Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Jeanne Collette. Deel 1
Jeanne Collette. Deel 1
Jeanne Collette. Deel 1
Ebook172 pages2 hours

Jeanne Collette. Deel 1

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Satire over de financiële wereld.Willem Paap debuteerde met een satirische novelle, maar ontbond pas echt zijn duivels in de grote maatschappijkritische roman 'Jeanne Collette'. Eerder dan Jeanne is het haar vader, Aäron Collette, die de hoofdrol speelt in de roman. Tijdgenoten van Willem Paap zagen meteen wie de schrijver op de korrel nam: de Amsterdamse bankier en zakenman A.C. Wertheim. Paap gebruikt hem om een pijnlijk portret van de financiële elite te schilderen. Zijn Aäron Collette speculeert met aandelen, verspreidt geruchten om hun waarde te verhogen of te verlagen en bedriegt jan en alleman. Maar dan raakt Collette opeens in de problemen. Hij weet geld te lenen van een bankdirecteur, die hij in ruil een ministerpost belooft. Vervolgens moet hij al zijn invloed in de liberale partij aanwenden om die belofte na te komen.-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateDec 20, 2022
ISBN9788728518618
Jeanne Collette. Deel 1

Read more from Willem Paap

Related to Jeanne Collette. Deel 1

Titles in the series (2)

View More

Related ebooks

Related articles

Reviews for Jeanne Collette. Deel 1

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Jeanne Collette. Deel 1 - Willem Paap

    Jeanne Collette. Deel 1

    Omslag: Shutterstock

    Copyright © 1896, 2022 SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788728518618

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    This work is republished as a historical document. It contains contemporary use of language.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    [Vooraf]

    Hij zit op zijn troon; hij ligt vadzig met het dikke lijf op zijn troon, de jodenbaron. De korte beenen onder het kwabberig lijf over elkaar, ligt hij in zijn troon, de dollarbaron, en blaast den rook van een havanna vorsten en priesters in 't gelaat, die deemoedig buigen, buigend vleien om wat dollars, aanbiedend woekerrente en vorstengunst. De jodenbaron geeft geen asem vandaag, geeft geen stinkenden asem vandaag, of de hooge bedelaars moeten geven tien procent en moeten hem maken ‘brinz’. Met rouw omsluieren zij 't gemoed, en, lachende het gelaat, geven zij tien procent en maken hem prins.

    Hoog uit boven het luid geroep in het oud Europa, geroep van honger en van dood; hoog uit boven het De Profundis, dat ruischt in 't stervensuur der eeuw, schalmeit de kreet: de jood, de jood! Want wat de negentiende eeuw, de dollareeuw, voor vuilst heeft gebaard, het is, 't zij jood geboren dan of jood van ziel, de dollarbaron, voor wiens bij hausse en baisse geschacherd geld vorsten en priesters en volkeren buigen.

    I

    Zwaar de gordijnen neer, als was er een doode binnen, rijst van de straat de vierkant-groote huizing van Collette. In zwaren eenvoud omstreeks 1620 gebouwd; eerwaardig representant van breed gebarende tijden - totdat Collette haar met mortel bekalkte; guirlandes boven de ramen, twee kalken zeemeerminnen boven de poorthooge deur - schijnt thans een kloosterstilte besloten in haar wit, gesloten gewaad.

    In het bekranst paleis, door zeeschuimers eens bewoond, die met musket en enterbijl hun rijkdom gaarden; door regenten, befaamd om hun gespierde onbeschoftheid aan vreemde hoven; door magistraten, eerwaardig in de eerlijkheid van een kinderlijk rechtsgeleerd geknutsel, huist thans Collette, Aäron Collette, bijeen harkend op zijn kantoorstoel het geld van arm en rijk, Alex Collette, wiens faam van rijkdom en weldadigheid en talent in krant bij krant fladdert over het starende land.

    In 1850, twintig jaar oud, klerk op een effecten-kantoor, was Collette een in een zwartharig hoofd diklippig mannetje; gespierd, vierkant de handen, handen waarmee je het lot om de ooren slaat; oogen door zware wimpers klein loerend naar een prooi in de wildernis der maatschappij. Hij droomde toen zijn glorie- en rijks-daalder-droomen in het huis zijns vaders, een oud, leunend huisje op het Markenplein. De vader had een ‘handel’ gehad, een kelder-magazijn, waar, als de inbreker schuifelt door de schaduwen van den nacht, mannen binnen-donkerden, met gefluister door den ouden Collette ontvangen. Maar toen deze, van ouderdom knokig al, door den Officier van Justitie op den drempel van het tuchthuis was gebracht, had Aäron, in het vroege besef zijner lijfspreuk: Eert het Wetboek! hem bewogen den ‘handel’ te wisselen met het voor woeker leenen van geld aan de kramers der jodenbuurten, der Uilenburger- en Batavierstraat.

    De droomen naar roem en geld, zij wrokten in het gemoed van den jongen Collette: de rafelende jas van zijn strompelenden vader, glad de mouwen van de tafel waaraan hij zijn klanten ontving, verhaalde een armoed, waaruit geen droomen kunnen redden. Maar toen in '55 bij zijn dood - de moeder was reeds vroeger gestorven -in stof van gaten een dertig duizend gulden werd gevonden, kwam er grond onder de kinderlijke wolken-kasteelen van rijk, lawaaierig aanzien. Roem en geld: want wilde de droomer geld, veel geld, het was niet om den rijkdom alleen; 't was vooral om de glorie. Om een geldjacht in 't groot te beginnen evenwel, kon hij niet blijven leven als tot nu; was den ouden Collette des gierigaards penningen-winst een vreugde geweest, híj behoorde tot hen, die met royaal gebaar het kleine ter zijde schuiven, opdat het oog rustig staren kan op groote slagen. Hij verhuisde uit den Jodenhoek, noemde zich voortaan Alex, huurde royaal gemeubileerde kamers bij een christen, liet bij den duursten tailleur modische kleeren maken, droeg linnen van Ducaju, kleurige dassen van Colb, vingerringen en manchette-knoopen van Henri Beaume. En als alle denkers en droomers, die op het helle hoogland van hun denken hel hun eigen gedachten zien, en niet achten de dingen rondom; als allen die, taai van wil, op jaren-verre plannen staren, doolde hij in die dagen uren in de volle straten der stad, ziende alleen de gedroomde histories zijner verbeelding.

    Geld, veel geld, hoe god-ter-wereld aan stapels geld te komen! Wel was zijn naam niet onbekend meer. Op de beurs om zijn slimheid geprezen, had hij bovendien door dagblad-artikelen over politiek, met de weinige nieuwerigheid die in '55, toen niemand in Nederland vloekte, geavanceerdheid was, de vermaardheid van een talentvol politikus van morgen. Eenige jaren vroeger toch lid van een vrijmetselaarsloge geworden, metselde hij daar sedert paleizen van frazes, ‘bouwstukken’ van de ‘K∴K∴’, de ‘Koninklijke Kunst’; zóo gevormd vulde hij zijn artikelen met den tropischen groei van woorden, de rommelende katheder-geluiden, die voor de schare talent vervangen.

    Maar geld, veel geld. Op een dag aan zijn avondtoilet bezig om naar den schouwburg te gaan en ‘vrienden’ te zoeken - want sedert den dood van zijn vader zocht hij voorname connecties - werd bij hem aangediend Ludwig Hühner, redacteur van De voorzichtige Geldbelegger. En Collette herkende den man, die kort te voren om schulden van de beurs was gedrongen. Hühner toch, met het visioen van rijk te worden uit Duitschland gekomen, het geld der boeren naastend door in zijn krant en in brieven op door lezers gevraagde inlichtingen prullen aan te bevelen, ze laag te koopen en te leveren tegen hoogen koers, was te ongeduldig om met reeds groote winst tevreden te zijn, speculeerde ook zelf en verloor weer zijn geld. Wachtte Collette kalm, redeneerend het toeval, dat hij, als 't moest, zou dwingen te komen, bij Hühner was de hartstocht naar geld een damp, die het hoofd doorwolkte, koortste de grootheidsdrang tot krankheid aan: -het genie wacht en waakt, pygmeën spurten.

    Hühner, arm-bescheiden, verzocht m'nheer Collette of hij eenige inkoopen voor hem wilde doen. Collette had geen bezwaar, maar, Hühner zou begrijpen waaróm, het moest een geheim blijven. Toen Hühner, als stakker gevoelig voor de makkelijke ontvangst, een volgende order bracht, vroeg Collette, argeloos weg, hoe 't ging met het weekblad tegenwoordig.

    Och, de krant gaf heel weinig op 't moment; een paar orders zoo nu en dan, zooals m'nheer Collette zag, maar wat was dáaraan te verdienen? Geen kruiersloon. Als zich iemand met hem associeeren wilde om in een bepaald fonds te werken, ja, dan was zijn krant een tooverstaf om goud mee te slaan uit den vrekkigsten stommeling; dan moest de krant weer als vroeger gratis als een gouden regen van goeden raad over de boeren worden uitgestrooid; dan.... 't was om te huilen dat hij geen geld had. Want, zei Hühner, ik kan geld maken, ik. Jullie bent allemaal stumpers bij mij. Maar een vrouw en kinderen en geen cent in huis; doe dan maar zaken.

    Collette zei óok, dat het zonder geld niet mogelijk was zaken te doen; hij praatte voort, kalm; maakte den ander nog zenuwachtiger dan hij al was; leidde het gesprek naar hij wilde; liet zich nederig verzoeken, of híj niet de compagnon zou willen zijn.

    Hij maakte een berekening: zooveel voor in te koopen fondsen, zooveel voor de krant, zooveel voor Hühner om een paar maanden te leven; hij waagde, tegen groote kansen dat er enorm zou worden gewonnen, een tien duizend gulden.

    - Aangenomen, zei Collette. Maar u begrijpt: niemand mag er van hooren. En daarom doen we nu zóo: ik vestig mij als commissionnair en koop fondsen op; voor 't oog van de wereld hebben we niets met elkaar te maken; ú redigeert de krant en bent verantwoordelijk voor de inhoud; ú ontvangt de orders en de brieven van 't publiek en beantwoordt ze; ik ontvang alleen orders van u en open alleen met u een rekening. De winst deelen we, en ik geef nu een voorschot voor de krant en voor uw onderhoud in den eersten tijd.

    Koortsig van ijver om terrein te herwinnen, deed Hühner zorgelijk geredigeerde nummers van zijn blad verspreiden. Spraken zijn eerste artikelen over onverschillige fondsen, na 'n drie maand schreef hij een entrefilet, waarin gunstige geruchten over de Opeka's werden gemeld, het fonds door Collette inmiddels te Londen opgekocht. Een paar weken later verzon hij een verslag over de Opeka's over 't verloopen jaar, met den raad aan wie zijn geld wilde doen groeien als het gras in de tropen, Opeka's te nemen. Zoo begon een doldrieste zakkenrollers-aanslag op de beurzen der boeren; telegrammen van niet bestaande correspondenten; rapporten van fictieve deskundigen, door de redactie uitgezonden om den kleinen geldbelegger met de stukken in de hand voor leugens te kunnen waarschuwen; talentvol geschreven artikelen van op hun geluid sonoor gedragen zinnen. En bij de Opeka's kwamen de Manga's en de Ori's en de Tuleo's.

    Hoog, voornaam schreed Hühner door de straten. Maar de koorts der klopjacht, brandend zijn hoofd en tintelend zijn handen, vrat aan zijn weekig gestel, en toen na een jaar de klachtbrieven kwamen van bedrogen boeren, smeekende, verwenschende, dreigende brieven; toen ze kwamen twee, drie, tien per dag, kwam een angst aanvaren in die hooge, duitsche gestalte. Grooter werd de angst en hooger werd de hoogheid waarin hij haar verborg, en toen de campagne 'n twee jaar geduurd had, kwam hij rood van opwinding op Collette's kantoor, zei dat hij een kasteel wilde laten bouwen, eischte rekening en verantwoording en zijn geld. Want op verzoek van hem en zijn vrouw was zijn aandeel in de winst, opdat hij 't niet door speculatie weer verliezen zou, door Collette bewaard.

    Collette raadde, zijn geld niet weg te smijten. Maar Hühner insinueerde dat Collette zíjn geld had en eischte, en Collette, beleedigd, gaf honderd twintig duizend gulden in goede fondsen.

    Nee, nee, die dingen niet; Opeka's wilde hij hebben.

    - Opeka's? En tegen wat koers wil je die prullen dan hebben? Er is immers niets meer in te doen.

    - Prullen? Dát prullen? Heb je m'n krant dan niet gelezen. Geef me Opeka's; tegen tachtig procent; over twee jaar staan ze vijf honderd.

    Collette, schouderophalend, gaf vijftig duizend in Opeka's, zei dat hij niet meer had.

    - Je bedondert me; je hebt ze wel. Maar geef me voor 't restant dan maar Manga's en Ori's en Tuleo's; vooral Tuleo's; die komen op duizend. Ik weet het; jullie weet van niemendal.

    Collette betaalde met scheurpapier.

    Strak keek Hühner naar het dossier van zijn rijkdom, en nadat Collette een décharge had geschreven, greep hij een pen en teekende groot van letter: Ludwig Graaf Hühner. De stumper was gek.

    - Nee, nee, zei Collette, dat zou lijken of je op je adel wilt bluffen; op zoo'n papier schrijf je Ludwig Hühner, zonder meer.

    Nu, dat vond hij óok goed.

    Met haastige pen schreef Collette een nieuwe, twee maanden geantidateerde décharge; de krankzinnige teekende Ludwig Hühner. Den volgenden dag ontving hem de krankzinnigen-cel, waar hij een half jaar later overleed.

    Collette had veine: gelijk zijn vader op tijd was gegaan, ging nu ook Hühner op het goede moment. Was de relatie bij langeren duur op het voorhoofd van zijn koopmansleven een brandmerk geworden, het brandmerk van hem, die vuile zaken niet alleen doet, maar van wien het gezegd wordt; nu kon hij dien tijd van schande als een nachtlijke kar vol onreins ongezien brengen op de vuilnisbelt van 's menschdoms verleden. Een bezoek der weduwe, die hij, meewarig het droefenisvolle geval besprekend, meewarig op de décharge wees - altijd was Hühner zoo geweest, niet waar, hij wílde speculeeren - en Collette was gekwiteerd.

    Nu drie ton rijk, aan de beurs gezien als een solied kantoor, in loge en vereeniging als een jonge man bekend naar wien, wanneer hij zijn woorden oreerde, de zaal omkeek, nam hij uit behoefte aan lawaaierig genoemd worden een juweelig mooie, opsprakerige actrice tot maintenée, haar beprijkend met diamanten, haar toonend in café's. Wel had de amourette een niet ridderlijk verloop; een lange circus-hoogeschoolrijder, een fransche markies, verleidde de jongfer; zond Collette, die 't verteld had aan zijn vrouw, zijn getuigen; Collette, niet van pistolen houdend, vluchtte, kwam na een maand terug in de meening dat de jockey Amsterdam had verlaten, en de markies gaf hem niet het beloofde pak slaag om de fideele gulheid, waarmee Collette hem ‘een lapje van duizend’ leende.

    Maar iemand met den wil van Collette, in wiens kop mokerde het idée fixe, een onbekend record te slaan in het parvenieeren, dwingt nietige feiten tot levenbeheerschende zaken. Door die geschiedenis kwam hij in relatie met Mozes Ezechiel Morpurgo, tot huilens verliefd op de vrouw van den rossenbedwinger, kunstrijderes aan het circus, die hem, als hij amoreus begon te doen, met een eventjeslachen dreigde met de zweep, maar met gratie zijn diamanten accepteerde, en door den markies naar den lommerd liet brengen. Mozes Ezechiel Morpurgo, zich noemende en schrijvende Maurits E. Morpurgo, was millionnair, en, wat Collette vooral ook interesseerde, werd ontvangen in goede kringen; sedert meer dan een eeuw hadden veel Morpurgo's met roem den juridischen walm laten schijnen over recht en onrecht, werd er geen commissie tot het ontwerpen van wetten benoemd of een Morpurgo was er bij; zijn oom was hoogleeraar in de rechten te Leiden; zijn vader was president van een gerechtshof geweest. Hijzelf had talent en wil om te studeeren gemist, was alleen om een emplooi te hebben commissionnair in effekten. In zijn kantoor lag het stof der stilte op de bureaus; hij wandelde alleen naar de beurs om een paar uur van den dag met kijken te vullen en zelf, soms

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1