Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

ARNHEMLAND: Toekomst van de tegenpool
ARNHEMLAND: Toekomst van de tegenpool
ARNHEMLAND: Toekomst van de tegenpool
Ebook383 pages5 hours

ARNHEMLAND: Toekomst van de tegenpool

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

ARNHEMLAND Toekomst van de tegenpool.

Eén week. Negen ansichtkaarten. Acht windrichtingen. Negen locaties.

Sky Beaumont verhuist naar de andere kant van de wereld om Kyle te vinden—de schrijver van cryptische ansichtkaarten verstuurd aan haar artistieke grootmoeder Helen Coppin. Het is de lente van 1989 in een maatschapp

LanguageNederlands
PublisherPhilamonk
Release dateApr 22, 2019
ISBN9789082814927
ARNHEMLAND: Toekomst van de tegenpool
Author

M.I. van Gaalen

Miranda I. van Gaalen is geboren in Nederland en is afgestudeerd bedrijfseconoom. Van 2000 tot en met 2007 woonde ze in Australië. Ze heeft uitgebreide kennis van Feng Shui en is dol op sport. In 1992 was ze co-auteur van 'Het Arnhems Kroegenboek'. In 2018 werd haar Engelstalige roman 'In search of Kyle' gepubliceerd. Op dit moment werkt de in Arnhem woonachtige schrijver aan haar tweede roman.

Related to ARNHEMLAND

Related ebooks

Related articles

Reviews for ARNHEMLAND

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    ARNHEMLAND - M.I. van Gaalen

    Inhoudsopgave

    ARNHEMLAND Toekomst van de tegenpool

    Colofon

    Opdracht

    Dank je wel!

    Supporters

    Voorwoord

    ZONDAG

    I Botsing met een tegenpool

    II De magische realiteit

    III Dialectische discussie in The Move

    MAANDAG

    IV Woorden in de Metropole

    V Ondergedoken tussen de Rijnbruggen

    VI Voor sport de Bult op

    DINSDAG

    VII Werk met windrichtingen

    VIII Vertrekken onder het Willemsplein

    IX Achtervolgd tot in De Wacht

    WOENSDAG

    X Gefluisterde geheimen op de Korenmarkt

    XI Opstootje in De Goudvishal

    XII Uitkijken op Hoogte80

    DONDERDAG

    XIII Bedwelmd in Sonsbeek

    XIV Raadsels in ’t Spijker

    XV B(r)allen aan de Velperweg

    VRIJDAG

    XVI Activiteit in Hotel Bosch

    XVII Op weg naar inzicht

    XVIII De man tussen hemel en aarde

    ZATERDAG

    XIX Een oranje vlaggetje

    XX Het historische ondergrondse

    XXI Liefde in Willemeen

    Verklarende woordenlijst

    Achterflap

    M.I. VAN GAALEN

    ARNHEMLAND Toekomst van de tegenpool

    EEN ROMAN

    logosigil

    Colofon

    Copyright Nederlandse bewerkte vertaling © 2019 M.I. van Gaalen

    Oorspronkelijke titel In search of Kyle

    Eerste druk 2018

    Geredigeerd door Sandra Zeevalk en Arjen Beltman

    Omslag Ontwerp Oliver Theisen

    Alle rechten voorbehouden.

    www.philamonk.nl

    ISBN 978 90 828149 2 7

    NUR 302 / 720

    Voor elke minderheid,

    vooral de roodharigen,

    er schuilt kracht in verscheidenheid,

    dit boek is voor jou.

    Dank je wel,

    Claudia Fischer

    Natasja Sanches

    Margaret Pratt

    Charly

    Stefan ten Have

    Annet Tomasini

    Cindy van Roosmalen

    Beaumaris Book Club

    mijn lieve broer

    ma & pa

    Ari

    Maria

    Dr. Jin Peh

    Vicki Sauvage

    Frederike Fischer

    Arjen Beltman

    Sandra Zeevalk!

    Supporters

    Kjeld Kahn

    Maassen van den Brink Velp BV

    Café The Move

    Flessenwinkel Fischer, Heteren

    Patisserie Christiaan

    H&G van Hunen Radio & TV 86 jaar

    Schoenmakerij WIM Arnhem

    Boekhandel Hijman Ongerijmd

    L’Extrémiste

    Reisboekhandel De Noorderzon

    Chico’s Place

    Grand Café Metropole

    Jansen & de Feijter / Het Colofon

    Authentiek Sichuan Restaurant in Velp

    Café Atlanta

    BeWell Massage & Acupunctuur

    Café de Wacht

    Voorwoord

    Een boek met Arnhem als decor? Dat is niets nieuws, getuige alleen de bibliotheek die over die tien befaamde dagen in september 1944 is verschenen. En er is natuurlijk veel meer. Maar een spirituele roman over Arnhem? Arnhem en het bovennatuurlijke? Dat is een unicum. Tot nu toe hadden we alleen de onbegrijpelijk onlogische/logische tekeningen van Escher waarin alle ruimtelijke verhoudingen relatief werden. Maar nu is er ARNHEMLAND Toekomst van de tegenpool waarin M.I. van Gaalen nog een paar stappen verder gaat. Bij deze schrijver lopen én tijd én ruimte én energie naadloos en volkomen vanzelfsprekend door elkaar heen en in elkaar over, zonder ook maar één moment in te boeten aan helderheid.

    The most merciful thing in the world... is the inability of the human mind to correlate all its contents, was de overtuiging van H.P. Lovecraft, auteur van fantasy en (kosmische) horror. Als literatuur een poging is om enige orde in al die contents te brengen, dan slaagt ARNHEMLAND Toekomst van de tegenpool daarin meer dan behoorlijk.

    Sky Beaumont - haar naam is uiteraard een metafoor – zoekt Kyle, de man die cryptische prentbriefkaarten aan haar grootmoeder stuurt. Ze hoopt hem in Nederland te vinden, meer specifiek in Arnhem. Sky Beaumont vertrekt uit Australië en gaat op een intrigerende zoektocht. Vanaf haar eerste stap in de Gelderse hoofdstad wordt de lezer meegenomen in een caleidoscopische stadsverkenning, een achtbaan door heden en verleden, door onder- en bovenwereld, ten noorden en ten zuiden van de rivier. Niets is wat het lijkt en niets lijkt op wat het zou moeten zijn.

    In dat spel komt de lezer de ene keer op hoogst herkenbare plekken met hoogst bekende namen, dan weer op verborgen plekken die even cryptisch worden beschreven als de teksten op de ansichtkaarten van de gezochte Kyle. Speels begeleid met grepen uit de numerologie of de aristotelische elementenleer bezoeken we hedendaagse kroegen of andere uitgaansgelegenheden. Wanneer ze de bruggen over de Rijn aandoet of in de middeleeuwse tunnels in het centrum verzeild raakt, houdt ze zich ter oriëntatie liever vast aan windrichtingen dan aan straatnamen. Hoofdpersoon Sky denkt en voelt nu eenmaal anders dan de gemiddelde Nederlander.

    Of de apotheose op een Koninginnedag (toen nog 30 april, maar toen en nu zijn een magische kluwen in ARNHEMLAND Toekomst van de tegenpool) tot het vinden van haar Kyle leidt? Er zijn meer vormen van contact en vooral geldt: niet het doel, maar de weg erheen doet ertoe.

    ARNHEMLAND Toekomst van de tegenpool is een rijk boek en er staan nog twee delen op stapel. Wie zou niet meer willen weten over de avonturen die Sky wachten? Om met Lovecraft te eindigen: Searchers after horror haunt strange, far places. Die vreemde verre plekken worden in ARNHEMLAND Toekomst van de tegenpool onder handbereik gebracht. Het is aan de lezer om zijn deel te nemen van de rijkdom die dit eerste deel biedt.

    Jac. Toes, Arnhem, 25 April 2018

    ZONDAG

    I Botsing met een tegenpool

    Een auto verdwijnt razendsnel uit zicht en ik zwaai een laatste keer, een onopgemerkt gebaar waarmee ik mijn bestaan bevestig. Wat nu?

    Er klinkt het schuren van broekspijpen en schoenzolen op het trottoir. Een kat schiet een portiek in. Als de voetstappen stoppen, draai ik me om.

    ‘Sky Beaumont?’ Hongerige ogen van een dikbuikige man onderzoeken me van top tot teen als een veekeurmeester, en ik schud zijn klamme uitgestoken hand waarna hij over zijn rode borstelsnor aait. ‘Volg mij.’

    Ik wacht tevergeefs op alledaagse hoffelijkheid. Als een pakezel volg ik de kastanjebruine paardenstaart van de man met hoed de treden naar de ingang op waar hij me voor gaat op wat ooit een statige trap moet zijn geweest. Eenmaal boven hijgt hij. Wanneer hij de zweetdruppels van zijn voorhoofd veegt, wordt een zweetplek onder zijn oksel zichtbaar.

    Voordat ik mijn bagage kan neerzetten op de overloop waar meerdere deuren op uitkomen, drukt hij me twee sleutels in de hand. Zijn vochtige vingers houden die van mij een fractie te lang vast. Ik deins terug voor zijn aanraking en bedompte adem en steek een sleutel in het slot. Vervolgens probeer ik de andere. Als de deur open gaat, glijdt de band van mijn sporttas van mijn schouder en belemmerd in mijn bewegingen voel ik hoe hij over mijn onderrug wrijft. Ik huiver.

    ‘Als je vragen hebt, kun je me altijd bellen,’ zegt de huisbaas, wellustig naar me loerend, terwijl hij op het punt staat te gaan.

    De trap kraakt onder zijn afdalende gewicht. Wanneer de voordeur dichtslaat, stap ik opgelucht mijn nieuwe thuis op het noordelijk halfrond binnen en laat mijn bagage vallen. Ik zak onderuit op een tapijt van een onbestemde kleur.

    De kamer heeft een hoog plafond. Er valt daglicht door lange ramen omlijst met verbleekte gordijnen, maar zonder uitzicht op een heuvelrug zoals de woonkamer van mijn ouders in Australië. Dit heeft de zus van mijn moeder voor me geregeld. Hoewel het een geruststellende gedachte is dat ik hier familie heb, is het verleden van mijn oma van vaders kant een mysterie.

    Omdat het muf ruikt schuif ik, na wat wrikken, een van de raamkozijnen omhoog, maar zodra ik losla kreunt het en roetsjt met tegenzin naar beneden. Met het andere kozijn gebeurt hetzelfde.

    Als een yogi nestel ik me aan de vierpotige tafel met daarop een vaas met tulpen. Met gesloten ogen geniet ik van het gelukzalige gevoel nu ik het ene leven voor het andere heb ingeruild. Vervolgens vestig ik mijn aandacht op het canvas rugzakje voor me, maak de gesp en het koord los, en haal er een in leer gebonden pakketje uit. Het bevat mijn kostbaarste bezit—de negen ansichtkaarten van Kyle, daterend van 1979 tot 1987.

    Op negenjarige leeftijd zie ik de eerste kaart. Maandenlang droom ik weg over de afgebeelde stad. Historische gebouwen sieren een lommerrijke promenade, een grote toren reikt naar de hemel en boten liggen aan de kade aangemeerd. Op de achterkant staat een cryptische tekst waar ik weinig van begrijp, maar ik zal het ontcijferen. Dat wil ik.

    Na het zien van die eerste ansichtkaart zet ik als een pitbull mijn tanden in het idee om Kyle te vinden, terwijl het wortel schiet in mijn bestaan. Elk jaar ontvangt mijn oma Helen een kaart van hem met een ander plaatje. Elk jaar wint Arnhem aan aantrekkingskracht en de cryptische boodschappen op de achterkant blijven me boeien. Omdat Helen weigert uit te leggen wie Kyle is en waarom hij haar schrijft, bereid ik me tien jaar op mijn vertrek voor als een stedenbouwkundige met een vooropgezet plan. Eindelijk heb ik de antipode bereikt. Mijn toekomst is nu, net als mijn verleden.

    Bij het binnenrijden van de stad herken ik de toren die er hoog boven uitsteekt als de kerk van Kyle’s tweede ansichtkaart. Ik ben dolgelukkig. Maar als ik dichtbij het centrum een blik opvang van een park met een witte villa op een heuvel, ben ik op slag verliefd. Ik wil het landschap omarmen en aan mijn borst drukken om het te vertellen dat ik er ben, want ik ben een magische grens overgestoken. Van fantasie naar werkelijkheid.

    Het uitgangspunt in mijn zoektocht naar aanknopingspunten is de kerk. Wanneer ik die ansichtkaart bovenop leg, glijdt hij van het stapeltje en dwarrelt op de vloer. Als ik buk om de kaart op te pakken, zie ik achter een verwarming een stuk hout liggen. Terwijl ik een raamkozijn omhoog schuif, plaats ik het houtje verticaal in de opening en frisse lentelucht zweeft de spaarzaam ingerichte kamer binnen.

    Van vreugde spring ik in het rond, want ik heb de sprong gewaagd en weg van de routine van het dagelijks bestaan biedt de lange afstand nieuwe mogelijkheden. Ik ga op zoek naar Kyle.

    Het is zondagochtend en gestopt met regenen. Aan weerszijden van de straat bevinden zich herenhuizen en parkeerplaatsen zijn bezet. Jonge bladeren aan een nabije boom ritselen in een kille wind en gele bloemen aan een struik op een hoek staan in volle bloei.

    Een legerkompas met lichtgevende verf op de pijlen hangt als een talisman om mijn nek. Het is een praktisch cadeau van mijn vader, gekregen nadat ik als kind verdwaalde. Er staan vier letters op—N, Z, O en W en ik denk aan acht taartpunten, omdat de niet-kardinale richtingen ook hun invloed uitoefenen.

    Wanneer ik naar het noorden loop, passeer ik aan mijn rechterhand een hoerenbuurt waar schaars geklede vrouwen hun waren aanbieden in fel verlichte etalages. Aan het eind van de straat wacht een rij auto's met bevredigde mannen voor een verkeerslicht.

    Ik slenter westwaarts langs een reisbureau dat herinneringen te koop aanbiedt. Verderop staat een kerk en een bakkerij verleidt met verrukkelijke gebakjes, taarten en pralines.

    Charlene, al negen jaar mijn beste vriendin, is dol op croissants. Ze huilt als we afscheid nemen, maar ik lach, omdat opwinding elk gevoel van droefheid overschaduwt. Op tienjarige leeftijd ontmoet ik haar voor het eerst. Ik draaf langs de branding, vanwaar het puntje van een bergkam bijna het water raakt, richting de zeilclub. Het is uitdagend om blind te hollen en de aanspoelende golven te ontwijken. Opgetogen versnel ik mijn tempo tot ik plotsklaps tegen iemand aan bots en een croissant voor mijn voeten in het natte zand valt. Van schrik slaak ik een kreet en wrijf over mijn arm.

    De pijn is echt en ik sta oog in oog met een boze punker tegen wie ik ben aangelopen.

    ‘Gaat het?’ vraag ik.

    Hoofd en schouders deinzen achteruit en ik word fronsend aangekeken.

    ‘Dat mag ik hopen,’ zegt een meisje met een rode hanenkam.

    ‘Weet je waar de kerk is?’

    Ze kijkt me aan alsof ik dom ben. ‘Je staat er voor.’

    ‘Nee,’ zeg ik, haal snel de ansichtkaart uit mijn rugzakje en hou hem voor haar neus, terwijl ik met mijn vinger op het plaatje van de kerk wijs, ‘deze hier.’

    Een met studs versierde arm pakt de kaart aan. De punker heeft meer oorbellen dan dat ik gaatjes heb en vermoeide blauwe ogen vliegen geïnteresseerd over de woorden. Ze is kleiner dan ik, heeft een ovaal gezicht en een verse snijwond ontsiert haar bijna perfecte voorhoofd.

    Ze geeft hem terug. ‘Als dat geen kaart van je vriendje is?’

    Ik zucht en voel het bloed naar mijn wangen stijgen. ‘Hij is de reden dat ik hier ben, het is een lang verhaal ... Ik ben op zoek naar die kerk.’

    Haar ogen beginnen nieuwsgierig te glimmen als een ekster die een gouden ring ziet. Ze wil dat ik haar volg, gaat er vandoor en laat me wachtend achter bij een voetgangerslicht dat nog op groen moet springen. Stoïcijns blijft de punker lopen. Haar dunne benen zijn gehuld in een zwarte broek en haar lange leren jas wappert als een vleermuis. Op haar rug is een cirkel getekend met een ‘A’ erin.

    Kyle’s toren is al zichtbaar, maar wanneer ik de buitenste ringweg oversteek, duikt hij als een stout schooljongetje weg achter andere gebouwen. De legerkistjes van de punker sjokken voort als ankers die over de zeebodem schrapen. Pas nadat ik Musis Sacrum en een cafetaria ben gepasseerd en de binnenste ringweg ben overgestoken, en ze haar pas vertraagt, haal ik haar in.

    Ze lacht en wijst met een metaalblauw gelakte vingernagel naar me. ‘Je bent geen Arnhemmer.’

    ‘Ik spreek de taal’, zeg ik, ‘dankzij mijn moeder en mijn oma, zij zijn Nederlanders, maar ik kom uit Down Under.’

    Ze kijkt me onderzoekend aan en mompelt, ‘je haar is zwart.’

    Aan het begin van het centrum lopen we de Roggestraat in. Etalagepoppen dragen pumps, wijde broeken, zijden blouses en linnen blazers met schoudervullingen. Een andere etalage etaleert stonewash spijkerbroeken met hoge tailles, wijde korte broeken en rokken met ingestopte, overgrote, felgekleurde T-shirts.

    We blijven staan op een kruispunt van vijf straten met een leren jassenwinkel op de noordwestelijke hoek. Zou ze haar versleten vleermuismantel daar, lang geleden, hebben gekocht?

    ‘Je kwam hier voor een man. Waarom wachtte je niet totdat hij jou zou vinden?’

    ‘Ik heb al tien jaar gewacht. Misschien vind ik het hier wel leuk.'

    Ze trekt me naar het midden van het Land van de Markt en werpt me een ondeugende blik toe waarna ze haar armen heft. ‘Kyle, onthul uw aanwezigheid. Laat haar voelen dat gij hier zijt.’

    Met plaatsvervangende schaamte trek ik haar arm omlaag, maar ze maakt zich los. ‘Van verre is zij gekomen en zij is waardig.’ Haar stem lokt een menigte zoals een sirene voorbijvarenden naar de rotsen. ‘Komt voort en onderwerp haar aan u.’

    Ze buigt naar het langs wandelende publiek dat ons hoofdschuddend bekijkt voordat ze huppelend een zijstraat richting het zuidwesten inslaat, en ik snel er achter aan. Een ouder echtpaar dat ons tegemoet komt loopt met een bocht om ons heen.

    Ze lacht, blijft staan en steekt een slanke hand uit met een oud zilveren ring aan elke vinger. ‘Ik ben Izzy.’

    ‘Sky.’

    De handdruk van Izzy is stevig. Dik aangezet oogpotlood onderstreept haar bloeddoorlopen ogen en onder haar camouflage verbergt ze een bleek, onschuldig gezichtje. Haar jas valt open wanneer ze shag uit haar binnenzak pakt. Ze heeft grotere borsten dan ik, maar er zit een bobbel tussen als een kwaadaardig gezwel en het beweegt omhoog. Ik word begroet door een puntig snuitje met twee kraaloogjes. Ik gil. Zij grijnst. Terwijl ze haar gerolde sigaret aansteekt, grijpt ze de rat met een staart zo lang als zijn lichaam en wil hem in mijn handen drukken. Ik stap naar achteren.

    ‘Welkom vreemdeling. Izzy en Bossy groeten je,’ zegt ze en drukt haar neus tegen die van de rat. ‘Hebben wij de nacht niet in de dag zien veranderen, hè Bossy?’

    Izzy en haar rat zijn als Charlene en haar hond—onafscheidelijk, trouw aan elkaar en vol onvoorwaardelijke liefde. Izzy zet Bossy op haar schouder voordat ze de wond op haar voorhoofd aanraakt en om de kapotte huid heen wrijft alsof ze een beschermende cirkel tekent. Bossy kruipt haar trui weer in. Ik heb nooit een huisdier gehad.

    We slaan rechtsaf en voorbij een koffiehuis linksaf en dan doemt er een gotische kerk op waarvan de torenspits uitsteekt boven de nabijgelegen gebouwen. Ik wrijf in mijn branderige ogen en terwijl ik het uitzicht in me opneem borrelt mijn maag van opwinding. Wanneer ik me omdraai, loopt Izzy al achteruit, maar houdt oogcontact.

    ‘Kom vanavond om een uur of tien naar café The Move.’

    Het is een goede gelegenheid om nieuwe mensen te leren kennen in een stad waar ik niemand ken, maar die ik tot de mijne wil maken, dus ik knik. Zou het in de buurt van Station zijn—een café dat ik vanochtend onder de spoorbrug heb gezien, dichtbij het liefelijke park?

    Zonder nog wat te zeggen, draait ze zich om en loopt weg. Ik roep haar een dank je wel achterna. Zij zwaait haar geringde vingers in de lucht en verdwijnt uit het zicht wanneer ze een hoek omslaat. Het is nog steeds bewolkt, maar ik voel de zonnestralen die me welkom heten.

    II De magische realiteit

    Van een afstandje lijkt de kerk op een slang met geheven kop, een bochel op zijn rug en een kleinere bij de staart. Ik huppel er naartoe en raak de koude steen van Kyle's toren aan, druk mijn wang tegen de muur en streel het oppervlak als een minnares. Aangekomen in het hart van zijn stad wil ik dit moment voor altijd in mijn geheugen bewaren.

    Ik ontwaar de eerste kaart van Kyle als ik op een middag bij de moeder van mijn vader op bezoek ga. Het is 1979. Helen woont in een huis dat hoog op een heuvel achter onze bungalow staat. Via een sluiproute door achterafstraatjes en plantsoenen kom ik uit bij het lager gelegen gedeelte van haar tuin waar ik door een opening tussen de struiken kruip. Langs de bloembedden loop ik omhoog de houten trap van de veranda op.

    Zachtjes loop ik naar oma toe. Ze schrijft aan haar mahonie secretaire in de woonkamer. Aan de muur hangt een ingelijste foto van een glimlachende Helen die als een model in een perfect passende jurk poseert voor een klassieke auto in een woestijn. Bovenop het bureau staat een ansichtkaart van een romantische stad aan een rivier. Op de achterkant heeft Kyle geschreven—‘Zie het water stromen zoals het leven vloeit, vanuit de bergen naar de zee.’ Geïntrigeerd vraag ik haar wie hij is.

    Ze vouwt de luchtpostbrief dicht en zet er een naam en adres op voordat ze haar captain’s chair naar me toe draait. Helen heeft potloodgetekende wenkbrauwen alsof ze daarmee de woorden die van haar lippen rollen kracht wil bijzetten.

    ‘Hij is een knappe, vijftienjarige jongen, ver weg, die net als jij naar school gaat en mij een kaart stuurt, omdat hij aan me denkt.’ Ze port in mijn buik.

    Als ik vraag wanneer hij op bezoek komt, verdwijnt de sprankeling uit haar ogen en maakt plaats voor een ijzige uitdrukking op haar gezicht. Als een ijskoningin gebiedt oma me te stoppen met het stellen van vragen.

    Na een rondje om de indrukwekkende kerk loop ik, een paar plassen ontwijkend, naar het verre eind en maak een foto van de eenzame cowboy die desolaat op het door steen en baksteen gedomineerde plein staat. Het is inderdaad het gebouw dat op Kyle’s tweede ansichtkaart is afgebeeld.

    Ik lees zijn krabbel—‘Denk aan het juk van ellende. Een hoop gemetselde stenen die ook uiteen kunnen vallen.’ Het poststempel geeft vaag het jaar 1980 aan. Hij heeft duidelijk slechte associaties met de kerk, hoewel het een symbool van of voor iets moet zijn. Ik heb iemand nodig die me wat over de geschiedenis kan vertellen, zodat ik kan achterhalen wat Kyle heeft bedoeld.

    In de kerk is het vreedzaam, maar steriel als een ziekenhuis. In het middelpunt waar het schip de dwarsbeuk kruist, meet ik de windrichtingen. Sinds Helen me heeft uitgelegd dat er gunstige en ongunstige windrichtingen bestaan, gebruik ik mijn kompas om de energetische invloeden binnen een gebouw te kunnen beoordelen. De kerk is gebouwd op de kardinale lijnen, exact uitgelijnd van noord naar zuid en oost naar west, een krachtige combinatie die past bij een gebedshuis.

    Terwijl ik het orgel bewonder, komt een man met wit haar in een corduroybroek en spencer me tegemoet. Hij heeft zijn vingers ineengevouwen en straalt, net zoals Jezus, sereniteit uit.

    ‘Kunt u me iets over deze kerk vertellen?’

    Hij kijkt me aan met een zuinig lachje. ‘Op deze plek stond meer dan duizend jaar geleden een kleine Romaanse kerk.’

    Hij ontvouwt zijn vingers, loopt geruisloos verder en vertelt over de overblijfselen van de oude fundering in de kelder. Ik pas me aan zijn tempo aan terwijl ik bereken dat tien eeuwen minstens veertig generaties beslaan. Dat is meer dan de acht generaties van kolonisten die het Australische continent bezetten en Helen kwam pas in de jaren veertig aan.

    ‘Arnhem was destijds een kleine nederzetting, maar bloeide op tijdens de Middeleeuwen. Er was een stadsmuur met vier toegangspoorten.’

    Ik verwonder me over de grootte en architectuur van de kerk en staar omhoog naar het plafond en de spitsbooggewelven. Hoewel mijn nek protesteert, lijkt het ongepast om op de marmeren vloer te gaan liggen.

    ‘In 1452 begonnen ze met de bouw van de huidige kerk om de oude heen,’ zegt hij. ‘Dat heeft ruim honderd jaar geduurd. De kerk is vernoemd naar Eusebius. Na de Beeldenstorm veranderde de kerk van geloof en werd heringericht, van overdadige ornamenten naar soberheid.’ Met beheerste gebaren benadrukt hij zijn voortdurende verhaal, wijzend op het vakwerk van de preekstoel en de gedenkplaten, terwijl hij me naar het praalgraf van de hertog van Gelre leidt.

    ‘Is de kerk ooit ingestort?’

    ‘De Eusebius kent een lange geschiedenis van bouwwerkzaamheden,’ zegt hij. ‘In de zeventiende eeuw sloeg de bliksem in en brandde de toren af. Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog woedde er brand en stortte de toren in. Het tufsteen wat bij de restauratie werd gebruikt was te zacht. In 1972 viel er een eerste steen van de klokkentoren en tot zes jaar geleden braken er regelmatig brokstukken af.’

    Ik knik, het is een gebouw dat veel problemen heeft gekend, net als het Sydney Opera House. Misschien is iemand die Kyle kent gewond geraakt of is hij betrokken bij de restauratie. Ik vraag me af of Kyle religieus is. Als een zonnestraal door een venster schijnt en even de marmeren vloer oplicht, lijkt het of ik zijn aanwezigheid kan voelen.

    Tijdens de zomervakantie die volgt op Kyle's laatste ansichtkaart uit 1987 werk ik bij een makelaarskantoor. Met de op geld beluste zoon van de baas, Darcy, en de receptioniste Annalise ga ik op inspectie bij een huis dat al meer dan twee jaar leeg staat. Annalise is gek op Darcy, en ik wil erachter komen waarom het huis onverkoopbaar is.

    Op de achterbank van Darcy's auto sluit ik me af voor het flirterige gesprek voorin en geniet van de rit met haarspeldbochten naar de heuveltop. Onderweg rijden we verschillende malen onder bungelende voeten van een stoeltjeslift door. Dan slaan we linksaf een onverhard pad in voordat we uiteindelijk stoppen bij een met een kettingslot afgesloten poort.

    Populieren achter een omheining onttrekken de woning aan het zicht. Darcy laat de motor lopen, stapt uit en vindt een passende sleutel. Het slot opent soepel. Pampasgras wuift aan weerszijden van een oprijlaan en er groeit onkruid doorheen. Bij een vervallen carport aan de rechterkant parkeert hij.

    Annalise’s gezicht betrekt wanneer ze uitstapt. Het zonnetje is verdwenen en grijze wolken klemmen zich boven het terrein tot een donkere vuist ineen als een waarschuwing voor een storm. Het loof ritselt onrustig. Ze drukt zich tegen Darcy aan, uit angst of waarschijnlijker, om zijn royaal aangebrachte Old Spice aftershave op te snuiven. Hoewel de plek onheilspellend aandoet, heeft het iets magisch, alsof er krachten aan het werk zijn om bezoekers af te schrikken. Het begint harder te waaien.

    ‘Wat een geweldige, afgelegen locatie,’ zegt Darcy dapper. ‘Met een beetje liefde en aandacht kan dit huis gemakkelijk in zijn oude glorie hersteld worden.’

    Een vaal rood gravelpad leidt naar een jaren zestig bungalow met gele bakstenen waar een eucalyptustak koortsachtig op de dakpannen tikt. Terwijl Darcy naar de voordeur loopt en de juiste huissleutel zoekt, kijken wij de verwilderde tuin rond. Er klinkt een angstaanjagend kraken en de boomtak, moe geworden van het zwaaien naar de hemel, breekt af, op zoek naar een goede rustplaats, en valt op de grond.

    Ik vang een flits op van een futuristisch gekleed meisje achter de boomstam, maar wanneer ik er heen ren is ze verdwenen.

    ‘Moest je plassen?’ vraagt Annalise als ik weer terug ben.

    ‘Ik zag iemand,’ zeg ik.

    ‘Jij ziet spoken,’ zegt ze en hoofdschuddend volgt ze Darcy naar binnen, terwijl ik het terrein verken waar ik verder niemand tegenkom.

    Ik ben benieuwd naar de energie van het huis en meet de windrichtingen van alle buitengevels. Muren die eenzelfde richting uitkijken tonen een grote variatie in kompasgraden. Er huist instabiele energie in het pand waardoor het een onaangename plek is om te wonen.

    Een dicht begroeid pad aan de rechterkant leidt naar een, achter struiken verscholen, verlaten caravan met daarachter een gecultiveerde moestuin. Rijpe aardbeien verleiden me tot proeven. Ik pluk er een, zuig erop en het sap van het gestolen fruit vult mijn mond. Wanneer ik vreemde ogen in mijn rug voel prikken, slik ik van schrik de aardbei in haar geheel door. Ik draai me om. Er is niemand en de gordijnen hangen bewegingsloos voor het raam van de caravan, maar toch voel ik me betrapt. Vlug loop ik naar het huis.

    In een ruime woonkamer zonder meubels zijn mijn collega’s in gesprek. Hoewel ik wil vragen of ze zeker weten dat het terrein onbewoond is, weerhoudt een vreemde sensatie mij van spreken.

    Er komen verschillende deuren uit op de gang. Ik bekijk de ene kamer na de andere en schijn met een zaklamp over houten vloeren en versleten bloemetjesgordijnen in de verder lege slaapkamers. Het stinkt. Het huis is zo lang onbewoond geweest dat er door het gebrek aan beweging reserves van yin energie zijn opgeslagen.

    Als ik een klemmende deur van wat vroeger een voorraadkast was opentrek, word ik bedolven onder een douche van grit. Het plakt aan mijn haar en vertroebelt mijn zicht. Ik schud, veeg het af en haal een stukje uit mijn oog. Achterin staat een trap en nieuwsgierig klauter ik door een luik omhoog naar een zolder.

    Waar schuine balken de muur ontmoeten, is de hoogte minimaal en zijn de vloerplanken, net als mijn handen, met stof bedekt. Ik nies. Er loopt een duidelijk pad tot ongeveer halverwege waar een dakraam een installatie verlicht zoals een schijnwerper een instrument op een podium. Het is een halve meter hoge, metalen

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1