Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Droombeeld
Droombeeld
Droombeeld
Ebook298 pages3 hours

Droombeeld

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

De nieuwe ijzingwekkende thriller van Loes den Hollander. De 20e thriller van de ongekroonde koningin van het genre! Nadat ze op klaarlichte dag in haar huis wordt overvallen, verandert het leven van Maartje van Duiven. Ze komt terecht in een achtbaan van ongeloof, verbijstering en angst. Maartje durft nog maar weinig mensen te vertrouwen en zoekt naarstig naar antwoorden. Maar daarbij ziet ze een belangrijk detail over het hoofd.
LanguageNederlands
Release dateJul 17, 2018
ISBN9789461092274
Droombeeld

Read more from Loes Den Hollander

Related to Droombeeld

Related ebooks

Related categories

Reviews for Droombeeld

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Droombeeld - Loes den Hollander

    leugen.

    Een

    Lieve Maartje,

    ..

    Je bent eigenlijk net iets te mooi en soms is dat irritant. Maar irritatie laat ik niet toe, want die zou mijn liefde in de weg kunnen staan. Je bent puur natuur, ik hou van de natuur, dus ik hou van jou. Zo simpel is het.

    Dat jij geschapen bent, geeft de mensheid betekenis. Als ik op straat uitgezakte, slonzige, vadsige wijven met fladderende vellen tegenkom, helpt het om aan jou te denken. Jouw beeld verdringt dan mijn neiging om een rottige opmerking te maken tegen de vrouwen waarbij alles fout is en die zich daar niets van aantrekken. Dan wint het genot van de tegenstelling het van de afkeer van totale on­volmaaktheid. Dan maakt het bestaan van de vrouw die net iets te mooi is het verschil.

    Het doet er niet toe op welke plek ik je zie of van welke kant ik naar je kan kijken. Als je met je rug naar me toe staat, geniet ik van je ronde billen. Van opzij geef je me uitzicht op je stevige kleine borsten. En op je platte buik, de buik waarin ons kind moet groeien. Het kan nog.

    Dit soort gedachten windt me op, en ik geef mijn fantasie de ruimte. Er komt een tijd dat je naakt voor me ligt en me uitnodigt. Dat weet je zelf nog niet, maar eens zal het gebeuren. Ooit, als je klaar bent voor het grote werk.

    Als ik je heb bevrijd.

    Tot het zover is, schrijf ik brieven die ik goed bewaar. Pas als de tijd daarvoor rijp is, mag je ze lezen. Dan wil ik naar je kijken, als je ogen deze woorden volgen. Dan wil ik zien hoe je reageert. Of je bloost. Of je verlegen wordt, of misschien onzeker. Maar dat komt later.

    Nu droom en fantaseer ik nog en probeer ik te bedenken hoe het zal zijn als ik je prachtige lippen mag kussen. Hoe je zult ruiken, hoe je zult voelen.

    Nu hoop ik op een gelegenheid om je stevig te kunnen omarmen zonder argwaan te wekken.

    En als die gelegenheid zich voordoet, laat ik me door niemand tegenhouden.

    Door niemand.

    1

    Maartje

    Ze had de poort van de tuin op slot moeten doen.

    Hoe vaak heeft Twan haar al niet gewaarschuwd voor het risico van insluipers die op klaarlichte dag zomaar voor je neus kunnen staan?

    De wasmachine staat net met veel kabaal te centrifugeren. Op het moment dat ze denkt dat het apparaat nodig vervangen moet worden, grijpt iemand haar vast. Ze raakt acuut in ademnood.

    Het is een man en als ze met haar rug tegen het aanrecht wordt gedrukt, ziet ze dat hij gemaskerd is. Er is nog een man, ook gemaskerd. Hij is een stuk kleiner dan haar belager.

    ‘Aanwijzen waar geld ligt,’ schreeuwt iemand. Maartje weet niet direct wie van de twee het is. Ze probeert diep adem te halen, maar het enige wat ze hoort is een piepend geluid. Komt dat uit haar?

    ‘Aanwijzen!’ Het is de grootste, die haar heeft vastgegrepen. Goed naar zijn stem luisteren, denkt ze.

    Het lukt haar een keer te kuchen. ‘We hebben nooit geld in huis.’ Ze is nauwelijks te verstaan. Het volgende moment klapt ze met haar gezicht tegen de keukendeur.

    ‘Kijk uit!’ wordt er ergens geroepen.

    ‘Die teef moet niet liegen. Doe jij haar anders, als je het beter kunt.’

    Ze wordt ruw bij haar schouders gepakt. ‘Nu aanwijzen!’

    Er stroomt bloed uit haar neus, de druppels vallen op haar witte shirt.

    Ze praten zonder accent.

    Ze strompelt de kamer in, op de voet gevolgd door de gemaskerde mannen. Ze dragen allebei een zwarte muts en zwarte handschoenen. Maar aan het deel van hun gezicht dat onbedekt is kan ze zien dat ze blank zijn.

    Er stond iets in de krant over een serie roofovervallen door blanke mannen. Er werd verondersteld dat het om een bende ging en dat de leden iedere keer als duo opereerden, terwijl buiten een vluchtauto klaarstond.

    Maartje proeft bloed. Ze veegt het naar een mondhoek en probeert niet te kokhalzen. Er ligt een papieren servet op tafel, ze trekt het naar zich toe. Ze heeft het gevoel dat haar neus begint op te zwellen.

    De man die het dichtst bij haar staat grijpt haar weer vast. ‘Geld! En nu opschieten!’

    Ze wijst naar haar handtas, die naast de bank staat. ‘Daar zit honderdvijftig euro in. Neem maar mee. Verder is er echt geen geld in huis.’

    ‘Er zal heus wel een kluis zijn!’ schreeuwt de man. ‘Zeg waar de kluis is! Kijk jij boven,’ gebiedt hij zijn kompaan.

    Maartje wankelt. Boven zit Tatum te studeren. Wat zal die vent met haar nichtje doen? Ze drukt haar handen tegen haar mond.

    ‘De kluis is beneden,’ zegt ze. Hebben ze haar verstaan?

    De man die naar boven zou gaan staat nog in de deuropening. ‘We willen niet alleen geld,’ snauwt hij. ‘Waar liggen je sieraden? Aanwijzen, en snel een beetje.’

    Maartje doet een stap naar voren en wil zeggen dat ze haar moeten volgen als ze de stem hoort. O nee, laat dat niet waar zijn. Laat die kerels niet in de gaten krijgen dat er boven een jong meisje is. Wie weet wat ze zich dan in het hoofd halen. Maartje zal haar schoonzus en haar zwager nooit meer onder ogen durven komen als er iets met hun dochter gebeurt. Tatum moet zich gedeisd houden. Maar het is te laat.

    ‘Maartje! Hoor je me? Ik heb 112 gebeld, ze zijn onderweg. En papa heb ik ook gebeld, die waarschuwt Twan en mama.’

    De mannen rennen naar de voordeur. Maar voordat ze verdwijnen, draait de grootste zich nog even om. ‘We komen terug,’ zegt hij. ‘Als je alleen bent.’

    2

    Twan moppert regelmatig op de politie. Volgens hem stellen ze daar de verkeerde prioriteiten en bezuinigen ze te veel op personeel. Als je ze nodig hebt, zijn ze nergens te bekennen, vindt hij.

    Vandaag kan hij dat niet zeggen. Als hij dadelijk thuiskomt, zal hij verrast zijn door de snelle reacties die de melding van Tatum heeft opgeleverd. De overvallers waren nog maar net verdwenen toen er vier agenten binnenstormden, en er werd direct geregeld dat er een ambulance kwam. Maartje heeft nog geprobeerd om dat tegen te houden, maar er was niets tegen in te brengen.

    Een van de agenten begon onmiddellijk vragen te stellen. Hij wilde weten of er vuurwapens of andere wapens waren gebruikt, hoeveel personen het waren, of ze een signalement kon geven en of ze hen of een van hen kende. Hij vroeg ook hoe ze waren weggegaan en of ze wat hadden meegenomen.

    Maartje heeft op alle vragen zo goed mogelijk antwoord gegeven en ze heeft ook herhaald wat een van de overvallers zei toen hij vertrok. De agent heeft toen geprobeerd om haar gerust te stellen. Zulke dingen zeggen overvallers vaker om hun slachtoffer extra nerveus te maken, beweerde hij. Daar kon Maartje zich beter niets van aantrekken.

    Ze zit nu in de ambulance en een verpleegkundige inspecteert haar gezicht. Hij ruikt een beetje naar knoflook.

    ‘Ik ruik alles nog,’ zegt ze.

    ‘Je hebt alleen een wond op je neus,’ meldt de ­verpleegkundige.

    ‘De overvaller knalde me tegen de deur aan. Is mijn neus gebroken?’

    ‘Dat zou kunnen, het lijkt me verstandig om even een foto te laten maken. Doet dit pijn?’ Hij drukt tegen Maartjes neus.

    ‘Een beetje. Ga ik er raar uitzien?’

    ‘Je krijgt waarschijnlijk een paarse ring om je ogen. Het paars wordt eerst geel en trekt daarna vanzelf weg. Over een paar we­ken is er niets meer van te zien.’

    ‘Ik loop dus een paar weken voor schut. Iedereen zal denken dat ik een klap van mijn man heb gehad.’

    ‘Lekker laten denken, je hebt nu andere dingen aan je hoofd.’

    Maartje wil helemaal niets aan haar hoofd hebben.

    ‘Vergis je niet in de impact van een overval in je eigen huis.’ De verpleegkundige drukt een gaasje tegen de wond op haar neus.

    Maartje maakt een afwerend gebaar. ‘Dat wil ik zo snel mogelijk vergeten. Ik ga geen stresskip worden die niet meer alleen thuis durft te zijn. Dat zal Twan ook niet accepteren. Twan is mijn man. Waar blijft hij toch?’

    Er zijn stemmen in de buurt. ‘Bruce is er,’ meldt Tatum. ‘Hij zegt dat hij de heg vandaag zou snoeien. Ze willen hem niet binnenlaten. Hij is erg overstuur.’

    ‘Wie is Bruce?’ wil de verpleegkundige weten.

    Maartje probeert op te staan, maar hij houdt haar tegen. ‘Bruce is onze tuinman, en dat was hij al toen Twan hier nog met zijn eerste vrouw woonde. Hij heeft een geestelijke beperking en woont hier niet ver vandaan in een begeleid woonproject. Laat hem even weten dat we hier zitten,’ zegt ze tegen Tatum. ‘Zeg maar tegen hem dat hij nu beter naar huis kan gaan, maar maak hem wel duidelijk dat er met mij niets ernstigs aan de hand is.’

    ‘Wanneer mogen we weer naar binnen?’ hoort ze Tatum even later aan iemand vragen.

    ‘Er moet eerst een sporenonderzoek worden gedaan,’ is het antwoord.

    ‘Daar komt papa aan,’ roept Tatum. ‘En mama ook, volgens mij.’

    Waar blijft Twan?

    ‘Laten we eerst even die foto gaan maken,’ stelt de verpleegkundige voor. ‘Er is genoeg familie om je man op te vangen. Denk nu eerst even aan jezelf.’

    ‘Dat doet ze nooit,’ zegt Tatum.

    3

    Maartjes schoonzus is met haar eigen auto achter de ambulance aan gereden. Ze brengt Maartje later weer naar huis, heeft ze aangekondigd. Maartje weet dat ze Natasja beter niet kan tegenspreken als die iets heeft beslist. Maar ze vindt het toch wel een prettig idee dat er iemand bij haar is in het ziekenhuis.

    De neus is niet gebroken en de wond is keurig afgeplakt. Ze kan hoofdpijn krijgen, heeft de arts die haar behandelde verteld. Hij adviseerde haar daarvoor paracetamol te slikken.

    Maartje wil zo snel mogelijk naar huis. Ze hoopt dat het sporenonderzoek intussen is afgerond en ze met Twan alleen kan zijn. Tatum mag morgen weer komen studeren en Maartje zal plechtig beloven dat ze voortaan de deur van de poort in de achtertuin op slot houdt. Verder wil ze wat er vandaag gebeurd is zo snel mogelijk vergeten.

    Natasja loopt naar de parkeerautomaat om te betalen. Er staat een rij mensen, ziet Maartje. Ze kijkt om zich heen.

    Links van haar komt een man aanlopen. Hij kijkt naar haar en steekt aarzelend zijn hand op. Dat is toch…

    ‘Je bent het,’ zegt de man. ‘Niet te geloven, je bent het echt. Nog altijd even mooi, wat een verrassing. Wat een aangename verrassing.’ Hij kust haar hand.

    Ze zou die hand moeten terugtrekken.

    ..

    Dezelfde ogen, dezelfde mond, dezelfde lach, dezelfde stem. Dezelfde donkerblonde krullenbol, met een paar vage grijze strepen erdoor. Hij is mooier dan ooit.

    ‘Dag Bor,’ zegt ze. ‘Ik voel me niet zo mooi met die rare neus.’

    Hij kijkt haar aan. ‘Maakt niet uit.’

    Laat hij ophouden met naar haar te kijken.

    ‘Hoe ben jij hier verzeild geraakt?’ is de enige vraag die ze snel kan bedenken.

    ‘Ik werk hier.’

    ‘O. Als wat?’

    ‘Als verpleegkundige.’ Hij spreidt zijn armen. ‘Het bedrijf waar ik werkte ging failliet, ik heb me laten omscholen. Van alle mogelijkheden die er waren koos ik de opleiding die me het meest werd afgeraden. Vraag me niet waarom, het gebeurde gewoon.’

    ‘Misschien kwam het omdat je toch al veel ervaring had als mantelzorger,’ oppert Maartje.

    Nu kijkt hij weg.

    ‘Hoe is het met…’ Het lukt haar niet te vragen hoe het met zijn vrouw is.

    ‘Ze woont al drie jaar in Nieuw Unicum in Zandvoort. Ik trok het niet meer thuis. Het was mijn besluit dat ze daarnaartoe moest. Toen eiste ze een scheiding en daarna wilde ze me niet meer zien.’

    ‘Heftig,’ zegt Maartje.

    Nu kijkt hij haar weer aan. ‘Ook een opluchting.’ Hij wijst naar Maartjes neus. ‘Wie heeft dat gedaan?’

    ‘Een inbreker. Beter gezegd: een overvaller.’

    ‘Ben je thuis overvallen? Op klaarlichte dag?’

    Het komt door zijn stem, door de bezorgde blik in zijn ogen, door zijn geur. Onbegrijpelijk dat die geur nog zo vertrouwd is. Maartje wil zich verzetten tegen het verlangen om door hem aangeraakt te worden, maar dat lukt niet.

    Ze voelt zijn armen om haar heen en laat zich gaan.

    4

    ‘Maar je gaat toch niet bij een wildvreemde man zitten janken? En je laat je dan toch ook niet zomaar aanraken?’

    Natasja zanikt, vindt Maartje. Hoe kan ze haar schoonzus de mond snoeren?

    ‘Of was hij minder vreemd dan je wil vertellen?’ Natasja kijkt haar indringend aan.

    ‘Kijk niet zo,’ zegt Maartje.

    ‘Dat is geen antwoord.’

    ‘Dat is wel degelijk een antwoord. En als je het zo graag weten wil: ik ken hem van vroeger, uit de tijd vóór Twan.’

    ‘En hoe goed kende je hem?’

    Maartje ziet dat Bor met iemand staat te praten, maar ook haar kant op kijkt. ‘Goed genoeg om nu nog te weten wie hij is. Kunnen we dit verhoor beëindigen?’

    Natasja pakt haar arm vast. ‘Het was niet mijn bedoeling om de indruk te wekken dat ik je verhoorde. We zijn allemaal geschrokken, moet je maar denken. Kom, ik breng je naar huis. Twan zal er nu wel zijn.’

    ‘Ik was bang dat ze Tatum zouden…’

    ‘Er is niets gebeurd, liefie. Ga je nou niet druk zitten maken over wat er wél gebeurd had kunnen zijn.’

    Maartje laat zich overeind helpen. ‘Je hebt gelijk.’

    Als ze bijna bij de draaideur zijn, kijkt ze nog even om.

    Hij staat nog steeds te praten en maakt met zijn linkerhand een zo onopvallend mogelijke zwaaibeweging.

    Ze kijkt snel weer voor zich.

    ..

    Natasja laat haar steeds opnieuw vertellen wat er is gebeurd. Maartje denkt dat ze daar een bedoeling mee heeft. Het zal wel iets te maken hebben met het verwerken van een schokkende ervaring en haar schoonzus bekijkt dit ongetwijfeld vanuit een psychologisch oogpunt. Natasja had haar studie psychologie weer op moeten pakken toen Tatum eenmaal uit de luiers was. Binnenkort gaat Maartje haar toch maar weer aanmoedigen om alsnog te gaan studeren. Nu kan het, nu zijn er geen financiële obstakels meer en hoeft Natasja zich niet meer schuldig te voelen omdat ze eventueel minder tijd kan besteden aan haar dochter. Tatum zal dat toejuichen.

    ‘Laten we er even over ophouden,’ stelt Maartje voor. ‘Ik zal het nog zeker een paar keer ook aan de politie moeten vertellen.’

    ‘En aan Twan,’ meent Natasja.

    ‘Ze hebben geen geld gevonden,’ zegt Maartje.

    Natasja gaat boven op de rem staan. ‘Miste ik bijna een rood stoplicht, sorry voor die noodstop.’ Ze trekt het dashboardkastje open. ‘Kun jij zien of er achterin nog een pakje sigaretten ligt?’

    ‘Waarom? Jij rookt toch niet meer?’

    ‘Heel af en toe. Kijk nou even.’

    Maartje tuurt in het kastje. ‘Geen pakje sigaretten. Het grijpt jou ook stevig aan, hè?’

    Natasja geeft weer gas. ‘Voor jou is het heftiger,’ zegt ze.

    Er staan nog steeds politieauto’s op de oprit. Maartje kijkt om zich heen. ‘Ik zie de auto van Twan niet staan. Zou hij er nog niet zijn? Hoe kan dat nou?’ Ze merkt dat haar handen trillen.

    ‘Zal ik je moeder dadelijk even bellen?’ biedt Natasja aan. ‘Die zal toch ook wel willen weten wat er is gebeurd?’

    Maartjes handen proberen de deur van de auto open te krijgen.

    ‘Blijf even zitten,’ adviseert Natasja. ‘Ik laat je eruit.’ Ze stapt uit, loopt om de auto heen, opent het portier en grijpt Maartjes handen vast. ‘Meisje toch. Kom maar, haal even diep adem. Dus niet je moeder bellen?’

    ‘Alsjeblieft niet. Dat doe ik zelf wel. Mijn moeder zit trouwens in Benidorm.’

    ‘En Anouk? Die zal het toch willen weten? Ze is je beste vriendin. Zal ik haar in ieder geval even bellen?’

    Maartje kijkt om zich heen. De auto van Twan is echt nergens te bekennen. Waarom niet?

    Natasja slaat haar arm om Maartjes schouders. ‘Hij komt heus wel, misschien had hij ergens een bespreking en is hij nog onderweg.’

    ‘Volgens mij hoefde hij vandaag nergens naartoe. Ik bel Anouk vanavond, als alles hier weer rustig is.’

    De voordeur gaat open en Tatum komt op hen af gerend. ‘Is je neus gebroken? Nee? Gelukkig maar. Papa kan Twan niet bereiken. Volgens hem zou hij direct naar huis gaan toen papa hem belde om te vertellen wat er was gebeurd. Papa wil naar kantoor gaan om te kijken of er iets aan de hand is, maar eerst moesten jullie terug zijn. Doet het nog pijn, Maartje? Je ziet heel erg bleek, misschien moet je eerst even iets eten.’

    Natasja duwt haar dochter opzij. ‘Doe eens rustig, meis. Maartje kan nu niet veel hebben. Ga maar vast, wij komen eraan.’ Ze wendt zich tot Maartje. ‘Het zou me niet verbazen als die man van jou zijn telefoon weer heeft uitgeschakeld om ongestoord te kunnen werken. Kom, we gaan naar binnen.’

    ‘Ik heb nog nooit gemerkt dat hij zijn telefoon uitschakelt als hij werkt,’ zegt Maartje.

    ‘Jij hebt zo veel niet gemerkt,’ antwoordt Natasja.

    Maartje staat stil. ‘Wat bedoel je daarmee?’

    Natasja geeft haar een duwtje. ‘Flauwe opmerking van me, vergeet het maar weer snel. Je ziet het goed: dit grijpt mij ook erg aan. Ik ga er rare dingen van zeggen. Kom, we gaan naar binnen.’

    5

    Anouk

    Ze moet nog wennen aan het idee, maar Anouk is ervan overtuigd dat het een goede beslissing is. Ze heeft nooit eerder de behoefte gehad om moeder te worden, ze is er altijd van overtuigd geweest dat ze dat niet wilde. Misschien heeft het iets te maken met de biologische klok die onafhankelijk van wat vrouwen willen schijnt te tikken. Of misschien is het een manier om af te rekenen met haar troosteloze jeugd. Het maakt niet uit, ze wil een kind. Van hem, van de man die ze al jaren kent maar die pas sinds een halfjaar de belangrijkste rol speelt in haar leven. Ze zal het moment waarop ze elkaar aankeken en allebei beseften dat er iets gebeurde wat onomkeerbaar was nooit vergeten.

    Dat moment koestert ze.

    Het is nu drie weken geleden dat ze voor de laatste keer de pil slikte en ze wil dat hij dit weet. Hun relatie is al geheimzinnig genoeg, ze wil het straight houden tussen hen. Ze verwacht dat hij zal protesteren, maar ze gaat hem ervan overtuigen dat een kind van hen samen de wereld beter maakt. Want zo voelt het.

    Ze weet nu al dat ze heel mooi zwanger wil zijn, proportioneel in balans. Dat betekent goed, gezond eten en ervoor zorgen dat ze niet opzwelt tot een soort michelinmannetje. Geen vette happen, geen snoep, geen overdadige maaltijden.

    Sinds ze weet dat ze moeder wil worden denkt ze meer dan ooit aan haar eigen moeder. Ze is ervan overtuigd dat haar moeder dit besluit zou hebben begrepen, ook al had ze dat nooit tegen Anouk kunnen zeggen. Niet zolang ze vastzat in de wurggreep van haar geloof, niet zolang ze was overgeleverd aan het dominante gedrag van Anouks vader. Als het lukt om zwanger te worden, kan ze dit niet aan haar moeder laten weten. Ze is na de begrafenis nooit meer naar het graf gegaan, ze vindt zelfs het kerkhof waar haar moeder ligt aanstootgevend christelijk.

    Ze dacht tot nu toe dat ze de dood van haar moeder had verwerkt.

    Er komt een bericht binnen op

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1