Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Vriendinnen
Vriendinnen
Vriendinnen
Ebook111 pages1 hour

Vriendinnen

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Tilly woont samen met haar vader dokter Verduin en moeder in een bovenhuis in Amsterdam. Binnenkort verhuist het gezin naar Haarlem waar zij in een heel huis gaat wonen, met een tuin en een groot plein voor. Daar ontmoet Tilly veel nieuwe meisjes en leert ze hoe je een goede vriendin kunt zijn.-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateJul 1, 2022
ISBN9788728435847
Vriendinnen

Related to Vriendinnen

Related ebooks

Reviews for Vriendinnen

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Vriendinnen - Henriette Blaauw

    Vriendinnen

    Omslag: Shutterstock

    Copyright © 1917, 2022 Henriette Blaauw and SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788728435847

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    I. Weer beneden.

    ‘Hoor eens, Tilly, nu hoop ik, dat je speelgoed straks netjes is opgeruimd,’ zei dokter Verduin tegen zijn dochtertje, terwijl hij zijn overjas aantrok. ‘Want zie je, moeder mag hier geen rommel vinden, als ze vanmiddag weer voor 't eerst beneden komt.’

    ‘Nee vader, heusch, ik zal wel zorgen, dat er niets meer op den grond ligt,’ beloofde Tilly en meteen sprong ze van haar stoel, om maar vast met het groote werk te beginnen. Want een groot werk was het, alles op te bergen, wat daar in de kamer verspreid lag. Hier slingerden verscheidene prentenboeken, met mooie gekleurde platen, daar stond een poppewieg, waar de dekens half uithingen en ginds had Tilly een huis willen bouwen, waarmee ze blijkbaar niet klaar gekomen was, want er lagen nog verscheidene roode en witte steentjes omheen, die zeker voor het dak bestemd waren.

    ‘Braaf Tilly,’ zei vader, toen hij zag, hoe druk ze bezig was, ‘ik moet nog naar een paar zieken en dan zullen we, als ik terug kom, een gezellig hoekje voor moeder maken.’

    Tilly's heldere, blauwe oogen straalden van vreugde bij dat vooruitzicht, ze kuste haar vader goeden dag en toen ze buiten de deur van de auto hoorde dichtvallen, liep ze naar het raam, om de auto nog even na te kijken. Daarop ging ze weer ijverig aan 't werk, o, het viel niet mee, alles in de speelgoedkast te proppen, waaruit de rommel haar al tegemoet viel, wanneer ze de deur open deed.

    Moeder en Truitje, de meid, zorgden er altijd voor, dat de boeken in de kast netjes op elkaar gestapeld lagen. Alles had een vaste plaats, maar nu mevrouw Verduin al vier weken ziek was, moest Trui ook het huishouden doen en had ze geen tijd, Tilly te helpen.

    ‘Och, hoe het er hier achter die kastdeur uitziet, dat doet er toch ook eigenlijk niets toe,’ besloot het kleine ding, en meteen werden er een paar half aangekleede poppen, die de hardvochtige moeder met vragende oogjes aankeken, in een donker hoekje geduwd. Alleen Marietje, de lieveling van Tilly, zou straks netjes aangekleed worden, om de zieke mee te verwelkomen.

    Toen het bedrijvige vrouwtje eindelijk klaar was met opruimen, liep ze weer naar het raam om eens te kijken, of vaders auto er nog niet aankwam. Och, wat bleef hij vandaag weer vervelend lang weg en nu was er juist zooveel in orde te maken. Verdrietig ging ze in de breede vensterbank zitten en keek naar de menschen die daar beneden op straat liepen. Wat ongezellig vond Tilly het toch eigenlijk, op een bovenhuis te wonen, en dan nog wel in Amsterdam, waar het zoo druk was. Zij kon alleen de voorbijgangers maar zien, die in 't midden van de straat of aan den overkant liepen. Sneu, dat ze nu ook nooit eens alleen naar buiten mocht om te kijken, wat daar beneden allemaal gebeurde. Nog nooit had ze daar zoo naar verlangd als in de dagen van moeders ziekte.

    Toch had Tilly geen klagen, want als het mooi weer was, mocht ze dikwijls met vader mee rijden. Wat zat ze daar dan parmantig naast hem op de rood fluweelen kussens, en vroolijk knikte zij de menschen toe, die vader groetten. Als de auto stilhield voor het huis, waar de dokter een zieke moest bezoeken, probeerde Tilly een praatje met den chauffeur te maken. Maar dat lukte niet altijd, want Jan zat vaak te soezen en werd pas goed wakker, wanneer mijnheer Verduin weer in de auto wipte.

    Zulke uurtjes vlogen om en wat kon vader thuis heerlijk met haar stoeien. Ja, hij was een trouwe speelkameraad en altijd stond hij voor haar klaar, als hij vaak moe van zijn werk thuis kwam. Ook moeder deed haar best Tilly pretjes te bezorgen. Samen zaten ze te teekenen of kraaltjes te rijgen en 's middags kreeg Tilly een half uurtje les. Ze was kort geleden zeven jaar geworden en nu zou ze met Augustus naar school gaan. De meeste kinderen waren zes, als ze er heen gingen, maar die hadden ook geen lezen en schrijven geleerd, zooals Tilly. Nu kon ze dadelijk in de tweede klas komen en behoefde ze niet bij de andere kinderen achter te staan. O, Tilly vond het heerlijk, mooie, ronde letters te maken en met moeder te lezen, maar als de kleine woelwater dan zoolang stil gezeten had, verlangde ze toch weer erg naar vader. Hij kon het lieve, tengere meisje soms zoo leuk, als een bal, in de hoogte gooien, wat Tilly natuurlijk een verrukkelijk spelletje vond.

    In den laatsten tijd was er ook van die stoeipartijen niets gekomen; het moest zoo rustig mogelijk zijn in huis, want moeder had vaak harde koorts. Wat kostte het haar een moeite, dat vriendelijke, zonnige plekje bij het raam, in de huiskamer, voor haar bed te ruilen! Maar Tilly hield haar vaak gezelschap en heel stilletjes zat zij dan op een stoel naast moeders bed. Wat voelde het kleine ding zich groot, als ze het fleschje, met den lepel, mocht aangeven, wanneer de zieke moest innemen. Maar nu had moeder geen drankje meer noodig, zij was bijna weer beter.

    Onwillekeurig keek Tilly naar het plekje, waar mamaatje altijd zat en nu bedacht ze opeens, dat ze zelf wel een gezellig hoekje in orde kon maken. Als ze nu eens een klein tafeltje voor het raam zette en moeders stoel daarachter schoof? Haastig ging ze weer aan 't werk, want nu zou ze het toch jammer vinden, als vader thuis kwam. Tilly wilde ook hem verrassen en wanneer hij zag, dat alles in orde was, mocht moedertje misschien nog wat eerder beneden komen.

    ‘Zóó moet de stoel staan, precies in 't zonnetje,’ overlegde Tilly en nu haalde zij de matras uit het poppewiegje, waartegen moeder leunen moest. Boven had zij toch ook een kussen in haar ruststoel.

    Over het kleine tafeltje werd de sprei van Marietje's wagentje gelegd en nu zag het er, daar bij het raam, zóó gezellig uit, dat Tilly er zelf schik in had. Het sleutelmandje, dat al dien tijd ongebruikt in de kast had gestaan, werd ook voor den dag gehaald en op de groote tafel neergezet. Truitje moest natuurlijk de huishoudbeurs afgeven en nu Tilly die, net als moeder, in het mandje had gelegd, leek het, of de huisvrouw maar even uit de kamer was gegaan. Nu moest Marietje nog aangekleed worden en als die haar mooiste jurk aan had, hoopte Tilly maar, dat vader thuis zou komen.

    Juist had zij de pop in het stoeltje gezet, toen de auto van den dokter voor de deur stilhield. Tilly danste de kamer uit, om haar vader tegemoet te gaan en toen hij boven kwam, sloeg ze blij de armen om zijn hals.

    ‘Kijk nu eens wat ik gedaan heb!’ riep ze opgetogen, ‘en niemand heeft me geholpen, hoor!’ Ze trok hem bij zijn jas de kamer binnen en mijnheer Verduin had natuurlijk schik in Tilly's werk.

    ‘Mooi kind, dat heb je heel aardig verzonnen,’ zei vader, terwijl hij haar zachtjes over de wang streek. ‘Maar een kleinigheid ontbreekt hier toch nog, kun je niet raden wat?’ De dokter ging even de kamer uit en kwam met een groot, lang pak terug, dat hij voor Tilly's nieuwsgierige oogen verborgen had gehouden. Er zat een wit vloeipapier omheen, dat van boven met een ijzerdraadje was vastgemaakt.

    ‘O, nu weet ik het,’ riep het kleine meisje, toen vader haar de dikke stelen liet zien, die hij vasthield, ‘het zijn bloemen!’ Tilly kreeg er een kleur van, toen ze de mooie, witte en roode rozen zag. Ja, vader had gelijk, zonder bloemen was moeders plekje toch niet heelemaal klaar geweest.

    Wat stonden ze daar mooi in de kristallen vaas, midden op het tafeltje en het vriendelijke zonnetje, dat, heel brutaal, steeds meer en meer naar binnen drong, scheen ook graag iets te willen bijdragen om het in de kamer gezellig te maken.

    ‘Ik geloof waarlijk, dat ik moeder al hoor loopen,’ zei mijnheer Verduin opeens, waarop Tilly ook even stilstond om te luisteren. Ja, zij hoorde ook gestommel boven haar hoofd, verbeeld je, als moeder nu onverwachts eens beneden kwam? Nee, ze moesten haar samen halen, een feestelijke intocht zou het worden en ongeduldig trok Tilly mijnheer Verduin de kamer uit. Zij wilde, dat hij haar zoo gauw mogelijk op de trap zou volgen. Daar stonden ze voor de deur van de ziekenkamer om moeder samen te halen. Op haar teenen sloop Tilly

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1