Koning Hendrik de Vijfde
()
About this ebook
William Shakespeare
William Shakespeare was born in April 1564 in the town of Stratford-upon-Avon, on England’s Avon River. When he was eighteen, he married Anne Hathaway. The couple had three children—an older daughter Susanna and twins, Judith and Hamnet. Hamnet, Shakespeare’s only son, died in childhood. The bulk of Shakespeare’s working life was spent in the theater world of London, where he established himself professionally by the early 1590s. He enjoyed success not only as a playwright and poet, but also as an actor and shareholder in an acting company. Although some think that sometime between 1610 and 1613 Shakespeare retired from the theater and returned home to Stratford, where he died in 1616, others believe that he may have continued to work in London until close to his death.
Related to Koning Hendrik de Vijfde
Titles in the series (8)
Koning Hendrik de Vierde Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsKoning Jan Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsKoning Hendrik de Vijfde Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsKoning Richard de Tweede Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsDe Koopman van Venetië Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsEen Midzomernachtdroom Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsRomeo en Julia Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsTitus Andronicus Rating: 0 out of 5 stars0 ratings
Related ebooks
Koning Hendrik de Vierde Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsKoning Richard de Tweede Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsDolende Ridders Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsKoning Jan Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsKoning Lear Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsDe getemde feeks Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsTitus Andronicus Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsHet verboden rijk Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsDe drie musketiers Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsDe complete werken van Joost van Vondel. De Heerlijkheid van Salomon Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsVeel Gemin, geen Gewin Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsHet land der buitenste duisternis - De pelterijhandel Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsDe leeuw van Vlaenderen Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsReize naar Surinamen en door de binnenste gedeelten van Guiana 4 Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsDe Scherpschutters van Zuid-Afrika: Een Verhaal uit den Vrijheidsoorlog 1880-81 Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsDe Zuidster: het land der diamanten Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsAvonturen van drie Russen en drie Engelschen Gevolgd door 'De Blokkadebrekers' Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsDe complete werken van Joost van Vondel. Davids Lofzang van Jeruzalem Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsDe complete werken van Joost van Vondel. Het Pascha Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsDe Geschiedenis van Woutertje Pieterse 2 Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsPiet Uijs, of lijden en strijd der voortrekkers in Natal Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsDe Drie Musketiers dl. I en II Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsHet laatste koninkrijk Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsHet zwevende schaakbord Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsVitaulium: Hofwyck en Spaansche Wijsheit Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsOffa's Bruid Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsVermakelijke anekdoten, en historische herinneringen Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsEen strijd om de schatten van Alva: of De watergeuzen in 1572 Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsOtomie Rating: 0 out of 5 stars0 ratingsDe nijlbruid Rating: 0 out of 5 stars0 ratings
Reviews for Koning Hendrik de Vijfde
0 ratings0 reviews
Book preview
Koning Hendrik de Vijfde - William Shakespeare
KONING HENDRIK DE VIJFDE.
PERSONEN:
Koning
Hendrik de Vijfde
.
De
Hertog
van
Exeter
, oom des Konings.
De
Hertog
van
York
, neef des Konings.
De
Graven
van
Salisbury
,
Westmoreland
en
Warwick
.
De
Aartsbisschop
van
Canterbury
.
De
Bisschop
van
Ely
.
Bates
,
Court
,
Williams
, soldaten in ’s konings leger.
Pistool
,
Nym
,
Bardolf
, en een Jongen, hun bediende.
Een Heraut.
Karel de Zesde
, koning van Frankrijk.
Louis
, de Dauphijn.
De
Hertogen
van
Bourgondië
,
Orleans
en
Bourbon
.
De
Connetabel
van Frankrijk.
Rambures
en
Grandpré
, Fransche edellieden.
Montjoye
, een Fransch heraut.
De
Commandant
van Harfleur.
Fransche Gezanten aan het Engelsch hof.
Isabella
, Koningin van Frankrijk.
Catharina
, dochter van Karel en Isabella.
Alice
, hofdame bij Prinses Catharina.
Vrouw Haastig
, waardin van een herberg in Eastcheap, gehuwd met Pistool.
Chorus.
Edellieden, Edelvrouwen, Officieren, Engelsche en Fransche soldaten, Boden en Dienaars.
Het Tooneel is in Engeland, later in Frankrijk.
[Inhoud]
EERSTE BEDRIJF.
Chorus
treedt op.
Chorus.
O, stond een Muze mij ten dienst, van vuur,
Die tot der vinding lichtsten hemel steeg!
Een rijk als schouwtooneel, voor ’t spelen vorsten,
Voor ’t zien van ’t prachtig schouwspel koningen!
Dan trad, gelijk hij was, held Hendrik op
In Marsgestalte; voor zijn voeten kropen,
Als honden aangekoppeld, vuur en zwaard
En honger rond om werk. Doch o! vergeeft,
Geëerden, dat een ongewiekte geest
Op zulk een planken vloer zoo groot een stof
U voor te stellen waagt! Dit hanenstrijdperk,
Omvat het Frankrijks vlakten? bergt deze O
Met houten wand de helmen slechts, waar eens
Bij Agincourt de lucht voor heeft gesidderd?
Vergeeft, ja! kan een kromme cijfertrek
Niet in een klein bestek millioenen gelden?
Dat wij dan, nullen bij een groot bedrag,
Verbeeldings macht bij u hier laten werken!
Denkt in den gordel dezer muren thans
Twee groote monarchieën ingesloten,
Elk de andre dreigend met verheven voorhoofd,
Gescheiden door een woeste, smalle zee.
Vult aan, door uwen geest, wat ons ontbreekt,
Verdeelt in duizend stukken elken man;
Dat uw verbeelding hier een leger scheppe;[567]
Als wij van paarden spreken, denkt, gij ziet hen,
In ’t weeke land hun trotsche hoeven prentend;
Uw geest leen’ koningstooi aan onze vorsten,
Verplaats’ hen hier en daar, spring’ tijden over,
Vatte in een uurglas samen, wat door jaren
Gewrocht werd. Laat, opdat uw geest dit doe,
Als Chorus mij bij dit geschiedstuk toe,
Die als Proloog hier smeek: hoort onze kunst
Toegevend aan en oordeelt dan in gunst.
(
Chorus
af.)
[Inhoud]
EERSTE TOONEEL.
Londen. Een voorzaal in het koninklijk paleis.
De Aartsbisschop van
Canterbury
en de Bisschop van
Ely
komen op.
Canterbury.
Voorwaar, mylord, de wet is weer aanhangig,
Die in het elfde jaar des voor’gen konings
Waarschijnlijk tegen ons waar’ doorgegaan,
Zoo niet de woeste en onrustvolle tijd
De verdere overweging had verhinderd.
Ely.
En hoe, mylord, voorkomen wij haar nu?
Canterbury.
Dit moeten we overleggen. Gaat zij door,
Dan neemt ze ons ruim de helft van onze have.
Want al het grondbezit, door vrome leeken
Bij testament ooit aan de kerk vermaakt,
Wil men ons nemen,—wat, naar ’t wordt geschat,
Zou onderhouden, voor des konings luister,
Ruim vijftien graven, vijftienhonderd ridders,
Zes duizend en tweehonderd wakk’re knapen,
En dan, tot troost van zieken en verzwakten,
Voor schaam’le zieken, de’ arbeidstijd voorbij,
Een honderd armenhuizen, wel voorzien,—
En verder ’s konings koffers stijven zou
Met duizend ponden ’s jaars. Zoo luidt de wet.
Ely.
Een diepe teug! 20
Canterbury.
Die kelk en al zou slikken!
Ely.
Doch hoe dit te verhind’ren?
Canterbury.
De koning is genadevol en billijk.
Ely.
En een waarachtig vriend der heil’ge kerk.
Canterbury.
De wandel van zijn jeugd deed dit niet hopen.
Nauw blies zijns vaders borst den adem uit,
Of ook zijn woestheid scheen, in hem verstikt,
Te sterven; ja, in ’t eigen oogenblik
Verscheen Bezonnenheid, gelijk een engel,
En zweepte uit hem den zondige’ Adam weg,
En liet zijn lichaam als een paradijs,
Dat hemelgeesten opnam en omsloot.
Zoo plots’ling werd geen kweek’ling ooit gevormd;
Zoo, als een vloed, kwam nooit bekeering op,
Zoo driftig stroomend, feilen met zich sleepend;
Zoo ras heeft hydrakoppige eigenlust
Zijn troon nooit opgegeven, zoo in eens,
Als nu in dezen koning.
Ely.
Ons ten zegen!
Canterbury.
Hoor hem met godgeleerden in gesprek,
En, gansch bewondring, zult ge inwendig wenschen,
Dat hij, de vorst, prelaat geworden waar’;
En hoor hem over staatsbelangen hand’len,
Die waren, zweert gij, steeds zijn een’ge lust;
Hij spreek’ van oorlogvoering, gij verneemt
Een schrikb’ren veldslag, op muziek gezet;
Leg een geval van staatsmanskunst hem voor,
En hij ontwart den Gordiaanschen knoop,
Als waar’ ’t zijn knieband; waarlijk, als hij spreekt,
Is zelfs de lucht, de vrije woest’ling, stil,
En stom verbazen loert in ieders oor
Om zijner reed’nen honingzeem te buiten,
Zoodat de hand’ling, ’t practisch deel des levens,
Zich leermeest’resse toont der theorie.
Een wonder is ’t, hoe onze vorst dit oplas,
Daar al zijn lust een ijd’le wandel was,
Zijn makkers ruw, onwetend, zonder diepte,
Zijn tijd bezet door brassen, zwieren, tieren,
En hij geen zweem van studiegeest ooit toonde,
Of zucht tot eenzaamheid en tot ontwijken
Der menigte en haar openbaar gewoel. 60
Ely.
De aardbezie ziet men onder netels groeien,
En nevens vruchten van geringer aard
Gezonde beziën best tot rijpheid komen;
Zoo was zijn wildheid voor den prins een sluier,
Zijn overpeinzing dekkend, die bij nacht,
Gewis, als zomergras, het snelst gedijde,
Onopgemerkt, doch krachtig in haar groei.
Canterbury.
Zoo moet het; want der wond’ren tijd is over;
En dus, er moeten midd’len zijn, waardoor
Volkomenheid ontstaat.
Ely.
Doch, waarde lord,
Wat is te doen tot temp’ring dezer wet,
Die de gemeenten eischen? Is de koning
Er voor of tegen?
Canterbury.
Naar het schijnt, nog weiflend
Maar toch, naar onze zijde eer overhellend,
Dan dat hij onze weêrpartijders steunt;
Want ik heb hem een aanbod kunnen doen
Van de vergaad’ring onzer geestlijkheid,—
En ’k heb daarbij zijn hoogheid in den breede
De hangende geschillen toegelicht,
Frankrijk betreffend,—om een grooter som
Te geven, dan de geestlijkheid nog ooit
In eens aan vorsten vóór hem heeft bewilligd.
Ely.
Hoe, dunkt u, stond den koning ’t aanbod aan?
[568]
Canterbury.
’t Vond bij zijn majesteit een heusche ontvangst;
Alleen ontbrak de tijd om aan te hooren,—
Gelijk hij blijkbaar gaarne had gedaan,—
Die vele, voor een elk onwraakb’re rechten,
Die hij op enk’le hertogdommen heeft,
Ja, in ’t geheel, op Frankrijks kroon en troon,
Als erfgenaam zijns oudgrootvaders Edward.
Ely.
Wat was de stoornis bij uw onderhoud?
Canterbury.
Frankrijks gezant vroeg op dat oogenblik
Juist om gehoor; en ’t uur is daar, vermoed ik,
Voor zijn ontvangst bestemd. Is ’t reeds vier uur?
Ely.
Dat is ’t.
Canterbury.
Laat ons dan gaan, en hooren wij zijn boodschap,
Die ik naar gissing licht u melden kon,
Aleer de Franschman er een woord van uit.
Ely.
Ik volg u; zeer verlang ik haar te hooren.
(Beiden af.)
[Inhoud]
TWEEDE TOONEEL.
Aldaar. Een staatsievertrek in het paleis.
Koning
Hendrik
,
Gloster
,
Bedford
,
Exeter
,
Warwick
,
Westmoreland
en Gevolg komen op.
Koning Hendrik.
Waar is de eerwaarde lord van Canterbury?
Exeter.
Niet hier, mijn vorst.
Koning Hendrik.
Ontbied hem, waardige oom.
Westmoreland.
Kan de afgezant verschijnen, heer en koning?
Koning Hendrik.
Nog niet, neef, vóór ’t gehoor beslisten wij
Liefst enkele zaken van gewicht, die zeer
Onze aandacht eischen, ons en Frankrijk rakend.
(De Aartsbisschop van
Canterbury
en de Bisschop van
Ely
komen op.)
Canterbury.
Bescherme met zijn englen God uw troon,
Dat gij hem lange siert! 8
Koning Hendrik.
Wij danken u.
Wij bidden u, geleerde heer, ga voort,
En wil ons juist en nauwgezet ontvouwen,
Of ’t Salisch recht, dat Frankrijk gelden laat,
Onze aanspraak, al of niet, aan ons ontzegt.
En God verhoede, waarde en trouwe heer,
Dat gij de lezing vormt of wringt of buigt,
En vindingrijk uw wetend hart bezwaart,
Verwrongen titels openslaand, wier recht
Niet strookt, in echte kleuren, met de waarheid.
Want menigeen, God weet het, krachtig nu,
Vergiet welras zijn bloed, om dàt te staven,
Waar gij, hoogwaardige, ons toe drijven zult.
Daarom, zie toe, hoe gij onze eer verpandt,
En hoe ge ons slapend zwaard ten strijde wekt;
Wij manen u bij de eere Gods, zie toe!
Twee zulke rijken slechtten nooit een twist
Dan met veel bloed, en elke onnooz’le drop
Is dan een wee, een aanklacht tegen hem,
Wiens onrecht zwaarden, die zoo schrikk’lijk woeden
Op korte sterflijkheid, hun scherpte geeft.
En nu, aldus bezworen, spreek, mylord;
Wij willen hooren, en in ’t hart gelooven,
Dat, wat gij zegt, zoo rein in uw geweten
Gewasschen is, als zonde is door den doop.
Canterbury.
Zoo hoort, genadig koning, en gij pairs,
Die aan des vorsten troon uzelf, uw leven
En diensten schuldig zijt.—Niets is er, niets,
Dat uwer hoogheid recht op Frankrijk wraakt,
Dan dit, wat Pharamond wordt toegeschreven:
In terram Salicam mulieres ne succedant,
„Geen vrouw mag heerschen over Salisch land";
Welk Salisch land ten onrecht door de Franschen
Voor Frankrijk wordt verklaard, en Pharamond
Voor vestiger van ’t recht, dat vrouwen uitsluit.
En toch verklaren zelfs hun eigen schrijvers
Van ’t Salisch land, dat dit in Duitschland ligt,
Begrepen tusschen de’ Elbestroom en Sala,
Waar keizer Karel, na tenonderbrenging 46
Der Saksers, Fransche mannen heeft geplant;
Die hebben, Duitsche vrouwen weinig achtend
Ter zake van oneerb’re levenswijs,
Toen deze wet gemaakt, dat nooit een vrouw
Erfrecht bezitten zou op Salisch land,
Dat, als ik zeide, tusschen Elbe en Sala,
In Duitschland tegenwoordig Meissen heet.
Hieruit is duid’lijk, dat het Salisch recht
Niet uitgedacht is voor het Fransch gebied;
En ’t Salisch land bezaten ook geen Franschen
Dan eerst vierhonderd een-en-twintig jaar
Na Pharamonds verscheiden, wien verkeerd’lijk
Die wet wordt toegeschreven; deze stierf
In ’t jaar des heils vierhonderd zes-en-twintig;
En keizer Karel onderwierp de Saksers
En deed de Franschen wonen in het land
Aan gene zij der Sala, eerst in ’t jaar
Achthonderd vijf. Ook deed, naar hunne schrijvers,
Koning Pepijn, die Child’rik van den troon stiet,
Als