Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Lazarus - 10 erotische verhalen
Lazarus - 10 erotische verhalen
Lazarus - 10 erotische verhalen
Ebook169 pages2 hours

Lazarus - 10 erotische verhalen

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Een onopvallende man die een middelmatig leven leidt, verandert na het innemen van een mysterieus elixer opeens in een vrouw.Overdag zit hij gevangen in een bestaan waarin hij zich door zijn eigen onzekerheid laat afhouden van het verwezenlijken van zijn diepste verlangens. 's Nachts is hij een ander: wild en gehuld in de belichaming van een ander geslacht, wat hem nieuwe kracht en een nieuw zelfvertrouwen geeft. Dankzij het elixer barst elke nacht van de mogelijkheden. Hij laat zich door niets meer tegenhouden; hij werpt zich in avonturen vol seks, lust en begeerte – en geniet.Maar wat gebeurt er als het elixer op is?Deze erotische collectie bevat de korte verhalen:Lazarus DILF Midzomerdroom FuckboyParanormal MILF Valentijnsdag: Amanda Bloedgeil VelvetDe onbekende man -
LanguageNederlands
PublisherLUST
Release dateJul 14, 2021
ISBN9788726958348

Related to Lazarus - 10 erotische verhalen

Titles in the series (100)

View More

Related ebooks

Related articles

Reviews for Lazarus - 10 erotische verhalen

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Lazarus - 10 erotische verhalen - B. J. Hermansson

    Lazarus - 10 erotische verhalen

    Translated by Edith den Boer, Tineke Jorissen-Wedzing, Jardeen Kingma, S.V.I.N

    Original title

    Lazarus - 10 erotic stories

    Vertaald uit het Zweeds door Edith den Boer, via het Scandinavisch Vertaal- en Informatiebureau Nederland (SVIN).

    www.svin.nl

    Cover image: Shutterstock

    Copyright © 2021 B. J. Hermansson and LUST

    All rights reserved

    ISBN: 9788726958348

    1. e-book edition, 2021

    Format: EPUB 3.0

    All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    Lazarus

    Deel een

    De dag begint als alle andere dagen. De lucht is zwaar, elke beweging moeizaam en willoos. Terwijl hij zich uit bed hijst, voelt hij een drukkende, onbestemde weerstand. De ochtend dient zich bewolkt en kleurloos aan. Niets bezorgt hem ook maar het vermoeden van het tegendeel. Alles is net als anders.

    Hij is een onopvallende man met een onbeduidend leven. Jong, dat wel. Relatief gezien dan. Maar aan een mooie leeftijd heb je niet bijzonder veel als je bestaan verder grotendeels zinloos is – en vooral ook eenzaam. Hij heeft een baan, die hem een doel en een innerlijke drijfveer zou moeten verschaffen. Een dak boven zijn hoofd heeft hij ook, en rekeningen die hij op tijd betaalt. Hij leidt een leven waar niets op aan te merken valt. Hij zou natuurlijk trots en tevreden moeten zijn. Want volgens de norm is voldoende goed genoeg. Niet meer en niet minder. En ook als je eigenlijk meer wilt, moet je vriendelijk bedanken, want hebberigheid is geen deugd. Hij zit vast in een vicieuze cirkel van futiliteiten, zonder zelf te begrijpen waarom. Maar hij kan het niet opbrengen om er iets aan te doen. Zijn geloof in verandering is allang gevlucht naar iemand die ontvankelijker is.

    Zijn ochtenderectie drukt tegen zijn onderbroek, die veel te los om zijn middel zit. Hij wil zijn stijve aftrekken, hem strelen, eraan toegeven. Maar zoals gewoonlijk verdringt hij de gedachte. Met gebogen rug en vermoeide, slaperige ogen tuurt hij in plaats daarvan uit het raam, naar beton en naar de lege blikken van voorbijgangers, op weg naar de verplichtingen van weer een nieuwe dag. Langzaam trekt hij een voor een zijn kleren aan, die in een keurig gevouwen stapel op een stoel liggen. Hij werkt zijn ochtendroutine af, draait de voordeur op slot en duwt voor de zekerheid de klink omlaag. Uit gewoonte. Om er zeker van te zijn dat alles klopt. Niet dat het er iets toe doet – niets doet er tegenwoordig nog toe – maar toch.

    Vervolgens wandelt hij naar zijn werk. Hij loopt door wijken die er allemaal hetzelfde uitzien. De verdoofde gezichten van voorbijgangers gaan schuil achter een waas dat hen de wereld doet beleven volgens dezelfde maatstaven als die van hem. Niets is eigenlijk zoals hij het zou willen, maar toch accepteert hij het. Toch laat hij zich meevoeren, dag in dag uit, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Elke dag opnieuw, zonder te geloven in de zin ervan, zonder het gevoel te hebben dat hij er überhaupt toe doet. Hij leeft, dat wel. Hij ademt. Beweegt. Denkt en voelt, al zijn het meestal geen positieve gevoelens. Hij doet dingen, ook al zijn ze zinloos. Maar wat is een nieuwe dag waard als die enkel sleur bevat? Hij weet dat er meer zou moeten zijn in het leven en dat hij zichzelf eigenlijk geen recht doet. Dat weet hij heus wel. Hij is niet dom. En toch kan hij het niet opbrengen om iets te veranderen. Of om echt na te denken.

    Terwijl hij wandelt, wordt hij plotseling overvallen door gemis. Door een verlangen dat hij snel wegdrukt. Zijn gevoel zegt: de man. Maar hij zet het van zich af, voordat het de kans krijgt zich in te nestelen. Hij is bang voor wat hij niet durft. Hij weet heel goed dat als hij het gevoel de ruimte geeft, het zich steeds moeilijker laat overwinnen. Dat is hem al eerder overkomen. Hem. Hij moet zijn begeerte de baas blijven, een andere optie is er niet. Als je niet durft, dan kun je het niet. En dus zet hij het gevoel opzij, voordat het hem kan overmeesteren. Hij versnelt zijn pas en haast zich naar de bleke muren en lage plafonds van zijn werkplek. Hij haast zich voort, zonder na te denken, en het enige wat zijn blik registreert, zijn de vanzelfsprekende bewegingen van zijn voeten en de manier waarop ze samenwerken.

    Maar juist deze dag is anders dan alle andere. Deze dag heeft een verrassing voor hem in petto die zijn voorstellingsvermogen te boven gaat, die elk idee van waarschijnlijkheid zozeer tart, dat hij er nooit van had kunnen dromen – laat staan erin geloven.

    Het begint allemaal voordat hij inklokt op zijn werk. In de kleedkamer, op het bovenste plankje van zijn locker, vindt hij een doorschijnend flesje met daarin een vloeibare, lichtgevende substantie. Zijn oog valt erop zodra hij het deurtje opent. Het flesje is klein en bevat hoogstens een deciliter vloeistof, maar het schijnsel is zo sterk, dat de hele ruimte erin baadt. Het is een elixer, rood van kleur, machtig en duister tegelijk. Als een vuur, als een gloeiende steen tussen kooltjes. Alles eromheen valt erbij in het niet. Maar wat doet dat flesje in zijn locker? Wie heeft het daar neergezet?

    Naast het elixer ligt een briefje met daarop de tekst:

    Jezus zei: ‘Haal de steen weg.’ Marta, de zuster van de dode, zei: ‘Maar Heer, de stank! Hij ligt er al vier dagen!’ Jezus zei tegen haar: ‘Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?’ Toen haalden ze de steen weg. Daarop keek hij omhoog en zei: ‘Vader, ik dank u dat u mij hebt verhoord. U verhoort mij altijd, dat weet ik, maar ik zeg dit ter wille van al die mensen hier, opdat ze zullen geloven dat u mij gezonden hebt.’ Daarop riep hij: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ De dode kwam tevoorschijn, zijn handen en voeten in linnen gewikkeld, zijn gezicht bedekt door een doek.

    Johannes 11: 39-44

    Hij kijkt op de klok. Hij begrijpt er niets van, maar heeft geen tijd om erover na te denken. Als hij niet vlug inklokt, wijkt hij af van zijn gewoonte. Hij is nog nooit te laat geweest. Hij doet altijd wat er van hem verwacht wordt. En dus doet hij ook nu hetzelfde als alle andere dagen: werken. Hij handelt zonder na te denken. Denkt na zonder te registreren. Het voelt nog het meest alsof hij door een soort vertrouwd drijfzand waadt. Hij loopt zonder vooruit te komen. Tegen de avond overvalt hem dezelfde moeheid als anders, met als enige verschil dat hij een beginnende keelpijn lijkt te hebben. Hij maakt zich ongerust; hij heeft nog nooit een werkdag overgeslagen. Hij mag niet ziek worden. Hij moet werken, elke dag – dat is de afspraak. En afspraken, die kom je na. Zo werkt het nu eenmaal.

    Hij denkt ineens aan het elixer in zijn locker. Wat heeft hij er ook alweer mee gedaan? Hij voelt in zijn zak. Ja hoor, hij heeft het meegenomen. Hij vouwt zijn kleren op en legt ze zorgvuldig op de stoel. Rechte lijnen. De grootste en zwaarste onder, de kleinere en lichtere bovenop. Hij gaat in bed liggen en bekijkt het flesje. Zijn ogen zijn nog niet aan slapen toe. Er is echt iets mis met zijn keel, dat kan hij voelen. Het doet niet erg zeer, maar een beetje is ook genoeg als er iets op het spel staat. Hij komt op het idee om het elixer te proberen. Misschien is het gevaarlijk, misschien onschuldig. Misschien heeft het invloed op hem, misschien ook wel niet. Zonder verder over de gevaren of mogelijkheden na te denken, neemt hij een slok. Hij laat het vocht zijn keel vullen en slikt het dan in één keer door. Het rood is net de kleur van bloed, heftig en ontzagwekkend. Waar smaakt het naar? Kan hij de smaak refereren aan iets wat erop lijkt?

    Hij valt vrijwel direct in slaap, uitgeput na weer een dag.

    Deel twee

    Wanneer ik mijn ogen open, is er iets veranderd. Ik voel het in mijn hele lijf. En ik zie het ook; hoewel het donker is, onderscheid ik overal schakeringen. Ik bespeur allerlei sensaties, voel en zie meer dan ik ooit heb gekund. Eerst begrijp ik er niets van. Waarom ben ik wakker geworden? Doet mijn keel soms meer pijn dan eerst? Ik ga het na. Nee, dat is het niet. Het beetje pijn dat ik nog voel, lijkt al haast verdwenen. Er is iets anders veranderd. Is er iets mis? Nee, zo voelt het niet. Ik heb geen last van schuldgevoel of onbehagen. Maar als er niets mis is, dan moet het…

    Ik probeer er de vinger achter te krijgen. Kijk op de klok; het is laat op de avond. Ik sta op, ben niet langer moe. Ik loop de badkamer in en doe het licht aan. En op dat moment verandert het. Verandert alles. Ikzelf. Mijn hele bestaan. Mijn mogelijkheden. Alles aan me is vrij en onafhankelijk. Het is alsof ik droom. Mijn wereld staat op zijn kop. Mijn geslacht is veranderd. Ík ben veranderd. Van een man in een vrouw. Vanbuiten omgetoverd. Vanbinnen nog steeds dezelfde.

    Ik heb het lichaam en geslacht van een vrouw.

    Ik omarm de verandering. Bewonder mezelf. Tast met nieuwsgierige, voorzichtige handen langs mijn nieuwe, naakte lijf. Ik beroer mijn borsten, voel hoe warm en zacht ze zijn en begin ze te strelen. Breng mijn vingers naar beneden, tussen mijn benen, en word in vervoering gebracht door een zalige, diepe sensatie. Ik blijf lang staan kijken, sprakeloos. Neem mijn spiegelbeeld in me op. Het opmerkelijkste is misschien nog wel dat ik niets van wat ik zie in twijfel trek. Eerder hield ik mezelf altijd tegen, dacht ik na, keerde ik me af van het onbekende en vluchtte ik terug naar veiligheid, middelmatigheid en zekerheden. Nu doe ik dat niet. Mijn besef van goed en fout en mijn zelfbeeld zijn ook veranderd.

    Ik ben. Ik ben.

    Ik trek mijn kleren – vrouwenkleren – aan. De vermoeidheid laat ik achter bij mijn vroegere ik.

    Mijn impulsen sporen me aan tot handelen, nu direct. Daarom besluit ik datgene te onderzoeken wat ik altijd al wilde maar nooit durfde. Dat wil zeggen: een ander ontmoeten. Hem. Eerst was ik bang en onzeker en durfde ik niet eens in de buurt te komen. Vluchtte ik. Trok ik me terug, omdat mijn geslacht me dat ingaf. Of liever gezegd: omdat mijn angst mijn geslacht de baas was. En ik luisterde. Zwichtte, doolde rond op zijsporen. Maar nu niet meer. Ik weet nog steeds niet of het een droom is of werkelijkheid. Ik weet alleen dat ik veranderd ben. Hier en nu. Ik weet alleen dat ik iemand ben geworden die ik nog niet kende. En daar ben ik zielsgelukkig mee, of het nu waarheid of leugen is, droom of realiteit. Ik heb een kans gekregen. Als vrouw kan ik de mogelijkheden onderzoeken die ik niet heb wanneer ik gebonden ben aan het lichaam en de angsten van mijn mannelijke ik.

    Ik zal de monden kussen waarnaar ik altijd verlangd heb. Me laten strelen door handen die altijd onbereikbaar waren. Huid tegen de mijne voelen, huid die altijd brandde en schuurde en me verbood dichtbij te komen. Die huid zal ik in bezit nemen, opslokken. De man, naar wie ik zo lang heb gesmacht en verlangd, van wie ik zo vaak heb gedroomd, maar die ik keer op keer probeerde te verdringen, te verstoppen en te vergeten – heel zijn wezen wil ik voor mezelf. Heel zijn lichaam. Ik wil experimenteren. Alles doen waarvan ik altijd heb gedroomd, wat ik altijd al wilde, maar nooit kon. Wat ieder mens wil, maar niet durft. Dat zal ik doen, zonder me te verontschuldigen of om toestemming te vragen, voor wat dan ook.

    De nacht lonkt en verleidt. De gebouwen, het beton, de mensen – niets is nog als voorheen. Niet alleen ikzelf ben herboren als een ander, ook alles om me heen heeft een gedaanteverwisseling ondergaan. Ik zie andere kleuren, mensen met andere gezichten, andere lichaamstaal. Er is iets tot leven gekomen, sterker geworden, gegroeid. Misschien is het de wereld zelf. Het beton dempt niet langer. De lucht is niet langer drukkend, zwaar of vermoeiend. Mijn bewegingen zijn niet langer stroef en afhankelijk van ondersteuning. Ik loop met lichte, haast zwevende passen over wegen die ik pasgeleden nog bewandelde als een ander, met volstrekt andere gedachten, wensen en gevoelens – geen, om precies te zijn. Nu is alles anders. Vreemd, onbekend zelfs.

    Ik kan het nog steeds niet begrijpen. Maar ik heb er genoeg van om alles in twijfel trekken. Ik stel geen vragen meer. Dat is nu voorbij. Ik ben bereid om te accepteren.

    De hele nacht bekijk ik mannen. Ik observeer en registreer zowel jonge als oude. Eerder wendde ik mijn ogen af en deed alsof mijn aandacht getrokken werd door andere mensen, andere zaken. Nu neem ik de tijd om mijn blik langs onbekende lichamen te laten glijden. Ik slenter langs willekeurige straten, waar ze me een voor een passeren. Mannen. Hun geslacht. Hun lijf. Ik zie dat ze me opmerken. Mijn lichaam is het bekijken waard. Van top tot teen en weer terug. Hun blik blijft vaak hangen bij mijn borsten, die ik zelfverzekerd en met rechte rug vooruitsteek. Ik krabbel niet terug, maar laat ze rustig kijken, zich verbazen. Laat het toe. Onze lichamen maken contact, nu nog alleen op afstand. Ik wil natuurlijk voelen, proeven, met hen samensmelten. Maar nu nog niet. Eerst moet ik kijken. Gadeslaan. Van dichtbij, maar toch op afstand. Ik weet dat ik

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1