Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Scheepsramp
Scheepsramp
Scheepsramp
Ebook287 pages4 hours

Scheepsramp

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Als in de nacht van 8 september 1934 het Amerikaanse passagiersschip de Morro Castle in vlammen opgaat en vervolgens zinkt, is de wereld in shock. 137 mensen komen om het leven.
De beelden van radeloze passagiers en het stuurloze schip gaan de hele wereld over. Maar hoe de brand heeft kunnen ontstaan is tot op de dag van vandaag onduidelijk. Door gesprekken met overlevenden, reddingswerkers en onderzoekers proberen Gordon Thomas en Max Morgan-Witts het mysterie van de brand te achterhalen. Ze beschrijven de blunders en dubieuze drijfveren van het personeel aan boord, en trachten antwoord te geven op die ene vraag: was een van de dodelijkste scheepsrampen in de Amerikaanse geschiedenis een ongeluk, het gevolg van nalatigheid, of was er opzet in het spel?
"Echt een fantastisch en wild verhaal, perfect onderzocht." (5 sterren op Goodreads)
"Alsof je aan boord van het gedoemde schip bent." (5 sterren op Goodreads)
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateMay 1, 2024
ISBN9788728371589
Scheepsramp

Read more from Gordon Thomas

Related to Scheepsramp

Related ebooks

Reviews for Scheepsramp

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Scheepsramp - Gordon Thomas

    Scheepsramp

    Translated by Heinrich Herman van Delden

    Original title: Shipwreck

    Original language: English

    Copyright ©1972, 2024 Gordon Thomas, Max Morgan-Witts and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788728371589

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    Voor Edith en Pauline

    voor alles

    Woord vooraf

    In 1884 werd in een hoofdartikel van de Daily Spray, een krant die verscheen in Asbury Park en omgeving, New Jersey, een voorstel gedaan om de status als badplaats van Asbury Park te verbeteren.

    We willen een eersteklas scheepswrak. Waarom? Om Asbury Park ook ’s winters aantrekkelijk te maken. Er is een heel geschikte ligplaats voor een groot schip tussen de visserspier en het paviljoen van Asbury Avenue.

    Het zou recht op de kust moeten afvaren zodat de voorsteven de tribune van de Baby Parade ramt en het achterschip zo mogelijk rondzwaait en gelijk komt met het eind van de pier.

    Het schip kan de hele winter blijven liggen.

    Ponton- of hangbruggen kunnen vanaf de pier en het paviljoen aangelegd worden zodat het schip als casino dienst kan doen. We hebben een spectaculair schip nodig.

    Vijftig jaar later, bijna op de dag nauwkeurig, werd aan de wens van de krant voldaan.

    Dit is niet slechts het verhaal van het hoe, maar van het waarom.

    HAVANA 5

    september 1934

    1

    Een waarschijnlijke verdachte

    Iemand aan boord wilde hem vermoorden.

    Het is niet precies bekend wanneer Robert Wilmott, gezagvoerder van de Morro Castle, een cruiseschip dat heen en weer voer tussen New York en Havana op Cuba, tenslotte tot deze conclusie kwam. Maar tegen de tijd dat het schip op 4 september 1934 in Havana afmeerde, was de kapitein ervan overtuigd dat iemand aan boord hem inderdaad wilde vermoorden.

    Robert Wilmott, die een uiterst vastberaden en ernstig man was, had geen verbeeldingskracht. In de ogen van de passagiers van de Morro Castle was hij echter de vervulling van de belofte uit een reclamefolder van een droom hoe de kapitein van een passagiersschip moest zijn. Hij symboliseerde de in het vooruitzicht gestelde, bekoorlijke wereld van een zeereis waar dood en gevaar geen rol spelen en realiteit en toverij onmerkbaar in elkaar overgaan.

    Vier jaar lang was het schip van kapitein Wilmott, dat tijdens de crisis te water was gelaten, nu het vlaggeschip van het luxe leventje langs de Amerikaanse oostkust, toevluchtsoord voor degenen die graag de drooglegging wilden ontgaan en de depressie wilden vergeten. Tijdens deze 174e reis bleef zijn reputatie als drijvende kroeg in stand. Zoals gewoonlijk was bijna elke hut bezet.

    Het succes van de Morro Castle was niet in de laatste plaats te danken aan Robert Wilmott. Regelmatig overtuigden passagiers zich ervan dat hij nog gezagvoerder was alvorens een kaartje te kopen. Hij was de volmaakte scheepskapitein voor passagiers die nog nooit aan boord geweest waren van een schip dat groter was dan de veerpont naar Staten Island.

    In een tijd waarin velen verwachtten dat de kapitein van een passagiersschip een Rudolf Valentino of een oude zeerob was, had hij voor de laatste rol gekozen. Het beeld van zichzelf bleek hem evenwel geen kwaad te hebben gedaan: hij had iedereen iets te bieden. Voor de elite was hij de wereldwijze; hij was de kosmopoliet die een ander geluid kon laten horen; hij kon altijd de boerenkinkel in smoking uithangen om de een of andere rijke boer te gerieven. Hij hield van zijn werk.

    Maar in de zomer van 1934 vond er een aantal gebeurtenissen plaats die niet alleen de Morro Castle in gevaar brachten maar ook zijn gezagvoerder. Op 29 juli was er een maaltijd opgediend waarvan Wilmott zo ziek was geworden dat hij aan vergiftiging dacht; op 4 augustus had een stakingspoging het strakke tijdschema van het schip bedreigd; op 27 augustus was er brand uitgebroken in een ruim met explosieven.

    In het begin probeerde Robert Wilmott de voorvallen los van elkaar te zien, alsof ze daardoor niet zo ernstig waren. Maar op deze reis van New York naar Havana zag hij geleidelijk aan een verband.

    Sinds het vertrek van het schip uit New York op zaterdagmiddag 1 september 1934 had hij zich aan vrijwel alle sociale verplichtingen aan boord onttrokken. Hij sloot zich op in zijn hut, at niet en dronk alleen water uit flessen. Behalve de eerste stuurman die regelmatig verslag uitbracht, was zijn enige bezoeker de hoofdmarconist met berichten uit de radiohut. Voor het overige vertrouwde kapitein Wilmott op het schakelbord van de telefoon voor contact met de brug, de machinekamer en de rest van het schip.

    Zijn afwezigheid had meteen tot gevolg dat er in de eerste klas gespeculeerd werd over de reden. Tegen de tijd dat de Morro Castle aan de kade van de Ward Line afmeerde, vroegen zelfs de passagiers van de toeristenklas zich af waarom hun kapitein het roer uit handen had gegeven, althans tijdelijk. De minzame verzekering van de scheepsofficieren dat men zich niet ongerust hoefde te maken, stelde alleen de minst sceptischen gerust.

    Intussen had Robert Wilmott bij zijn taxatie wie verantwoordelijk was voor de pogingen tot brandstichting, moord en staking een ernstige fout gemaakt.

    Hij verdacht de verkeerde.

    Halverwege de ochtend van woensdag 5 september was Eban Starr Abbott, hoofdmachinist van de Morro Castle, bijna klaar met zijn gebruikelijke werkzaamheden in Havana. Toen hij zich ervan overtuigd had dat alles in de machinekamer goed werkte, nam hij een bad en kleedde zich zorgvuldig. Hij koos een uniform uit zijn kleine klerenkast: een onberispelijk wit kostuum met gouden galons op manchetten en epauletten.

    Vier jaar lang was de doosvormige hut tussen de beide schoorstenen van het schip zijn tehuis op zee geweest. Aan het eind van de laatste reis had Eban Abbott een eigendom verwijderd dat zijn hut onderscheidde van die der andere officieren: een foto van zijn vrouw Ada. Toen hij bezig was zijn spullen te pakken voor de reis – de 113e die hij op de Morro Castle maakte – vertelde hij Ada waarom hij haar foto achterliet. ‘Er gebeurden dingen op het schip waaraan hij mij geen deel wilde laten hebben,’ herinnerde mevrouw Abbott zich later. ‘De passagiers namen het niet zo nauw met de zeden, zei hij – mannen met andermans vrouwen en zo.’

    De houding van haar man ten opzichte van de passagiers – voor zover mevrouw Abbott wist — was, dat zij tegen elke prijs uit de weg gegaan moesten worden. Hij kromp ineen bij hun luidruchtige gescherts op het sloependek, vertelde hij haar, en de zondige drinkpartijen tijdens de nachtelijke galabals. Ze geloofde hem meteen.

    Het gros van zijn collega-officieren was van mening dat hij de Morro Castle alleen maar beschouwde als een vitrine voor zijn machines. Meer dan eens had hij de roerganger ernstig berispt wegens zijn sturen, als de geografische positie van het schip niet klopte met zijn berekening aan de hand van het aantal machineomwentelingen.

    Eban Abbott was de zoon van een zeeman en hij werd voor de zee opgeleid. In 1909 behaalde hij het diploma hoofdmachinist en ging in dienst bij de Ward Line. Hij kwam op vrachtschepen terecht die voortzwoegden door de hete tropen of moeizaam de Golf van Biskaje overstaken. Twintig jaar lang voer Eban Abbott op vrachtschepen.

    In 1929 kreeg hij een van de sleutelposities van de Amerikaanse koopvaardij. Henry E. Cabaud, onderdirecteur van de Ward Line, vertelde Abbott dat hij bevorderd was tot hoofdmachinist van de Morro Castle, het snelste turbo-elektrische vaartuig dat er bestond.

    Eban Abbott volgde elke fase van de wordingsgeschiedenis van de Morro Castle. Toen het schip vertrok voor de eerste reis op 23 augustus 1930 kende hij de capaciteit en nukken van elke generator en elk magneetanker, de plaats van elke schakelaar en onderbreker. De beloften van het tekenbord en de proefvaarten kwamen uit: tijdens de eerste reis naar Havana werd het record met twaalf uur geslagen.

    Slechts éen ding zat Eban Abbott dwars: de eerste stuurman van de Morro Castle was William Warms.

    Abbott en Warms hadden een grote hekel aan elkaar. In de vier jaar sinds de eerste reis was deze hekel zo groot geworden dat Abbott openlijk sprak van die ‘wurm op de brug’. Warms had het over die ‘volgepropte kleermakerspop in de machinekamer’.

    Eban Abbott zette zijn witte pet op en haastte zich aan land. Op de kade stond de scheepsarts, dokter De Witt van Zile, op hem te wachten. De beide mannen begaven zich naar het beroemdste café van het Caribische gebied, Sloppy Joe’s in Havana.

    Terwijl ze een aperitief dronken nam de hoofdmachinist zich voor nog eens met de dokter te spreken over de werkelijke reden waarom hij een hekel had aan de eerste stuurman Warms.

    Onderin ruim vijf zaten kwartiermeester William O’Sullivan en matroos John Gross op een stapel zakken en keken naar een ploeg Cubaanse dokwerkers die bezig was een lading bananen, eierplanten en peper te stouwen. De arbeiders werkten snel en hielden de laadbomen en winches bij die de lading in het ruim lieten zakken.

    Sinds de ontdekking van de brand – waarvan kapitein Wilmott nu dacht dat hij opzettelijk was aangestoken – waren O’Sullivan en Gross aangewezen om de wacht te houden telkens als het grote ruim met de stalen luiken geopend werd. Vanaf de plek waar ze zaten konden zij duidelijk de brandplekken op het waterdichte schot zien waar de brand begonnen was, nu iets meer dan een week geleden.

    Zij twijfelden er ook niet aan dat het aangestoken was. Beiden vermoedden dat er vlak voor het sluiten van het luik in New York iets in het ruim was geplaatst. Het rookdetectiesysteem van de Morro Castle had de brug gealarmeerd; de vlammen werden geblust door een automatisch brandblussysteem dat kooldioxydegas onder druk in het ruim pompte. Het blussen was zo gebeurd.

    Verscheidene aanwijzingen ondersteunden de theorie van brandstichting: een klein spoor verkoolde snippers karton leidde weg van het punt waar het vuur was begonnen; de ontwikkelde warmte was ongewoon groot en gezien de geringe omvang van de brand moest er een chemisch middel zijn gebruikt. Op het moment van de blussing was het vuur tot op zo’n meter afstand van kisten met de aanduiding ‘sportgoederen’ genaderd, een lading die regelmatig door de Morro Castle naar Havana werd verscheept.

    Hoewel Gross en O’Sullivan het erover eens waren dat de brand was aangestoken, waren zij het oneens over het motief.

    Gross hield het erop dat de brandstichter een vroeger lid van de bemanning was die wraak wilde nemen omdat hij ontslagen was. De Ward Line had een slechte naam wat in dienst nemen en ontslag betrof: in een tijd van grote werkloosheid kon een man op de rand van het bestaansminimum gekke sprongen maken en deed dat ook.

    O’Sullivan verwierp dit idee. Hij had de indruk dat er meer dan een man nodig was om in dat ruim brand te stichten. Wie het gedaan had, moest van meer dingen op de hoogte zijn geweest, want de kisten met ‘sportgoederen’ bevatten een lading die heel wat gevaarlijker was dan een onkundige meende.

    O’Sullivan had het spoor kartonsnippers ontdekt en kon sindsdien op de reis naar Havana moeilijk in slaap komen. Met zijn eigen woorden: ‘Mijn kooi lag maar een paar meter van die kisten af en er zaten genoeg wapens en munitie in om het schip in stukken over de Atlantische Oceaan te doen vliegen!’

    De kwartiermeester onderschatte de situatie. Een heel jaar lang was de Morro Castle een drijvend arsenaal geweest. Geen enkele passagier had hiervan enig vermoeden; evenmin als de Amerikaanse scheepvaartinspectie of het American Bureau of Shipping. Het passagiersschip was gebouwd met een rijkslening van $ 3 422 181 tegen lage rente, en wel zodanig dat het in geval van oorlog als troepentransportschip kon worden ingezet. Maar de Ward Line of haar moedermaatschappij, de Atlantic Gulf and West Indies, had de regering nooit verteld dat een vaartuig dat ‘goedgekeurd was voor vervoer van passagiers over de oceaan’ ook actief deel ging nemen aan wapentransporten.

    Het was geen kwestie van af en toe een lading of gewoon een poging de winsten van aandeelhouders op te voeren. De Morro Castle was regelmatig betrokken bij de handel in wapens. De ladingen werden gebruikt door de Cubaanse dictatuur van Gerardo Morales Machado voor de onderdrukking van een toenemende communistische invloed op het eiland. Er zijn sterke aanwijzingen dat de verschepingen werden georganiseerd door machtige Amerikaanse zakenbelangen die zich zorgen maakten over de bedreiging door communistische activiteiten van de prettige winsten op Cubaanse tabak en suiker.

    Zulke transacties waren niet zonder risico. Een jaar geleden, in juli 1933, toen het passagiersschip de haven van Havana invoer, was het terechtgekomen in het kruisvuur tussen een groep communistische guerrilla’s die in een boot vluchtten en achtervolgd werden door een kotter van de politie. Kogels ricochetteerden op dekken en opbouw van het passagiersschip; gelukkig werd niemand aan boord getroffen. Functionarissen van de Ward Line kalmeerden de passagiers door het incident af te doen als ‘wat lokale moeilijkheden’.

    De transporten van de ‘sportgoederen’ – vaten dynamiet, tonnen buskruit, kanonnenkruit, rookloos buskruit, machinegeweerpatroongordels, kardoezen, kogels en granaten – gingen door. In een maand tijd, augustus 1934, vervoerde de Morro Castle meer dan honderd kisten wapentuig naar Havana.

    Dit arsenaal werd altijd ’s nachts door soldaten van het Cubaanse leger gelost; vaak was er een konvooi vrachtwagens nodig om de kisten te vervoeren.

    Kwartiermeester O’Sullivan was in juli 1934 letterlijk over deze wapenhandel gestruikeld. Even voor het vertrek uit New York kwam er een lading vaten voorzichtig aan boord. Omdat de luiken al verzegeld waren, gaf kapitein Wilmott O’Sullivan opdracht de vaten in het magazijn van de voorpiek te laden. Daarbij struikelde O’Sullivan over een vat en een dokwerker vertelde hem wat de inhoud was. ‘Door de manier waarop hij praatte,’ zei O’Sullivan tegen Gross, ‘vermoedde ik dat het niet de eerste keer was dat zij dit soort lading in dit soort plaats laadden.’ Vanaf die tijd hield O’Sullivan de wapentransporten naar Cuba zorgvuldig bij.

    Voor hem was het motief om brand te stichten vlakbij de ‘sportgoederen’ duidelijk. Om te voorkomen dat deze explosieven Cuba bereikten, was iemand vermetel genoeg om het risico te nemen dat bemanning en passagiers van een schip opgeofferd werden; om, indien nodig, in totaal 750 mensen te vermoorden.

    Wie precies dergelijke risico’s nam, kon O’Sullivan niet met zekerheid zeggen. Maar hij durfde wel een vermoeden uit te spreken.

    ‘Communisten,’ zei hij tegen Gross. ‘Zij zitten erachter!’

    Gross luisterde aandachtig toen de kwartiermeester hem vertelde wat hij van de lading wist. Toen O’Sullivan klaar was, nam de matroos meteen een besluit: zo gauw de Morro Castle over drie dagen in New York afgemeerd was, monsterde hij af, zelfs als dit opnieuw werkloosheid betekende. Wat hem betrof was het beter honger te lijden dan de risico’s aan boord van dit schip te lopen.

    Intussen gaf Gross O’Sullivan een advies: hij moest zijn mond houden. Het communisme was al geïnfiltreerd in de jonge zeeliedenvakbond. De invloed ervan nam met de dag toe; het was beter er niet over te spreken.

    Ook op Cuba had het communisme voet aan de grond gekregen en wel enkele jaren voordat de Morro Castle te water was gelaten. In mei 1919 landde een handjevol beroepsrevolutionairen in de Baai van Guantánamo vanuit Haïti. Deze cacos, voor het merendeel boeren, kwamen naar Cuba om er de ‘arbeidersrevolutie’ te ontketenen, die zij maanden tevoren tegen de Amerikaanse overheersing op Haïti hadden uitgeroepen. Zij verkondigden de leer dat Cuba net als Haïti aan het volk toebehoorde.

    Sinds 1903 waren het Amerikaanse belangen geweest die vrijwel de hele politiek en economie van Cuba regelden. De Verenigde Staten huurden voor $ 2 000 per jaar militaire bases bij Guantánamo en Bahia Horda.

    In die periode deden de Amerikanen weinig om de omstandigheden van de plaatselijke bevolking te verbeteren. Cijfers laten zien dat er in het jaar 1920 slechts éen arts op de 3 000 inwoners was; een derde van de mensen leed aan ingewandsparasieten; het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking was twee dollar per maand; zes op de tien plattelandskinderen gingen nooit naar school; 75 procent van Cuba’s bouwland was in handen van Amerikaanse maatschappijen; meer dan 90 procent van de telefoon- en elektriciteitsbedrijven was Amerikaans.

    Zij wijdden zich geheel aan de vernietiging van het kolonialisme en in de jaren twintig veroverden de cacos snel terrein door een serie propaganda-acties. Tegen 1930 was de slogan Cuba libre de gezamenlijke strijdkreet van guerrilla’s die verspreide aanvallen uitvoerden in buitenwijken van Havana.

    Hun directe doel was de omverwerping van het corrupte en onderdrukkende regime van de president generaal Gerardo Machado; hun uiteindelijke hoop was het uitbannen van Amerikaanse invloed op het eiland.

    Ten behoeve van de rust steunden opeenvolgende Amerikaanse regeringen openlijk de dictatuur. Als tegenprestatie roerde Machado geen lastige vragen naar onafhankelijkheid aan. In politiek opzicht hield hij zich bezig met de verbanning of uitroeiing van vijandige vakbondsleiders – of van iedereen die ervan verdacht werd communist te zijn; in economisch opzicht werkte hij toe naar een niets ontziende, enorme staatsschuld.

    In de dertiger jaren was de Amerikaanse politiek op Cuba die van een ‘verbod van revolutie, wat ook de oorzaak was’. – Toen er rebellie dreigde door een politieke partij voor negers – de onafhankelijke Partij van Kleurlingen – stuurde Amerika troepen om de opstand neer te slaan. Minister van Binnenlandse Zaken Knox verklaarde: ‘De Verenigde Staten verplichten zich niet om eerst de Cubaanse regering te raadplegen als er een crisis ontstaat waardoor een landing ergens nodig is.’ In 1933 zei de Amerikaanse ambassadeur op Cuba dat de belangrijkste kwalificatie voor een Cubaanse president moest zijn dat ‘hij volledig bekend was met de wensen van de [Amerikaanse] regering [en] dat hij open moest staan voor voorstellen of adviezen die hem kunnen bereiken via de Amerikaanse missie in Havana’.

    Cubaanse communisten die de revolutie predikten tegen wat zij noemden ‘Amerikaanse onderdrukking’ werden heimelijk gesteund door de Communistische Partij in Amerika met adviseurs en geld.

    Matroos Joseph Spilgins had een ontdekking gedaan. Politiek had er echter niets mee te maken dat hij er niet over sprak; het was ‘eenvoudigweg een zaak van je maag goed gevuld hebben. Als je enkele weken honger hebt geleden, is een dollar per dag en alle stamppotbrij die je naar binnen kunt werken enorm verleidelijk.’

    De zesentwintigjarige matroos had drie reizen met de Morro Castle gemaakt. Hoewel hij geen diploma van volmatroos bezat, stond hij als zodanig op de monsterrol – maar hij kreeg het loon van een gewone matroos: dertig dollar per maand. Het ontbijt bestond uit opgewarmde koffie van de officierstafel en klef, oudbakken brood. Middag- en avondmaaltijd bestonden uit stamppot. Zijn kooi lag tussen twee stoomleidingen; de lakens waren vuil en hij gebruikte zijn opgerolde broek als kussen. Toch vond Spilgins het ‘de fijnste plek die ik sinds lange tijd had gehad; ik wilde niet iets doen om hem kwijt te raken’.

    Op de tweede reis van New York werd hij belast met het toezicht op de zes stuurboordreddingsboten. Toen hem hier later naar gevraagd werd, gaf hij toe niet precies te weten wat dit inhield, anders dan dat ze ‘altijd in de davits, klaar om te worden gevierd’ moesten zijn. Hij had echter de reddingsboten geïnspecteerd en dat had geen enkele officier gedaan sinds Spilgins aan boord was gekomen. Hij merkte dat verscheidene boten verroeste luchttanks hadden. Op plaatsen waar de roest ernstig was, had men loodmenie gesmeerd en er een laagje verf over geschilderd.

    Op grond van zijn bevindingen meende Spilgins dat de boten in geval van nood onbruikbaar waren. Hij zei: ‘Je kon net zo goed in het water springen als in de boten gaan. Het is ongelooflijk waar de reders in dit land de tanks van durven maken.’

    Spilgins gaf geen blijk van zijn bezorgheid tegenover een van de scheepsofficieren. Hij was bang zijn baan te verliezen als hij dit deed.

    De lange, broodmagere eerste stuurman wist dat niets hem ertoe kon brengen de zee op te geven. Hoewel William Warms zich omgaf met aandenkens aan het land – foto’s van zijn vrouw, zijn zoontje Donald, hun huis en het landschap van New Jersey – wist hij dat een baan aan de wal hem nooit volledig kon bevredigen.

    Warms ging naar zee toen hij twaalf was; zijn gage bestond uit twee maaltijden per dag en een dollar per maand. Hij had zich verdiept in de zeemansgebruiken zodat hij beter de harde klappen kon incasseren waarmee een zeeman rond de eeuwwiseling te maken kreeg. Toen hij zestien was, had hij alle oceanen van de wereld bevaren. Hij had kapiteins gehad die bijbels als verrekijkers onder de arm droegen en anderen die drinken, gokken, of ‘omgang met slechte vrouwen’ verboden.

    Deze harde gezagvoerders hadden van Warms een godvrezend man gemaakt die weinig zag in een los en vrolijk leventje – en dat was een van de redenen dat hij Eban Abbott niet mocht. Warms vond de machinist geen ‘behoorlijke zeeman’. Voor zover Warms wist, was Abbott een man ‘die hield van het uniform, niet van het werk; hij probeerde Cambridge-Engels te spreken alsof hij zich ervoor schaamde

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1