Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

De verpleegster - De zaak die heel Scandinavië schokte
De verpleegster - De zaak die heel Scandinavië schokte
De verpleegster - De zaak die heel Scandinavië schokte
Ebook354 pages5 hours

De verpleegster - De zaak die heel Scandinavië schokte

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Is zij de perfecte verpleegster... Of een engel des doods?
In het ziekenhuis van Nykøbing Falster sterft een patiënt zonder duidelijke doodsoorzaak. De politie wordt gebeld en een verdachte verpleegster komt in beeld: er zijn de laatste jaren meer vreemde sterfgevallen geweest, en telkens was Christina Aistrup Hansen van dienst. De geruchtenmolen komt op gang, de media pikt het verhaal op. Maar bewijzen zijn er niet. En als Christina echt een 'engel des doods' was, waarom kon ze dan zo lang haar gang gaan?
De journalist die verslag deed van de rechtszaak gaat tot op het bot om de waarheid te achterhalen.
Het doorworstelen van 3.000 dossierpagina's en interviews met 50 mensen wordt samengebald in dit meeslepende, thriller-achtige boek over de perfecte verpleegster, haar slachtoffers en de omgeving waarin zij kon floreren.
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateSep 16, 2022
ISBN9788726813463

Related to De verpleegster - De zaak die heel Scandinavië schokte

Related ebooks

Reviews for De verpleegster - De zaak die heel Scandinavië schokte

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    De verpleegster - De zaak die heel Scandinavië schokte - Kristian Corfixen

    De verpleegster - De zaak die heel Scandinavië schokte

    Translated by Tineke Jorissen-Wedzinga

    Original title: Sygeplejersken - En af Danmarkshistoriens mest spektakulære drabssager

    Original language: Danish

    Omslag: Shutterstock

    Copyright © 2022 Kristian Corfixen and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788726813463

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    VOORWOORD

    Ik heb nooit met Christina Aistrup Hansen samengewerkt. Ik was daar niet toen zij als verpleegkundige werkzaam was in het ziekenhuis van Nykøbing Falster, Denemarken.

    Toch neem ik de vrijheid om tot in detail te beschrijven wat er in haar tijd bij het ziekenhuis is gebeurd. Ik baseer me daarbij op meer dan 3000 pagina’s documentatie over de zogenoemde ‘Verpleegsterszaak’. Diverse soorten documenten die ik op verschillende manieren heb verkregen: patiëntendossiers, sectierapporten, forensisch geneeskundige onderzoeken, sms- en e-gesprekken, medicijnenoverzichten, schermafbeeldingen van het it -systeem van het ziekenhuis, foto’s, processen-verbaal van verhoren en politierapporten die – en dat geldt voor het overgrote deel van het materiaal – eerder alleen beschikbaar waren voor de politie, de rechtbank en de betrokken partijen.

    Om te proberen te beschrijven wat er in Nykøbing Falster is gebeurd was het essentieel om kennis te nemen van de processen-verbaal van de verhoren van de politie. Ik heb inzicht gekregen in ruim honderd verslagen van ziekenhuismedewerkers die op verschillende manieren hebben bijgedragen aan het proces, dat is geëindigd met een rechtszaak tegen Christina Aistrup Hansen. Meer dan 70 mensen hebben getuigd in de rechtszaak. Hun uiteenzettingen vormen de basis voor bepaalde beschrijvingen in dit boek. Bovendien is het boek gebaseerd op interviews die ik heb gehouden met meer dan 50 personen, die ik in sommige gevallen meerdere keren heb ontmoet, onder wie verpleegkundigen, artsen, experts, advocaten, medewerkers van de politie, familie en bekenden van de hoofdpersonen in deze zaak en familieleden van de slachtoffers. Plus een reeks hoofdpersonen in de zaak die ik citeer en volledig met naam en toenaam noem. Onder anderen Christina Aistrup Hansen, die ik meerdere keren heb opgezocht in de gevangenis. En de hoofdgetuige in de zaak, verpleegkundige Pernille Kurzmann Larsen, die er de oorzaak van was dat de politie de verdachte overlijdens in het ziekenhuis van Nykøbing Falster is gaan onderzoeken en die ertoe heeft bijgedragen dat haar collega uiteindelijk werd veroordeeld wegens poging tot moord op patiënten.

    Vrijwel alle verpleegkundigen met wie ik contact heb gehad bij het ziekenhuis van Nykøbing Falster vroegen bij wijze van inleiding: vanuit wiens perspectief denk je de gebeurtenissen te gaan beschrijven?

    Elke keer heb ik geantwoord: beide.

    Want er zijn twee kanten. Twee kampen zo je wilt. Er zijn er die tot op de dag van vandaag zeggen dat Christina Aistrup Hansen door twee gerechtelijke instanties ten onrechte is veroordeeld en het slachtoffer is geworden van het geroddel in het provinciaal ziekenhuis. Degenen aan de andere kant menen echter dat het geen twijfel lijdt dat ze meerdere patiënten om het leven heeft gebracht. Misschien zelfs meer dan de vier voor wie ze gevangenzit.

    Het is belangrijk te onderstrepen dat noch Christina Aistrup Hansen noch Pernille Kurzmann Larsen – of wie dan ook – heeft beïnvloed hoe ik bepaalde episodes in dit boek heb gekozen te beschrijven of uit te lichten. Niemand heeft betaald gekregen of mijn tekst kunnen redigeren nadat ze hadden toegezegd met mij te praten.

    Het boek is geschreven volgens conventionele journalistieke methoden. Ik heb, voor zover mogelijk, alle feiten gecheckt die mijn bronnen mij hebben meegedeeld. Als ik op tegenstrijdige feiten stuitte, of als er iets tegen de gedocumenteerde informatie in ging, heb ik dat ter zijde gelegd wanneer het niet relevant was, of laat ik blijken dat het misschien om iets gaat wat niet klopt. Ik laat het de lezer ook weten als het op een bewering betrekking heeft die de politie ondanks haar gedegen werk niet heeft kunnen weerpreken.

    Dat gezegd hebbende, weet ik dat veel mensen die dit boek lezen een andere opvatting hebben over een of meerdere van de beschreven gebeurtenissen. Velen hebben een mening over deze zaak. Een vonnis door het Deense byrett noch door het landsrett (vergelijkbaar met het kantongerecht respectievelijk het gerechtshof in Nederland) heeft invloed kunnen uitoefenen op het feit dat er nog steeds een overvloed aan zelfgeknutselde theorieën bestaat. Ik ben tijdens mijn werk veel mensen tegengekomen die een onjuist of totaal vertekend beeld hebben van waar deze zaak eigenlijk over gaat. Misschien omdat ze alleen de koppen hebben gelezen of twee of drie van de duizenden artikelen die erover zijn geschreven en waar de mensen sindsdien over praten. Of ze hebben erover gehoord van iemand die iemand kent die iemand kent. Hopelijk kan dit boek bijdragen aan een meer uitgebreide en uitvoeriger beschrijving van een van de meest spectaculaire moordzaken uit de Deense geschiedenis.

    De ‘Verpleegsterszaak’ heeft verstrekkende gevolgen gehad en niet alleen voor de vier patiënten voor wie Christina Aistrup Hansen is veroordeeld wegens poging tot moord. Er zijn collega’s bij het ziekenhuis van Nykøbing Falster die zich nog steeds schuldig voelen dat ze niet eerder aan de bel hebben getrokken. Familieleden van de patiënten die het slachtoffer zijn geworden toen ze weerloos in hun ziekenhuisbedden lagen, waar zij zich veilig hadden moeten voelen. Twee ouders die nog vele jaren hun dochter moeten bezoeken in de gevangenis. En een 11-jarig meisje dat haar moeder verloor.

    Het is in veel opzichten een tragische zaak. En nóg tragischer is het dat het zo lang heeft geduurd voordat er iemand in actie kwam. Ik hoop dat dit boek ertoe kan bijdragen dat we dit verhaal niet vergeten, maar dat we ervan leren.

    Kristian Corfixen

    Kopenhagen, januari 2019

    Hoofdstuk 1

    Het gesprek kwam om vier minuten voor middernacht bij de alarmcentrale binnen. Het was een vrouwelijke arts van het ziekenhuis van Nykøbing Falster die belde om een onverklaarbaar overlijden te melden. Dat was de standaardprocedure. Volgens de wet moet een arts bellen en de autoriteiten informeren als er een patiënt plotseling overlijdt zonder dat daar in het patiëntendossier een redelijke verklaring voor te vinden is.

    Dat was het geval met Arne Herskov, de patiënt die de arts twee uur eerder had doodverklaard, vertelde ze aan de telefoon.

    De meldkamercentralist noteerde de datum – 4 maart 2012 – en de feiten die de arts oplas: ‘Arne Herskov, 72 jaar. Adres: Falkevej 78 in Idestrup. Gescheiden. Voor het laatst bij bewustzijn vandaag tussen 7.00 en 9.39 uur. Daarna na een hartstilstand aan de beademing gelegd. Vanavond overleden. Naaste familie: broer Kenny.’

    Kort daarna reed een patrouillewagen met twee politiemensen naar het noordelijk deel van Nykøbing Falster. Om 1.20 uur meldden zij zich op de afdeling intensive care. De politie sprak met een verpleegkundige en een arts, die vertelden wie er die dag en avond met de patiënt te maken hadden gehad. Ze kregen een paar namen en telefoonnummers voordat ze naar de kamer werden gebracht waar Arne nog in bed lag. Dat was een potentiële plaats delict, maar toen ze de deur opendeden, zagen ze dat de kamer betreden was. Arne lag op zijn rug en was gekleed in een blauwe spijkerbroek en een geruit vest met zwarte mouwen. Men had hem zijn eigen kleren aangetrokken zodat hij niet in ziekenhuiskleding zou liggen als de familie kwam om afscheid te nemen. Alle plastic slangen die hem hadden omringd, waren verwijderd.

    ‘Het lichaam was al afgelegd, omdat men niet wist dat de politie na de dood van de patiënt op de hoogte moest worden gebracht,’ schreven de politiemensen in hun rapport. Daarna gingen ze naar afdeling M130.

    De politie kreeg te horen dat Arne de laatste dagen op M130 had gelegen. Hier was hij ’s ochtends levenloos aangetroffen in zijn bed en hier had het personeel tevergeefs geprobeerd hem te reanimeren voordat hij naar de afdeling intensive care was gebracht. De verpleegkundigen die op dat moment aan het werk waren, waren allang naar huis. Nu waren onder andere verpleegkundige Ida en verzorgende Nina op de afdeling aan het werk en de patiënten lagen te slapen.

    Het was hun tweede nachtdienst op rij. Ze waren verrast toen ze rond 23.00 uur op het werk kwamen en hoorden dat de oudere man op kamer 134 plotseling was gestopt met ademhalen. Ze hadden die ochtend nog bij Arne gekeken voordat ze hem en alle andere patiënten hadden overgedragen aan de volgende shift en naar huis waren gegaan om te slapen. Ida had nog met hem gesproken. Sinds hij was opgenomen, had hij moeite gehad met eten, maar Arne was die ochtend vroeg wakker geweest en had zelf om een proteïne-ijsje gevraagd. Dat had hij nooit eerder gedaan. Hij is aardig opgeknapt, had Ida gedacht toen ze de kamer uit liep. De spichtige man was zelfs een beetje brutaal tegen haar geweest. Dat zag ze maar als een gezond teken. Arne voelde zich beter.

    Nina had nog naar hem gezwaaid toen hij zijn kamer uit was gestrompeld op weg naar het toilet aan de overkant van de gang. Nu was Arne dood, zeiden de collega’s tegen de nachtploeg toen ze gebriefd werden over alle patiënten op de verschillende kamers. Dat was moeilijk te bevatten.

    Ida en Nina waren zich er niet van bewust dat het sterfgeval was gerapporteerd aan de politie. Het was onaangenaam dat er twee politiemannen afdeling M130 op kwamen lopen. Ze waren vriendelijk, maar de vrouwen werden overrompeld toen ze meteen vragen gingen stellen over de patiënt op kamer 134. Nina vertelde over het zwaaien op de gang en dat ze had gedacht dat Arne aan de beterende hand was. Ida had het over het proteïne-ijsje. Dat het leek of Arne over het geheel genomen een betere eetlust had.

    ‘De overledene, die gewoonlijk zeer depressief was, leek opgewekter,’ noteerde een van de agenten in zijn aantekeningen. En dat was het. De politie was nog geen uur in het ziekenhuis geweest toen ze naar de parkeerplaats liepen en weer in de auto stapten. Het leek of het verdere onderzoek tot de volgende ochtend kon wachten.

    Nadat ze waren weggereden, stortte Ida volledig in. Die nacht zei ze iets tegen Nina wat ze al een tijdje dacht. Veel patiënten op M130 werden plotseling slecht. Ze waren uiteraard ziek, ze waren niet voor niets opgenomen, maar Ida vond dat er iets vreemds was met de manier waarop ze een terugval kregen. Net als bij Arne gebeurde dat vaak na een shiftwisseling. En gek genoeg was er één specifieke collega altijd in de buurt en was dat vrijwel altijd degene die de levenloze patiënten ontdekte en alarm sloeg.

    Ida en Nina gingen ‘het boek’ halen. Een schrift met een zachte kaft. Het zag eruit als een gewoon schoolschrift. Het personeel gebruikte het om de namen te noteren van de patiënten die op de afdeling overleden. In de kantlijn van de gelinieerde pagina’s stond achter iedere patiënt een handtekening. Die werd gezet door de verpleegkundige of de verzorgende die de patiënt ‘in orde’ maakte, zoals het werd genoemd wanneer men de overledene verzorgde voordat de familie kwam om afscheid te nemen. Je noteerde je naam in het boek als alles klaar was.

    Ida en Nina telden de sterfgevallen. Eén, twee, drie, vier, vijf.

    Lang niet alle patiënten die een hartstilstand kregen op M130 stonden vermeld. Velen werden naar andere afdelingen getransporteerd als ze slecht werden. Net zoals Arne, die naar de afdeling intensive care was overgebracht. Maar degenen die overleden op M130 werden in het boek genoteerd.

    Zes, zeven, acht, negen, tien.

    Ida en Nina telden hoe vaak er dezelfde naam stond.

    Elf, twaalf, dertien.

    Haar handtekening kwam het vaakst voor.

    Veertien, vijftien.

    En dat terwijl ze verpleegkundige was. Meestal waren het de verzorgenden die de overlijdens constateerden. In elk geval overdag, als de verpleegkundigen het vaak druk hadden met andere dingen.

    Zestien, zeventien, achttien, negentien.

    Dit is volkomen gestoord, dacht Ida.

    Twintig, eenentwintig, tweeëntwintig.

    Tweeëntwintig.

    Tweeëntwintig.

    Hun collega, zuster Christina, had haar naam genoteerd naast tweeëntwintig patiënten die het laatste halfjaar op M130 waren doodverklaard. Niemand anders van de afdeling had zoveel sterfgevallen afgetekend. Niemand anders kwam ook maar in de buurt van tweeëntwintig stuks. En Christina werkte niet eens fulltime.

    Die nacht, toen Ida Nina inwijdde in haar vermoedens, kon ze het eindelijk hardop tegen iemand anders zeggen: ze was bang dat Christina die patiënten om het leven had gebracht.

    Hoofdstuk 2

    Het provinciaal ziekenhuis van rode baksteen is een opvallend gebouw in het noordelijk deel van Nykøbing Falster. Het ligt op circa vijftien minuten lopen van de grote winkelstraat en is omringd door parkeerplaatsen, ligusterheggen en lage rijtjeshuizen.

    Er staan hier geen files op de kruisingen, voor zover er geen wisseling van de wacht is in het ziekenhuis. Hier, op het eiland Falster, was plaats om helemaal tot aan het water te bouwen. Het ziekenhuis ligt op een prachtige plek en als je door de ramen met de witte kozijnen van het zes verdiepingen hoge pand naar buiten kijkt, zie je de Guldborg Sund. Oké, het ziekenhuis van Nykøbing Falster is klein. Maar – zoals men zegt en telkens herhaalt als men daar gelegen heeft, op bezoek is geweest of in het personeelsrestaurant op de derde verdieping heeft geluncht – het uitzicht is er magnifiek.

    Als je als patiënt zoveel geluk hebt dat je in het hoge hoofdgebouw aan de goede kant van de gang komt te liggen, heb je vanuit je ziekbed uitzicht over de zeestraat. Als je dan ook het raam nog opendoet, kun je de wind voelen die vanaf de zee aan de overkant van de weg vaart maakt. Hiervandaan zie je het eiland Lolland aan de overzijde van de vaarroute – weelderig en zo dichtbij dat er dichte mist moet hangen om het eiland niet te kunnen zien. De patiënten komen daarvandaan en ze komen ook over de bruggen van Møn en Zuid-Seeland. Het gebeurt circa 26.000 keer per jaar dat er iemand van Falster of van een van de omliggende eilanden in het ziekenhuis belandt. Arne Herskov werd op 17 februari 2012 opgenomen.

    Zijn jongere broer Kenny had ervoor gezorgd dat Arne daar kwam. Arne moest het geluid van Kenny’s beige Peugeot hebben gehoord toen die de oprit op reed. Zijn broer was van plan geweest een tijdje in de auto te blijven zitten om naar de radio te luisteren, want er werd een voetbalwedstrijd uitgezonden. Hij wilde de wedstrijd af luisteren voordat hij het portier opendeed, de februarikou trotseerde en naar de buitendeur drentelde om Arne te begroeten. Maar toen Kenny de motor uitzette, hoorde hij Arne binnen duidelijk om hulp roepen.

    Kenny trof hem aan op de badkamervloer. Zijn broer was gevallen en lag daar versuft en verward, en kon niet zeggen hoelang hij daar op de tegelvloer had gelegen. Hij was niet in staat op te staan en zijn lichaam voelde koud aan. Kenny belde onmiddellijk 112. Het ambulancepersoneel was snel ter plaatse. De auto was nog warm toen Kenny de sleutel in het contactslot stak en achter de ambulance aan reed, die in westelijke richting naar Falster vertrok. Op de dag dat de ambulance met Arne wegreed, had niemand kunnen vermoeden dat hij nooit meer zou terugkeren naar zijn huisje achter de struiken aan Falkevej.

    Hij kwam ’s middags aan in het ziekenhuis. Hij woog nog maar 61 kilo en werd opgenomen op de afdeling intensive care. Arne was ondervoed. ‘Mager,’ noteerde de arts in het dossier. In de papieren van de patiënt schreef het personeel ook dat Arne leed aan uitdroging en dat zijn bloeddruk laag was. Zijn waarden toonden daarnaast aan dat hij vermoedelijk longontsteking had. De arts besloot dat Arne drie keer per dag antibiotica toegediend zou krijgen om de infectie te beteugelen. De behandeling was verder vrij simpel, zoals het personeel later aan Kenny en Arnes andere broer en twee zussen verklaarde: Arne moest zwaarder worden. ‘Orthomoleculaire voedingstherapie’ kwam er in Arnes dossier te staan. De verpleegkundigen zouden er tevens op toezien dat hij veel water binnenkreeg. Arne dronk altijd wel voldoende, maar niet van het vocht dat er in het infuus aan de zijkant van zijn bed werd gehangen. Hij was vooral een liefhebber van bier. Dat transporteerde hij in het mandje van zijn driewielige bromfiets naar huis, nadat hij bij slager Schous in Marielyst was geweest, waar hij kant-en-klaarmaaltijden had gekocht die hij thuis in de oven kon opwarmen. En ’s zomers, als hij voor de grillbar op Sildestrup Strand zat, stonden er altijd geopende groene flesjes voor hem. Altijd Carlsberg in een flesje, herinnert de vrouw van de kiosk zich nog, die naast het bankje staat waar Arne uren kon zitten terwijl de zon boven zijn roodblonde haar onderging. Ze mist haar klant nog steeds. Hij werd nooit vervelend, hoeveel biertjes hij ook dronk. Velen herinneren zich Arne vanwege dat bier. Dat hij veel dronk. Maar als je zijn zus Birthe vraagt of hij alcoholist was, zegt ze ‘nee’.

    ‘Absoluut niet,’ zegt ze. ‘Hij genoot van het leven.’

    En dat konden de artsen ook zien toen ze de eerste labuitslagen in het ziekenhuis van Nykøbing Falster kregen. Het lichaam van de patiënt was versleten. Vooral door de alcohol, die zijn sporen had achtergelaten op Arnes lever, die verzwakt was. En door de sigaretten. Arne heeft een keer aan een arts verteld dat hij sinds zijn vijftiende zeker 30-40 sigaretten per dag rookte. Dat werd ook in het dossier genoteerd. Evenals zijn hoest. Die hoest die maakte dat de buren schuin aan de overkant ’s avonds bij de koffie tegen elkaar zeiden: ‘Aha, Arne is weer thuis.’

    Arnes huis stond tussen de zomerhuizen en de pas geschilderde houten huizen die het hele jaar bewoond werden, aan de kant van het weg met de minst besnoeide bomen van de wijk. Zijn huis was oorspronkelijk een barak, maar was later uitgebouwd zodat er plaats kwam voor een kachel, die zo gauw het koud werd zijn zwarte rook door de kleine schoorsteen op het dak tussen de boomkronen uitblies. Vanaf de buitendeur was het maar een paar honderd meter naar het strand, maar Arne zat voornamelijk binnen. Als hij niet ergens met zijn bromfiets naar onderweg was. Op die momenten zagen de buren hem. Op de oprit, als hij vertrok of als hij thuiskwam. Als je de kans kreeg om hem fatsoenlijk te begroeten – voor mensen die er pas kwamen wonen, kon het soms wel een paar jaar duren voordat ze die kans kregen – ontdekten ze dat die eenling zelfs graag een praatje maakte.

    Hij had een uitgesproken mening. Arne werd altijd serieus als hij over verzorgingstehuizen sprak en over hoe de samenleving omging met ouderen. En iedereen van zijn familie wist hoe hij dacht over drugs – narcotica – iets wat Arne verafschuwde en waarvan hij niet kon begrijpen dat iemand eraan begon. Hij werd daarentegen altijd mild als hij over zijn jeugd vertelde, toen hij als tiener al rondvoer op schepen met het Mærsk-logo op de zijkanten en van daaraf de wereld bekeek. Of over de tijd dat hij en zijn broers en zussen opgroeiden tussen de bruine cafés van Nørrebro. Toen Arne – voordat hij vuilnisman werd – bloemen en groente verkocht op Grøntorvet in Kopenhagen, waar hij zijn aanstaande vrouw in het restaurant ernaast leerde kennen.

    Hij was altijd in een goed humeur, als een café een paar uur voor sluitingstijd. Hij hield van feesten en stond erom bekend dat hij spontaan in gezang en zeemansliederen kon uitbarsten; hij was kortom gewoon iemand die van het leven genoot. Kwam een van zijn broers onaangekondigd op bezoek als Arne alleen thuis was, dan zat hij te genieten van een kant-en-klaarmaaltijd van de slager – zijn lievelingskostje. De laatste tijd was het echter allemaal anders. Arne was ongelukkig.

    Men zegt weleens dat het ergste dat je kan overkomen is om een kind te verliezen. En dat overkwam Arne. Een paar maanden voordat hij op de badkamervloer onderuitging, kreeg hij te horen dat Jimmy, zijn enige zoon, was overleden.

    Jimmy’s dood werd zijn grote verdriet. Het sneed een gat in zijn bestaan als gepensioneerde en veroorzaakte een brok in zijn keel die hij niet kon wegspoelen. Hoeveel biertjes hij ook dronk.

    Het was zijn broers en zussen de laatste tijd duidelijk geworden dat hij het had opgegeven. Arne was zo verdrietig. Hij had genoeg van de eenzaamheid, zei hij. Het maakte niet uit hoeveel brandhout de twee broers die winter meenamen naar het koude huis, er was niets meer waar Arne zich aan kon verwarmen. Hij had geen trek meer in zijn kant-en-klaarmaaltijden. Bier was nog vrijwel het enige dat hij naar binnen kreeg. Zijn humeur werd steeds somberder. Uiteindelijk vonden Arnes broers en zussen de situatie zorgwekkend worden. Daarom bracht het ook rust in de familie toen Arne in het ziekenhuis belandde en geschoold personeel de zorg overnam. Toen Arne werd opgenomen, lag hij helemaal te bibberen en was hij erg bleek. Hij had het zo vreselijk koud, zei hij telkens weer tegen de verpleegkundigen. Maar het werd al snel duidelijk dat hij niet stervende was.

    ‘Hoewel het grootste probleem is dat de patiënt een maand niet gegeten heeft,’ noteerde de chef de clinique na drie dagen op de intensive care in Arnes dossier. Dag vier was zijn toestand niet langer kritiek en werd hij overgebracht naar afdeling M130. Hier zou het personeel ervoor zorgen dat hij wat meer vlees op de botten kreeg.

    Op afdeling M130 liggen de ziekenhuispatiënten die er het slechtst aan toe zijn. Dat zijn voornamelijk mensen met maag- en darmziekten. Soms kankerpatiënten. Ook alcoholisten en drugsverslaafden komen op M130 terecht. Degenen met een slechte lever. Degenen die moeten afkicken. Degenen die te kampen hebben met andere aandoeningen buiten de diagnose waarvoor ze zijn opgenomen. De patiënten hier zijn een ‘moeilijkere clientèle’, zoals de verpleegkundigen het noemen. Het is niet ongebruikelijk dat ze twee of zelfs wel tien keer worden opgenomen. Meerdere van hen zijn bekende gezichten als ze hun kamers worden binnengereden. En ze blijven in de regel langer dan patiënten in de bedden op de andere afdelingen van het ziekenhuis. Een patiënt op M130 kan daar gemakkelijk een paar weken liggen.

    De afdeling heeft twee gangen – de 30-gang en de 50-gang – die haaks op elkaar staan en kamers aan beide kanten hebben. Arne kreeg een kamer in de 30-gang, tegenover het toilet. In eerste instantie ervoer het personeel de nieuwe patiënt als zwijgzaam. Iemand die het liefst wilde slapen en die nergens anders zin in of puf voor had. Maar naarmate de dagen verstreken, merkte men dat Arne begon te ontdooien.

    ‘De patiënt heeft vandaag een levendiger mimiek en heeft spontaan wat gezegd,’ staat er in het dossier vier dagen na Arnes aankomst in het ziekenhuis. Dezelfde dag voegt een verpleegkundige op M130 eraan toe: ‘Kan zelfstandig overeind komen in bed en eet wat er wordt geserveerd.’

    Arne hoestte nog wel, werd snel duizelig, lag ook nog aan de zuurstof en had een voedingssonde. Maar het werd steeds gemakkelijker om hem daarnaast ook iets te laten eten.

    ‘Begint zijn eetlust terug te krijgen en eet steeds meer, vroeg vandaag zelf om eten,’ noteerde het personeel de dag erna in zijn papieren.

    Verzorgende Louise merkte dat Arnes humeur ook steeds beter werd naarmate hij wat zwaarder werd. De eerste keer dat ze de patiënt op kamer 134 ontmoette, had hij haar verteld over Jimmy’s dood en gezegd dat het niet zeker was of hij zelf nog zin had in het leven. Als artsen en verpleegkundigen bij hem kwamen, vertelde Arne vaak over zijn verdriet en diverse zorgmedewerkers noteerden in zijn papieren dat hij depressief overkwam. Maar op een dag zei Arne tegen Louise dat hij ernaar uitkeek om weer naar huis te gaan. Hij was daar toen inmiddels bijna twee weken en meerdere mensen op de afdeling hadden gemerkt dat er wat met Arne gebeurd was. Hij kwam vrolijker over. Hij praatte meer, was wakkerder. Uiteindelijk was hij fysiek zo goed in vorm dat het weekendpersoneel ging plannen wanneer hij naar huis mocht.

    In zijn dossier noteert een verpleegkundige op donderdag 1 maart 2012, 13 dagen nadat Arne in het ziekenhuis was opgenomen: ‘De patiënt zal naar verwachting begin komende week worden ontslagen.’

    Toen Kenny die vrijdag de 30-gang op kwam, zag hij dat de behandeling voor zijn broer goed aansloeg: Arne was nog steeds wat verward, maar hij was zwaarder geworden. Kenny’s dochter Marie-Louise vond ook dat haar oom vrolijker was. Hij was in een goed humeur, glimlachte, maakte grapjes en hij vertelde zelfs een indianenverhaal toen ze hem opzocht.

    Zijn zus Birthe en broer Vagn kwamen die zaterdag bij hem langs, dat was Arnes zestiende dag in het ziekenhuis. Ze gingen aan zijn bed zitten en vertelden dat zijn huis aan de Falkevej op hem stond te wachten: zijn schoonzus had het beddengoed en de gordijnen en dergelijke gewassen. Het was allemaal keurig schoon.

    Arne was nog wel te mager. Op de gang zei een verpleegkundige tegen Birthe dat het het beste zou zijn als haar jongere broer eerst een tijdje ergens zou verblijven waar iemand erop zou toezien dat hij voldoende at. Misschien een verpleeghuis of een andere vorm van ontzorging. Gewoon een paar dagen voordat hij naar huis terugkeerde. Zijn broer Vagn zat aan de andere kant van het bed te grijnzen toen Birthe dat aan Arne vertelde. Ze wisten maar al te goed hoe hij zou reageren. Ze herinnerden zich alle keren dat hij het had gehad over bejaardentehuizen en dergelijke in Denemarken, en dat je daar geen mensen heen moest sturen.

    ‘Als ik op de vijfde verdieping had gelegen, was ik uit het raam gesprongen,’ herinnert Birthe zich nog dat Arne antwoordde. Ze glimlacht als ze er nu aan terugdenkt. Het was typisch iets voor hem om dat zo te zeggen.

    De dag na het bezoek van Birthe en Vagn begon het personeel van M130 even na negenen aan de voorbereidingen voor de zondagse ochtendkoffie.

    Twee uur eerder was de nachtdienst vervangen door de dagploeg. De collega’s Ida en Nina gingen naar huis en verzorgende Louise en verpleegkundigen Peter en Christina namen het over. Een van de eerste dingen die Louise tijdens haar shift deed, was Arne øllebrød – een soort broodpap – met room geven, en ze spraken af dat ze hem wat later zou helpen met wassen. Ze liet hem alleen op zijn kamer achter zodat hij rustig kon eten. Toen ze een kwartier later terugkwam, knikte Arne naar zijn bord en vroeg haar: ‘Ben je nu tevreden?’ Hij had alles opgegeten. Hij glimlachte en was

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1