aan een eeuwig jong mannenlichaam heeft zich in hem vastgehecht. Maar hij bewoont een ouder wordend vrouwenlichaam. Wat zal er gebeuren als haar lijf straks gaat inzakken en afzwakken?

    Fronsend bekijkt ze zichzelf in de spiegel. Onderzoekend glijden haar handen over haar buik omhoog naar haar borsten. Haar handpalmen tintelen. De aanrakingen van zoveel verschillende borsten lijken zich in haar huid te hebben genesteld. Hij had ze allemaal prachtig gevonden, zich altijd verwonderd over hun zachtheid. Lust vermengd met het verlangen naar tederheid, geborgenheid, de droom van werkelijke veiligheid. Ze slikt de brok in haar keel weg.

    De deur zwaait open - Jos staat in de deuropening van de badkamer. Op zijn gezicht ligt een vreemde uitdrukking. Hij is naakt. Brede schouders, sterke spieren, zijn huid is glad, al vertoont hij ook duidelijk tekenen van veroudering. Hij richt zich in zijn volle lengte op. In zijn ogen verschijnt een bijna hautaine blik. Even staan ze stil naar elkaar te kijken. Amber onderdrukt de neiging haar handen voor haar borsten en schaamhaar te houden. Daar staat een man met een vanzelfsprekende adellijke houding, een man die gewend is gehoorzaamd te worden. De haartjes op haar armen gaan rechtop staan.

    Zijn blik verzacht en bijna verlegen buigt hij zijn hoofd.

    'Ben je klaar? Kan ik nu douchen?'

    Ze knikt en doet een stap opzij. 'Gaan wij nog naar dat optreden?'

    Jos draait de douchekraan open. 'Lijkt me wel, toch? Laten we er maar gebruik van maken dat Tijl aan het logeren is. Het is al best lang geleden dat wij samen uit zijn geweest. Als man en vrouw...' voegt hij eraan toe.

    Amber zegt niets, loopt langs Jos naar de slaapkamer om zich aan te kleden.

    De kroeg is overvol. De hitte van de opeengepakte lijven plakt aan haar huid. De massa golft op het stuwende ritme van de muziek. Ze gaat op in de energie van het nummer, doet haar ogen dicht en geeft zich over. Ze voelt de behoefte van haar geest om weg te zweven. Om te vluchten in iets anders, op zoek naar de grens waar het leven echter voelt dan de dagelijkse werkelijkheid. She don't lie, she don't lie, she don't lie… De gitarist grijpt haar beet en sleurt haar mee. Zijn rauwe tonen maken haar honger wakker, zijn honger... She don't lie... De geur van bier dringt in haar neus en vermengt zich met de bijna dierlijke lucht van zweet en rock-'n-roll. Ze voelt haar zintuigen op scherp staan.

    Hij neemt het over. Hij is zich bewust van iedereen in de ruimte. Er dreigt geen gevaar, niet nu. Hij opent zijn ogen en kijkt naar de muzikanten. Als een geoliede machine speelt ieder zijn eigen onderdeel van de sound. Als een groep individuele krijgers met een gemeenschappelijke vijand. Woordeloos wordt er gevraagd en gegeven. Elke man weet precies wat hij moet doen, voelt zijn waarde, weet hoe belangrijk hij is. Ze zijn allemaal nodig. Niet meer en niet minder, precies de juiste handeling op het juiste moment.

    Hij voelt de herinnering in zijn spieren trekken. Het instinct dat overneemt, de onzichtbare leiding, waardoor het hoofd buitenspel gezet wordt. Het hoofd dat te veel tijd vraagt. Hij herkent de haperingen in het spelen die met een grijns door de anderen worden opgevangen, waardoor het publiek niets doorheeft. Hij waant zich een stiekeme observator van een heilig verbond. Het publiek denkt wel dat de band gewoon muziek speelt, maar hij weet dat zij toeschouwers zijn van een broederschap waar zij nooit toe zullen behoren.

    De ongelooflijke kracht van mannelijke vriendschap zuigt hem aan, vanaf het podium. Hij kent ze niet, hij kent ze door en door. Kerels die er voor elkaar zijn, elkaars rug dekken, de openingen creëren voor de ander zodat die kan doorbreken, weg uit de massa, zijn eigen ruimte kan nemen om te ademen, zich op te richten, te zijn wie hij is.

    Het gemis schrijnt als een verse schaafwond. Onwillekeurig sluit zijn hand zich om een afwezig gevest van een zwaard. Hij probeert de pijn van zich af te schudden en kijkt om zich heen. Zijn ogen vangen de blik van een vrouw in de massa. Ze kijkt hem onderzoekend aan, een biertje in haar hand. Zijn mondhoek trekt omhoog in een schuine grijns. Ze lacht terug en draait dan verward haar hoofd weg. Hij grinnikt zacht en neemt een slok van zijn bier. Als hij zich omdraait kijkt hij in de peinzende ogen van Jos. Hij slikt en Amber glimlacht.

    2

    'Iedereen koffie?' Amber zet het blad met kopjes op de salontafel in het vakantiehuis. Tijl springt om haar heen om als eerste een stukje taart te kunnen bemachtigen. 'Rustig, jongen. Opa en oma eerst, en oom Koen...'

    Met een grijns pikt Koen een schoteltje taart van de tafel en doet alsof hij hem in één keer in zijn mond wil steken.

    'Ooo, oom Koen!'

    Koen geeft het schoteltje met een knipoog aan zijn neefje, die er vergenoegd mee op de bank gaat zitten. Amber grinnikt, maar haar lach verdwijnt als ze de afkeurende blik van haar vader ziet.

    Als iedereen voorzien is, pakt ze haar eigen taart en koffie en gaat zitten.

    'Nou pap, wel gefeliciteerd met je verjaardag. Fijn dat we hier zo met z'n allen kunnen zijn.' Ze voelt hoe haar glimlach zijn best doet om door het laagje ijs op haar gezicht heen te breken.

    'We moeten nog zingen voor opa!' Tijl zet snel zijn schoteltje neer en gaat staan. 'Lang zaldieleven, lang zaldieleven...'

    Iedereen zet in en opa glimlacht. Tijdens het zingen voelt Amber de onderzoekende ogen van haar moeder op zich gericht.

    'Dank jullie wel. Dan maak ik ook graag van de gelegenheid gebruik om toch even iets te zeggen.' Ambers vader gaat staan en strijkt zijn broek glad. 'Nee, ik zal het niet lang maken, want anders wordt de koffie koud.' Hij knipoogt naar zijn vrouw. 'Ik wil alleen mijn dankbaarheid uitspreken dat we, na een moeilijke periode...' hij kijkt strak naar de salontafel, '… toch hier als familie bij elkaar zijn. En ik ben erg blij dat deze dingen nu voorbij zijn en dat het leven weer normaal is. Zo. En nu koffie.'

    Het is even stil.

    'Hear, hear...' zegt Jos dan zachtjes en kijkt Amber even strak aan.

    Vanuit het vakantiepark lopen ze het bos in. Tijl rent voor hen uit, op zoek naar een zwaard. Jos loopt naast de moeder van Amber. Ze praten geanimeerd met elkaar. Amber ziet dat Jos zich een beetje ontspant. Ze is er blij om. Zij loopt naast haar vader. Hij zwijgt en kijkt bedachtzaam voor zich uit. Koen loopt een eindje achter het gezelschap. Hij heeft vandaag weliswaar geen pak aan, maar ook in zijn pantalon met overhemd lijkt hij toch een beetje misplaatst in de natuur. Ze vangt zijn blik op als ze omkijkt. Hij schenkt haar een geforceerde glimlach. Ze kijkt opzij naar de man die in dit leven haar vader is. Ze voelt hoe Tas op zijn hoede raakt.

    'Hoe is het, pap? Voel je je nog een beetje jarig?'

    Hij kijkt even naar haar en glimlacht vluchtig. 'Jawel, hoor.'

    Stil lopen ze verder.

    Dan schraapt haar vader zijn keel en draait zich naar zijn dochter. 'Amber... is hij weg?'

    Ze slikt. Even komt ze in de verleiding om Wie? te vragen. Dan schudt ze haar hoofd. 'Nee, pap. Hij gaat niet meer weg. Hij zal er altijd zijn, want hij is mij. Ik ben hem.'

    Haar vaders kaken verstrakken. Een tijdje lopen ze zwijgend door.

    'Heb je hem onder controle dan?'

    Amber zucht. 'Je kunt Tas niet onder controle hebben. Hij is als een tsunami, het enige dat je kunt doen is die over je heen laten komen en dealen met de gevolgen.'

    'En jij vindt nog steeds dat je geen hulp nodig hebt? Er moeten toch medicijnen zijn die je kunt nemen...?'

    Amber voelt het ijs via haar ruggengraat omhoog kruipen. Ze zwijgt.

    'En Jos?'

    'Ik weet het niet. Het is allemaal nog zo kort geleden. We proberen maar gewoon even door te gaan met leven. Hij heeft nogal veel te verwerken.' En ik ook, denkt ze.

    Haar vader staat abrupt stil en draait zich naar haar om. Hij opent zijn mond, maar beheerst zich. Hij sluit hem weer als een smalle streep en loopt verder. Als hij spreekt, klinken zijn woorden scherp en afgemeten: 'Amber, stop deze idiote toestand. Ik weet niet wat Jos heeft bezield, maar hij zal zichzelf nu ongetwijfeld weer in de hand hebben. Hij is een verstandige vent. Hij heeft zich even in jouw gekte laten meeslepen, dat is begrijpelijk.'

    Het ijs heeft Ambers hart bereikt.

    'Jos is je echtgenoot, Amber. Niet je vader. Je hebt maar één vader. Je bent mijn dochter. Er is wat er is. Dat moet je accepteren.' Hij verlengt zijn pas en loopt bij haar weg.

    Amber kijkt naar zijn strakke schouders. Ze voelt de ogen van haar broer in haar rug prikken. Ze kijkt niet om.

    'Precies, pap,' mompelt ze. 'Er is wat er is...'

    De begraafplaats heeft iets vredigs. Amber komt graag op dit soort plekken. De rust, de stilte. Het wegvallen van het moeten leven, misschien. Het is een klein en oud kerkhof. Aan de jaartallen op de grafzerken te zien is er niemand meer recent begraven. Er zal wel een nieuw, moderner kerkhof in deze plaats zijn, denkt ze. Met crematorium en een aula voor de koffie en de broodjes.

    Ze haalt diep adem, om de beklemming van haar familiebanden iets losser te maken. Na de wandeling was de sfeer er niet beter op geworden. Haar vader negeerde haar, haar broer was constant in gedachten verzonken en Jos richtte al zijn aandacht op hun zoon, om vooral maar even niet sociaal te hoeven doen. Alleen haar moeder probeerde dapper de conversatie op gang te houden. Uiteindelijk had Amber het opgegeven. Ze moest even alleen zijn.

    Langzaam loopt ze over het gras tussen de stenen door. Af en toe blijft ze even staan om een naam te ontcijferen, een geboorte- of sterfdatum. Er zijn ook grote zerken met meerdere namen uit dezelfde familie. Zelfs in de dood nog eeuwig bovenop elkaar. Weer zuigt ze haar longen vol en laat ze haar adem met een diepe zucht ontsnappen. Familie...

    Als Tas had ze nooit familie gehad. Geen achternaam zou op zijn steen hebben gestaan als hij ooit in een graf zou hebben gelegen. Ze voelt dat hij juist geniet van het idee dat zijn lichaam voer voor raven, wolven en ongedierte was geweest. Rottend tussen de vele andere lijken, anoniem, zonder tranen of gebeden. Hij staart naar de keurig onderhouden graven. Achterin zijn geest roert zich een herinnering. Hij voelt de hitte van de zon op zijn huid en de warmte die afstraalt van de grove kasteelmuur.

    Geen naam. Slechts een grof uitgehakt kruis in een ruwe steen. Tamás duwt zijn vingers diep in de groeven en krabt met zijn nagels het mos weg. De donkere uitlijning van het symbool van de dood wordt weer duidelijk zichtbaar. Hij staart ernaar. Het schenkt hem troost dat ze zo'n eenvoudige steen heeft. Hij kan zich niet voorstellen dat een grote grafzerk bij haar zou hebben gepast. Maar wat weet hij daar eigenlijk van.

    Hij gaat voor de steen zitten en pakt zijn mes. Hij wil haar naam zien. Hij krast in de harde ondergrond. Er verschijnt een klein wit lijntje. Keer op keer schraapt hij er met zijn mes overheen. Hij zal het ding straks kunnen weggooien. Het maakt hem niet uit, dan maar weer straf. Hij haalt zijn handen open aan de ruwe uitsteeksels, maar merkt het niet. Koppig werkt hij door. Uiteindelijk staan de letters er. Schots en scheef, maar dat kan hem niet schelen. Maria.

    Hij haalt zijn hand langs zijn bezwete voorhoofd, een rode smeer blijft achter. Hij schuift een stukje van de steen af, naar achteren. Het met mos doorgroeide gras is zacht onder zijn billen en blote voeten. De geur van tijm en rozemarijn hangt zwaar in de lucht. Hoog in de wolkeloze hemel klinkt de roep van een arend. Hij kijkt omhoog en knijpt zijn ogen dicht tegen de felle zonnestralen. Zou zij daar ook zijn? Of zou ze hier onder hem liggen, voor eeuwig gevangen in de aarde?

    Misschien moet hij tegen haar praten. Zou ze dat willen? Maar wat moet hij dan zeggen? Zou ze boos zijn dat hij nooit eerder gekomen is? Hoe moet je eigenlijk omgaan met de doden?

    Hij schraapt zijn keel. 'Dag moeder... Ik ben het, Tamás. Uw zoon.' Hij fronst zijn wenkbrauwen. Natuurlijk weet ze dat hij haar zoon is. Stomkop...

    Katalina heeft hem verteld dat Maria hem voor ze stierf zijn naam nog gegeven had. Ze had hem op twee manieren uitgesproken, vertelde de kokkin. Eerst op z'n Hongaars en daarna als Tammas, met een Schotse tongval. Het gaf hem altijd een warm gevoel dat zijn moeder hem ook haar afkomst had willen meegeven. Dat verre vreemde land waar zij geboren was. Waarom was ze daar ooit weggegaan?

    Hij recht zijn schouders en richt zijn blik weer op de dunne witte letters in de steen. 'Moeder, ik hoop dat het goed met u gaat.'

    Ze is dood, idioot!

    Koppig richt hij zijn kin op. 'Ik ben nu acht jaar en ik kan lezen en schrijven. Ik kan best goed zwaardvechten, natuurlijk nog niet met een echt zwaard, want dat mag niet. Met worstelen verlies ik steeds, maar dat komt ook omdat Mauriste gemeen... Eh... Mauriste is groter en sterker dan ik.' Tas slikt. Hij wil niet dat zijn moeder hem een slappeling vindt, of denkt dat hij excuses verzint die moeten verklaren waarom hij steeds verliest.

    Nerveus plukt hij aan het gras. Vlakbij begint een merel zijn lied te zingen.

    'En ik moet ook nog steeds dansen, maar dat vind ik verschrikkelijk. Die oude toverkol stinkt en iedere keer dat ik op haar tenen trap geeft ze me een draai om mijn oren. Weet u moeder, bij Kev dansen ze heel anders. Dat vind ik wel leuk. Kev kan echt heel goed dansen en hij springt ook heel hoog… en als hij dan in de lucht is kan hij zijn hielen tegen elkaar aan slaan... O ja, Kev is mijn beste vriend. Hij is van het Roma volk... U zou hem vast aardig hebben gevonden...'

    Hij trekt een grasspriet uit de grond en kauwt er op. Ja, ze zou Kev aardig hebben gevonden. Dat weet hij zeker. Zou ze hem ook aardig hebben gevonden...? Zou ze weten van de donkere gedachten die zo vaak in zijn hoofd zijn? Zou ze zien dat hij soms bijna niet kan ademen, omdat hij zo bang is...

    Hij schudt zijn hoofd. 'Ik moet gaan, moeder,’ mompelt hij.

    Heel even streelt hij over de letters in de steen. Dan springt hij op en zonder om te kijken rent hij langs de schots en scheef staande zerken naar de kasteelpoort.

    Als Amber terugkomt bij het huisje, hoort ze Jos en Koen zachtjes praten bij de achterdeur. Ze ruikt de geur van sigarenrook. De klank in Koens stem maakt dat ze haar pas inhoudt en stil aan de zijkant van het huis blijft staan. Ze kan niet horen wat hij zegt, maar het klinkt dwingend, smekend bijna. Ze hoort Jos brommen en schuifelt stilletjes dichterbij. Koen spreekt opnieuw en zijn stem brengt onmiddellijk de herinnering aan Mauriste boven. Tas' nekharen komen overeind als hij aan zijn broer denkt.

    Sinds de ongelukkige confrontatie op de verjaardag van Tijl, toen hij ten overstaan van familie en vrienden bijna de halsslagader van zijn broer had doorgesneden, behandelen hij en Mauriste elkaar niet meer als broers. Ze concentreren zich even alleen op wie ze in het huidige leven van elkaar zijn, broer en zus.

    Dit is echter overduidelijk Mauriste die hij hoort. En wat heeft die met Jos te bespreken? Tas houdt zijn adem in, terwijl hij stilletjes dichterbij sluipt om te proberen het indringende gefluister van zijn broer te verstaan.

    Dan klinkt plotseling de stem van Jos, schril en gejaagd: 'Laat me met rust, Koen! Ik kan dit niet. Wat gebeurd is, is gebeurd. Ik ben niet meer dezelfde als toen. Je kunt mij niet verantwoordelijk houden. En ik ben jouw vader niet!'

    De achterdeur wordt met een ruk opengetrokken en slaat met een klap dicht. Er klinkt een diepe zucht en dan verwijderen de stappen zich van het huisje.

    Het is vol en lawaaierig in het restaurant. Behalve Tijl zegt niemand aan hun tafel wat. Als alle borden zijn gebracht, concentreren ze zich op het diner. Amber observeert haar familie. Haar vader kijkt nors voor zich uit, haar broer lijkt op een eiland te zitten en alleen zijn maaltijd te nuttigen, Jos eet met intensieve aandacht van zijn gerecht, alleen Tijl kwettert honderduit en lijkt geen last te hebben van de spanning.

    Amber ontmoet de ogen van haar moeder. Ze ziet het verdriet en de stille hulpvraag. Ze ziet ook een opflakkerend vuur van verzet. Plotseling lijkt haar moeder een besluit te nemen, richt haar hoofd op en vraagt met vastberaden stem: 'Zo Tamás, vertel eens, hoe gaat het nu met jou?'

    De drie volwassen mannen aan tafel reageren alsof ze door een adder zijn gebeten. Ambers vader draait zich verbijsterd naar zijn vrouw en staart haar met open mond aan. Koen schuift zijn stoel een stukje achteruit en is plotseling volledig met zijn aandacht aanwezig. Het hoofd van Jos schiet omhoog, zijn houding wordt onmiskenbaar adellijk en na een vluchtige blik op Amber legt hij, zijn aandacht gericht op de andere twee mannen, langzaam en nadrukkelijk zijn mes op tafel. Tijl kijkt verward van de een naar de ander.

    Amber voelt Tas langzaam en kalm opkomen. Al zijn zintuigen staan op scherp. Hij richt zich tot haar moeder, neigt hoffelijk zijn hoofd en zegt rustig: 'Heel goed Vrouwe, dank u.'

    Op dat moment wordt Amber zich bewust dat haar mobiel al een tijdje afgaat. Ze schiet terug en pakt hem uit haar tas om hem uit te zetten. Barbara... Die belt nooit zomaar... Ze neemt op.

    'Hee… wat is er aan de hand?'

    Barbara's stem klinkt vreemd, afstandelijk bijna. 'Kun je morgen misschien langskomen? Ik heb nieuws...'

    3

    Livine kijkt opzij naar Amber. Het gezicht van haar vriendin is strak als een masker, zonder enige uitdrukking in de ogen. Ze staart naar het gat in de grond waar net de kist in is weggezakt. De laatste mensen lopen langs, gooien een bloem, leggen hun hand op hun hart of werpen een kushand. Amber staat onbeweeglijk.

    Jos aait haar even over haar arm en neemt Tijl mee naar de auto. De mensen van de begrafenisonderneming blijven nog even op gepaste afstand staan en besluiten dan de twee vrouwen alleen te laten.

    Livine pakt Ambers hand. Hij voelt koud. Amber lijkt het niet te merken. Samen staan ze daar. Dan draait Amber zich naar haar toe. Haar ogen schitteren koortsachtig groen. 'Kev... We moeten naar Hongarije...'

    Amber staart naar de foto in haar hand. Een lachende Barbara in een vuurrode jurk kijkt haar aan. Haar ogen twinkelen vrolijk achter de brillenglazen. Ze kan er gewoon niet bij dat ze haar nu alleen nog maar op een foto kan zien. Nooit meer zal ze haar kunnen knuffelen, op haar schoot kruipen, zich laten koesteren in die warme omhelzing.

    Ze heeft nooit echt goed beseft hoe bijzonder hun vriendschap eigenlijk was. Er zat zeker dertig jaar leeftijdsverschil tussen hen, maar dat maakte niets uit. Hun contact was altijd dwars door alles heen gegaan. Barbara was de enige waar ze werkelijk alles aan kon vertellen en dat gold andersom ook. Soms zagen ze elkaar maanden niet en dan zat ze weer uren bij haar op de bank en spraken ze over de diepste zaken. Of ze lagen blauw van het lachen.

    Ze streelt over de schapenvacht die over de stoel ligt en kijkt rond in het heerlijke, knusse huisje. De warme geur van wierook en hout hangt er nog steeds. Dit was voor haar altijd een plek geweest die buiten de tijd leek te bestaan. Een veilig thuis, waar ze met alles kon zijn, hoe gek of hoe idioot haar leven zich soms ook leek te ontwikkelen. Als ze naar huis ging na een bezoek aan Barbara, had ze altijd het gevoel dat ze zichzelf weer een beetje begreep, zelfs na het wakker worden van Tas. God, wat zal ze haar missen…

    Tas kijkt om zich heen. Weg... ze is gewoon weg... Net nu hij haar heeft gevonden. Net nu hij eindelijk kan voelen hoe het is om een moeder te hebben heeft ze hem verlaten. Waarom?! Hij klemt zijn kiezen op elkaar. Ze heeft hem godverdomme gewoon opnieuw in de steek gelaten.

    Hij kijkt naar de foto. Al zijn spieren trekken zich samen. Hij verfrommelt de foto in zijn vuist. Hij staat op en loopt als een gekooid dier door Barbara's huiskamer. Hij ziet haar in ieder stilleven of altaartje. Maar haar stoel is leeg…

    Een ijzeren band knelt om zijn keel. Hij voelt een scherpe pijn in zijn borst, als van een mes dat keer op keer rechtstreeks in zijn hart wordt gestoken. Hij schudt zijn hoofd. Hij kan het niet accepteren, het mag niet, het is fout. Hij wil het gewoon niet.

    Het besef wordt als een emmer kokende pek over hem heen gegoten. Een immense, alles verschroeiende pijn verteert hem. Hij heeft niets te willen. Het is gebeurd. Ze is weg. Net als Ana…

    De schreeuw komt vanuit het diepste van zijn ziel omhoog. Hij grijpt in zijn haar en rukt er met al zijn kracht aan. Hij voelt zijn hoofdhuid oprekken. Weer schreeuwt hij tot zijn keel open en rauw is. Hij valt op zijn knieën op het grof-wollen kleed. Hij klemt de verkreukte foto tegen zijn hart en kruipt in elkaar.

    Dan richt hij zich plotseling weer op en probeert de foto glad te strijken. Dunne witte lijntjes lopen over het beeld, als barsten in een gebroken spiegel. Hij staart naar het gezicht op de foto en schommelt lange tijd van voor naar achteren. Dan zakt hij traag opzij en rolt zich als een foetus op. Het fotopapier kraakt tegen zijn hart. Langzaam wordt alles om hem heen donker.

    'Wat heeft ze je laten beloven?' Livine zit tegenover Amber. Die draait onrustig een envelop om en om in haar handen.

    'Dat we naar Hongarije zullen gaan.' Amber kijkt Livine met een smekende blik aan. 'Ze heeft zelfs voor het geld gezorgd, Liev. Kijk...' Amber opent de envelop en toont haar vriendin een stapeltje bankbiljetten. 'Het is allemaal zo vreselijk snel gegaan. Ze had nog net genoeg tijd om haar zaken te regelen, maar dit had voor haar absolute voorrang. We moeten gaan, Liev...'

    Livine zucht. 'Jezus, Amber... En dat beslis jij...? Ik ben er ook nog. En wat denk je van Jos en onze kinderen, Annebeth en Tijl?' Ze staat op en kijkt van bovenaf op haar vriendin neer. 'Het moet ook mijn beslissing zijn, Amber. Het gaat mij ook aan. De hele wereld draait niet om jou en Tas.'

    Amber verstijft.

    'Heb je het er al met Jos over gehad?'

    Amber schudt haar hoofd.

    Livine haalt een hand door haar lange donkere haren en loopt naar het raam. Terug naar Hongarije... De gedachte vult haar hart met een vage angst. Het is alsof een grote poort, gebarricadeerd met een gigantisch dikke balk, haar weerhoudt om er alleen al in haar gedachten heen te gaan. Ze merkt dat Kev, binnen in haar, bevriest. Het plan roept een enorme weerstand in hem op. Hij wil niet terug.

    'Alsjeblieft, Liev... Ik kan dit niet alleen. Ik heb je nodig. Jou en Kev...'

    Livine voelt zich groeien. Haar stem klinkt een stuk lager als ze spreekt: 'Waarom wil je terug, Tas? Er is niets meer in Hongarije. We zijn er al bijna zevenhonderdvijftig jaar weg. Wat hoop je nog te vinden?' Kev kijkt op zijn vriend neer. 'Snap je niet dat dit alleen maar een teleurstelling kan worden? Dat land is zo anders nu, de mensen... Je zult er niets meer herkennen.'

    Tas kijkt in de donkere ogen van zijn vriend. Kev ziet de vastberadenheid in zijn blik. 'Het kan me niet schelen, Kev. Ik moet erheen. Al is het alleen maar om de weg terug toch ooit nog af te leggen.'

    Kev weet dat niets zijn vriend nog van het idee zal kunnen afbrengen. Hij weet ook dat hij voor zichzelf een beslissing zal moeten nemen. De tijd dat hij Tas koste wat het kost volgde lig achter hem

    'Waarom kun je het verleden niet gewoon het verleden laten? Waarom moet je alles weer oprakelen? Besef je niet dat je mij daar hoe dan ook in meeneemt? We leven nu, Tas. Hoe idioot dat ook is. En we leven het leven van twee vrouwen in de eenentwintigste eeuw. Wat denk je in het verleden te vinden, behalve pijn en verlies?'

    Tas haalt een hand door

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1