Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Avonturiers
Avonturiers
Avonturiers
Ebook210 pages3 hours

Avonturiers

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

'Avonturiers' is een bundel met verhalen over ontdekkingsreizigers. De verhalen werden grotendeels geschreven toen de auteur in Italië rondom Florence en later Genua woonde. In zijn verhalen weet Van Schendel het reizen, lezen en verbeelden door elkaar te vlechten. Met zijn reisverhalen wil hij niet zozeer de kijk van de protagonist geven, vaak poogt hij vooral een ander te begrijpen. Ook voegt Van Schendel aan zijn reisverhalen vaak een historisch randje toe: zo begint 'Avonturiers' met 'Het boek der wonderen': een grotendeels fictief reisverhaal uit de veertiende eeuw over Jean de Mandeville. Met de overwegend fictieve verbeeldingswereld die Van Schendel opwekt in zijn verhalen zet hij de lezer aan tot reflectie op de werkelijkheid.-
LanguageNederlands
PublisherSAGA Egmont
Release dateAug 18, 2022
ISBN9788728432877
Avonturiers

Read more from Arthur Van Schendel

Related to Avonturiers

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Avonturiers

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Avonturiers - Arthur van Schendel

    Avonturiers

    Omslag: Shutterstock

    Copyright © 1936, 2022 SAGA Egmont

    All rights reserved

    ISBN: 9788728432877

    1st ebook edition

    Format: EPUB 3.0

    No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

    This work is republished as a historical document. It contains contemporary use of language.

    www.sagaegmont.com

    Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

    [Proloog]

    Er is immers een orde in de schepping, onderhouden door de wetten van de natuur, waaraan al het geschapene gehoorzaamt. Op de gestelde afstanden in het heelal van elkaar verwijderd gaan de sterren hun weg zonder een duimbreed af te wijken, zodat men evenals voor een spoortrein kan bepalen waar zij zich op een gegeven tijdstip zullen bevinden. Op dezelfde dagen van de lente gaan in de Betuwe alle pippelingen in bloesem en in blad en na een zeker aantal weken brengen alle zonder onderscheid hun eendere vruchten voort. Een ster die haar groep verlaat en in een andere richting loopt, een pippeling die in de winter bloeit en kersen draagt, heten ongelofelijke dingen. Dat zijn buitensporigheden die de geschiedenis niet kent, behalve bij de mensen.

    Vermoedelijk komt de neiging om af te wijken van de orde ook elders voor, maar waargenomen is zij bij ons soort schepselen, mens en dier. Met de mens doet de natuur haar grillen, gelijk dat heet als het de vorm betreft, en maakt een man met zes vingers aan de hand of met één witte tussen de zwarte krullen; vertoont zij haar afwijkingen, gelijk men het noemt als zij speelt met zijn geest en de duizenderlei ongewoonheden voortbrengt die liggen tussen de eenvoudige eigenzinnigheid en de dwalingen toegeschreven aan waanzin of genie. Bij de mens blijkt het duidelijkst dat de natuur soms de orde niet verdraagt, haar eigen wetten breekt en uit de band wil springen.

    Een vonkje van dat verzet tegen de regelen hebben wij allen gehad, maar het is wel gauw uitgegaan toen wij zoals de ouders leerden, op de klok konden kijken, maten en gewichten verstonden en met de cijfers rekenden. Misschien flikkert het in later tijd even op wanneer wij horen vertellen van een man die zich aan geen banden stoorde en zijn eigen nieuwe weg ging, maar dan wekt het alleen maar een herinnering aan iets dat anders had kunnen zijn.

    De uitzonderingen, zij in wie dat vonkje blijft en gestadig toeneemt, zijn van de geboorte aan een beetje vreemd, in sommige gevallen zo vreemd, dat het lang duurt eer men ziet dat er iets aan hen is wat anderen missen. Een kind, dat zich van de hand der moeder losmaakt om vooruit te lopen of telkens stilstaat en rondkijkt, kan het hebben, maar men zal er niet op letten, omdat het een gewoon verschijnsel is dat kinderen anders willen dan grote mensen. Er is ook niets bijzonders aan hen op te merken. Na een poos van groei echter ontdekt men onverwachts in de ogen een eigen wil. En het worden hetzij lastige kinderen, die vaak bestraffing verdienen omdat zij ongehoorzaam of koppig zijn, altijd te vroeg wakker of te laat, nooit doen zoals andere; hetzij eenzelvige kinderen, die voor zich staren of zij zitten te wachten en zich vervelen. De eigen zin is ontwaakt, bij dezen louter in een zucht naar afwezigheid van hier, bij genen al met een gedachte om iets anders te doen dan iedereen doet. De opvoeder kent hun eigenschappen, waaruit een loopbaan te voorspellen is: de een wordt een onwaarachtige, op wiens getuigenis niet te bouwen valt; of wel een achterlijke, die de werkelijkheid niet van de fantasie kan onderscheiden; de ander wordt een uithuizige, een stokjesdraaier, een lanterfanter, een jongen voor de buitenkant van de stad. De aard van zwerver is hun allen gemeen. Het merendeel van de jongens die, niet tot een zeevarend geslacht behorend, hun ouders verrassen met de wens om ter zee te gaan, zijn van deze soort, jongens op wie gelet moet worden om ze op het rechte pad te houden. Maar laten de ouderen aan hun jonge jaren denken: hoeveel achtenswaardige mannen zijn er niet, heden hechte pijlers van de maatschappij, die in hun jeugd naar zee wilden? hoeveel deftige heren, die op hun tiende jaar het liefst een roodhuid waren geworden?

    Sterk of zwak, de zucht naar het avontuurlijke woont in ieder hart, al is er bij de menigte, die in het gemeten spoor heeft leren gaan, weinig van overgebleven. En talloos zijn de wijzen waarop die zucht naar vervulling streeft. Ter zee varen en naar verre landen reizen zijn nog maar de eenvoudigste daarvan. Het spel, niet alleen met de onbekende, maar ook met de verwachte kans, het spel om het spel, het spel om de winst; het zoeken door de nevelen der ongeboren gedachten zoals de schaker doet, de uitvinder, de geleerde, de filosoof; het vragen en het bidden van de gelovige om het hiervoor en het hierna te kennen, het buiten deze wereld bestaande -, zijn het geen verschillende wijzen van dezelfde drang? de drang naar ginds, naar morgen, naar al wat nog niet bekend is of nog niet bestaat?

    Orde en maat maken een veilige tent om in te wonen, maar het hart is zo geaard dat het niet genoeg heeft aan de zekerheid en altijd naar het onbekende daarbuiten blijft verlangen. Het mag onredelijk en wellicht ook dwaas zijn, omdat de natuur toch niet meer of minder schenkt dan wij dragen kunnen, maar zonder dat verlangen zou er geen hoop op beter zijn. Of het inderdaad beter is, datgene wat op een andere plaats en in een andere tijd voor ons verborgen is, duizend wijzen zouden antwoorden met neen en geen enkel hart zou hen geloven, want dat verlangen is sterker dan alle wijsheid. Die trek naar de verte, die zucht naar het onbekende leeft nu eenmaal en in ieder mens, zij het ook zo heimelijk dat hij het ontkennen zou, woont een zwerver, een smachter naar het avontuur. Een ieder is in een hoekje van zijn hart de ontdekker van een andere wereld. Een ieder draagt een sprankje dat zich verzet tegen orde en maat en grens, een klein vlammetje maar dat ook de zwaartekracht niet duldt. En wie weet, misschien wordt die zucht naar het avontuur mettertijd zelfs in de sterren waargenomen, zelfs in het heelal.

    De gewone avonturiers hebben hun lust altijd gezocht op het water onder de wijde hemel. Van slechts enkelen is bekend dat zij zoete en ordelijke kinderen waren. De meesten waren zonderling, koppig, mannen die geen twijfel kenden omdat zij maar in één ding geloofden: de verte. En zij gingen erheen en zij vonden dat er ook buiten de perken, waarachter hun broeders bleven, schone oorden waren.

    Het boek der wonderen

    In de schemer die de wereld der middeleeuwen omringde hadden de kruisvaarders een opening gemaakt waardoor het eerste licht uit het Oosten scheen. Buiten de grenzen van het nauw beperkte Europa, oostwaarts achter het Heilig Land, zuidwaarts voorbij de kust van de Middellandse Zee, westwaarts achter de eindeloze horizon van de oceaan, lag alles in duisternis verborgen. Bedevaartgangers, van de heilige steden teruggekeerd, verhaalden van wonderen die daarginds moesten zijn, ver weg in een wereld van zon en schatten. De koopschepen van de republieken Venetië en Genua voerden de zeldzame waren aan, tapijten en zijden stoffen, robijnen en goud, muskus en peper; karavanen kopers voerden ze te paard tot in de landen van Rijn en Schelde. In burchten, in kloosters, ook in de woningen der welvarende poorters werd de verbeelding bekoord door het onbekende Oosten met zijn weelde en genot, nieuw, wonderbaarlijk voor de in soberheid levende mensen dezer streken.

    Voor de ambachtsman, meer gevoed van rapen dan van brood, was zout al een weelde, de zoetigheid van honig een zeldzaamheid. De smaak van suiker, de geur van kaneel, de hitte van peper, waren kostelijkheden voor de tafel van een hertog of een koning. De edelstenen, karbonkel, cornaline, hyacint, niet enkel sieraad, maar ieder begaafd met een geheime kracht om te behoeden voor kwaad of ziekte, kon niemand kopen dan een machtig edelman. De eerste koopmanspaleizen van Venetië verrezen uit de handel van zulke waren.

    Nu kwamen de reizigers terug van verre tochten, enkele maar, een monnik met de pelgrimsstaf, een avonturier die geen vermoeienis of gevaren van heidenen vreesde, een ridder die een gelofte was gaan boeten; zij hadden te voet gezworven tot voorbij de Jordaan waar men in de woestijn ziet, tot aan de Nijl, een der vier stromen die hun oorsprong hadden in het paradijs. Men hoorde nieuwe namen van landen, tot nu toe alleen bij sterrenwichelaars bekend, Abcan, Inde, Sumatra, Cathay. In Venetië was een man teruggekeerd die daar overal geweest was en toen men hem niet geloofde had hij de voering van zijn buis opengesneden en fonkelende edelstenen waren er rondom gevallen, zo vele dat men die man de buitensporige bijnaam Milione gaf. De mare ervan werd herhaald in alle steden.

    In het midden der veertiende eeuw werd er een reisverhaal geschreven dat honderd jaar lang, eer het op de drukpers kwam, in talloze afschriften van hand tot hand ging; na de bijbel was er geen geschrift zo verspreid, in het Frans, in het Latijn, in vertalingen, in navolgingen, als dit verhaal, Le livre des merveilles geheten of De wondere reizen van heer Jan van Mandeville, ridder. Het was een heerlijk boek voor allen die van geluk en rijkdom droomden, van avontuur en ongehoorde dingen.

    Jan van Mandeville, genoemd de Ridder met de Baard, vertelde hoe hij in vroomheid door het Heilig Land toog, wat hij daar zag en waarnam. Het waren bekende verhalen, zelfs dat van de betoverde jonkvrouw, gezien door een ridder in een spelonk van het eiland Kos, die smeekte verlost te worden met een kus en toen zij in het daglicht kwam een monsterlijke draak bleek te zijn. Ook van dat land Amazony, alleen door vrouwen bewoond. Maar nieuwe gedachten ontwaakten door hetgeen hij vertelde van de landen waarin hij verder doordrong.

    Daar was een eiland waar de vrouwen klaagzangen aanhieven wanneer haar een kind geboren werd, vreugdeliederen wanneer het stierf, en als men haar vroeg waarom? antwoordden zij dat een kind alleen ter wereld kwam voor moeiten en smarten, maar wanneer het stierf ging het naar het zalig rijk met rivieren van melk en honig. Daar was een eiland, Lamory genaamd, waar de mensen naakt gingen zonder schaamte omdat zij zo voor het oog van God geschapen waren. Alles behoorde er aan allen, geen man kon daar zeggen: Dit is mijn vrouw, dit is mijn land. Een stuk grond werd dit jaar door de een gebouwd, het volgend door een ander, er was genoeg voor iedereen. En Bragamen, het eiland van de goede trouw, de mensen deden er nooit een eed, zij waren eerlijker en rechtvaardiger dan ergens anders.

    Sommige streken van Europa mochten nog gevaarlijk zijn van beren en wolven, maar ijselijker gedierte had Mandeville in de hete landen van het Oosten waargenomen. In Bactria vond men meer griffioenen dan elders, ook de grootste soort, gedrochten van voren gelijk een arend, van achteren gelijk een leeuw, maar acht keer groter dan een gewone leeuw. Een griffioen vloog gemakkelijk met een span ossen in zijn klauwen naar zijn nest. In Arabia leefde het fraaie dier garfantes, groter dan een paard, met een nek zo lang dat hij van een hoge boom kon eten. Men zag er ook kameleons, die hun kleur konden veranderen, behalve in rood en zwart, witte leeuwen, lankorans, beesten met een zwarte kop waarop zij drie hoorns droegen, zo scherp als zwaarden. In Inde wemelde het van een soort slang, de coccodril, die 's nachts in het water woonde, overdag op het land; hij voedde zich met mensen en uit zijn ogen vloeiden dikke tranen wanneer hij er een verslond.

    Er leefden ook zonderlinge schepselen in die verre gewesten. Op het eiland Macumaran zag Mandeville mannen en vrouwen met hondekoppen, niettemin begaafd met gewoon verstand. Op een ander eiland mensen zonder hoofd, zij hadden de ogen tussen de schouders en de mond in de borst. Een vrolijk ras ook van mensen die geen mond hadden, maar een klein rond gaatje, zodat zij door een trechtertje moesten eten, en geen tong; zij spraken niet, maar maakten zich verstaanbaar met fluiten. Gaande uit de stad Chibens, in het rijk van de machtige khan, kwam men in een streek van dwergen, niet groter dan drie palm, die trouwden als zij een half jaar oud waren en slechts acht jaar leefden, zeer bekwaam in de bereiding van zijde, waarvoor zij slaven hielden zo groot als gewone mensen.

    Van koninklijke schatten kon die reiziger ook verhalen, paleizen met deuren, daken en pilaren van goud, flonkerend van juwelen. Het rijkst van edelstenen vond hij het onmetelijk gebied van Inde met de vijfduizend eilanden daaromtrent. Van Ethiope door verscheiden landen trekkende bereikte men eerst Inde Major, een land zo heet dat op menige plaats de inwoners de ganse dag in de rivier stonden; dan in Inde Minor, met gematigde lucht; ten leste in het noordelijk deel, waar het zo hard vroor dat het ijs kristal werd. Op dit kristal groeiden de diamanten, sommige zo groot als hazelnoten, met vlakken en punten, door geen mens te breken. Aan de linkerkant gedragen had de diamant de meeste kracht, hij schonk de drager gezondheid, overwinning op zijn vijanden, hij behoedde voor kwade dromen en betovering. Diamanten, mannelijke en vrouwelijke, voedden zich met dauw en brachten kinderen voort die groeiden. Ook vond men in Inde overvloedig goud in de stromen en in mijnen. Men had Mandeville verteld van een goudmijn vol giftige mieren, die de klompjes des nachts boven droegen, maar overdag bleven zij onder de grond wegens de hitte, dan kwamen de mensen het goud weghalen.

    In het kustland van Polombe, waar de peper groeide, was een heuvel aan de voet waarvan een bron lag, daar vloeide water uit dat naar verschillende specerijen rook, ieder uur een andere specerij. Wie ervan dronk genas van alle kwalen. Mandeville nam er zelf een teug van en bevond zich beter, fris en sterk. Sommigen noemden het de bron der jeugd, want wie ervan dronk scheen jong te blijven, door geen krankheden gekweld. Men zeide ook dat die bron uit het aardse paradijs ontsprong, dat niet ver vandaar moest liggen. In dit land groeide de gember en velerlei wonderdadige specerij.

    Het gebied Inde, zo genaamd naar een rivier waarin men vele edelstenen vond, bevatte verscheiden koninkrijken, alle met grote, dichtbevolkte steden. De inwoners kwamen zelden uit het land, omdat hun hemel beheerst werd door de planeet Saturnus die, zelf langzaam in zijn loop, de mensen traag van beweging maakte. Dit was het voornaamste land vanwaar de kooplieden van Venetië en Genua hun waren kregen. Mandeville zag hier een zonderling gebruik. Wanneer een man stierf verbrandde men hem om te voorkomen dat de wormen hem aten; indien zijn vrouw geen kinderen had verbrandde men haar eveneens opdat zij zijn gezellin zou blijven in de andere wereld.

    Vanhier trok de ridder naar het rijk Mabaron aan de andere kust, waar Sint-Thomas begraven lag, de hand waarmede hij de Verlosser aanraakte kon men daar zien. Velen kwamen naar deze plaats om recht in een geding; de twistende partijen schreven hun naam op een blad dat zij in die hand legden en de hand verwierp de naam van hem die ongelijk had. Voorts viel te vermelden dat de kostbare peper hier groeide. Wanneer het zaad ontkiemd was plantte men de scheutjes aan de voet van bomen, gelijk men met de wijnstok deed, en de planten droegen hun vrucht in trossen, groen wanneer zij rijp waren. Dan werden de korrels in de zon te drogen gelegd en, droog zijnde, in aarden potten bewaard. En zo maakte men daar de peper.

    Peper vond men veel in Somober, een goed eiland, verder gelegen, waar de voornamen hun aangezicht merkten met een ijzer om zich te onderscheiden van de naakten, die nederig waren. Daarachter lag een groot eiland dat de mensen Java noemden en de koning had onder hem zeven koningen, want hij was

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1