Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

De schipbreuk van de Chancellor
De schipbreuk van de Chancellor
De schipbreuk van de Chancellor
Ebook239 pages3 hours

De schipbreuk van de Chancellor

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Kazallon begint aan een zeereis in de verwachting dat het een mooie en interessant reis zal worden. Het wordt echter een avontuur met een onzeker eind. 'De schipbreuk van de Chancellor' is een sciencefictionverhaal over tragedie, drama, mysterie en rampen die elkaar opvolgen. Een brand aan boord dwingt de passagiers en bemanning om het schip te verlaten. Dit is echter niet het ergste wat ze mee zullen maken... Alles staat op het punt van instorten, hun leven is in groot gevaar en hun geestelijke gezondheid is ernstig aangetast.Vinden ze de weg terug naar huis? Houden ze hun hoop? Kennen ze hun eigen grenzen als hun eigen voortbestaan aan een zijden draadje hangt?-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateMay 26, 2022
ISBN9788728134412
De schipbreuk van de Chancellor
Author

Jules Verne

Victor Marie Hugo (1802–1885) was a French poet, novelist, and dramatist of the Romantic movement and is considered one of the greatest French writers. Hugo’s best-known works are the novels Les Misérables, 1862, and The Hunchbak of Notre-Dame, 1831, both of which have had several adaptations for stage and screen.

Related to De schipbreuk van de Chancellor

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for De schipbreuk van de Chancellor

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    De schipbreuk van de Chancellor - Jules Verne

    De schipbreuk van de Chancellor

    Translated by Unknown

    Original title: Le Chancellor

    Original language: French

    Omslag: Shutterstock

    Copyright © 1875, 2022 SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788728134412

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    This work is republished as a historical document. It contains contemporary use of language.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    I.

    Charleston , 27 Sept. 1869. Wij verlaten de Batterijkaai des namiddags te drie uren met hoog tij. Het afloopende water voert ons snel naar volle zee. Kapitein Huntly heeft alle zeilen laten bijzetten, en de noordenwind voert de Chancellor over de baai. Weldra varen wij om het fort Sumter, en wij laten de lage batterijen langs de kust aan onze linkerhand liggen. Om vier uren zeilt het schip door den nauwen ingang der golf, waaruit het water met groote kracht naar buiten stroomt. Maar wij zijn nog lang niet in het ruime sop, en om dat te bereiken moet men het enge vaarwater door, dat de stroom tusschen de zandbanken door gegraven heeft. De kapitein stevent de zuidwestelijke doorvaart in, en zet koers naar den linkerhoek van het fort Sumter. De zeilen van de Chancellor worden scherp gebrast; om zeven uren ’s avonds zeilen wij langs de laatste zandpunt, en stevenen daarop den Oceaan in.

    De Chancellor, een schoone flinke driemaster van 900 ton, behoort aan het rijke huis van gebroeders Leard te Liverpool. Het vaartuig is slechts twee jaren oud en geheel gekoperd, terwijl de kiel geheel met koperen bouten voorzien, en de buitenhuid van teakhout vervaardigd is, de kleine masten, behalve de bezaansmast, zijn van ijzer, evenals het tuig. Dit stevige en schoone vaartuig, dat in de registers van Veritas met ³ /3 A staat opgeteekend, doet op dat oogenblik zijn derde reis tusschen Charleston en Liverpool. Bij het verlaten van het kanaal van Charleston wordt de Britsche vlag geheschen, maar als een zeeman het schip ziet, kan hij zich niet bedriegen in zijn herkomst; het is wat het schijnt te zijn, namelijk geheel en al Engelsch, van de waterlijn tot het topje der masten. Daarom besprak ik eene plaats aan boord van de Chancellor, die naar Engelend terugkeert.

    Er bestaat geen directe stoomvaart tusschen Zuid-Carolina en Engeland. Om gebruik te maken van eene gewone stoomvaartlijn moet men of naar New-York of naar New-Orleans gaan. Tusschen New-York en de Oude wereld bestaan verscheidene Engelsche, Fransche en Hamburgsche lijnen, en een Scotia, een Pereire of een Holsatia zoude mij spoedig naar de plaats mijner bestemming gebracht hebben. Tusschen New-Orleans en Europa maken de stoomschepen van de National Steam navigationCie., die op de Transatlantiesche Fransche lijn van Colon en Aspinwall correspondeeren, snelle reizen. Doch toen ik langs de kaaien van Charleston wandelde zag ik. de Chancellor; dit vaartuig stond mij goed aan, en ik weet niet welk instinct mij aan boord van dit schip dreef, welks inrichting zeer naar mijn zin was. Overigens is een zeilvaartuig, wanneer wind en zee gunstig zijn, in alle opzichten te verkiezen. In ’t begin van den herfst is het jaargetijde onder deze reeds lage hemelbreedte, nog vrij schoon. Ik besloot dus om aan boord van de Chancellor passage te nemen. Heb ik daaraan goed of verkeerd gedaan? Zal ik berouw over mijn besluit moeten gevoelen? De toekomst zal mij dit leeren. Ik schrijf mijne aanteekeningen dag voor dag op, en op het oogenblik, waarop ik schrijf, weet ik er evenveel van als zij, die dit dagboek beginnen te lezen, als het tenminste ooit lezers vinden zal.

    ____________

    II.

    28 Sept. Ik heb reeds gezegd dat de kapitein van de Chancellor Huntly heet; zijne voornamen zijn John Silas. Het is een Schot, afkomstig uit Dundee, vijftig jaren oud, en hij heeft den naam van een bekwaam schipper op den Oceaan te zijn. Hij heeft eene middelmatige lengte, vierkante schouders, een klein hoofd, dat een weinig op zijde hangt. Zonder dat ik mij bijzonder op de kennis der gelaatkunde laat voorstaan, schijnt het mij toch toe dat ik den kapitein reeds kan beoordeelen, hoewel ik hem slechts enkele uren ken.

    Ik spreek het volstrekt niet tegen dat Silas Huntly den naam heeft van een goed zeeman, of dat hij zijn ambacht volkomen kent, maar ik kan mij niet voorstellen dat die man een vast karakter, en een zedelijke en lichamelijke kracht heeft, die in alle omstandigheden de proef kunnen doorstaan.

    De gang toch van kapitein Huntly is zwaar, en zijn lichaam toont eene zekere vermoeidheid aan. Hij is onverschillig, zooals men zien kan aan zijn onzekeren oogopslag, aan de onwillekeurige beweging zijner handen, en aan het langzaam steunen op het eene of andere been. Het is geen krachtig, zelfs geen stijfhoofdig man, en kan het ook niet zijn, want hij trekt zijne oogen niet samen, klemt de tanden niet vast op elkander en schijnt niet gewoon te zijn om de vuisten toe te knijpen. Bovendien vind ik dat hij een zonderling voorkomen heeft, waarover ik mij vooralsnog niet kan uitlaten, doch dat ik oplettend zal gadeslaan, zooals de gezagvoerder van een schip, namelijk hij, die »naast God schipper van zijn schip" is, zulks verdient. En, zoo ik mij niet bedrieg, dan is er tusschen God en Silas Huntly een ander man aan boord, die mij toeschijnt bij voorkomende gelegenheid bestemd te zijn eene belangrijke plaats in te nemen. Het is de stuurman van de Chancellor, dien ik nog niet genoeg heb gadegeslagen, en over wien ik mij voorbehoud later te spreken.

    De bemanning van de Chancellor is samengesteld uit kapitein Huntly, den eersten stuurman Robert Kurtis, den tweeden stuurman Waller, een bootsman en veertien matrozen, allen Engelschen en Schotten, dus in het geheel achttien zeelieden, voldoende voor het besturen van een driemaster van 900 ton. De mannen zien er allen wel naar uit alsof zij hun handwerk verstaan. Alles wat ik tot nu toe kan verzekeren is, dat zij onder de bevelen van den eersten stuurman, handig gemanoeuvreerd hebben door de zeeëngte van Charleston.

    Ik ga voort met de optelling dergenen, die op de Chancellor zijn ingescheept, noem den hofmeester Hobbart, den kok Jynxtrop, een neger, en voeg er verder de lijst der passagiers bij.

    Als ik mijzelven medetel zijn er acht passagiers. Ik ken ze nauwelijks, maar de eentonige vaart, de dagelijks terugkeerende voorvallen, de herhaalde aanraking met lieden, die in dezelfde kleine ruimte samen zijn, de zoo natuurlijke behoefte om eens van gedachten te wisselen, de ingeschapen nieuwsgierigheid van den mensch, dat alles zal ons weldra tot elkander brengen. De beweging van het aan boord komen, het in bezit nemen der hutten, de zoo noodzakelijke beschikkingen voor eene reis, die misschien twintig tot vier en twintig dagen zal duren en verschillende andere bezigheden hebben ons tot nog toe van elkander verwijderd gehouden. Gisteren en heden zijn zelfs al de gasten nog niet eens aan tafel verschenen; misschien lijden eenige wel aan zeeziekte. Ik heb ze dus nog niet allen gezien, maar ik weet dat er onder de passagiers twee dames zijn, die de achterste hutten hebben betrokken, waarvan de raampjes in den spiegel van het schip uitkomen.

    Bovendien, ziehier de lijst der passagiers, zooals ik die op de scheepsrol heb gevonden:

    de heer en Mevrouw Kear, van Buffalo (Amerikanen);

    Miss Herbey, een Engelsche, gezelschapsjuffrouw van mevrouw Kear;

    de heer Letourneur en zijn zoon André, van Havre (Franschen);

    William Falston, een ingenieur van Manchester, en John Ruby, koopman uit Cardiff (Engelschen); en

    J. R. Kazallon, van Londen, de schrijver dezer aanteekeningen.

    ____________

    III.

    29 Sept. De vrachtbrief van kapitein Huntly, dat is het cognossement der goederen, die de Chancellor geladen heeft, bevat het volgende:

    »Bronsfield & Cie . commissionairs te Charleston.

    Ik, John Silas Huntly, van Dundee in Schotland, gezagvoerder van het schip Chancellor, metende ongeveer 900 tonnenlasten, thans verblijf houdende te Charleston, om bij den eersten gunstigen wind linea recta, met Gods hulp naar Liverpool te varen, waar ik mijne lading lossen zal, verklaar in genoemd vaartuig en onder zijn vrij dek voor rekening van de H.H. Bronsfield en Cie . commissionairs te Charleston, geladen te hebben 1700 balen katoen ter waarde van 26,000 £, alles goed en in deugdelijken staat, gemerkt en genommerd zooals inmargine; welke koopwaar ik, behoudens gevaren en zeeschade, beloof in goeden staat naar Liverpool te zullen overbrengen, en daar af te leveren aan de H.H. gebroeders Leard of order, waarvoor ik als vracht genieten zal de som van 2000 £, zonder meer, volgens vrachtcontract behalve averij, naar scheepsgebruik. Tot bekrachtiging van het bovenstaande verbind ik mijn persoon, goederen en mijn gezegd vaartuig met alle toebehooren.

    Ter bevestiging der waarheid heb ik drie gelijkluidende cognossementen geteekend, terwijl bij richtige uitvoering van één, de beide andere van geen waarde zullen zijn.

    Gedaan te Charleston, 13 September 1869.

    J. S. Huntly."

    Zoodat dus de Chancellor 1700 balen katoen naar Liverpool brengt, waarvan de afzenders Bronsfield en Cie . van Charleston, en de ontvangers de gebroeders Leard van Liverpool zijn. De vracht is met de grootste zorg geladen, daar het schip hoofdzakelijk voor het overbrengen van katoen gebouwd is. De balen vullen het geheele ruim, behalve een klein gedeelte dat voor de koffers der passagiers is opengehouden, en die balen, welke door middel van dommekrachten op elkander zijn gestuwd, vormen slechts eene vaste massa. Er is dus geen enkel plekje in het ruim verloren gegaan, een ontzaglijk voordeel voor een schip dat alzoo met eene volle lading kan uitzeilen.

    ____________

    IV.

    Van 30 Sept. tot 6 Oct.De Chancellor is een vlugge zeiler, die het zelfs met de bramzeilen minder, gemakkelijk van schepen van dezelfde grootte zou winnen. Sedert de bries is aangewakkerd, vertoont zich een goed afgeteekend zog zoo ver het oog reikt, achter het schip. Men zou het voor een lange witte kant aanzien, die op den blauwen grond der zee is uitgerold.

    De Oceaan wordt door den wind niet al te zeer in beweging gebracht; voor zoover ik weet, heeft niemand aan boord last van het deinen of stampen van het schip. Bovendien doet geen der passagiers voor het eerst eene zeereis, en allen zijn daaraan min of meer gewoon, zoodat er aan tafel bij het middagmaal geen plaats onbezet blijft.

    De passagiers beginnen met elkander kennis te maken, en het leven aan boord wordt minder eentonig. De Franschman, de heer Letourneur, en ik spreken dikwijls te zamen.

    Letourneur is een man van ongeveer vijftig jaar, groot van gestalte met wit haar en grijzen baard. Hij schijnt ouder te zijn dan hij werkelijk is, ’t geen waarschijnlijk komt omdat hij veel ondervonden heeft. Hij heeft diepe smart geleden, en ik voeg er bij, hij lijdt die nog. Die man draagt stellig eene onuitputtelijke bron van droefheid in zich om, zooals men zien kan aan zijn eenigszins gebogen houding, terwijl zijn hoofd meestal op de borst hangt. Hij lacht nooit, glimlacht nauwelijks, en dan nog alleen tegen zijn zoon. Hij heeft zachte oogen, doch ik meen opgemerkt te hebben dat zij altijd als door een vochtig waas mij aanzien. Zijn gelaat teekent bitterheid met liefde vermengd, en de algemeene uitdrukking zijner wezenstrekken is die van vleiende goedheid. Men zou zeggen dat Letourneur zich eenig onwillekeurig ongeluk te wijten heeft.

    Maar wie zou inderdaad niet diep bewogen zijn, als hij verneemt welke zeer zeker overdreven verwijten die »vader" zich zelven doet? Letourneur is aan boord met zijn zoon André, die ongeveer twintig jaren oud is en een zacht en belangwekkend gelaat heeft. Die jonkman is het eenigszins gewijzigde portret van den vader, maar dat is juist de oorzaak van diens ongeneeslijke smart, want André is gebrekkig. Zijn linkerbeen, dat ellendig naar buiten is opgetrokken, maakt hem kreupel en hij kan niet loopen zonder op een stok te steunen.

    De vader aanbidt zijn kind, en men gevoelt dat hij zijn geheele leven aan dat arme schepsel gewijd heeft. Hij lijdt door dit aangeboren gebrek van zijn zoon nog meer dan deze zelf, en misschien vraagt hij er hem wel vergiffenis voor. Hij wijdt zich als ’t ware elk oogenblik aan André toe; hij verlaat hem niet, hij bespiedt zijne minste begeerten, en let op zijne minste daden, zijne armen behooren meer aan zijn zoon dan aan hem zelven, en zij omringen en steunen hem, als de jongeling op het dek wandelt.

    Letourneur gaat meer bijzonder met mij om en spreekt nog altijd over zijn kind.

    Van daag zeide ik: »ik heb daar zoo even André verlaten; u hebt een goeden zoon, mijnheer. Het is een bekwaam en kundig jong mensch."

    »Ja mijnheer Kazallon, antwoordde Letourneur, wiens lippen zich tot een glimlach plooiden, »het is een schoone ziel, besloten in een ellendig lichaam, het is de ziel zijner arme moeder, die stierf, toen ze hem het leven schonk.

    »Hij houdt veel van u, mijnheer."

    »Die lieve jongen! mompelde de vader, terwijl hij het hoofd liet zakken. »Och! hernam hij, »u kunt niet begrijpen wat een vader lijdt als hij zijn kind gebrekkig, van zijn geboorte af gebrekkig ziet."

    »Mijnheer Letourneur, antwoordde ik, »in het ongeluk, dat uw kind en bijgevolg ook u getroffen heeft, draagt gij niet elk een gelijk aandeel. André is zonder twijfel te beklagen, maar wil het dan niets zeggen om zóó door u bemind te worden, als hij het is? Een lichamelijk gebrek draagt men gemakkelijker dan een zielsgebrek, en u draagt voornamelijk zielesmart. Ik neem uw zoon nauwkeurig waar, en indien iets hem bijzonder aandoet, dan geloof ik u te kunnen verzekeren, dat het uwe smart is.

    »Die laat ik hem nimmer bemerken, antwoordde Letourneur driftig. »Ik heb slechts ééne bezigheid, één levensdoel, namelijk om hem elk oogenblik afleiding te bezorgen. Ik heb opgemerkt dat mijn kind, niettegenstaande zijn gebrek, een hartstochtelijk liefhebber van reizen is. Zijn geest heeft beenen, ja zelfs vleugels, en sedert eenige jaren reizen wij daarom samen. Wij hebben eerst geheel Europa doorgereisd, nu hebben wij de voornaamste staten der Unie bezocht. Ik heb André zelf opgevoed, omdat ik hem naar geen kostschool wilde zenden, en nu voltooi ik die opvoeding door reizen. André heeft een helder verstand en eene levende verbeeldingskracht. Hij is gevoelig, en dikwijls denk ik er met gegenoegen aan dat hij zijn gebrek kan vergeten, als hij in geestdrift geraakt voor de groote wonderen der natuur!

    »Ja, mijnheer, zonder twijfel . . ." zeide ik.

    »Maar als hij het vergeet," hernam Letourneur, terwijl hij mij de hand drukte, »ik vergeet het niet, en ik zal het nooit vergeten. Mijnheer, mijnheer, meent u dat mijn zoon aan zijne moeder en mij vergeven kan dat wij hem met een gebrek het levenslicht deden aanschouwen?"

    De smart van dien vader, die zich beschuldigt van een ongeluk, dat aan niemand te wijten is, verscheurt mij het hart. Ik wil hem troosten, doch op dat oogenblik verschijnt zijn zoon. Letourneur vliegt naar hem toe, en helpt hem de vrij steile trap beklimmen, die naar de campanje voert. Dáár gaat André op een der banken zitten, die boven op de kippenhokken zijn neergezet, en zijn vader plaatst zich naast hem. Zij praten samen, en ik meng mij in hun gesprek, dat loopt over de vaart van de Chancellor, over de wisselvalligheden van den tocht, en over het leven aan boord. Letour neur heeft evenals ik slechts een middelmatig denkbeeld van de bekwaamheden van kapitein Huntly. Het besluitelooze van dien man, en het slaperige van zijn voorkomen hebben een onaangenamen indruk op hem gemaakt. Hij koestert daarentegen eene zeer goede meening omtrent den eersten stuurman Robert Kurtis, een man van dertig jaren, flink gebouwd, met groote lichaamskracht, altijd bezig, en wiens levendige wil steeds tot handelen gereed schijnt.

    Robert Kurtis komt op dat oogenblik juist op het dek. Ik sla hem aandachtig gade en ben getroffen door de kenteekenen zijner sterkte en levenskracht. Daar staat hij in rechte doch gemakkelijke houding, met trotschen blik en nauwelijks merkbare samentrekking der wenkbrauwen. Het is een krachtvol man, en hij bezit zeker dien koelen moed, die voor den waren zeeman zoo onmisbaar is; doch te gelijk is het een goedhartig man, want hij stelt belang in den jongen Letourneur en haast zich steeds om hem bij elke gelegenheid van dienst te zijn.

    Na de lucht en de zeilen bekeken te hebben komt de stuurman bij ons en neemt deel aan ons gesprek.

    Ik zie dat de jonge Letourneur gaarne met hem spreekt.

    Robert Kurtis deelt ons eenige bijzonderheden mede over enkele passagiers, met wie wij nog

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1