Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Kogel door de kerk: Kate en Sophie, #3
Kogel door de kerk: Kate en Sophie, #3
Kogel door de kerk: Kate en Sophie, #3
Ebook351 pages5 hours

Kogel door de kerk: Kate en Sophie, #3

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Wat doe je wanneer je wel een plaats delict lijkt te hebben, maar geen lijk?

 

Na het verlenen van een gunst aan de schoonzus van Kate, krijgen rechercheurs Kate Verbeek en Sophie van Wageningen een bizarre moordzaak in hun schoot geworpen. Ze moeten niet alleen op zoek naar een dader, maar ook naar het slachtoffer. En wat hebben de kerk en een psychiatrisch patiënt met deze moordzaak te maken?

Terwijl de vrouwen er bij ieder antwoord meer vragen bij krijgen, maakt Kate zich ondertussen zorgen om haar broer, nu zijn criminele activiteiten hem lijken in te halen. Kan hem eenzelfde lot als hun vader bespaard blijven?

Sophie probeert een balans te vinden tussen haar werk en het moederschap. Maar dan komt er iets op haar pad dat alles, compleet overhoop gooit.

LanguageNederlands
Release dateOct 3, 2023
ISBN9798223687870
Kogel door de kerk: Kate en Sophie, #3

Related to Kogel door de kerk

Titles in the series (2)

View More

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Kogel door de kerk

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Kogel door de kerk - Chloë van Silfhout

    Proloog

    Absolutie. Het vergeven van onze zonden. De allergrootste vorm van genade. Zelfs dat zou haar niet meer helpen.

    Doodstil probeerde ze haar adem in te houden en haar ogen al knipperend te laten wennen aan het donker. Angst kroop door haar aderen en haar hartslag nam met de seconde toe. De deur van het biechthokje stond op een kleine kier waardoor er een streep licht naar binnen viel. Ze probeerde naar buiten te kijken, maar haar zicht werd vertroebeld door haar tranen van angst. Ze durfde het zoute vocht niet weg te vegen, iedere beweging zou haar verstopplek kunnen verraden.

    Luisterend naar de stilte kreeg ze haar ademhaling langzaam onder controle. Was ze veilig? Zou hij weg zijn? Ze hoorde niets meer. Niet meer dan doodse stilte en zwiepende takken van de bomen op het kerkhof die buiten werden bevangen door de wind.

    Het kerkhof. Daarachter lag de werkplaats, maar ook de woning van de grafdelver. Hij leefde voor zijn werk, had er zijn levensmissie van gemaakt om het kerkhof en zijn graven te onderhouden, naast het delven van nieuwe graven. Het was haar enige kans. De enige kans op het voorkomen dat haar graf de volgende was die gegraven zou moeten worden.

    Even sloot ze haar ogen en nam ze een diepe teug lucht. Zou ze het durven? Ze hoorde nog steeds niets. Geen enkel geluid. Met een trillende hand liet ze haar vingers over het bordje in het biechthokje glijden. De ingekeepte letters voelden scherp.

    Ego Te Absolvo. Ik scheld u kwijt.

    Het was te laat, ze wist het. Zelfs haar God kon haar nu niet meer redden. Heel voorzichtig duwde ze de deur van het biechthokje open. Schichtig keek ze om zich heen. Niemand. Er was helemaal niemand. Ze deed een stap naar buiten en probeerde de hele ruimte te overzien. Haar lijf trilde, maar haar brein was alert. Gespitst op de kleinste beweging of het zachtste geluid.

    Ze zet een stap verder en hoorde het hout onder haar voeten kraken. Als ze maar iets verder kon lopen, de trap van het koor af en de vloer van het gangpad op, dan maakte haar stappen niet meer zoveel lawaai. Al sluipend liep ze langs het altaar, waar twee grote kaarsen stonden te branden. De vlammen flikkerden onheilspellend, alsof iemand er heel zachtjes tegen aan blies.

    Alles wat ze normaal gesproken zo prachtig vond in haar kerk had nu een sinister aanzien. De beelden keken duister op haar neer met een angstige blik in hun ogen. Alsof ze haar wilden waarschuwen voor het onheil dat naderde. Ze zagen er anders uit dan normaal. Zat dat allemaal in haar hoofd? Hun gezichtsuitdrukking leek anders. Bijna alsof ze wilden schreeuwen en gillen, maar er geen geluid uitkwam.

    Ze schudde het stijgende gevoel van onbehagen van zich af en probeerde niet meer naar de beelden te kijken. In plaats daarvan zocht haar blik het raam dat over het kerkhof uitkeek. Misschien kon ze daar zien of er nog licht brandde in naastgelegen woning van de grafdelver.

    Niets. De duisternis weerspiegelde alleen de binnenkant van de kerk en een huivering trok over haar ruggengraat.

    Ze kwam hier zo graag. Haar veilige haven. Maar nu herbergde haar veilige plek een levensgroot gevaar. Een duivels gevaar. Ze keek omhoog naar de glas-in-loodramen en vond dat zelfs die afbeeldingen anders oogden. Alsof ze huilden. Huilden ze om haar? Wisten ze dat ze doodging?

    Ze dwong zichzelf zich te herpakken en veegde snel de tranen uit haar ooghoeken. Ze moest hier weg, er was misschien nog een kans. Ze stapte het gangpad in en vervolgde haar weg, langs de massieve donker houten kerkbanken, richting de deur. De angst die bezit had genomen van haar lichaam werd heel langzaam verdrongen door een vleugje hoop toen ze onderweg naar de uitgang was. Nog een paar passen en ze was bij de deur, dan was ze buiten. Ze moest het redden. Zou ze dan toch niet door God verlaten zijn?

    Maar daar was hij. Hij die haar einde zou betekenen. Een grote, donkere gestalte doemde op in de deuropening. Een donkere schim die een stap dichterbij zette en zich langzaam losmaakte van de duisternis.

    Ze hapte naar adem en haar bloed begon te kolken. Gal uit haar maag zocht zich een weg naar boven en met een bevend lijf deed ze automatisch een paar passen naar achteren. Haar lichaam was loodzwaar en ze kreeg haar voeten bijna niet van de grond getild.

    Tanden werden ontbloot door een macabere grimas en de gestalte kwam snel dichterbij. Ze was er bijna. Zo dichtbij, ze had de uitgang bijna gehaald.

    Plots struikelde ze in het achteruitlopen en viel met haar schouder hard tegen de leuning van een kerkbankje aan. Ze probeerde in paniek weer op te krabbelen, maar was haar voorsprong kwijt. De gedaante stond in twee passen bij haar en trok haar aan haar haren overeind.

    ‘Alsjeblieft.’ Smeekte ze. Ze deed huilend haar ogen dicht toen ze aan haar haren richting het altaar getrokken werd. Haar hartslag denderde door haar lichaam en haar oren suisden. Tranen liepen over haar wangen.

    Ze voelde geen geruk meer aan haar lange zwarte haar en het voelde alsof de gedaante van haar wegliep. Met een bonzend hart deed ze haar ogen open. De schimmige gestalte was naar het altaar gelopen en pakte een grote koperen kandelaar op. De kaars werd uitgeblazen en rolde op de grond toen hij de kandelaar omdraaide. Met een doffe dreigende bonk kwam de kaars neer en rolde onder de kerkbanken.

    De grond waarop ze lag was koud. IJskoud. In een luttele seconde bedacht ze zich dat ze deze plek, waar ze haar hele leven al dagelijks kwam, nog nooit vanaf hier bekeken had. De eerste keer dat ze haar kerk vanuit dit perspectief zag, zou ontwijfelbaar de laatste keer zijn dat ze dit godshuis überhaupt nog zou zien. Doodgaan in Zijn huis. Op deze mooie plek. Was dat dan genade?

    Ze zag de laarzen met overschaduwende gestalte weer dichter bij komen en naast haar kwamen ze tot stilstand. Haar borst ging zo heftig op en neer dat het pijn deed en angst kroop door haar aderen. Even richtte ze haar hoofd op en keek ze recht in het van afschuw verwrongen gezicht van haar belager. De jonge vrouw begon te huilen.

    ‘Alsjeblieft.’

    Even leek het alsof er geaarzeld werd, maar toen werd de kaarsenstandaard ver boven het hoofd getild. Het duurde een paar seconde voordat ze doorhad dat het gegil dat ze hoorde van haarzelf afkomstig was. Ze sloeg haar handen voor haar gezicht en toen kwam de kaarsenstandaard met een misselijkmakende klap op haar hoofd neer.

    Was dit hoe doodgaan voelde? Ze deed haar ogen weer open maar haar zicht was wazig. Een snerpende en stekende pijn domineerde haar voorhoofd en er liep een warme straal bloed over haar gezicht naar beneden, haar huid strelend. Alles in de kerk draaide en even dacht ze dat de grote massieve beelden bovenop haar zouden vallen.

    ‘Ik wil niet dood.’ Huilde ze heel zacht, maar zelfs haar eigen stem klonk onherkenbaar anders.

    Ze probeerde op haar knieën richting het altaar te kruipen. Haar kerk. Dit was de plek waar ze al zoveel van de zeven sacramenten doorlopen had. Het doopsel, het vormsel, de biecht en haar heilige commune. Misschien had ze hier ooit haar huwelijk kunnen laten voltrekken, maar nu was dit de plek waar ze zou sterven. Ze hoorde de voetstappen weer dichterbij komen.

    Snikkend sloeg ze een kruisje en fluisterde. ‘Alstublieft, vergeef mij mijn zonden.’ Toen keek ze omhoog en zag de kaarsenstandaard glimmen in het naar binnen schijnende maanlicht.

    Ze zou hier doodgaan. In deze van God verlaten kerk. En ze had het verdiend. Zelfs Hij kon haar hier niet meer helpen.

    Absolutie, de grootste vorm van genade. Het was niet voor haar weggelegd. Sommige zonden waren zo groot dat je er een rechtstreekse ticket naar de hel mee kocht.

    Tevergeefs probeerde ze nog een laatste maal weg te kruipen, maar de kaarsenstandaard kwam met een onmeetbare snelheid op haar achterhoofd terecht. Haar lijf werd slap en haar knieën en polsen konden haar gewicht niet meer dragen waardoor ze op haar buik en borst terechtkwam. De indringende geur van ijzer trok in haar neus en ze had moeite met ademhalen.

    Ze wilde gillen, smeken om vergeving, maar kreeg geen woord meer over haar lippen. Ze kon haar lijf niet meer bewegen en de vloer voelde ijzig koud aan tegen haar wang. De stroperige rode vloeistof had zich over haar hele gezicht verspreid, maar het hinderde haar niet meer. Ze voelde het niet. Heel langzaam sijpelde het leven uit haar lichaam.

    Ze had de volgende klap op haar hoofd niet eens meer door. Bloedspetters vlogen in het rond en versierden het altaar. De rode vloeistof vormde een plas onder het altaar en liep langzaam over de trap naar beneden. De trap waar ze zo vaak gelopen had was nu de plek waar ze rochelend haar laatste adem uitblies.

    De laarzen deden een stap terug en bleven even staan. Alsof er tevreden gekeken werd naar het macabere schouwspel van zijn eigen hand. Zijn zojuist voltooide meesterwerk.

    Hij liep terug naar het altaar en zette daar de kandelaar weer neer. Er werd nog een laatste, voldane blik geworpen op het levenloze en verminkte lichaam van de jonge vrouw naast het altaar en toen werd ook de tweede kaars uitgeblazen.

    Absolutie. De grootste vorm van genade. Toegekend door een dienaar van God. Maar sommige zonden waren zo groot dat zelfs God er zijn handen van af trok. Dat zelfs Hij je niet meer kon redden.

    Hoofdstuk 1

    Kate rende de trap af. Adrenaline pulseerde door haar aderen en haar dienstwapen brandde in haar holster, klaar om gebruikt te worden.

    ‘Waar is hij?’ Hoorde ze Sophie schreeuwen. Het klonk hol in het leegstaande krakerspand.

    ‘Verder naar beneden!’ Riep ze haar collega toe.

    Sophie knikte bevestigend en gebaarde dat ze buitenom zou gaan, via de brandtrap.

    Ze hadden hem bijna te pakken gehad. Mario Connelli zat verschanst op de derde verdieping van het leegstaande betonnen pand, versierd door menig graffiti kunstwerk. Bij het inrekenen gooide hij een stoel in de richting van de rechercheurs en zette het op een lopen. Kate had de stoel net kunnen ontwijken en had direct de achtervolging ingezet. Sophie was nog maar kort terug van haar zwangerschapsverlof en moest op dit soort momenten toegeven dat ze bij lange na nog niet in haar oude vorm was.

    Bij het naar beneden rennen van de brandtrap zag ze binnen het arrestatieteam paraat staan, evenals Luis Santos en Alex Scholten, de agenten uit hun team. De verdachte zat als een rat in de val, hij zou dit pand nooit kunnen verlaten.

    ‘Hier is hij niet!’

    ‘Het trappenhuis is veilig!’ Riep Kate. Het klopte niet, hij kon toch niet zomaar opgelost zijn in het niets?

    Plots hoorde Sophie een vreemd soort gekreun. In een impuls bracht ze haar hand naar haar wapen en liep heel voorzichtig nog een klein stukje naar beneden. Daar, aan de achterkant van het pand, zag ze beweging op de grond.

    ‘Hij is buiten!’ Schreeuwde ze, terwijl ze de sprint inzette via de brandtrap naar beneden. Ze kon net een donkere spijkerbroek met daaronder veel te dure sneakers zien, die langzaam probeerde op te krabbelen van de grond. Hij was uit het raam gesprongen.

    Via het raam zag ze dat ook binnen de hele delegatie weer in beweging kwam. Het arrestatieteam, Alex, Luis en ook Kate baanden hun weg naar buiten, het pand uit. Sophie sprong van de laatste paar treden op de brandtrap en voelde het drassige gras onder haar voeten. Inmiddels zat de verdachte op zijn knieën en hield met één arm zijn andere vast. Zijn schouder was uit de kom en zijn kleding gescheurd.

    Sophie bedacht zich geen moment en werkte hem met één knie weer tegen de grond. Ze draaide zijn armen achter zijn rug waarbij hij het uitschreeuwde van de pijn en plaatste de handboeien om zijn polsen.

    ‘Kutwijf!’ De man was aan het schuimbekken en Sophie kon niet goed inschatten of het van woede of pijn kwam, of dat hij gewoon onder invloed was. Misschien was het wel alle drie.

    ‘Je staat onder arrest voor de moord op Emmelie de Waal. Je hebt het recht op een advocaat en het recht om te zwijgen.’ Ze trok hem omhoog van de grond terwijl ze hem verder op zijn rechten wees en inmiddels voegde het arrestatieteam en haar andere collega’s zich bij hen.

    ‘Hebben jullie het gezien!?’ Schreeuwde de man naar haar collega’s. ‘Dit wijf brak zowat mijn arm!’ Hij draaide zijn hoofd om en keek Sophie furieus aan. Zijn pupillen waren enorm, bleek hij toch onder invloed.

    ‘Misschien was het ook niet bijster slim om je te verzetten bij je arrestatie en vervolgens door het raam naar buiten te springen, denk je wel?’ Verzuchtte Kate hoofdschuddend, terwijl Sophie de briesende man overdroeg aan het arrestatieteam.

    ‘Jullie spelen onder één hoedje! Ik ga hier werk van maken!’ Zijn schuimbekkende schreeuwen ging over in bijna dierlijk krijsen.

    Sophie rolde met haar ogen en zette hijgend haar handen op haar knieën. Het gebeurde vrijwel iedere arrestatie, verdachten wisten de situatie altijd zo te draaien en manipuleren dat het leek alsof wetsdienaars de echte boosdoeners waren. Alsof het hun rechten waren die geschonden werden, alsof hen onrecht werd aangedaan. En het ergste daarvan was nog wel dat ze het zelf in de meeste gevallen ook echt oprecht geloofden. De narcistische overtuiging dat zij het slachtoffer waren. Hoe graag je deze delinquenten soms ook bij de schouders wilde pakken en net zolang door elkaar wilde schudden, totdat ze een minder vertekend beeld van de werkelijkheid hadden, het had geen zin. Tegen stommiteit viel gewoon niet te vechten en je moest ze zeker geen stok geven om mee te slaan. Dus was het een kwestie van je zelfbeheersing bewaren, een paar keer diep zuchten en hopen dat hij binnen het huis van bewaring wat noten op zijn zang zou kwijtraken.

    Het arrestatieteam begeleidde de razende man naar het arrestatiebusje en vermoeid streek Sophie een zandkleurige lok haar uit haar gezicht. Ze moest bekennen dat haar conditie nog wel wat te wensen overliet sinds haar bevalling.

    ‘We hebben hem jongens.’ Luis sloeg een arm om Kate heen en ze knikte enigszins opgelucht terwijl ze haar zwarte pantalon gladstreek. Ondanks dat ze net als een bezetene achter een moordverdachte hadden aangerend, zag Kate er altijd ontzagwekkend verzorgd uit. Haar zwarte pantalon en lichtblauwe blouse die ze daarboven droeg waren amper gekreukt en zelfs hier wist ze zich zonder enige moeite voort te bewegen op haar hoge hakken. Het was bijna haar handelsmerk. 

    Daar waar Kate altijd op-en-top vrouwelijk gekleed ging, hield Sophie het liever bij haar sneakers en jeans. De blazer die ze daarboven droeg, viel gelukkig luchtig want ze voelde de straaltjes zweet over haar rug, haar T-shirt inlopen. Haar blonde haren droeg ze tijdens haar werk vrijwel altijd in een hoge paardenstaart, maar ook daar staken verwilderd de plukjes uit.

    ‘Dank jullie wel weer voor mijn rugdekking. Het leek ineens even helemaal mis te gaan daarboven.’ Zuchtte Kate.

    ‘Het was maar een tuinstoel, we hebben voor hetere vuren gestaan.’

    ‘Ik had van het begin af aan al geen lekker gevoel bij deze vent.’ Alex stak zijn dienstwapen terug in zijn holster en de vier collega’s liepen terug naar de dienstwagens.

    ‘Klopt, dat zei je al na het eerste verhoor.’ Sophie viel hem bij en waarna Luis hem joviaal op zijn rug sloeg.

    ‘Je mensenkennis laat je nog steeds niet in de steek, Scholten.’

    Alex en Luis werkten al jaren samen met de twee vrouwelijke rechercheurs. Ze waren een goed op elkaar ingespeeld team. Daar waar de twee jonge agenten als ijverig kwispelende honden begonnen, de vrouwen observeerden en werkwijzen en technieken opslurpten als sponzen, waren ze inmiddels zelf ervaren en minstens zo bekwaam.

    Ze waren bij de auto’s aangekomen en Luis stapten in zijn dienstwagen.

    ‘Gaan jullie terug naar het bureau?’ Kate keek haar collega’s vragend aan waarop zij knikten.

    ‘Dan rijden wij naar de ouders van Emmelie om hen persoonlijk te vertellen dat we een verdachte hebben ingerekend.’

    ‘Gaan we nog uit eten vanavond?’ Hoorde ze Alex vragen, terwijl hij plaatsnam op de passagiersstoel bij Luis.

    Het rechercheteam had als gewoonte dat ze samen een hapje gingen eten na het succesvol afronden van een moordzaak. Het was er door de jaren zo ingeslopen, maar inmiddels een traditie waar ze alle vier veel waarde aan hechtten. Kate misschien nog wel het meest. De rechercheur met haar donkerbruine krullen hechtte aan rituelen, regelmaat en structuren. Het hielp haar de waanzin van de dag het hoofd te bieden. Dwangneuroses, noemden haar vrienden het gekscherend. Maar dat kon haar niet schelen. Bij onrust in haar hoofd was het maar wat fijn dat ze altijd zekerheden had om op terug te grijpen.

    ‘Ik weet niet of Marc thuis is vanavond, anders moet ik even kijken of ik iets kan regelen voor Esanne.’ Sophie haar leven was veranderd sinds de geboorte van haar dochter. Het mocht dan misschien meer geregel zijn, met minder vrijheid en ruimte voor spontane dingen, toch had ze in haar stoutste dromen niet kunnen bedenken hoe het haar leven zou verrijken.

    ‘Zal ik dan gewoon koken? Komen jullie bij mij thuis eten en dan neem je Esanne gewoon gezellig mee!’ Opperde Luis.

    ‘Het water loopt me al in de mond.’ Grinnikte Kate in de wetenschap dat hun collega over behoorlijk impressieve kookkunsten beschikte.

    Luis had een Arubaanse moeder en zijn vader was half Portugees, half Nederlands. Zijn moeder was een ster in de keuken en toen hij bij haar op haar geboorte-eiland woonde, had ze hem de fijne kneepjes van het vak geleerd. Maar hijzelf gooide daar ook nog heel subtiel de mediterrane invloeden van zijn vader doorheen.

    ‘Top, dan zie ik jullie vanavond.’ Luis sloeg zijn portier dicht en startte de motor. Rustig reed hij de dienstwagen het terrein af, wat in schril contrast stond met hoe ze aangekomen waren. Kolkende adrenaline, hyperfocus, gierende banden en luide sirenes.

    Het was voorbij. Ze hadden de moordenaar van Emmelie te pakken.

    Sophie nam naast Kate plaats in haar auto, waarna ook Kate de auto startte en het terrein afreed. Vanuit het raam keek ze hoe het leegstaande betonnen pand steeds kleiner werd. De prikkeldraadomheining steeds vager en de graffiti leuzen niet meer leesbaar. Het klamme zweet op haar rug was nu pas goed voelbaar, nu ze weer rustig in de auto zat. Het was een mooie nazomerse dag en ondanks dat het pas einde van de ochtend was, werd het al warm.

    Zo zaten beide vrouwen stil naast elkaar, verzonken in hun eigen gedachten. Ze moesten altijd even emotioneel opladen voor een gesprek met nabestaanden. Ook al kwamen ze met goed nieuws dit keer, het waren altijd beladen gesprekken die je niet in de koude kleren gingen zitten. De intense emoties van nabestaanden, die met verlies van deze aard gepaard gingen, bleven altijd wezenlijk en fysiek voelbaar en lieten je afgemat achter, alsof je een topsport beoefend had.

    Sophie kon zich het eerste gesprek met de ouders van Emmelie nog goed herinneren. Kapot van verdriet waren ze. Even daarvoor hadden ze hun jonge dochter moeten identificeren bij hun lijkschouwer Anton in het mortuarium. Sophie kon zich niet iets bedenken wat erger zou zijn dan dat. Je eigen mooie dochter, die in de bloei van haar leven was, op de koude metalen sectietafel in de kelder onder het politiebureau zien liggen.

    Emmelie was een rechtenstudente, met de wereld aan haar voeten. Toen ze na een avond stappen niet thuiskwam trokken haar huisgenoten op de campus direct aan de bel. Ze was snel gevonden, net iets buiten de campus, met dertien messteken in haar romp. Mario Connelli was haar vriendje en leek tijdens de eerste verhoren ontzettend aangeslagen door de moord op zijn vriendin. Hij verklaarde haar die avond niet te hebben gezien en bleek een alibi te hebben voor de avond van de moord.

    Tot er een nieuwe getuigenverklaring binnen kwam. Amir Zahid meldde zich op het politiebureau om te vertellen dat hij Emmelie die avond na het stappen had teruggebracht naar de campus. Emmelie had zijn telefoonnummer van een studiegenoot gekregen, want hij reed een illegale taxi. Dit was ook direct de reden dat hij zich niet eerder gemeld had, hij was bang dat zijn tijdelijke verblijfsvergunning in het geding kwam wanneer de politie achter zijn illegale taxibedrijf zou komen. Maar zijn geweten speelde op en het schuldgevoel werd hem te veel.

    Hij meldde zich op het politiebureau om te verklaren dat Emmelie werd opgewacht door haar vriendje bij de campus. Toen Emmelie uitstapte greep hij haar woest en agressief bij haar bovenarm en ging als een razende tegen haar tekeer. Amir stapte uit om haar te helpen, maar de jongen schreeuwde dat hij op moest rotten, waarna Emmelie zei dat het haar vriendje was, en dus dat het oké was.

    Toen Amir weer in de auto stapte hoorde hij de jongen nog schreeuwen. Het was duidelijk dat hij jaloers was, hij geloofde niet dat ze door een taxi naar huis gebracht was. De auto had geen blauw kenteken en geen taxiplaat op het dak. Mario leek onder invloed van iets en compleet paranoïde ervan overtuigd dat zijn vriendin bij een ander in de auto zat en hem voorloog. De volgende dag werd zij dood gevonden.

    Na de nieuwe getuigenverklaring van de taxichauffeur vielen Kate en Sophie de studentenkamer van Mario binnen. Mario was in geen velden of wegen te bekennen, maar verstopt onder zijn matras, in een oude theedoek gewikkeld, vonden ze het moordwapen. Zijn kamergenoten kwamen al schoorvoetend terug op het alibi dat ze hem gegeven hadden en gaven vervolgens de tip over het leegstaande kraakpand. Dit was de plek, niet ver buiten campus, waar Mario vaak zijn drugs vandaan haalde.

    En zo geschiedde. Mario was opgepakt en Sophie en Kate waren onderweg naar de ouders van Emmelie om hen te vertellen dat de jongen waar hun dochter haar hart aan verloren was, degene was die haar ook van haar leven had beroofd. Dat de jongen die zij in hun huis verwelkomd hadden, misschien zelfs wel in hun harten gesloten hadden, het monster was die hen hun dochter ontnomen had. Afgeslacht met dertien messteken in haar weerloze lijf.

    Wat een kracht zou het hebben gekost om een huis, tuin en keukenmes, dertien maal door stug vlees en spieren te steken en snijden. Wat zal ze gegild hebben, verwrongen van pijn. Niemand die haar hoorde, niemand die haar kwam helpen. Hij had haar daar laten doodbloeden, in de hoge bosjes van de berm. Zelf was hij gewoon terug naar campus gegaan, rustig in zijn bed gaan liggen, warm onder de dekens.

    Mensen konden monsters zijn, afschuwelijk meedogenloze monsters. Zonder hart, zonder geweten. Kate en Sophie zagen het iedere dag in hun werk, maar de ouders waar ze nu naar onderweg waren ervaarden dit voor de eerste keer, op de meest genadeloze manier die je je maar kon bedenken.

    Sophie wierp een snelle blik op haar horloge toen ze bij de kinderopvang naar binnen stapte. Half zes. Glimlachend zei ze een andere moeder gedag die haar passeerde in de gang en liep ze de deur van het lokaal van de babygroep binnen.

    Ze werd enthousiast begroet door een leidster die net het tasje van een ander kindje aan het inpakken was en zag Esanne al liggen. In de box bij het raam, al kirrend naar buiten kijkend hoe de takken van de lindeboom voor het raam heen en weer bewogen op de wind. De wind die de warmte van die dag nog enigszins probeerde te bestrijden. Er leek geen einde te komen aan de mooie nazomer.

    ‘Hé meisje. Mama is er weer.’ Een warm gevoel stroomde door Sophie heen toen ze Esanne direct blij op haar stem zag reageren. Ze pakte het warme babylijfje uit de box en drukte het tegen zich aan.

    ‘Ik heb je gemist.’

    Het was echt waar. Sophie mocht dan alweer een paar weken aan het werk zijn, ze kon er nog niet aan wennen om Esanne te moeten missen. Het was vreemd dat ze het grootste gedeelte van haar leven het zonder haar had moeten doen, maar nu moest concluderen dat ze incompleet was wanneer ze niet samen waren.

    Sophie was een stuk langer bij Esanne thuis geweest dan aanvankelijk de bedoeling was. Ze was in de winter bevallen en inmiddels diende de herfst zich alweer bijna aan. Maar ze kon het niet eerder opbrengen. Ze kon zich de paniekaanvallen die ze kreeg toen haar zwangerschapsverlof er bijna op zat, nog kristalhelder voor de geest halen. De bedrijfspsycholoog stelde een posttraumatisch stress stoornis vast. PTSS. Het was ook niet gek, na alles wat er gebeurd was. Het infiltratietraject, het verlies van Esra en de komst van Esanne.

    Sophie was direct weer aan het werk gegaan na het fatale einde van de undercoveroperatie. Dat hielp haar op dat moment, maar daardoor kwam ze niet aan het verwerken toe. Pas toen ze thuis kwam te zitten tijdens haar verlof, en ineens alleen was met een baby en gedwongen werd tot nadenken en zelfreflectie, toen werd de vrije val ingezet. De gebeurtenissen van de maanden daarvoor grepen haar naar de keel en knepen hem dicht. Ze kon niet meer eten, slapen en was op sommige dagen compleet lamgeslagen. Hoewel ze niet eerder open had gestaan voor hulp, wist ze dat ze nu niet anders kon dan met zichzelf aan de slag te gaan. Ze moest een goede moeder voor Esanne kunnen zijn, helemaal omdat ze eigenlijk twee rollen moest vervullen. Die van zowel moeder als vader.

    Inmiddels had Sophie dankbaar haar recherchewerk weer opgepakt, waar ze ook oprecht van genoot. Na maanden van therapie kon ze voorzichtig zeggen dat ze er wel weer helemaal was. Ondanks het verdriet wat verworteld zat in haar ziel, verankerd in haar aders. Dat ging niet over, maar dat hoefde ook niet. Ze had een manier gevonden om ermee te leven. Esanne gaf haar de kracht die ze nodig had en Sophie voelde zich sterker dan ooit. Misschien was dat ook wel zo. Mensen waren veerkrachtig. Wanneer je een vaas brak en deze weer bij elkaar lijmde, zou het nooit meer zo sterk zijn als daarvoor. De barsten bleven zichtbaar en de vaas bleef altijd kwetsbaar. Mensen niet. Volgens Leon waren beschadigde mensen het sterkst. Het gevaarlijkst. Zij wisten namelijk dat ze konden overleven. Zij

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1