Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Het land der buitenste duisternis - De pelterijhandel
Het land der buitenste duisternis - De pelterijhandel
Het land der buitenste duisternis - De pelterijhandel
Ebook299 pages4 hours

Het land der buitenste duisternis - De pelterijhandel

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Dit is het eerste van twee delen. Het tweede deel is getiteld 'Het land der buitenste duisternis - Het drijvende eiland'.Jasper Hobson en zijn bemanning hebben de missie om een fort te bouwen in de Arctische oceaan. Ze slagen erin er te komen en het fort op te richten. Maar een zware aardbeving verandert hun plannen en er beginnen ongewone dingen te gebeuren. Het meest ongewone is dat ze zonder het te merken op een ijsberg terecht zijn gekomen. Deze ijsberg wordt hun reddingsboei. Maar wat zal er gebeuren als of wanneer hij begint te smelten? Waar zal het hen brengen? Zullen ze overleven of zullen ze voor altijd herinnerd worden met hun laatste goede daad - het bouwen van een fort in een gebied dat rijk is aan natuurlijke hulpbronnen?"Het land der buitenste duisternis - De pelterijhandel" is gepubliceerd in 1873. Het verhaal gaat over een avontuurlijk avontuur en, typisch Jules Verne's stijl, bevat een reeks beschrijvingen en details van de expeditie en de natuur.-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateMay 16, 2022
ISBN9788728134382
Het land der buitenste duisternis - De pelterijhandel
Author

Jules Verne

Jules Verne (1828-1905) was a French novelist, poet and playwright. Verne is considered a major French and European author, as he has a wide influence on avant-garde and surrealist literary movements, and is also credited as one of the primary inspirations for the steampunk genre. However, his influence does not stop in the literary sphere. Verne’s work has also provided invaluable impact on scientific fields as well. Verne is best known for his series of bestselling adventure novels, which earned him such an immense popularity that he is one of the world’s most translated authors.

Related to Het land der buitenste duisternis - De pelterijhandel

Related ebooks

Related categories

Reviews for Het land der buitenste duisternis - De pelterijhandel

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Het land der buitenste duisternis - De pelterijhandel - Jules Verne

    Het land der buitenste duisternis - De pelterijhandel

    Translated by Unknown

    Original title: Le pays des fourrures

    Original language: French

    Copyright © 1873, 2022 SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788728134382

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    This work is republished as a historical document. It contains contemporary use of language.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    I.

    EEN AVONDPARTIJ OP HET FORT RELIANCE.

    Den 17den Maart 1859 gaf kapitein Craventy ’s avonds een feest op het fort Reliance.

    Men stelle zich bij dit woord »feest" geen grootsche galapartij, geen luidruchtigen raout of muziekfeest met groot orkest voor. Het onthaal van kapitein Craventy was eenvoudiger, en toch had de kapitein niets gespaard om er een schitterende soirée van te maken.

    En werkelijk had onder het opzicht van korporaal Joliffe de ruime benedenzaal een groote verandering ondergaan. Wel waren nog de houten muren van ruw gehouwen stammen, horizontaal op elkander gelegd, zichtbaar, maar zij waren gedeeltelijk bedekt door vier Britsche vlaggen, aan de vier hoeken geplaatst en daarenboven versierd met wapentropeeën, geleverd door het arsenaal van het fort. Mochten al de lange, grof geschaafde, zwartachtige balken der zoldering, die zich tot op de ruw opgerichte steunmuren uitstrekten, een onaanzienlijk en zelfs somber voorkomen aan de zaal mededeelen, dit werd opgewogen door twee lampen, van blikken lichtschermen voorzien, als twee lichtkroonen aan koperen kettingen opgehangen, die een voldoend licht in de eenigszins nevelachtige atmosfeer van het vertrek verspreidden.

    De vensters waren smal en deden aan schietgaten denken; hunne dik bevroren ruiten tartten de nieuwsgierige blikken van buiten, terwijl eenige vakken aan den wand van rood katoendoek, met smaak geschikt, de bewondering der genoodigden opwekten. Wat den vloer betreft, deze bestond uit zware naast elkaar gelegen planken, die de korporaal Joliffe voor deze gelegenheid netjes schoongeveegd had. Noch leunstoelen, noch canapés, noch gewone stoelen, noch andere voorwerpen, waaruit een hedendaagsch ameublement gewoonlijk bestaat, verhinderden het vrije verkeer. Houten banken, half in den dikken wand getimmerd, stevige houten blokken, met de bijl bewerkt, twee tafels met lompe voeten, maakten al de meubelen der zaal uit, maar de tusschenwand waarin zich een smalle deur bevond, die toegang tot het naburige vertrek verleende, was schilderachtig en rijk versierd. Aan de balken hingen, met smaak gerangschikt, de prachtigste pelterijen, een sorteering waarvan men de wederga te vergeefs zou gezocht hebben in de kostbaarste uitstallingen van Regent-Street of van de Perspective-Nieuwski. Men zou gezegd hebben, dat de gansche dierenwereld der noordelijke streken zich door een monster harer schoonste huiden bij die versiering had laten vertegenwoordigen. Men wist niet welk bont het meest te bewonderen, dat van wolven, grijze beren, poolberen, bizons of van bevers, muskusratten, hermelijnen, zilvervossen. Boven deze prachtige tentoonstelling was een zinspreuk te lezen waarvan de letters kunstig in een stuk gekleurd bordpapier waren uitgesneden, de zinspreuk van de beroemde Hudsonsbaai Compagnie:

    propelle cutem.

    »Je hebt je werkelijk overtroffen, korporaal Joliffe," zei kapitein Craventy tot zijn ondergeschikte!

    »’k Spreek het niet tegen, kapitein, antwoordde de korporaal, »maar eere wien eere toekomt en nu komt werkelijk uw lof gedeeltelijk toe aan mistress Joliffe, die mij trouw in dit alles geholpen heeft.

    »’t Is een handige vrouw, korporaal."

    »Ze heeft haars gelijke niet, kapitein."

    In het midden van de zaal stond een ontzaglijke kachel, half steen, half porselein, waarvan de groote pijp van bladijzer door een gat in de zoldering dichte kolommen van zwarten rook uitspuwde. Deze kachel trok, snorde en gloeide door den invloed der schoppen steenkool, die de stoker — een soldaat, speciaal met dezen dienst belast — er onophoudelijk in uitstortte. Somtijds sloeg een dwarrelwind van buiten in den schoorsteen en joeg den scherpen rook door de pijp in de zaal, die er geheel door opgevuld werd. Wild dansten dan de vlammen tegen de wanden van den gegoten kachel aan, dikke rookwolken benevelden het licht der lamp en lieten een vuile tint achter op de balken der zoldering, maar al die kleine onaangenaamheden trokken de genoodigden van het fort Reliance zich weinig aan. De kachel verwarmde hen en ze kochten haar warmte waarlijk niet te duur, want het was buiten vreeselijk koud en bij die koude voegde zich nog een noordenwindje, dat er de hevigheid van verdubbelde.

    Men hoorde dan ook den storm om het huis gieren. De sneeuw, die onder het vallen al vast werd, knetterde op de bevroren ruiten. Daarbij kwam dat eigenaardig scherpe gefluit, dat, tusschen de voegen der deuren en vensters heen dringende, zich somtijds verhief tot de grens der merkbare tonen. Daarna was het plotseling doodstil. De natuur scheen dan adem te scheppen, waarna de stormwind met vernieuwde woede losbarstte. Men voelde het huis op zijn fondamenten trillen, de delen kraken, de balken zuchten. Een vreemdeling, minder gewend dan de gasten van het fort aan de beroeringen van den dampkring, zou zich afgevraagd hebben of dat samenstel van planken en balken tegen die rukwinden wel bestand zoude zijn. Doch de genoodigden van kapitein Craventy bekreunden zich niet veel om den storm, en zelfs buiten zouden ze er evenmin om gegeven hebben als de stormvogels, die er in ronddartelden.

    Toch moet men eenige uitzonderingen maken onder die genoodigden. Het gezelschap bestond uit een honderdtal personen van beide seksen. Twee — slechts twee vrouwen — behoorden niet tot het gewone personeel van het fort Reliance. Dit personeel bestond uit kapitein Craventy, luitenant Jasper Hobson, sergeant Long, korporaal Joliffe en een zestigtal soldaten of beambten der Compagnie. Eenigen waren gehuwd, onder anderen de korporaal Joliffe, de gelukkige echtgenoot van een levendige, wakkere Canadasche, verder een zekere Mac Nap, een Schot, gehuwd met een Schotsche, en John Raë, die, nog niet lang geleden, zich een vrouw gekozen had onder de Indische vrouwen van het land. Al die menschen, zonder onderscheid van rang, officieren, beambten of soldaten, werden dien avond onthaald door kapitein Craventy.

    Wij moeten hier nog bijvoegen dat, behalve het personeel der Compagnie, ook de forten uit de nabuurschap — en in die afgelegen streken noemt men buren, die op honderd mijlen afstand wonen — de uitnoodiging van kapitein Craventy hadden aangenomen. Een groot aantal beambten of gemachtigden waren van het fort Providence of van het fort Résolution, behoorende tot den omtrek van het Slavenmeer, en zelfs van het fort Chipewan en het fort Liard, meer zuidelijk gelegen, gekomen. Het was een zeldzame uitspanning, een onverwachte verstrooiing, waarvan door die kluizenaars en bannelingen, half in de eenzaamheid der hoognoordelijke streken verloren, met graagte gebruik werd gemaakt.

    Eindelijk hadden eenige Indiaansche opperhoofden de uitnoodiging, die ook hun gedaan werd, aangenomen. Deze inboorlingen, in voortdurende betrekking met de factorijen, leverden voor een groot gedeelte en bij wijze van ruil de pelterijen waarin de Compagnie handel dreef. Het waren gewoonlijk Chippeways-Indianen, krachtige mannen, prachtig gebouwd, gekleed in huiden en mantels van kostbaar bont. Hun gelaat, half rood, half zwart, droeg het eigenaardige karakter van de duivels der tooverballetten in Europa. Het hoofd was bedekt met bundels adelaarsveêren, uitgespreid als de waaier eener senora en die bij de minste beweging van hun zwarten haarbos heen en weer fladderden. Deze opperhoofden, ongeveer een twaalftal, hadden hunne ongelukkige vrouwen of »squaws", nauwlijks iets meer dan slavinnen, niet met zich genomen.

    Zoodanig was het personeel van de avondpartij, door den kapitein gegeven. Men danste niet, uit gebrek aan een orkest, maar het buffet verving zeer bevredigend de bezoldigde muziekanten der Europeesche bals. Op de tafel verhief zich een podding in den vorm eener piramide, die Mrs. Joliffe met eigen handen vervaardigd had; het was een enorme afgeknotte kegel, bestaande uit meel, rendieren- en bisamstierenvet, waaraan misschien de eieren, de melk en de citroen ontbraken, aanbevolen door de keukenboeken, maar die door zijne reusachtige afmetingen dit gebrek vergoedde. Mrs. Joliffe hield zich onophoudelijk bezig met haar in schijven uit te deelen, en toch kon men niet zien dat de ontzaglijke massa sterk afnam. Op de tafel prijkten ook hoopen sandwiches (dubbele boterhammetjes met vleesch er tusschen), waarin de scheepsbeschuit de dunne boterhammen van Engelsch brood verving; tusschen twee sneedjes beschuit, die ondanks hun hardheid, niet bestand waren tegen de tanden der Chippeways, had Mrs. Joliffe behendig dunne reepjes »corned-beef", een soort van gezouten ossenvleesch geschoven, in de plaats van de Yorksche ham en de met truffels toebereide galantine der buffetten van het oude Europa. Wat de dranken aangaat, de whiskey en de jenever werden in kleine, tinnen glazen rondgediend, zonder nog te spreken van een reusachtigen bowl punch, die een feest zou besluiten, waarvan de Indianen nog lang in hunne wigwams zouden gewagen.

    Het ontbrak dan ook den echtgenooten Joliffe niet aan complimenten! Maar ook welk een ijver, welk een voorkomendheid! Ze waren overal! Met welk vriendschappelijk aandringen deelden zij de ververschingen rond! Zij wachtten niet op het verlangen der gasten, ze voorkwamen het. Men had den tijd niet te vragen, te wenschen zelfs! De sandwiches werden opgevolgd door de sneden van den onuitputtelijken pudding! De pudding door de glazen jenever of whiskey!

    »Neen, dank u, mistress Joliffe."

    »Waarlijk, korporaal, je bent al te goed, ’k wilde je juist vragen even uit te rusten."

    »Mistress Joliffe, waarlijk, ’k heb meer dan genoeg."

    »Korporaal Joliffe, je doet met me wat je wilt."

    »Neen, dezen keer, mevrouw, neen! ’t is me onmogelijk!"

    Dit waren de antwoorden, die het gelukkige paar onophoudelijk ontving. Maar de korporaal en zijn vrouw drongen zoo sterk aan, dat de wederspannigsten eindelijk toegaven. En men bleef onophoudelijk eten en dronk altijd! En de toon der gesprekken werd steeds levendiger! De soldaten, de beambten begonnen vroolijk te worden. Hier sprak men over de jacht, wat verder over den handel. Wat al plannen werden er gemaakt voor het aanstaande seizoen! De geheele fauna van het noorden schoot te kort om die ondernemende jagers te voldoen! Reeds vielen de beren, de vossen, de bisamstieren door hunne kogels! De bevers, de muskusratten, de hermelijnen, de boommarters, de vison- of poolmarters bleven bij duizenden in hunne vallen gevangen! De kostbare pelterijen hoopten zich in de magazijnen der Compagnie op, die dat jaar buitengewone zaken maakte! En terwijl de sterke dranken, zoo overvloedig rondgedeeld en genoten, de Europeesche hersenen in vuur en vlam zetten, lieten de Indianen, ernstig en zwijgend, te fier om hunne bewondering te uiten, te voorzichtig om te beloven, die babbeltongen praten, doch slorpten daarbij even goed als de anderen, in groote giften het vuurwater van kapitein Craventy.

    De kapitein, in zijn schik met al de pret en beweging van die goede menschen, in zekeren zin uit de bewoonde wereld gebannen, wandelde vroolijk rond onder zijne gasten, op al de vragen, die hem met betrekking tot het feest gedaan werden, slechts antwoordende:

    »Vraag het aan Joliffe, vraag het aan Joliffe!"

    En men vroeg het aan Joliffe, die altijd voor iedereen een vriendelijk woord ten beste had.

    Onder de personen wien de bewaking van het fort Reliance was opgedragen, moeten eenige meer bijzonder vermeld worden, want het zijn deze die de speelbal zullen worden van vreeselijke omstandigheden, die geen menschelijk doorzicht kon voorzien.

    Wij hebben dus een en ander te zeggen over den luitenant Jasper Hobson, den sergeant Long, de echtgenooten Joliffe en twee vreemdelingen, die dien avond mede tot de genoodigden van den kapitein behoorden.

    De luitenant Jasper Hobson was een man van veertig jaar. Hij was klein en mager en al bezat hij geen groote spierkracht, toch wist hij zich door zijn geestkracht boven alle beproevingen en moeielijke omstandigheden te verheffen. Hij was »een kind van de Compagnie. Zijn vader, de majoor Hobson, een Ier van Dublin, sedert eenige jaren overleden, had langen tijd met Mrs. Hobson het fort Assiniboin bewoond. Daar was Jasper Hobson geboren. Daar, aan den voet van het Rotsgebergte, had hij zijne kindsheid en jeugd doorgebracht, in het genot eener onbeperkte vrijheid. Streng onderwezen door majoor Hobson, werd hij een »man door zijn moed en zijne koelbloedigheid toen hij naar zijn leeftijd nog slechts een jongeling was. Jasper Hobson was geen jager, maar een soldaat, een schrander en dapper officier. Gedurende de oneenigheden tusschen de Compagnie in Orégon en de vijandige Compagnieën der Unie, onderscheidde hij zich door zijn ijver en stoutmoedigheid en klom snel tot den graad van luitenant op. Wegens zijne algemeen erkende verdiensten, had hij pas zijne benoeming gekregen om een tocht in het Noorden te kommandeeren. Het doel van dezen tocht was het onderzoeken van de streken ten noorden van het Groot-Berenmeer en het vestigen van een fort op de uiterste grensscheiding van het Amerikaansche vasteland. Het vertrek van luitenant Jasper Hobson zou plaats hebben in de eerste dagen van April.

    Evenzeer als de luitenant de volmaakte type van den officier genoemd mocht worden, was sergeant Long, een man van vijftig jaar, wiens ruwe baard uit kokosvezelen scheen te zijn samengesteld, de type van den soldaat, dapper van aard, gehoorzaam van temperament, niets kennende dan het consigne, nooit een order besprekende, hoe vreemd zij ook ware, daar waar het den dienst gold, nooit redeneerende; een echte machine in uniform, maar een uitmuntende machine, niet verslijtende, altijd in werking, zonder zich ooit te vermoeien. Misschien was sergeant Long wat hard voor zijne manschappen, zooals hij het voor zich zelven was. Hij verdroeg niet de minste overtreding der discipline, bij het geringste verzuim onbarmhartig consigneerende, zonder ooit zelf geconsigneerd te zijn. Het moet evenwel gezegd worden dat, zoo hij kommandeerde, zijn graad er hem toe verplichtte, maar overigens er volstrekt geen pleizier in had om orders te geven. In éen woord, hij was geboren om te gehoorzamen, en dit wegcijferen van zijn eigen ik kwam goed overeen met zijn passieve natuur. Met zulke menschen maakt men geduchte legers. Het zijn slechts armen ten dienste van een enkel hoofd. Is dat niet de wezenlijke organisatie der kracht? In de fabelleer komen twee typen voor: Briareus met de honderd armen en de Hydra met de zeven hoofden. Wie zal overwinnen, als men deze twee monsters vijandig tegenover elkander stelt? Briareus.

    Men heeft reeds kennis gemaakt met korporaal Joliffe. Hij bemoeide zich gaarne met alles, doch men liet hem stil begaan. Hij was meer geschikt voor hofmeester dan voor soldaat. Hij gevoelde dit zelf. Ook betitelde hij zich gaarne »korporaal voor de besogne", maar honderdmaal zou hij bij al de drukte aan die betrekking verbonden, in de war geraakt zijn, indien niet de kleine Mrs. Joliffe hem met vaste hand geleid had. En zoo kwam het dat korporaal Joliffe zijne vrouw gehoorzaamde zonder het te willen weten, ongetwijfeld bij zich zelven zeggende als Sancho de philosoof: de raad van een vrouw beteekent wel niet veel, maar het is dwaas hem in den wind te slaan.

    Het vreemde element in het personeel der avondpartij, was, zooals we reeds zeiden, vertegenwoordigd door twee vrouwen van omstreeks veertig jaren oud. Een dezer vrouwen verdiende met recht als reizigster in eenen adem genoemd te worden met de beroemde namen van een Pfeiffer, een Tinne, een Hommaire de Hell en de naam van Paulina Barnett werd dan ook meermalen met eere vermeld in de zittingen van het koninklijk aardrijkskundig Genootschap. Paulina Barnett had, bij het opvaren van den Bramapoutre tot aan de bergen van Tibet en het doorkruisen van een onbekenden hoek van Nieuw-Holland, van de Zwanenbaai tot de golf van Carpentarie, zich als eene groote reizigster doen kennen. Het was een groote vrouw, sedert vijftien jaar weduwe, die door een aandrift om te reizen bezield, onophoudelijk onbekende landen bezocht. Haar hoofd, met het aan weerskanten plat gestreken haar, dat hier en daar grijze plekken begon te vertoonen, verried geestkracht. Hare ietwat bijziende oogen, verscholen zich achter een lorgnet in zilver gevat, dat rustte op een langen, rechten neus, waarvan de beweeglijke neusgaten de lucht der onmetelijke ruimte schenen op te snuiven. Wel is waar had haar gang iets mannelijks en drukte hare geheele persoonlijkheid minder bevalligheid uit dan zedelijke kracht. Zij was eene Engelsche uit het graafschap York, in het bezit van een tamelijk vermogen, dat zij grootendeels in avontuurlijke tochten verteerde. En dat zij zich op het oogenblik op het fort Reliance bevond, lag daaraan dat de een of andere nieuwe onderzoekingstocht haar naar dat afgelegen oord gevoerd had. Na in de streken van de evennachtslijn omgezworven te hebben, had zij het stellige plan opgevat om door te dringen tot de uiterste grenzen der hoognoordelijke landen. Hare tegenwoordigheid op het fort was een gebeurtenis. De directeur der Compagnie had haar speciaal per brief aan kapitein Craventy aanbevolen. Deze moest, volgens den inhoud van dien brief, de beroemde reizigster haar plan om zich naar het strand der poolzee te begeven, gemakkelijk maken. Voorzeker een groote onderneming! Zij moest daartoe den weg volgen van Hearne, Mackensie, Raë, Franklin. Welke vermoeienissen, welke beproevingen, welke gevaren in die worsteling met het barre klimaat der noordpoolstreken! Hoe dorst eene vrouw zich wagen op plaatsen waar zoo vele koene mannen teruggegaan of omgekomen waren! Maar de vreemdeling, die op dit oogenblik op het fort Reliance vertoefde, was geen vrouw: het was Paulina Barnett, laureaat van het koninklijk Genootschap.

    Nog moet vermeld worden dat de beroemde vrouw in gezelschap reisde van hare gezellin Madge, eene dienstbode, doch eigenlijk meer dan eene dienstbode, een liefhebbende, moedige vriendin, die slechts voor haar leefde, eene Schotsche van den ouden tijd, die zonder zich te vernederen, door een Caleb had kunnen gehuwd worden. Madge was eenige jaren ouder dan hare meesteres, — vijf jaren ongeveer. Zij was groot en krachtig gebouwd. Madge verkeerde met Paulina op zeer familiaren voet en Paulina beschouwde haar als eene oudere zuster, terwijl Madge Paulina als hare dochter behandelde. Kortom, deze twee wezens maakten slechts een uit.

    Nu moet men weten dat het ter eere was van Mrs. Paulina Barnett dat kapitein Craventy dien avond zijne beambten, soldaten en de Indianen van den stam der Chippeways onthaalde. De reizigster toch zou zich voegen bij het detachement van luitenant Jasper Hobson op zijn onderzoekingstocht naar het Noorden. Het was dan ook ter eere van Mrs. Paulina Barnett dat de groote zaal der factory van vroolijke hoera’s weerklonk.

    En wel mocht de kachel op dien gedenkwaardigen avond een enorme hoeveelheid steenkolen verslinden, want er heerschte buiten een koude van vier-en-twintig graden Fahrenheit onder nul (32º C. onder het vriespunt), terwijl het fort Reliance gelegen is op 61º 47’ noorderbreedte en dus op minder dan vier graden van den Poolcirkel af.

    __________

    II.

    HUDSON’S BAY FUR COMPANY.

    »Mijnheer de kapitein."

    »Mistress Barnett."

    »Hoe denkt u over den luitenant Jasper Hobson?"

    »Ik denk dat het een officier is, die het ver zal brengen."

    »Wat verstaat u onder de woorden: die het ver zal brengen? Wilt u daarmede zeggen dat hij verder zal gaan dan de tachtigste breedtegraad?"

    Kapitein Craventy kon zich niet onthouden te glimlachen bij deze vraag van Mrs. Paulina Barnett. Zij zaten bij de kachel met elkander te praten, terwijl de genoodigden heen en weer liepen van de tafel der levensmiddelen naar die der wijnen en likeuren.

    »Mevrouw, antwoordde de kapitein, »alles wat een man kan doen, zal door Jasper Hobson gedaan worden. De Compagnie heeft hem opgedragen het noordelijk gedeelte harer bezittingen na te vorschen en een factory te vestigen zoo dicht mogelijk bij de grenzen van het Amerikaansche vasteland, en hij zal haar vestigen.

    »Het is een groote verantwoordelijkheid die op luitenant Hobson rust!" zei de reizigster.

    »Ja, mevrouw, maar Jasper Hobson is nooit teruggedeinsd voor welke taak ook, die hij te vervullen had, hoe moeilijk zij ook ware!"

    »’k Geloof u gaarne, kapitein, antwoordde Mrs. Paulina Barnett, »en we zullen eens zien wat die luitenant kan. Maar welk belang drijft de Compagnie toch om een fort te bouwen aan den oever van de Noordpoolzee?

    »Een groot belang, mevrouw," antwoordde de kapitein, »en nog sterker, een dubbel belang. Waarschijnlijk is de tijd niet ver meer af dat Rusland zijne Amerikaansche bezittingen zal afstaan aan de Vereenigde Staten. ¹) Nadat deze afstand heeft plaats gehad, zal de handel der Compagny met de Stille-Zuidzee zeer bemoeielijkt worden, tenzij de doorvaart van het noord-westen, ontdekt door Mac-Clure, toegankelijk worde. Dit nu moeten nieuwe pogingen uitwijzen, want de admiraliteit zal een vaartuig uitrusten welks taak het zal zijn langs de Amerikaansche kust op te werken, van de Behringstraat af tot aan de Kroningsgolf toe, de oostelijke grens aan deze zijde waarvan het nieuwe fort moet gebouwd worden. Als de onderneming gelukt, zal dit punt eene belangrijke factorij worden, alwaar zich de geheele pelterijen-handel van het noorden zal vereenigen. En terwijl het vervoer der pelterijen met een aanzienlijk tijdverlies en ontzaglijke kosten zou gepaard gaan, indien het over het Indiaansche grondgebied moest geschieden, zullen de stoombooten van het nieuwe fort naar den Stillen Oceaan dezen overtocht binnen weinige dagen kunnen volbrengen.

    »Het zal werkelijk, antwoordde Mrs. Paulina Barnett, »een prachtig resultaat zijn, als van de doorvaart van het noord-westen gebruik kan gemaakt worden. Maar ik meen dat u iets zeide omtrent een dubbel belang.

    »Het andere belang, mevrouw, hernam de kapitein, »is dit, en men zou dit een levensquaestie voor de Compagnie kunnen noemen, waarvan ik u, met uw goedvinden in weinige woorden den oorsprong wilde herinneren. U zult dan kunnen begrijpen waarom deze maatschappij, eertijds zoo bloeiend, nu in de bron zelve harer voortbrengselen bedreigd wordt.

    En met weinige woorden gaf kapitein Craventy een zaakrijk verslag van deze beroemde Compagnie.

    Sedert onheuglijke tijden ontleende de mensch aan de dieren hun huid of pels om er zich mede te kleeden. De handel in pelterijen klimt dus op tot de hoogste oudheid. De kleederpracht ging zelfs zoo ver, dat wetten tegen de weelde werden uitgevaardigd

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1