Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Goedzo en de zoeker
Goedzo en de zoeker
Goedzo en de zoeker
Ebook242 pages3 hours

Goedzo en de zoeker

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Op een dag krijgt de eenvoudige huisknecht Goedzo van zijn meester de opdracht naar de stad Zonnaven te reizen en daar zo snel mogelijk met de koning te spreken. De weg naar Zonnaven blijkt echter gevaarlijker dan gedacht. Een bende criminelen zit achter hem aan en hulp moet uit een onverwachte hoek komen om de eenvoudige huisknecht te redden.

Het toeval wilt echter dat hij achter een vreselijk plan komt dat het gehele koninkrijk naar de rand van de afgrond kan brengen. Samen met de koning, zijn magisch begaafde dochter Mira, de jonge vechtjas Joris en de dronkaard Kantatis zijn ze gedwongen om te vluchten voor de macht van de Leugen en zijn trawanten.
De enige hulp om deze groeiende macht te breken, lijkt die van een koppige waterdraak te zijn.
Het gif van de Leugen verspreidt zich echter razendsnel onder de bevolking en heeft nagenoeg iedereen al in zijn ban.
Zullen Goedzo en zijn vrienden in staat zijn om deze verschrikkelijke vijand te verdrijven zonder zelf ten onder te gaan?

LanguageNederlands
Release dateJan 23, 2023
ISBN9798215136331
Goedzo en de zoeker
Author

Gerd Goris

Gerd Goris (1986) ontdekte het plezier van het schrijven toen hij in zijn kinderjaren avonturenverhalen verzon en deze met behulp van een ouderwetse typemachine op papier zette. Grote namen als JRR Tolkien en Raymond E. Feist wakkerden zijn literaire verbeelding aan. Momenteel is schrijven Gerds geliefkoosde hobby. Hij beleeft er enorm veel plezier aan en haalt er ook vaak kracht uit. Met zijn debuut Goedzo en de Zoeker hoopt hij lezers een verhaal te schenken dat boeit, ontspant en plezier of troost biedt voor wie zoekt.

Related to Goedzo en de zoeker

Related ebooks

Reviews for Goedzo en de zoeker

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Goedzo en de zoeker - Gerd Goris

    Goedzo en de Zoeker

    Gerd Goris

    Proloog

    In het diepe Groengroeiwoud stonden talloze prachtige oude bomen. Het woud kende een rijke verscheidenheid aan soorten en alle tinten groen in haar populatie. Gelegen ten westen van de Grensstroom strekte het zich mijlenver uit en over dit gebied waren er verschillende grotten verspreid. Sommige van deze spelonken werden bewoond door beren, of andere wilde of minder wilde dieren. Enkele mijlen ten zuiden van de Woudweg die van oost naar west door het bos liep, situeerde zich echter een speciale en geheime grot. Daar woonden twee mensen alleen en al een hele tijd wanneer dit verhaal begint. Ze heetten Goedzo en Diederic. Diederic was meestal aan het lezen of aan het schrijven. De oude wijsgeer was wat in die tijd een Waarheidszoeker genoemd werd: iemand die leugens kan doorzien, de toekomst kan voorspellen en zijn tijd doorbrengt met het bestuderen van geschriften en het schrijven van boeken. Bij het begin van dit verhaal had hij al een rijk gevulde en belangrijke bibliotheek volgeschreven.

    Goedzo nam alle andere werkzaamheden voor zijn rekening. Regelmatig ging de jongeman boodschappen doen voor zijn meester en zichzelf. Dan stootte hij een lege kruiwagen oostwaarts door het woud en over de brug van de Grensstroom, tot bij de boerderijen in het Heuvelland. Vier dagen later kwam hij gewoonlijk weer thuis, met dezelfde kruiwagen, die tegen die tijd overvol was. Gewoonlijk was deze dan beladen met voedsel en drank en andere levensmiddelen, en soms was er ook felbegeerd perkament en ander schrijfgerei bij voor Diederic. De dienjongen betaalde de boeren met enkele raadgevingen op papier. De landbouwers van het Heuvelland wisten dat Goedzo’s meester inzage had in de toekomst en kenden de betrouwbaarheid van zijn voorspellingen. De Zoeker schreef dan bijvoorbeeld: ‘Wacht niet langer met het oogsten van uw graan, want volgende week wordt het rotweer’ of dergelijke. Voor elke boer waar Goedzo kwam, had Diederic meerdere persoonlijke raadgevingen geschreven, niet altijd alleen gericht op hun professionele leven, maar soms ook in verband met belangrijke familiale beslissingen. Dit waardeerden de vriendelijke landbouwers zo, dat ze gul hun waren in wederdienst aan Goedzo meegaven. Toch verbood Diederic zijn dienstknecht de naam Diederic ooit te gebruiken tegenover deze boeren. Ook daar had de wijsgeer zijn redenen voor.

    De grot waarin Goedzo en Diederic woonden, bestond uit een langwerpig voorportaal, met daarachter een cirkelvormige woonruimte en in het diepste gedeelte een ruime berging. Links van de leefruimte was een kamertje waar Goedzo sliep, rechts had Diederic een slaapkamer.

    Hun thuis leek op alles wat je van een grot zou verwachten. Het bleef er namelijk koel tijdens een hete zomer en het bood een droge schuilplaats voor een strenge winter. Bovendien was er geen moeite gedaan om je te doen vergeten dat het een grot was: de muren waren oneffen, je zag de kale rotsen en het plafond was niet recht of overal even hoog. Toch was het er gezellig ingericht, op maat van mensen die werken en ontspannen als jij en ik, maar dan op een plaats waar nooit bezoekers kwamen. De locatie van Diederics woongrot was ongekend door de mensen uit Zonnaven, enerzijds omdat het woud zo geweldig groot was en anderzijds omdat de man nooit gasten uitnodigde en zelf zelden uitging. Dit was een bewuste keuze. Goedzo dacht dat zijn meester nu eenmaal graag op zichzelf was, maar eveneens had de oude Diederic hier eigen redenen voor.

    Op de dag dat Diederic Goedzo onder zijn hoede had genomen, meer dan tien jaar voor het begin van de gebeurtenissen in dit verhaal, had Diederic de jongeman twee beloften gemaakt. De eerste, soms voor het eten zorgen, waardeerde Goedzo het meest, want het toonde dat die oude Diederic zich niet als meerdere liet gelden. Geen één keer had hij het zelfs maar vergeten of overgeslagen, hoe druk hij het ook had. De andere belofte, het mogen erven van Diederics boeken na het overlijden van de wijsgeer, leek aanvankelijk onbelangrijk en iets buiten het bereik van de dienjongen. Wat zou zo’n simpele huisknecht als Goedzo met die boeken moeten aanvangen? Wel wist Goedzo dat die boekrollen heel belangrijk waren voor zijn meester en dat Diederic zich ook aan de tweede belofte zou houden.

    Goedzo keek erg op naar zijn meester en zijn meester had wederzijds respect voor hem. De huisjongen kon niet lezen of schrijven en zijn taal was eenvoudig. Wat zijn meester echter steeds opnieuw opviel, was het feit dat hij Goedzo nooit op een leugen betrapte.

    Op deze vreedzame manier leefde het duo jarenlang idyllisch samen, op een rustig levensritme en met veel achting voor elkaar, totdat op een dag hieraan bruusk een einde kwam en het noodlot hen uit elkaar dreef.

    Deel 1

    Goedzo’s reis naar Zonnaven

    Hoofdstuk 1

    De opdracht

    Goedzo at gretig van de havermoutpap die zijn meester had bereid. Bij het onvervalste genieten ervan verdwenen Goedzo’s wilde blonde baard en de uiteinden van zijn dito lokken met zijn gezicht mee in de kom. De dienjongen maakte normalerwijze het eten voor hen twee, maar op de laatste dag van de week en Goedzo’s verjaardag deed Diederic zijn best om iets eetbaars te fabriceren. Die dag was het Goedzo’s verjaardag, ook al wist hijzelf noch Diederic hoe oud hij precies werd. Goedzo vond zijn meesters geste bij deze gelegenheden steeds zo geweldig dat hij de hele pot leeg at zonder gebruik te maken van de honing die jij en ik nodig zouden hebben om het smakelijk te kunnen wegslikken.

    Met pretoogjes keek Diederic toe hoe zijn hulp het papje smaakte. De brede, kale schedel van de wijsgeer had enkele grote littekens. Meestal keken zijn blauwzwarte ogen ernstig, als spiegel van hoe hij alles peilde. En de grijze baard die hij kort hield, gaf hem bij tijden een streng opzicht. Toch bepaalden die gulle glimlach en lachrimpels meer zijn gezicht dan de strenge blikken die hij soms wierp.

    Likkebaardend at Goedzo het laatste restje op.

    ‘Lekker, meester, lekker!’ uitte de dienjongen zich zoals altijd luid, ten teken dat hij zijn meester een wonderlijke kok vond. Diederic reikte als gewoonlijk een handdoek aan en deed op zijn beurt teken dat de dienaar diens dikke baard en lange lokken best afveegde, want het smeuïge goedje was daar per ongeluk breed over uitgesmeerd.

    ‘Dank u, meester, dank u!’ zei Goedzo hartelijk, waarop de dienjongen zijn baard en hoofdhaar schoonveegde.

    ‘Niet meer dan wat ik beloofd heb, Goedzo,’ zei Diederic even hartelijk. ‘Belofte maakt schuld. Elk woord dat je spreekt, en zeker wanneer je een belofte maakt of een gelofte aflegt, moet betrouwbaar zijn. Gewoon omdat je dat van anderen ook verwacht, uit vertrouwen. Maar dat hoef ik jou niet uit te leggen, beste Goedzo, dat begrijp jij uit jezelf.’

    Goedzo werd rood van verlegenheid.

    ‘Ja, Goedzo. Het is zo. In jou schuilt een Zoeker als ik. Je hebt geen gelofte afgelegd maar je begrijpt het wel.’

    ‘Het is heel deftig van u om dat te zeggen, meester,’ zei de dienjongen plechtig.

    Diederics gezicht lichtte op als dat van een kind, maar niet lang. Een moment keek hij als naar een nog veraf, doch snel naderend onheil en deden groeven van zorg datzelfde gezicht verouderen, tot Diederic die bezorgdheid woorden gaf: ‘Deze nacht ga ik een belangrijke reis maken, Goedzo. Het zal mijn laatste worden. Luister goed naar me: ik kom niet meer terug. Je meester zal dan eindelijk de horden van de leugen trotseren. De horden zullen naar mij en mijn levenswerk komen zoeken, om het te vernietigen zodat anderen geen voordeel kunnen doen met de waarheid die ik heb gezocht. Morgen na mijn vertrek, bij zonsopgang, moet jij met veel haast naar Zonnaven trekken. Op je weg naar de stad zul je geregeld mijn gezicht zien. Wees dan niet bang, Goedzo. Het is mijn teken dat de persoon die je dan ontmoet je op een betrouwbare manier zal helpen.’

    ‘Maar meester,’ protesteerde Goedzo hevig en ontsteld.

    ‘De teerling is geworpen, jongen, en wij moeten doen wat nodig is. Nu moet je me één ding beloven. Dat is heel belangrijk.’ Ernstiger kon de wijsgeer niet kijken. ‘Mijn verzameling boeken zijn na mijn vertrek de jouwe, zoals ik je heb beloofd. Maar je moet me beloven dat je die boeken en de locatie van onze grot helemaal voor jezelf houdt, totdat je bij koning Marivoet bent.’

    Goedzo voelde aan dat dit wel eens het belangrijkste moment tussen hem en zijn meester kon worden. Dus stak hij twee bibberende vingers in de lucht zoals hij de koning had zien doen bij diens aanstelling en zei: ‘Ik beloof dat ik uw boeken en deze plek geheimhoud tot ik bij de koning ben.’

    ‘Een belofte is de kern van vertrouwen, Goedzo. Er is niets krachtiger of gevaarlijker dan dat. Niets krachtiger wanneer je je eraan houdt. Niets gevaarlijker wanneer je dat niet doet. Maar jou vertrouw ik als geen ander. Ik doe je dit eigenlijk meer beloven voor jouw eigen veiligheid, jongen, want ik weet dat jij met je goede hart iedereen in vertrouwen wil nemen; ook leugenachtige lieden zoals je die zeker zal tegenkomen op je reis. Ze zullen naar jou aangetrokken worden als muggen naar een nietsvermoedende slaper. Alleszins ben je nu gewaarschuwd, dierbare Goedzo!’

    ‘Ik zal mijn best doen,’ antwoordde de dienjongen. ‘Toch ben ik bang dat ik het zou verknoeien, meester. Ik ben nog niet vaak alleen op pad gegaan en –’

    ‘Ik kan je alleen zeggen dat je het prima gaat doen,’ antwoordde Diederic met zijn blik op de horizon van de toekomst, die hij reeds deels kende maar waarover hij niet veel mocht vertellen. De Zoeker legde daarop een hand op Goedzo’s schouder en keek de jongeman aan met ogen die rouwden.

    ‘Je hebt nooit geklaagd en voortreffelijk voor me gezorgd. Ik ben heel trots dat je mijn helper wilde zijn, en mijn vriend.’ Hij zocht naar woorden, vond die niet, tot zij vorm kregen in de tranen waarmee zijn ogen volliepen. Goedzo huilde ook, want hij besefte dat een definitief afscheid onafwendbaar was, al begreep hij toen nog niet waarom.

    ‘Ga nu gauw slapen,’ droeg Diederic hem nog op. ‘Vandaag sluit ik de grot wel af voor de nacht. Denk aan mijn woorden en hou je aan je belofte, goede vriend.’

    Die nacht lag Goedzo de eerste vier uren tobbend en kerend op zijn brits, met bloeddoorlopen ogen van verdriet en een hoofd vol onbeantwoorde vragen. De mysterieuze woorden die Diederic sprak, waren genoeg voor de welwillende knecht om zijn pas gekregen opdracht te begrijpen, maar niet genoeg om de jongeman gerust te stellen. Dat was soms het effect wanneer de wijsgeer iets zei. Maar deze laatste woorden van zijn geliefde meester waren voorzeker geladen met een bitter voor-altijd, waardoor Goedzo’s hart bloedde. In een verstrengelende mengeling van angst, verlatenheid en verdriet, die zijn hoofd deed tollen, sliep hij uiteindelijk in.

    Goedzo hoorde de vogels tsjirpen in het woud als begroeting van een vreselijke dag met een goed weertje waarvan de jongeman niet kon genieten. Zijn meester was weg. Alles in de woongrot deed hem aan Diederic denken. De eetplaats met de brede stoelen, waar zij samen gewoonlijk ontbeten; de woonruimte met de gemakkelijke zetels, waar de wijsgeer wel eens iets voorlas uit diens boeken, en Diederics bureau met de schrijfveer, het potje inkt en daarachter… de kasten met boeken! Waar waren de boeken? De kasten bevatten geen enkel werk meer uit de rijke bibliotheek en het werk van de wijsgeer. Goedzo’s ongerustheid werd echter gesust toen hij het achterliggend grotgedeelte betrad, waar zijn meester altijd de voedselvoorraad liet opslaan. Nu was daar geen enkele zak rijst, geen pot gedroogde groenten of gezouten vis meer te vinden. In de plaats daarvan stonden honderden boeken en boekrollen in hoge stapels op de grond. Zelfs voor Diederic was het nogal rommelig, maar Goedzo wist dat zijn meester geen tijd had voor details, zeker nu niet. De dienjongen kon het ook niet wat ordelijker schikken, zoals hij dat gewoonlijk zou doen; hij moest immers zelf gauw vertrekken!

    Haastig pakte Goedzo een plunjezak en vulde die met wat eten voor onderweg. Een trui en een regenjas bond hij om z’n slanke middel. Hij wandelde de grot uit in de oranje morgengloed en keek meerdere keren met een troosteloze blik achterom. Net toen hij de grot voor een laatste keer een blik wenste toe te werpen op enkele honderden meters afstand van die plaats, gebeurde er iets wat de dienjongen dooreen schudde. Tot zijn grote verbazing en ontzetting ontplofte de grot met een oorverdovende knal. Het massieve rotsgesteente brak onder invloed van de zware explosie en grote stenen werden hoog uitgespuwd door het knallende vuur in het voorportaal van de grot. Bij het neerkomen werden de brokken gedeeltelijk tot rotsjes en gruis herleid. De spelonk stortte in en werd ontoegankelijk. Toen de grote stofwolk die de explosie had gemaakt enkele minuten later was gaan liggen, stond Goedzo nog te kijken en zag hij slechts een plaats die hem deed denken aan een opgeblazen kerkhof. Met stenen als gigantische zerken die elkaar in het vallen hadden gebroken en een gelijkaardige doodse atmosfeer. Goedzo huiverde, maar vertrouwde erop dat Diederic dit had bedoeld, al kende enkel de wijsgeer de reden ervoor. De dienjongen verzamelde zijn moed en zette voet naar het oosten, waar Zonnaven lag.

    Hoofdstuk 2

    De horden van de leugen

    Diederic hoorde de ontploffing van veraf. Hij had een halve nacht westwaarts door het woud gestapt.

    De boeken zijn veilig, dacht de oude schrijver met een bittere tevredenheid. Nu kan ik de grootste belofte die ik ooit heb gemaakt volbrengen.

    Plots hoorde hij iets: geritsel in de takken boven hem. Een langgerekte kreet volgde. En daarna het tuimelen en neervallen van een kleine, lichtende gedaante uit de schoot van een dennenboom. Het mannetje droeg een beige broek en een lichtbruine tuniek. Hij had een gezicht als van een engeltje. Toen de jongen op zijn rug op de aarde was geland, keek hij opwaarts en daarna oog in oog met de oude wijsgeer. Gefrappeerd zei hij met zijn kinderstemmetje: ‘Zo lelijk dat je bent! Hoe oud ben je nu, tweehonderdzeventig?’

    ‘Wel, kleine jongen, je valt niet alleen uit de lucht, blijkbaar. Nu val je mij ook met woorden lastig!’ antwoordde Diederic slagvaardig. ‘Als je het moet weten, ik ben negenenzestig en op een zeer belangrijke missie, dus heb ik zeker geen tijd voor een nadere kennismaking.’ De man zette zijn voet aan om verder te trekken, maar de jongen zei vastberaden: ‘Je zal me wel moeten leren kennen, Diederic.’

    ‘Hoe ken jij mijn naam?’ antwoordde de wijsgeer geschrokken, terwijl hij zich weer naar de kleine vreemdeling keerde.

    ‘Wel, ik ben jou, zoals je was als klein kind. Ik ben hier om je te helpen als je straks beproefd wordt.’

    ‘Wat?’ Kringetjes van argwaan trokken de spieren aan rond Diederics felle ogen. Met een zucht ontspande hij weer en zei: ‘Het is vreemd dat ik je tegenkom. Dat had ik helemaal niet voorzien.’

    ‘Natuurlijk niet, slimmerik. Het is mijn verrassing, of beter gezegd de hulp van degene aan wie je destijds je gelofte van waarheid hebt afgelegd.’

    ‘Assimo? Heeft hij je gestuurd?’

    ‘Jawel, die oude Assimo heeft aan jou gedacht, en hij denkt aan allen die gezocht worden door de horden. Maar tijd voor veel prietpraat hebben we niet,’ zei de jongen op zijn beurt ernstig.

    ‘Je hebt gelijk. En eigenlijk is alles beter dan deze reis alleen te maken. Misschien ben je zelfs een fijne reisgezel, voor zolang het duurt. Maar kom nu, we moeten de westelijke woudgrens inderdaad bereikt hebben wanneer ze mij vinden.’

    Tot Diederics verbazing kon de jongen zweven. Het was alsof hij door een beschermengel werd gevolgd, terwijl ze de laatste mijlen tot de woudgrens zwijgzaam overbrugden.

    ‘Daar zijn ze,’ bracht de man uit toen hij en de jongen de weg bereikten bij de laatste bomen van het woud. En inderdaad, boven de vlakte die het Groengroeiwoud westelijk begrensde, hingen onweerswolken alsof de wereld zou vergaan. Diederic wist dat zijn vijanden daar op hem wachtten. Ze zouden pas van zich laten horen wanneer de wijsgeer zichzelf aanbood. De man leunde zwaar op zijn wandelstok, alsof hij er ook morele steun van verwachtte. Boven hem zwevend zei de lichtende jongen: ‘Je kunt hen wel aan, Diederic. Je weet wat ze gaan vertellen, of toch ongeveer: allemaal leugens. En al ben ik niet groot van gestalte, ik ken je beter dan jij jezelf. Ik zal je bijstaan.’

    Dat verzachtte en verwarmde het versteende gelaat van de wijsgeer wat.

    ‘Ga je met me mee dan, tot op de vlakte?’

    ‘Tot het einde.’

    Diederic herinnerde zich toen de woorden van zijn overste over die doemsdag. Assimo had ze gesproken tegen elke kandidaat die er serieus over nadacht om een Zoeker te worden: ‘Op het einde van je leven als Zoeker zullen de horden van de leugen je opzoeken. Ze zullen trachten je te ontdoen van je waarheid. Zij zullen trachten je geest te kraken en je boeken, je levenswerk als Zoeker te verwoesten. Daarom moet je goed leven, dan kunnen ze niets tegen je inbrengen. En onder andere daarom krijg jij bij het afleggen van je gelofte de gave van het voorspellen. Om alles gereed te maken voor je laatste reis en je boeken veilig te stellen.’

    Onzeker en wat traag kwam Diederic tevoorschijn van achter de struiken. Leunend op zijn stok stak hij de weg over. In de wolken boven de vlakte klonk op dat moment een bulderlach. De wezens die zich erin verscholen hadden, waren in hun nopjes bij het zien van hun ogenschijnlijk kwetsbare en alleszins langgezochte vijand. Met een geluid dat klonk alsof de donder stevig dronken was, maar nog lang niet ging liggen, rommelden de stemmen van de horden van de leugen sarcastisch-verwonderd.

    Diederic kwam gebogen naar voren. Elke stap die hij zette, maakte zijn verschijning zieliger in de ogen van de wezens die hem hoonden; toch bleef hij stappen tot hij in het midden van de vlakte stond.

    Zwevend boven het kale en neerwaarts gerichte hoofd van zijn meester, keek de kleine jongen zonder angst en zelfs furieus omhoog naar de doodswolken. Hij balde zijn smalle witte vuisten en riep: ‘Jullie laffe duivels!’

    Even was het stil. Daarop begon het te regenen. Het was een koude, striemende regen en na enkele minuten er zo in te staan, voelde Diederic zich naakt en kil tot op het bot. Plots flitste een blauwwitte bliksemschicht en zag de oude wijsgeer een beeld van zichzelf als jonge leerling op school. Hij deelde klappen uit aan een andere jongen. Het was een moment waar hij niet trots op was: hij bewerkte het gezicht van de andere jongen met zijn vuisten, zodat zijn liefdesrivaal niet naar het bal kon gaan met het meisje op wie ze beiden verliefd waren. De oude

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1