Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Verhalen
Verhalen
Verhalen
Ebook144 pages2 hours

Verhalen

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Verhalen van Tolstoj over rijken en armen, geestelijken en zondaarsDeze bundel bevat 4 verhalen van de grote Leo/Lev Tolstoj. 'Heer en knecht': een schraperige landeigenaar en zijn alcoholverslaafde knecht raken verzeild in een sneeuwstorm. 'Waarvan de mensen leven': een engel krijgt de taak om een overleden moeder naar de hemel te brengen, maar is zo geschokt door haar lot dat hij die opdracht weigert. 'De drie grijsaards': een bisschop bezoekt een eiland, waar drie kluizenaars in armoede leven, in de hoop dat zij wijsheid hebben vergaard die ze met hem kunnen delen. 'De bedevaarders': een rijk man en een arme boer trekken op bedevaart naar Jeruzalem, maar onderweg worden ze belaagd door de verleiding en de zonde.-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateMar 7, 2023
ISBN9788728483671
Verhalen

Related to Verhalen

Related ebooks

Reviews for Verhalen

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Verhalen - Leo Tolstoj

    Verhalen

    Translated by P. van Ael

    Original title: Verhalen

    Original language: Russian

    Omslag: Shutterstock

    Copyright © 1933, 2023 SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788728483671

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    This work is republished as a historical document. It contains contemporary use of language.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    De Russische schrijver LEW NIKOLAJEWITSJ graaf TOLSTOI (geb. Jasnaja Poljana, 9 Sept. 1828, gest. Astapowo, 20 Nov. 1910), na studiën in Oostersche talen en rechten, werd vaandrig bij de Russische artillerie, nam deel aan den Krimoorlog, en trok zich daarna (1862) terug op het landgoed waar hij het leven zag.

    Zijn verblijf als officier in de Kaukasus en ook de Krimoorlog brengen hem aan ’t schrijven van zijn eerste werken; in de eenzaamheid van zijn landgoed wijdt hij zich heelemaal aan letterkundig en sociaal werk, om zich ten slotte met landarbeid, theologische en moraal-filosofische studiën en verhandelingen op te houden. Hij hield er zelfs een eigen leer op na, en ’t is, gekweld door de tegenstelling tusschen zijn leer en zijn leven, dat hij op 82-jarigen leeftijd op weg toog om zich in een (Russisch) klooster heelemaal uit de wereld terug te trekken. Hij stierf onderweg aan longontsteking.

    Talrijk zijn Tolstdï’s werken, die hem een eereplaats in de moderne. Russische literatuur verschaffen. «Oorlog en Vrede», «Anna Karenina» zijn de titels van zijn beide hoofdwerken, maar zijn kortere novellen, waarvan deze bundel «Verhalen» een keur geeft, zijn niet minder prachtig, en hebben het voordeel, niet zooveel voorbehoud te vergen als beide gezegde boeken.

    HEER EN KNECHT

    1

    Het was in de jaren zeventig, den zevenden December, den dag na St. Niklaas. Men vierde feest in de parochie, en de koopman Wassili Andreïtsj Brechoenow was daarmee nog niet kunnen vertrekken uit het dorp: hij was in de kerk in zijn bank moeten gaan zitten, omdat hij tot de kerkfabriek behoorde, en ook had hij er zich niet aan kunnen onttrekken, familie en kennissen uit te noodigen en ze in zijn huis te onthalen. Maar nu waren de laatste gasten weggereden, en Wassili Andreïtsj trof aanstalten om dadelijk naar een naburig landgoed te rijden; daar was een klein bosch te koop waarop hij al lang gevlast had. Wassili Andreïtsj zette haast achter dezen tocht, want hij vreesde dat koopers uit de stad hem de zaak voor den neus zouden wegkapen. De jonge eigenaar, aan wien het landgoed hoorde, vroeg voor het bosch tien duizend roebels, Wassili bood er hem zeven duizend. Maar deze zeven duizend roebels maakten nog geen derde deel uit van de werkelijke waarde van het bosch. Wassili had misschien nog meer op den prijs afgedongen, wijl het hout zich op ’t gebied van zijn gemeente bevond en er reeds lang tusschen hem en de andere kooplieden een stilzwijgende overeenkomst bestond, volgens welke niemand op andermans gebied den prijs mocht opdrijven; maar Wassili Andreïtsj was te weten gekomen dat houthandelaars uit de stad van plan waren om in Gorjatsjinko over het bosch te gaan onderhandelen, en zoo had hij besloten er dadelijk zelf heen te rijden en de zaak te regelen. Zoo gauw het feest achter den rug was, nam hij uit zijn geldkoffer de zeven honderd roebels die hem toebehoorden, deed er nog twee duizend drie honderd roebels kerkegeld bij, dat hij in bewaring had, telde de som zorgvuldig na, stak ze in zijn brieventasch en maakte zich gereed tot het vertrek.

    Zijn knecht Nikita, misschien de eenige onder de bedienden van Wassili Andreïtsj die op dezen dag niet bedronken was, ging buiten inspannen. De oorzaak waarom Nikita vandaag niet bedronken was, lag hierin: hij was een onverbeterlijke dronkaard, maar na een vastenavond, dat hij kleeren en schoenen van zijn lijf er door had gejaagd, had hij den drank afgezworen en dronk nu al sinds maanden niet meer. Ook nu niet, al was de verzoeking nog zoo groot wijl men deze twee dagen overal den brandewijn rondgoot, had hij geen druppel over de lippen laten komen.

    Nikita was een boer uit het naburige dorp en kon nu een vijftig jaar oud zijn. Hij was, naar men zei, nu juist geen voortreffelijk echtgenoot en daarom verbleef hij ook het grootste deel van zijn leven als knecht onder vreemde daken en liet zich in zijn eigen huis zoo goed als nooit meer zien. Overal hield men van hem om wille van zijn ijver, zijn behendigheid en zijn kracht, vooral echter ook om zijn mild en vriendelijk wezen. Toch bleef hij nergens lang in dienst, en dat wijl hij gewoon was, zoo tweemaal ’s jaars, soms ook nog wel vaker, aan den drank te komen; en dan verdronk hij niet alleen alles wat hij had, maar werd daarbij twistziek en gewelddadig. Ook Wassili Andreïtsj had hem al een paar maal doorgezonden, maar nam hem toch telkens weer aan, daar Nikita’s eerlijkheid, zijn liefde voor al wat dier was, maar ook bizonder zijn billijkheid, hem zeer bevielen. Wassili Andreïtsj betaalde hem niet de tachtig roebel, waar een knecht als Nikita zeker wel recht op had, maar veertig roebel. En deze werden dan nog bij kleine beetjes en zonder nauwkeurigheid afgeteld, ofwel in duurberekende waren uit Wassili’s winkel omgezet.

    Nikita’s vrouw, Marfa, vroeger een mooi, flink vrouwmensch, beredderde haar huishouden samen met een volwassen zoon en twee dochters, en eischte haar man in ’t geheel niet op. En dat ten eerste, omdat ze al twintig jaar lang samenleefde met een kuiper van een ander dorp, die bij haar inwoonde, en ten tweede, omdat, al kon ze met Nikita in nuchteren toestand doen wat ze wou, ze hem als vuur schuwde zoo gauw hij begon te drinken. Eens, als Nikita thuis aan ’t drinken was, had hij, waarschijnlijk om zich te wreken op de slavernij waarin zijn vrouw hem hield, haar koffer opengebroken, de kostelijke kleeren er uitgehaald en met de bijl had hij op het kapblok de rokken en kanten in snippers vaneen gehakt. Al het loon dat Nikita verdiende werd aan zijn vrouw uitbetaald, en Nikita had daar niets op tegen. Zoo was Marfa ook deze maal, twee dagen vóór het feest, naar Wassili Andreïtsj gekomen, had bloem, thee, suiker en een maatje brandewijn gevraagd, samen ongeveer voor drie roebels, en dan kreeg ze nog vijf roebels in baar geld waarvoor Marfa hem bedankte als voor een bizondere gunst. Nikita, op zijn minst genomen, had zeker nog wel twintig roebels te goed.

    «Ik houd niet van die strikte kontrakten,» zei Wassili Andreïtsj aan Nikita. «Als ge iets noodig hebt, wel neem het; ge zult er later voor werken. Bij mij gaat het niet als bij anderen, waar de menschen tot den datum op hun geld moeten wachten en dan pijnlijk berekend worden, en waar men strafgeld aftrekt. Tusschen ons gaat het eenvoudig en eerlijk: gij dient mij, ik laat u niet in den steek.» En als Wassili Andreïtsj zoo bezig was, meende hij wis en zeker dat hij een weldoener was voor Nikita; want wat hij zei overtuigde hemzelf, en al zijn bedienden, Nikita vooraan, wachtten zich wel deze overtuiging bij hem te kwetsen.

    «Zoo versta ik het ook, Wassili Andreïtsj, en ik meen dat ik mijn best doe, als waart ge mijn vader zelf. Ik versta het zeer goed,» sprak Nikita al wist hij dat Wassili Andreïtsj hem bedroog. Maar wat er tegen te doen? Hij begreep wel dat het onmogelijk was de rekening met Wassili Andreïtsj te vereffenen, en meende dat men moest nemen wat men krijgen kon, zoolang er zich niets anders voordeed.

    En vermits het hem geboden was in te spannen, begaf hij zich vergenoegd en gewillig als altijd met zijn schommelenden gang naar de schuur, nam het zwaar gevlochten tuig met den kwast er op en ging, klirrend met het gebitsijzer, naar den stal waar het paard stond dat Wassili Andreïtsj noodig had.

    «Nu, gij verveelt u wel, niet waar dommertje?» zei Nikita als antwoord op het zacht gehinnik waarmee hij begroet werd. Een middelgroote hengst, welgebouwd en met een gespierd achterdeel, stond alleen in den stal. Donkerbruin zag hij er uit, met geelachtige vlekken aan den muil, in de flank en aan de hoeven.

    «Hoho! niet zoo haastig! we zullen u eerst te drinken geven, dommertje!» zei hij tegen het paard alsof het hem verstond. Met den tip van zijn pels veegde hij hem over den doorvoeden, gewelfden rug, die bestoft was. Dan legde hij hem den halster rond den vurigen, snuivenden kop, trok de ooren en het haar van onder de riemen vrij. Hij schoof de muilriemen opzij en voerde het beest naar den drinkbak. De bruine kwam voorzichtig naar buiten, en wilde spelen. Hij steigerde, sloeg met de achterpooten, alsof hij Nikita, die in draf met hem meeliep, een trap wou geven.

    «Hoe, ge durft, gij schelm!» zei Nikita; hij wist heel goed, dat de bruine voorzichtig genoeg was om hem telkens maar even zijn pels te beroeren. Aan dit kunststuk van het paard beleefde Nikita altijd bizonder veel vreugde.

    Het paard dronk zich vol van het koude water. Het stond een poosje onbeweeglijk stil, haalde diep adem, schudde de stijve, gespierde lippen, dat de druppels in den bak vielen, en snoof.

    «Als ge genoeg hebt, hoeft ge niet meer. Maar dat ge me daarna niet méér vraagt!» zei Nikita, die in volslagen ernst en nadrukkelijk z’n meening uitte. Dan liep hij weer naar de schuur, en trok het jonge paard aan den toom met zich mee. Het paard sloeg uit met de achterpooten en snoof zoo luidruchtig, dat de heele plaats er van vol klonk.

    Van de knechten was er niemand te zien, alleen een vreemde, de man van de keukenmeid, die met de feestdagen was overgekomen, stond in de deur en rookte.

    «Ga toch eens vragen, beste vriend,» zei Nikita tot hem, «welke slee ik moet inspannen, de groote breede, of de kleine?»

    De man van de keukenmeid ging binnen, en kwam gauw terug met het bericht: de heer moest de kleine hebben. Intusschen lei Nikita den hengst het haam aan, dat met koper beslagen was, evenals het leeren rugkussen. Hij bond het om en ging dan, in de eene hand het kromhout, met de andere het paard voerend, naar de twee sleden die onder het afdak stonden. «Als hij de kleine wil, — mij is ’t goed,» zegde hij, leidde het speelsche paard, dat immerdoor wilde bijten, tusschen de disselstangen en begon het, samen met den man der keukenmeid, in te spannen.

    Als alles gereed was en nog maar alleen de teugels aan mekaar moesten bevestigd worden, stuurde Nikita den man in de schuur om stroo en dan naar de vliering om zakkengoed te halen.

    «Ziezoo, nu is alles in orde! Toe-toe, spartel maar niet zoo!» zei Nikita en stampte het versch gedorschte haverstroo in de slee vast. «En nu het zakkengoed er op als overtrek, en daarboven het kussen. Ziet ge wel: zoo zal het malsch zijn om zitten,» zegde hij en deed wat hij sprak, en stopte den zak aan alle kanten langs de zitplaats vast.

    «Nu, ik dank u, beste vriend,» zei Nikita tegen den man van de keukenmeid. «Twee paar handen geraken gauwer gereed dan één.» En nadat hij de teugels door den ring had gehaald, zette

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1